De kunst van het weglaten
'Geen vaarwel, maar tot ziens'
ampen
Een sprankelende anarchist
Meubelontwerper Gispen en de achterpootloze, stalen stoel
Sting heeft z'n angel nog
PAGINA 22
KUNST
MAANDAG 18 APRIL 1988
DEN HAAG Op de rommelmarkt kun je ze soms nog
weieens voor een paar tientjes op de kop tikken: de stalen
buisstoelen uit vroeger jaren die door liefhebbers van ge
krulde houten stoelpoten steevast als afgedankt kantoor
meubilair worden beschouwd. Handelaren in de 'moderne
klassieken' weten wel beter en vragen steeds hogere prij
zen voor dit steeds schaarser wordende artikel. Geen won
der. De belangstelling voor het stalen buismeubel en de
herwaardering van het functionalisme uit de jaren twintig
en dertig is enorm toegenomen. Nederlandse musea met
een design-afdeling zijn begonnen een verzameling op te
bouwen van stalen buismeubelen en nieuwe ontwerpen
zijn tot de collectie van de betere woninginrichtingszaken
gaan behoren.
A\V
}ÏS
Affiche waar
mee werd gead
verteerd voor de
veilige lampen
van Gispen.
Afscheid van Bernard Ha i tink
Bernard Haitink, geflankeerd door minister Brinkman en burgemeester Van Tijn.
De 'achterpootloze' stoel - eenvoud de kenmerk van het schone.
AMSTERDAM "Tot slot heb ik
één wens: dat dit afscheid zal uit
monden in een weerzien, en daar
om wil ik nu niet eindigen met een
vaarwel, maar met een tot ziens!"
Aldus de laatste woorden van een
geroerde Bernard Haitink tot zijn
publiek en "zijn" Concertgebouw
orkest, maar de goede verstaander
kon niet ontgaan, dat hij daaraan
ondubbelzinnig de voorwaarde
verbond, dat "de omstandighe
den" dat weerzien mogelijk moes
ten maken.
door
Paul Korenhof
Opvallend was dan ook dat het or
kest gistermiddag wederom niet
vertegenwoordigd werd door zijn
directeur, Hein van Royen, maar
door adjunct-directeur Sjoerd van
den Berg. Man en paard werden
niet genoemd, maar zelfs de feest
redenaars konden er niet omheen:
het door onverkwikkelijke contro
versen afgedwongen vertrek van
Haitink bij het orkest waarmee hij
muziekgeschiedenis had geschre
ven, blijft een wanklank temidden
van ale feestelijkheden die het
eeuwfeest van gebouw en orkest
omgeven.
De geschiedenis van de grote Am
sterdamse dirigenten lijkt daarmee
een aaneenschakeling van mense
lijke tragedies. Willem Mengel
berg, die het Concertgebouwor
kest groot maakte en een halve
eeuw lang de dirigeerstok zwaaide,
moest zijn politieke naïveteit tij
dens de oorlog bekopen met ver
guizing en eenzaamheid in de jaren
daarna. Zijn opvolger Eduard van
Beinum, die de faam van het orkest
na de oorlog deed voortduren,
stierf op 13 april 1959 op het podi
um van het Concertgebouw tijdens
een repetitie. Haitink, waarschijn
lijk de grootste en in ieder geval de
meest universele van de drie, werd
het slachtoffer van bestuurlijke
halsstarrigheid op het moment
Han G. Hoekstra
(81) overleden
AMSTERDAM (ANP) - De dichter-
journalist en schrijver van kinder
boeken Han G. Hoekstra is vrijdag
morgen na een langdurige ziekte in
Amsterdam overleden. Hij werd 81
jaar. Zijn zoon heeft dat bekend ge
maakt.
Hoekstra kreeg in 1972 de Con-
stantijn Huygensprijs voor zijn ver
zameld werk. Hij werkte van 1945
tot 1971 als journalist voor Het Pa
rool. De in Den Haag geboren
Hoekstra schreef verschillende
bundels poëzie, zoals 'Dubbel
spoor', 'Het onderste uit de kan' en
'Amorosa'. Hij is ook auteur van
een aantal bekende kinderboeken.
Zijn bekendste gedicht is onge
twijfeld het - vooral door Joop den
Uyl - vaak geciteerde De Ceder uit
de bundel Panoptikum (,,Ik heb
een ceder in mijn tuin geplant, gij
kunt hem zien, gij schijnt het niet
te willen...").
Voor zijn gehele oeuvre kreeg
Han Hoekstra in 1972 de Constan-
tijn Huygens-prijs. In zijn dank
woord merkte Han Hoekstra op het
"niet alleen heerlijk te vinden de
prijs te krijgen, maar bovendien
overdreven".
waarop zijn artistieke prestaties
ongekende hoogtepunten bereik
ten en hij onbetwist een leidende
positie innam in de internationale
muziekwereld.
De vier eeuwfeestconcerten mond
den gistermiddag echter uit in een
huldebetoon zoals de Nederlandse
muziekwereld dat nooit eerder
heeft meegemaakt. De ovaties na
de laatste uitvoering van de Acht
ste Symfonie van Mahler, waarmee
het gerenoveerde Concertgebouw
maandagavond officieel geopend
was, leken geen einde te nemen en
de sprekers overtroffen elkaar in
het opsommen van de kwaliteiten
van de scheidende chefdirigent.
Officiële waardering viel Haitink
daarbij ten deel, toen hem in aan
wezigheid van prins Claus door mi
nister Brinkman de versierselen
van Commandeur in de orde van
Oranje-Nassau werden omgehan
gen. Daarbij memoreerde de be
windsman niet alleen de wijze
waarop Haitink een artistieke tra
ditie had voortgezet, maar ook
diens optreden als culturele am
bassadeur van Nederland en als
propagandist van de muziek in het
algemeen, onder meer via de inter
nationaal befaamde kerstconcer
ten. (Voor een ongewild komische
noot zorgde tijdens een informeel
samenzijn na afloop de Nederland
se diplomaat Tammenoms Bakker,
die als gevolg van vele jaren op am-
bassadeursposten in het buiten
land Brinkman het ministerie van
'Welvaart, Volkshuisvesting en
Cultuur' toedichtte.)
Van burgemeester Van Thijn ont
ving de scheidende dirigent de
Gouden Eremedaille van de Stad
Amsterdam, die slechts bij hoge
uitzondering toegekend wordt (in
het verleden o.a. aan Churchill en
Eisenhower). Van Thijn was het
duidelijkst in het memoreren van
de omstandigheden die tot Hai-
tinks vertrek geleid hadden, maar
sprak tevens de hoop uit dat emo
ties slijten en dat de scheiding uit
eindelijk toch maar van tijdelijke
aard zou zijn. Een gelijkluidende
wens werd geformuleerd door de
voorzitter van de Vrienden van ge
bouw en orkest, Scherpenhuijsen
Rom, die namens vrienden en pu
bliek een verzameling persoonlijke
dankbetuigingen en toekomstwen
sen aanbood.
Integer musiceren
Wat we in de toekomst moeten mis
sen, was in de anderhalf uur die
daaraan voorafgingen, weer eens
overduidelijk geworden. Twee
zwakke of in ieder geval niet hele
maal ideale plekken in het solisten
team konden nauwelijks afbreuk
doen aan een Mahler-vertolking
die sinds maandag een gestage
groei doorgemaakt bleek te heb
ben. Het verschil met de bijna
twintig jaar oude plaatopname van
de Achtste Symfonie is daarbij
kenmerkend voor het groeiproces
bij Haitink. In beide uitvoeringen
treft de balans die hij in dit feitelijk
onevenwichtige werk weet te vin
den, maar waar dat vroeger gebeur
de door streven naar evenwicht,
weet hij dat nu nog sterker dan
voorheen te bereiken door de mu
ziek in al haar uitersten voor zich
zelf te laten spreken. En uitersten
bezit dit bijna pompeuze werk, dat
niet voor niets 'Symphony der Tau-
send' genoemd is! Als hoofdken
merken van Haitinks optreden gol
den ook nu weer: trouw aan de par
tituur, streven naar een volmaakt
evenwicht van emoties en techni
sche perfectie, en dat alles in het
kader van een volledig integere
wijze van musiceren. Zelfs met een
niet helemaal geslaagde Achtste
Symfonie, die de hartslag van en
kele andere grote Mahler-symfo-
Willem Hendrik Gispen, die leef
de van 1890 tot 1981, wordt alge
meen vereenzelvigd met stalen
stoelen. Nederlandse ontwerpers
zien hem als een van de pioniers op
het gebied van de industriële
vormgeving (een term die in zijn
tijd overigens nog niet bestond).
Gispens meubelen worden wel in
één adem genoemd met die van
Mies van der Rohe, Breuer, Le Cor-
busier en Stam en met de namen
van architecten als Oud, Brinkman
en Van der Vlugt die de ideeën van
De Stijl en Bauhaus aanhingen.
Minstens zo belangrijk als zijn ta
fels en stoelen zijn de Gispen-lam
pen die onder de merknaam Giso
bekend zijn geworden. De kwali
teit van de Gisolampen is onbe
twistbaar. Het zijn misschien wel
de beste en mooiste lampen die
ooit gemaakt zijn. Kenmerkend is
dat de van koper (verchroomd of
vernikkeld) en van dun (melk)glas
gemaakte lampen altijd een fraai,
helder licht verspreidden. Niet
voor niets was 'Mijn ogen zijn mij
heilig, met Giso zijn ze veilig' een
gevleugelde uitdrukking.
Herwaardering
In het Haags Gemeentemuseum
(foto ANP)
nieën mist, levert dat een fascine
rend resultaat op, maar fascine
rend bij Haitink is ook de nog
steeds bespeurbare groei, van jaar
tot jaar en soms zelfs van dag tot
dag. Dat wij die groei gedurende
een aantal jaren slechts via gram
mofoonplaten en radio-uitzendin
gen gewaar kunnen worden, is een
kwalijke en tegelijkertijd ook be
schamende zaak. Laten we daarom
hopen op een spoedige verande
ring van 'de omstandigheden' zo
dat binnen afzienbare tijd zijn te
rugkeer mogelijk wordt.
door
Jan Rijsdam
is een tentoonstelling gewijd aan
het werk van Gispen. De tentoon
stelling laat geen overzicht van zijn
werk zien maar belicht zijn vroege
periode, ruwweg van 1926 tot 1931.
Tot op dat moment had Gispen zijn
werkterrein gezien in het maken
van meubilair, huisraad, boekban
den en dergelijke, zeg maar: de
kunstnijverheid. Daarbij ging het
om met de hand vervaardigde en
kele stuks of hooguit in een be
perkte oplage, met veel aandacht
voor de bewerking van het materi
aal, de zorgvuldige afwerking en
het artistieke gehalte van de ver
schijningsvorm.
In 1927 werd deze sierkunst door
Gispen afgezworen. Hij bekeerde
zich radicaal tot de nieuwe rich
ting, die hij nog niet anders dan
heel omslachtig kon benoemen als
'anti-kunstnijverheid, maar niet
anti-kunst'. Zijn ideaal was het ver
vaardigen van stijlvolle fabrieks-
produkten. In een krantenartikel
prees Gispen zijn meubelen ooit
aan een breed publiek aan met de
volgende argumenten: het zitcom
fort van de stoelen was prima, ze
namen weinig ruimte in, ze waren
gemakkelijk verplaatsbaar en
vroegen weinig onderhoud.
Typerend voor Gispens werk is
ook dat elk ontwerp een pure vorm
heeft waaruit alle overbodige ele
menten zijn verdwenen. De meta
len buismeubelen zijn vermoede
lijk daarom het oog wil ook wat
nooit aangeslagen bij een groot
publiek. Zijn dubbelrol, Gispen
was zowel ontwerper als indus
trieel, noopte hem er uiteindelijk
toe aan de smaak van het grote pu
bliek tegemoet te komen. In de ja
ren na 1933 kreeg de decoratie
meer aandacht in Gispens werk.
Zijn fauteuils bijvoorbeeld kregen
een lang model armlegger, die aan
de achterzijde omhoog boog. Al
leen dit decoratieve element vorm
de al de aanleiding tot felle discus
sies. Een architect sprak zelfs van
"een wandaad tegen de Nieuwe Za
kelijkheid".
Nog steeds is het zo dat de strak
ke vormen van Gispens stalen
buismeubelen bij velen als koud en
kil overkomen. Volgens liefheb
bers hebben Gispens ontwerpen
echter een poëtische uitstraling,
waarin doelmatigheid en schoon
heid samengaan. Om te zien lijken
zijn stalen buisstoelen met houten
zittingen misschien niet lekker om
in te zitten, maar als men plaats
neemt blijken ze door het verende
effect juist heel lekker om in te zit
ten. De huidige populariteit en her
waardering van de (veelal geplagi
eerde) stalen buisstoelen is, mis
schien meer nog dan de tentoon
stelling, een postumm eerbetoon
aan Gispen.
Eenvoud
Bij de tentoonstelling verschijnt
ook het boek 'Industrieel ontwer
per W.H. Gispen (1890-1981) een
modern eclecticus', geschreven
door André Koch en uitgegeven
door De Hef in Rotterdam. In het
boek, waarop Koch onlangs pro
moveerde, wordt Gispen chronolo
gisch gevolgd te midden van tijd
genoten en geestverwanten en te
gen de achtergrond van het cultu
rele leven.
André Koch weerlegt het beeld
dt Gispen een functionalist bij uit
stek was. Dat dit een te generalise
rend stempel is, werd duidelijk bij
de bestudering van zijn minder be
kende perioden. Koch laat een an
der beeld van Gispen naar voren
komen, namelijk dat van een mo
dern eclecticus. "Deze term wordt
gebruikt in de betekenis dat Gis
pen vaak de verbinding van tradi
tionele waarden met eigentijdse
elementen verkoos boven het zich
onvoorwaardelijk overgeven aan
de eigen tijd". Met andere woor
den: Gispen was niet altijd zuiver
in de leer.
Bij slechts enkele ontwerpen be
naderde hij het functionalistische
ideaal van het verlichtingsapparaat
of de machine-om-in-te-zetten. Het
uiteindelijke doel van de functio
nalistische meubelontwerpers was
de onstoffelijke machine, een stoel
waarin je lijkt te zweven".
De achterpootloze stoel benader
de dat doel. Deze en ander stijlzui-
DEN HAAG - Het is niet te hopen
dat de zaterdag officieel in gebruik
genomen Statenhal in Den Haag
regelmatig voor grote popconcer
ten gebruikt gaat worden. Deze aan
het Congresgebouw grenzende hal
kan weliswaar bijna tienduizend
bezoekers herbergen, maar de
sfeer die deze vierkante, zonder
enige architectonische fantasie,
opgetrokken betonkolos uitstraalt,
is uiterst kil en onpersoonlijk. Om
nog maar niet te spreken van de ge-
luidtechnische problemen die in
zo'n reusachtige galmbak kunnen
optreden.
door
Max Palfenier
Het pleit voor Sting en de zijnen
dat de ongezellige Haagse ambian
ce geen beletsel bleek om het pu
bliek een warme en levendige fusie
van jazz, pop en r&b voor te schote
len. Zeker gezien de enigszins inge
bakken steriliteit van zijn twee tot
nu toe verschenen solo-elpees een
prestatie die respect afdwingt.
Het concert van Sting en begelei
dingsband stond natuurlijk in het
teken van zijn meest recente album
"Nothing Like the Sun". Aange
vuld met nummers van het uit 1985
stammende "The Dream of the
Blue Turtles" leverde dat, de pauze
van een half uur niet meegerekend,
ruim twee uur excellent uitgevoer
de muziek op.
De paar keer dat de muzikanten
uit hun keurslijf mogen stappen
zijn op de vingers van een hand te
tellen en lijken slechts bedoeld om
het live-aspect van het gebeuren te
onderstrepen. Sting zelf geeft wat
dat betreft het goede voorbeeld.
Hij heeft een toetsenbord voor zich
staan, maar gebruikt dat instru
ment slechts zelden. Na de pauze,
wanneer het witte pak voor een
zwart kostuum is ingewisseld,
heeft hij de gitaar omgehangen,
maar behalve een fraaie, akousti-
sche solo in "Fragile", houdt hij
zich ook wat dat betreft op de vlak
te.
Toetsenist Danny Kirkland
krijgt, zoals in het mooie "Sister
ver werk van Gispen zijn het uit
gangspunt geweest voor de ten
toonstelling in het Haags Gemeen
temuseum. Daarnaast omvat de ex
positie schilderijen, grafiek, foto
grafie en typografie. De inrichting
van de tentoonstelling is, niet ten
onrechte, heel eenvoudig gehou
den. Het is'immers de eenvoud ge
weest waarin Gispen zich altijd een
meester heeft getoond.
De expositie in het Haags Gemeen
temuseum, aan de Stadshoudcrslaan
41, duurt tot en met 5 j-uni. In het ka
der van de tentoonstelling is ook een
programma uitgewerkt van lezingen
en films, verspreid over de zondag
middagen 1 mei, 15 mei, 29 mei en 5 ju-
Moon", met een paar percussieve,
energiek gespeelde pianosoli nog
de meeste ruimte. Tweede toetse
nist Delmar Brown mag even uit de
anonimiteit treden in "Consider
Me Gone" en de verder onopval
lende gitarist Jeff Campbell speelt
de ruige gitaarheld in het door Jimi
Hendrix geschreven "Little Wing".
Dit nummer, dat speciaal voor
Stings tweede album door de on
langs op 76-jarige leeftijd overle
den jazz-arrangeur Gil Evans ge
heel opnieuw werd bewerkt, vorm
de een bulderend hoogtepunt van
het concert. Na een spannende ou
verture, waarin de huilende so
praansax van Marsalis vreemde,
omtrekkende bewegingen rond de
basismelodie maakt, wordt lang
zaam toegewerkt naar een over
donderende climax die zelfs een
"headbangende" Sting te zien
geeft.
Zijn gehele optreden was over
tuigend. Den Haag zag-geen uitge
breide, dure show zoals George Mi-
.chael die vier dagen achtereen in
Ahoy' neerzette. Sting en band
hebben dat niet nodig. Het zou al
leen maar afbreuk doen aan de in
drukwekkende zeggingskracht
van zijn muziek.
Sting aan het werk (foto anp)
Mark Dendy op 'Springdance'
Spring Dance Festival Utrecht. Mark Den
dy Company (USA) met Husk/Chant/Wa-
UTRECHT - "De avant-garde
en de 'shock' heeft op dit ogen
blik zijn verzadigingspunt be
reikt. Shockeren is niet meer mo
gelijk. Gedurende tien jaar had
den we Vietnam op het scherm
terwijl we aan tafel zaten. Sinds
dien is het moeilijk iemand echt
te schokken. Avant-garde is pas
sé"; aldus choreograaf Mark
Dendy (26) in een interview. Het
enfant terrible van de heden
daagse Amerikaanse moderne
dans shockeerde het Hollandse
publiek weliswaar niet maar me
nig schokdemper werd Zaterdag
avond op de proef gesteld. Het
komt niet vaak voor maar Dendy
slaagde erin een zeer verdeeld
publiek achter te laten. Of men
vond de onorthodoxie vreselijk
of men raakte gecharmeerd door
Dendy's tegendraadsheid.
Dendy's choreografiee'n zijn al
tijd kort: gemiddeld zo'n vijf a
tien minuten. Ze zijn onderling
ook zeer wisselend van karakter.
Wat dat betreft ontbreekt het
hem niet aan ideeën. Esthetisch
verantwoord, in de zin van mooie
lange vloeiende lijnen en patro
nen of elegantè bewegingen, zijn
zijn dansen niet. Springen, val
len, wapperen, stampen,
schreeuwen, huilen, hijgen, tel
len etcetera kenmerken zijn stijl.
Hij verenigt uitersten door op
een ongecontroleerde en slordi
ge beweging een langzame en ge
concentreerde beweging te laten
volgen, op spanning ontspan
ning en op lolligheid en relative
ring een bijna ascetische medita
tie.
toonde 'dansclips' de humor en
het tempo van een bruisend
stadsleven. Dendy parodieert de
bevoorrechte positie van de klas
sieke ballerina en spot met het
typisch Amerikaanse verschijn
sel van de cheerlady's. Maar hij is
ook niet te beroerd een loopje
met zijn eigen dansachtergrond
te nemen: de invloed van grand
old lady Martha Graham (volgen
de week overigens te zien in het
Muziektheater). Graham is dege
ne geweest die vanuit de psycho
analyse emoties een verhaal ver
telde. Dendy laat zijn twee dan
seressen in een foetushouding
huilen en schreeuwen terwijl
vanuit de open coulisse de twee
mannelijke dansers bevreemd
toekijken. Dat huilen blijkt al
snel een pose wanneer van het
ene op het andere moment de
danseressen opstaan en het pu
bliek brutaal aankijken: gefopt.
Alles wat Dendy ziet en mee
maakt lijkt hij te verwerken. Het
is hem dan ook te doen om de
boodschap (nou ja). Zo is een van
zijn stokpaardjes de vervaging
van het onderscheid der sexen.
Daartoe laat hij bijvoorbeeld de
mannen in jurken dansen en ty
pisch vrouwelijke bewegingen
maken. Alleen bereikt hij daar
mee een tegenovergesteld effect:
een man in een jurk blijft in Den
dy's parodiërende aanpak een
man en vrouwen met schudden
de blote borsten hebben altijd
wat op hun mannelijke collega's
De techniek van de dansers laat
nogal wat te wensen over maar
ook dit zou wel eens in de anar
chistische strategie van Dendy
kunnen passen. Het verliezen
van evenwicht en het wiebelen,
de meer dan overdreven adem
steun en de slordige bewegingen
zijn bedoeld of onbedoeld in har
monie met zijn visie. De avant-
garde mag dan wel passé zijn,
Dendy (what's in a name) laat
een kwaliteit zien die heden ten
dage sporadisch nog te vinden is:
originaliteit en sprankeling.
INGRID
VAN FRANKENHUYZEN