Pupillen staan aan basis van AAV'36 Atletiekbaan populair bij schooljeugd Bij De Spartaan verdient iedere jeugdatleet een medaille DONDERDAG 14 APRIL 1988 LEIDEN „Zwartlopers? Die hebben we hier niet". Jan Dui- vesteijn, directeur Sport en Re creatie van de gemeente Leiden, zegt het met een stelligheid die twijfel uitsluit. „Van de atletiek- accommodatie maken de vereni gingen en scholen het meest ge bruik. Als er dan toch nog enke lingen of groepen overdag op de kunststofbaan willen lopen, moeten die maar een baankaart kopen". door Tim Brouwer de Koning Van die mogelijkheid, die bui ten de gereserveerde uren toe gang tot de Leidse atletiekac- commodatie verschaft, wordt overgens bar weinig gebruik ge maakt. Voor ƒ51,- per jaar heb ben in 1987 „een stuk of tien" personen een jaarkaart aange schaft. „Er zijn nu eenmaal men sen, die op ongebruikelijke tijd stippen willen trainen", legt Dui- vesteijn uit. „Voor hen is zo'n baankaart een uitkomst. Als wij lopers zonder kaart op de baan betrappen, dan moeten we ze wegsturen. Dat komt gelukkig bijna nooit voor". Veel meer bemoeienis heeft de directeur Sport en Recreatie met de scholen, die vooral in het voorjaar frequent op de atletiek- accommodatie Leidse Hout te vinden zijn. „Voor ons zijn de scholen heel belangrijk, daar gaat het om grotere aantallen en bedragen", geeft Duivesteijn toe. „Niet alleen schoolatletiekda- gen, maar ook sport-, en spekla gen worden op de atletiekbaan afgewerkt. Eigenlijk zou dat laatste op een speelweide moe ten gebeuren, maar dat kan van daag de dag niet meer vanwege de faecaliën die daar liggen". Ook Roel Hendriksen, die als atletiekman deel uitmaakt van de Leidse schoolsportcommis sie, beschouwt de moderne atle- tiekaccommodatie als een luxe omgeving voor sommige school sportactiviteiten. „In bepaalde gevallen zou een zaaltje al vol doen om leerlingen op een zin volle manier met atletiek in aan raking te brengen", vindt de coach bewegingsleer van de ge meente Hazerswoude. „Maar ik kan best begrijpen dat scholen de Leidse kunststofbaan graag gebruiken. Het grote probleem zijn alleen de financiën. Scholen zullen steeds moeilijker geld kunnen vrijmaken voor buiten schoolse sportactiviteiten". Aantrekkelijk Dat betreurt Hendriksen, voormalig leraar lichamelijke oe fening, in hoge mate. „De school sportcommissie biedt scholen in verschillende sporten een aan trekkelijk pakket aan. Elk jaar organiseren wij atletiektoernooi- en en -cursussen voor het basis- en voortgezet onderwijs. Geluk kig neemt de belangstelling hier voor nog niet af, maar ik zie wel steeds dezelfde scholen aan onze activiteiten deelnemen. Veel scholen doen helemaal nergens Kort na elkaar worden in het voorjaar atletiekdagen voor ba sis- en middelbare scholieren op poten gezet. Hendriksen: „Dat doen wij al jarenlang met veel succes. Het programma voor ba sisscholieren bestaat uit 60 meter lopen, balwerpen, verspringen en tot slot een estafette van 5 x 60 meter. De leerlingen uit het voortgezet onderwijs doen 80 meter, kogelstoten, verspringen en 4 x 400 meter. Zo kan iedere leerling liet onderdeel kiezen dat het best bij hem of haar past. At letiek is volgens mij geschikt voor iedereen, omdat het zo'n veelzijdige sport is". Twijfels heeft de voormalige leraar lichamelijke oefening ech ter over de bereidheid op scho len om de geboden mogelijkhe den ten volle te benutten. „Er zijn wel scholen die zich speciaal op atletiekdagen voorbereiden", zegt Hendriksen met enige aarze ling. „De leerkrachten van de Louise de Coligny hadden zelfs liever een later tijdstip dan 29 april willen hebben voor de schoolatletiekdag, omdat zij nu nog nauwelijks buiten hebben kunnen gymmen. Maar andere scholen doen helemaal niets ex tra's de activiteiten vinden meestal buiten schooltijd plaats of passen selectie-procedures toe. Daar ben ik absoluut geen voorstander van: iedereen moet aan schoolatletiekdagen kunnen deelnemen". Vandaar dat de atletiekpresta- ties van de schooljeugd niet op de eerste plaats staan. „Alle deel nemende basisscholieren krij gen een aandenken", brengt Hendriksen het principe van 'deelnemen is belangrijker dan- winnen' ook in praktijk. Bij het voortgezet onderwijs heeft Hen driksen geen moeite met het uit reiken van prijzen. „Die loven we uit voor de eerste drie per onder deel. Voor de wat oudere jeugd speelt het competitie-element ook een rol". Verenigingen Via de schoolatletiek kan de jeugd in aanraking komen met de (Leidse) atletiekverenigingen. AV Holland noch De Bataven maakt echter gebruik van de mo gelijkheden die de schoolatletiek biedt. „Tussen al die scholieren loopt toch heel wat talent rond", verbaast de 30-jarige Oegstgees- tenaar zich over de laksheid van de clubs. „Met hun know-how zouden ze onder de schooljeugd heel wat leden kunnen werven". Dat een flink percentage des ondanks door schoolatletiek la ter bij een vereniging terecht komt, ligt volgens Hendriksen vooral aan de atletiekcursussen die de schoolsportcommissie verzorgt. „Die werken duidelijk drempelverlagend. In acht les sen kunnen scholieren onder lei ding van een gediplomeerde le raar voor een paar tientjes uitge breid met atletiek kennis maken. zonder meteen aan zaken als een tenue of contributie te hoeven denken. Deze formule werkt pri ma: er zijn nooit afvallers. Vooral jonge kinderen zitten in een fase, waarin ze in staat zijn snel moei lijke technieken aan te leren. Het komt regelmatig voor dat die cursisten zich na de zomervakan tie bij een atletiekvereniging aanmelden". Hendriksen, zelf oud-atleet en als trainer bij AV Holland werk zaam, denkt dat vanuit de atle tiek („Daarmee bedoel ik de atle- tiekunie én de verenigingen") nog meer moet worden gedaan om de schooljeugd warm te ma ken voor atletiek. „De sport zelf heeft genoeg te bieden. Atletiek heet niet voor niets de moeder van alle sporten. Het zou alleen veel meer gepromoot moeten worden. Als individuele sport spreekt atletiek de jeugd van te genwoordig zeker aan. Maar daarnaast heeft het ook een be langrijke sociale kant. Dat kun je goed zien bij atletiekdagen. Af en toe zie je ouders ook in trainigs- pak verschijnen. Terwijl hun kinderen aan de atletiekdag deel nemen, gaan zij zelf ook een uur tje trainen. Eigenlijk is dat de omgekeerde wereld: kinderen die hun ouders aan het sporten krijgen". Pupillen-trainer Gijs de Wit houdt een oogje in het zeil tijdens de drukbe-zochte training bij AAV'36: voren treden in de hoogste klassen van de wedstrijdatletiek, dan moet er wel een reservoir zijn van poten tiële toppers. 'De jeugd heeft de toekomst' moet ook de technische leiding hebben gedacht en die is zich gaan bezin nen op een strategisch beleidsplan voor de komende jaren. In de ver wachting dat AAV '36 in 1990 dui zend leden zal tellen worden zoveel mogelijk faciliteiten gecreëerd om talenten te behouden en te motive ren voor de wedstrijdsport. Zo vor men bijvoorbeeld selectietrainin gen een essentieel onderdeel. Een ander probleem stipt De Groot aan als hij uitlegt uit wie het trai nersbestand van de pupillen be staat. „Het lopende beleid is niet het te voeren beleid. Tot op heden werden trainers gerecruteerd uit jeugdleden, die vaak zelf nog actief waren en zijn in de wedstrijdsport. Dat strookt duidelijk niet met het plan van de technische commissie. Voorzichtig wordt nu een begin ge maakt om mensen van buiten, die een specifieke sportopleiding heb ben genoten, aan te trekken. Voor de pupillen zijn vooral mensen met een JAL-diploma (jeugd atletiek opleiding) op zak interessant.". Activiteiten De pupillen van AAV '36 zitten niet stil. Naast hun wekelijks trai ningen worden er tal van wedstrij den georganiseerd. De Wit somt ze op: „Ten eerste is er de Goudse competitie. Dat zijn individuele wedstrijden, waarin de beste wint. Daarnaast kennen we ook een on derlinge competitie, waar het er juist om gaat ook de mindere go den een kans te geven. Degene die per wedstrijd zijn prestatie op een bepaald onderdeel het meest ver betert, wint. Ten slotte wordt dit seizoen een triomeet met AVA'64 uit Aalsmeer en De Spartaan uit Lisse gehouden. Daarin treedt de groep als team op en proberen we een bepaalde mentaliteit van saam horigheid te kweken". Als grootste nevenactiviteit noemt De Groot het pupillenkamp. „Dat is inmiddels uitgegroeid tot een fenomeen en een bindende fac tor voor de pupillencommissie", zegt hij, „maar voor het overige doen we niet veel moeite om pupil len op andere manieren te lokken. Ik denk dat we dan te veel hooi op onze vork gaan nemen. Trouwens, in de verspringbak. (foto Wim van Noort) het kan best zo zijn dat de aantrek kelijkheid van atletiek onderhevig is aan ups en downs en je kunt je dan afvragen of deze populariteit blijvend is". ALPHEN AAN DEN RIJN - De jeugd floreert binnen AAV '36. Het aantal atleetjes tussen de zes en veertien jaar vormt ruim de helft van het totale ledental van de Alphense atletiek vereniging, die in groei nog immer toeneemt. De komst van de kunststofbaan in de ko mende zomer zal waarschijnlijk nog een extra impuls geven aan dat stijgende atletenbe- stand. Het klinkt dan ook paradoxaal dat het aantal atleten dat de atletieksport serieus be nadert tanende is. Er bestaat momenteel onder de senioren weinig animo om prestaties te leveren en dat probleem baart de technische leiding van AAV flinke zorgen. Waar de schoen precies wringt is wellicht voer voor sportsociologen, maar feit is dat de pupillengroepen van AAV'36 groeien en bloeien. door Hans Koenekoop Hun aantal telt momenteel 263 en daarmee is het de meest omvang rijke groep binnen de club. Pupil- lencoördinator Jacques de Groot zegt de wijsheid niet in pacht te hebben, maar doet tóch een poging om de oorzaken van de populariteit van pupillenatletiek bij AAV aan te geven. „In tegenstelling tot vele an dere sporten is bij ons de ver ruwing nog niet doorgedrongen. Binnen de pupillengroepen is de sfeer ontzettend goed en ik ben van mening dat mond-op-mond recla me ook zijn werk doet. Vriendjes en vriendinnetjes nemen elkaar mee. Bovendien is er volgens mij een toenemend besef onder de ou ders dat atletiek zeer belangrijk is voor de lichamelijke ontwikkeling van het kind". Prestaties Het accent ligt tijdens de training op speelsheid en gezelligheid. „Zo lijkt dat in eerste instantie", zegt pupillen-trainer Gijs de Wit, „maar voorop staat om door 'middel van die speelse trainingsvorm kinde ren een goede lichaamscoördinatie aan te leren. Prestaties nemen bin nen dat kader maar een onderge schikte positie in, iets wat het trai nerscorps van de pupillen soms niet in dank wordt afgenomen." De Groot: „Wij horen van andere verenigingen wel eens dat we veel te slap met de kinderen omgaan. Volgens hen zijn we te weinig pres tatiegericht bezig. Wij zeggen pre cies het omgekeerde. Die vereni gingen gaan veel te fanatiek om met hun kroost. In onze ogen is li chaamsontwikkeling belangrijker dan prestaties". Steun in die stel ling vindt de boomlange coördina tor bij De Wit: „In principe hoeven we prestaties ook niet te benadruk ken, omdat we van mening zijn dat kinderen van nature een competi tie-element in zieh hebben". Aansluitend op de problematiek bij AAV '36 bestaan er volgens het duo geledingen binnen de club die beweren dat je niets overhoudt voor de senioren met zo'n grote pu- pillengroep. „Voor ons staan de in dividuele pupil en diens fysieke ontwikkeling voorop en dat is niet iets wat alleen voor atletiek van be lang is, maar oök voor andere spor ten. Ik geloof niet dat die geledin gen doorhebben waar wij mee be zig zijn", zegt trainer De Wit, die op zijn beurt wordt aangevuld door De Groot: „Als pupillencommissie, die de gehele organisatie van het jongste jeugdgebeuren in handen heeft, staan wij in een behoorlijk isolement. Wij staan vrij los van het juniorengebeuren en dat is geen goede zaak." Daarmee probeert De Groot aan te geven waar de problemen binnen AAV' 36 waarschijlijk gezocht moeten worden. „Als atleetje word je bij de pupillen voor wat betreft de begeleiding in de watten gelegd. Kom je bij de junioren terecht dan val je in een gat, want daar moet het kind zichzelf zien te redden. Kortom, die overgang is te groot en dan heb ik het alleen nog maar over de informatievoorziening naar kin deren toe". Beleidsplan Toch moeten de junioren van AAV '36 niet onderschat worden. Presta- tief gezien heeft deze leeftijdscate gorie tot nog toe flink van zich doen spreken en de tweede plaats van dejongens-D op de Nederland se kampioenschappen voor com petitie-ploegen was een hoogte punt van het vorige zomerseizoen. Niettegenstaande dat feit leeft bij de vereniging wel degelijk het be sef dat juist in deze categorie de animo voor de wedstrijdsport af neemt. Over aanvoer van leden mag AAV '36 dan niet te klagen hebben, maar wil je als club naar Bij de Koninklijke Neder landse Atletiek Unie wordt vanaf dit jaar de volgende leeftijdsindeling voor junioren en pupillen aangehouden: pupillen: van 6, 7 of 8 tot en met 11 jaar; D-junioren: 12 en 13 jaar; C-junioren: 14 en 15 jaar; B-junioren: 16 en 17 jaar; A-junioren: 18 en 19 jaar. seert, zoals de jaarlijks terugkeren de kampen voor jeugdleden van al le leeftijden en de regelmatig geor ganiseerde trim- en boslopen. Ver der doet De Spartaan veel voor niet-leden. Zo worden er op konin ginnedag en met de harddraverij- feesten in Lisse altijd prestatielo pen gehouden, waar veel jeugd op af komt. Scholen Daarnaast levert de goede sa menwerking tussen De Spartaan enerzijds en lagere en middelbare scholen anderzijds nieuwe leden op. „Dat contact met die scholen is belangrijk", vindt Van Stijn, „want tref je een schoolsportcommissie die de atletiek een beetje promoot, dan merk je dat direct aan het aan tal nieuwe leden. De grootste mid delbare school van Lisse, het Fio- retti College, interesseert zich niet voor atletiek. Van die school zitten er weinig leerlingen op onze vere niging. Van de middelbare scholen uit de omtrek die atletiek wel sti muleren is de aanloop vele malen groter". Ook het gegeven dat bij de jeugd groepen aan alle atleten, of ze nu veel of weinig presteren, evenveel aandacht wordt gegeven, ervaart de jeugd als positief. Van der Zwet: „We hebben enkele systemen be dacht om ook de minder getalen teerde atleten aan wedstrijden te laten deelnemen, zonder dat ze een minderwaardigheidsgevoel hoe ven te krijgen. Zo loven we medail les uit aan jongens en meisjes die veel aan wedstrijden deelnemen en die veel persoonlijke records vesti gen. Dit is voor iedereen een even grote prestatie, waardoor ook de 'minderen' kans maken op een me daille aan het eind van het seizoen. Deze aanpak slaat enorm aan. Er komen tegenwoordig al leden uit Heemstede, terwijl dat toch veel dichter bij Haarlem ligt. Mensen kiezen dus bewust voor De Spar taan". Begeleiding De trainers van De Spartaan zijn tevens de begeleiders van de jeugdgroepen. Van Beek: „Wij gaan zelf met de jongens en meisjes mee, omdat wij dat leuk vinden, maar ook omdat het beter voor hén is". Veel trainers van de Spartaan- jeugd zijn afkomstig uit de 'eigen kweek'. Van der Zwet: „Bij ons zie je een mixture van beginnende en ervaren trainers". Hijzelf volgde een cursus voor jeugd atletiek lei der (JAL), terwijl van Beek met succes de Amsterdamse Academie voor Lichamelijke Opvoeding vol tooide. Alleen Van Stijn mist een sportopleiding, „maar", vindt de gelouterde hoogspringer, „15 jaar ervaring is ook een goede basis om training te geven. Het is belangrijk dat de trainer uit de club zelf komt. Trainers die van elders komen voe len vaak de sfeer niet goed aan en hebben een andere mentaliteit". Voor trainers die zelf ook op het hoog niveau met atletiek bezig zijn komt het er vaak op neer dat zij vijf avonden per week voor hun vereni ging bezig zijn. Van der Zwet vindt dat geen bezwaar: „Het is een hob by waar je veel tijd in wilt steken Als je aan het eind van het seizoen ziet dat al die kinderen weer een stuk vooruit zijn gegaan, geeft dat zoveel voldoening dat je er mee door blijft gaan". LISSE Wie de jeugd heeft heeft de toekomst. Deze uitdrukking is bij uitstek van toepassing op De Spartaan. Deze atletiekvereniging uit Lisse doet er alles aan om een zo groot mogelijk aantal kindereen er toe te bewegen om eens naar de at letiekbaan te komen. De jeugdtrai ners Paula van Beek (25), John van der Zwet (27) en Vincent van Stijn (23) alsook bestuurslid Lenie van de-Poel leggen uit dat de jeugd bij van De Spartaan een speciale be handeling krijgt. door Jan Brouwer de Koning Van Beek, die de jongens pupil len (6-10 jaar) en de B-jeugd (16-18 jaar) onder haar hoede heeft: „Bij de pupillen zijn we nog vrij speels bezig. We laten alle jongens en meisjes, zo'r 150 in totaal, alle on derdelen van de atletiek uitprobe ren. In de winter doen we in de zaal veel spelletjes en in de zomer gaan we de baan op om de technische nummers te beoefenen. Tevens worden er al regelmatig wedstrij den voor deze jongste categorie ge organiseerd". Ook na de pupillentijd wordt er alles aan gedaan om de jeugd op zo veel mogelijk onderdelen te laten uitkomen. Dit is een aspect dat ty perend is voor de benadering van de jeugdatletiek van De Spartaan. Van Stijn: "Wij willen de jeugd er eigenlijk voor behoeden dat ze zich te snel in een bepaalde richting gaat specialiseren, waardoor de at leetjes te eenzijdig bezig zijn met atletiek. Wij laten ze op de training een algemeen programma afwer- gen. Als je te vroeg gaat specialise- willen specialiseren, maar de ou- ning geeft, zijn sommige ouders te ken". ren dan neemt na enkele jaren de ders, die zien dat hun kinderen er- fanatiek. "Ik heb weieens meege- „Willen ze ze zich op een bepaald motivatie af en stopt zo'n kind met gens goed in zijn. maakt dat een jongen niet aan een onderdeel richten dan- kunnen ze atletiek. Dat is zonde. Vaak ?ijn het Volgens John van der Zwet, die wedstrijd mee durfde te doen, om- daarnaast nog extra trainingen vol- ook niet de kinderen die zo vroeg al de D-jongens van De Spartaan trai- dat zijn moeder zei dat hij er niet goed genoeg voor was. Dat vind ik heel jammer, want het daar gaat het bij ons niet om". Van Beek vult aan: "Het gebeurt wel dat de ou ders zo fanatiek staan te schreeu wen langs de baan dat de kinderen beginnen te huilen als ze niet win- Bij De Spartaan-jeugd wordt niet in termen van goed en slecht ge dacht. Belangrijk is dat iedereen bezig is, maar of een kind nou ta lent Jaeeft of niet, iedereen krijgt evenveel aandacht. Volgens Van I der Poel wordt er geprobeerd, om een combinatie van speelsheid en sfeer aan de ene kant en prestaties aan de andere kant te realiseren. „Dat lukt ons uitstekend. We zaten de afgelopen jaren steeds met twee ploegen in de finale van de landelij ke C/D-competitie". Zo blijkt dat er ook zonder vroege specialisatie prestaties kunnen worden gele verd. Enkele uitzonderingen zijn er echter wel. Talenten als Tessa Mo lenaar en Eric Bakker zijn ondanks hun jeugdige leeftijd al zeer specia listisch bezig. Hierbij wordt het ini tiatief volledig door de sporters ge nomen en niet door de trainers. De voorzichtige aanpak spreekt de jeugd kennelijk wel aan, want j het aantal jeugdleden is vergeleken I met andere atletiekverenigingen uit de regio uitzonderlijk hoog. Hier zijn echter meerdere verkla ringen voor. Eén ervan is het feit Paula van Beek begeleidt het 'speelse bewegen' van tientallen jeugdige atleten op het middenterrein van de dat de vereniging zeer veel neven- kunststofbaan in Lisse. (foto Jan Holvast) activiteiten voor de jeugd organi-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1988 | | pagina 23