'Go is spreken met de hand'
Een tropische verrassing
in een koud kikkerlandje
Leidenaar Ronald Schlemper verwierf er internationale erkenning mee
Leiden was ooit een Hawaiian-stad bij uitstek
ZATERDAG 5 MAART 1988
PAGINA 88
Min of meer bij toeval raakte
Ronald Schlemper uit Leiden
vertrouwd met het oosterse
bordspel Go. Daarna ging het
snel. Zeer opmerkelijke
wedstrijdresultaten stelden
hem in staat zich verder in het
spel te bekwamen op een
echte Japanse Go-school.
Bijna was hij een echte
professional geworden, maar
dat ging hem toch te ver. De
inmiddels drievoudig Europees
kampioen koos voor zijn
artsenstudie. Maar Go bleef
zijn passie.
door Ruud Dobbelaar
en Maarten Alink
Bescheiden bericht in de kranten:
Leidenaar Ronald Schlemper sleep
te voor de tiende maal de Neder
landse Go-titel in de wacht. Me
nigeen zal daar allicht overheen heb
ben gelezen. Want voor de meesten
is Go een bordspel dat nog het
meest te vergelijken is met landje"
veroveren een onbekende ooster
se denksport.
Toch heeft Schlemper (27) er relatief
grote successen mee geboekt. Thans
geldt hij in Nederland zo ongeveer als de
ambassadeur van het Go-spel. Ook in
breder verband wordt de uit Voorhout
afkomstige, pas afgestudeerde arts ge
zien als een autoriteit, hij is immers drie
voudig Europees kampioen.
Samen met zijn Chinese vrouw Li Lin
leidt Ronald Schlemper een nogal terug
getrokken bestaan in zijn gedeeltelijk in
oosterse sferen gedrenkte Leidse stu-
dentenhofjeskamer. Eenmaal op z'n
praatstoel blijkt hij een geanimeerd ver
teller over zijn belevenissen met het Go
spel. Hij verwacht overigens dat het met
name in Japan wijdverbreide spel ook in
ons land een grote vlucht zal nemen:
"Binnen honderd jaar zal het in Neder
land de andere denksporten in populari
teit hebben overtroffen. Go is namelijk
het snelst van alle spellen geleerd. Bo
vendien maakt een handicap-systeem
het voor spelers van verschillende sterk--
te mogelijk op gelijke voet tegen elkaar
te spelen. Een handicap die de essentie
van het spel niet aantast, zoals bijvoor
beeld bij het schaakspel met het wegla
ten van bijvoorbeeld een toren wel het
geval is. Dat zijn voordelen die niet on
derschat mogen' worden".
Harmonie
Voor velen is Go nog een ondoorgron
delijke sport, die bij voorbaat als razend
moeilijk terzijde wordt geschoven. Zeer
ten onrechte, vindt Schlemper: 'Bij an
dere denksporten, die zich eigenlijk nau
welijks met het Go laten vergelijken,
komt het veel meer op denkwerk en
theorie aan. Mensen laten zich veel te
snel afschrikken door de quasi-ingewik-
kelde handleiding die bij het spel is ge
voegd. Je kunt de belangrijkste regels
binnen een minuut onder de knie heb
ben. Het wezen van Go is de harmonie
tussen gevoel voor schoonheid, intuïtie
en nadenken. Met alleen logisch naden
ken of het naar binnen stampen van een
hoop theorie kom je er niet. In veel situa
ties valt er ook weinig te berekenen,
daartoe zijn de mogelijkheden van het
spel veel te talrijk. Het klinkt misschien
raar, maar een speler die z'n stenen met
het meeste gevoel voor artistieke waarde
of schoonheid op het bord plaatst doet
daarmee meestal ook een van de betere
zetten. Dat gevoel voor schoonheid is
heus niet iets ongrijpbaars. De ene for
matie van witte en zwarte stenen op het
bord ziet er nu eenmaal mooier uit dan
de andere. Wat een ervaren Go-speler
mooi vindt, vindt vaak ook een beginner
of zelfs iemand die de regels nog niet
kent mooi. Daarom is de rol van bedenk
tijd bij het Go ook maar betrekkelijk. Bi j
een vluggertje wordt bijna net zo goed
gespeeld als in een partij met lange be
denktijd. In Japan wordt een Go-speler
ook als een kunstenaar beschouwd, net
als een violist of een schilder hier".
Go biedt naar de overtuiging van
Schlemper nog meer: "Vergelijk het ook
maar met het leren bespelen van een
viool. Om goed t.e worden moetje er echt
gevoel voor hebben. Japanners noemen
het niet voor niets 'het spreken met de
hand'. Sommige wetenschappers stellen
een partij Go zelfs op gelijke hoogte met
een psychologische karaktertest, zij we
ten aan de hand van een partij vaak al ge
noeg over iemand".
Voor de jonge arts vult het Go uiter
aard een belangrijk deel van zijn leven.
Doch niet meer in die mate als een aantal
jaren geleden. Aan het eind van de zeven
tigerjaren liet Schlemper als jeugdspeler
de andere Europese titelkandidaten ver
achter zich. Deels door toeval kreeg hij
toen een unieke kans om zich verder in
het spel te bekwamen. Hij ontving een
uitnodiging om als leerling aan de Japan
se Go-school voor professionals te ko
men studeren. Een zeer eervolle invitatie
die hij niet kon afslaan. Vooral omdat hij
eerder als 13-jarige al een aantal maan
den in Japan had mogen verblijven om
nader met het spel kennis te maken.
"Dat ging toen heel raar. Ik had het van
mijn vader geleerd, die het zichzelf weer
had eigen gemaakt. Op een keer kreeg hij
Japanse gasten op bezoek, van wie er een
mijn vader verpletterend versloeg. Tot
verbazing van iedereen wist ik de zwak
ste van de twee zomaar te verslaan. Uit
beleefdheid merkten de gasten toen op
dat ik snel naar Japan moest komen om
dat mijn talent voor de toekomst niet ver
loren diende te gaan. Pas zes jaar later
kwam ik er achter dat mijn tegenstander
van toen slechts een beginneling was.
Men was overigens stomverbaasd toen
ik een jaar later daadwerkelijk naar Ja
pan overkwam met de bedoeling om het
Go-spel te leren. Eenmaal in Japan
kwam er van Go-spelen niet zo veel te
recht. Ik werd van de ene naar de andere
attractie gevoerd, wat op zich natuurlijk
erg leuk was. Wel kwam ik op die manier
al vroeg in contact met de oosterse cul
tuur en denkwijzen".
Deze ervaring rijker, bleef Schlemper
zich razendsnel verbeteren, om al op zijn
zeventiende jaar nationaal kampioen te
worden. Promotionele activiteiten van
de Japan Airlines (dat wel heil zag in het
inviteren en overbrengen van zoiets exo
tisch als een Go-spelende Nederlander
naar een dergelijk evenement) maakten
voor Schlemper op zijn achttiende jaar
deelname aan de wereldkampioenschap
pen in Tokio mogelijk.
Consequenties
Die zouden voor de eerstejaars medi
cijnenstudent ingrijpende consequen
ties hebben. Tijdens de tweede ronde
van het toernooi stuitte Schlemper al op
de Japanse amateurkampioen: "Welis
waar zijn er in Japan honderden profes
sionals die nog stukken sterker spelen
dan de amateurkampioen, maar ook de
beste amateurs zijn semi-profs. Tegen
over de kampioen van deze categorie
kwam ik dan zomaar als jong broekie te
zitten. Ik keek weliswaar enorm tegen
die man op, maar kon vrijuit spelen om
dat ik toch niets te verliezen had. Die Ja
panner daarentegen kwam onder enor
me mentale druk te staan, want zijn repu
tatie stond op het spel. Nu moetje weten
dat bij Go niets zo fnuikend voor de kwa
liteit van je spel is als spanningen en an
dere het evenwicht en de concentratie
ondermijnende factoren. Daar had deze
man in hoge mate onder te lijden. De ge
volgen konden niet uitblijven. Ik, die in
verste verten niet aan het niveau van de
ze man kon tippen, won zomaar van de
kampioen. Een regelrechte sensatie, die
echter gelet op de omstandigheden bit
ter weinig om het lijf had".
Hoe dan ook. Schlemper had met deze
actie wel naam gemaakt in Japan. Toen
hij op het punt stond geïnviteerd te wor
den voor een stage in Korea (net als Ja
pan een Go-land- bij uitstek) vond men
het in Japan de hoogste tijd om dit talent
m eigen huis een kans te geven. Een eige
naar van een grote keten restaurants, die
zelf een sterke amateurspeler was. finan
cierde de komst van Schlemper en regel
de dat hij een jaar als leerling op de Go-
school mocht meedraaien. Dat was een
kans die Schlemper zich niet liet ontne
men. Zijn studie liet hij daarvoor ook
graag een jaar voor wat ze was.
"Zoiets zegt de mensen in Nederland
natuurlijk niks. maar je moet weten dat
Go in Japan zo'n beetje is wat voetbal
hier voor veel mensen betekent. Er zijn
daar honderden goed betaalde professio
nals die deels van het lesgeven en deels
van het spelen van toernooien leven. In
die toernooien vallen vaak enorme prij
zen te verdienen. Ze worden gefinan
cierd door de grote kranten en vaök
rechtstreeks op de televisie uitgezon
den".
Amicaal
Op de Go-school leerde Schlemper
niet alleen enorm veel over het spel,
maar deed hij tevens een schat aan infor
matie op over de Japanse cultuur, denk
wijzen en samenleving. "Het verblijf op
de Go-school mag met recht een struggle
for life worden genoemd. Alleen de beste
vijf uit de lichting van één jaar worden
tot de gelederen der professionals toege
laten".
"Aanvankelijk zagen mijn mede-
schoolgenoten mij nog als een soort van
curiositeit van wie weinig te duchten viel
en met wie dus zeer amicaal werd omge
gaan. Toen ik sterker werd moesten ze
met mij als concurrent rekening gaan
houden en veranderde die houding aan
merkelijk. Hetgeen onder meer beteken
de dat ik met psychologische trucs reke
ning diende te houden. Geheel in strijd
met de Go-etiquette. maar vanwege oe
enorme belangen deinsden een aantal
spelers daar toch niet voor terug. Verge
lijk het maar met het schaken, een véél
agressiever spel waarbij dergelijke zakén
vaak schering en inslag zijn, bijvoor
beeld tijdens de WK-matches. Pas als
professional zou die druk wegvallen, dan
kon je gewoon aan het werk en kon ie
dereen zijn waardigheid behouden. Wij
speelden onderling veel partijen, maar
veel meer nog kregen wij trainingen van
professionals, vaak ook individueel.
Door partijen van goede spelers na te
spelen en door op je fouten gewezen ie
worden kun je bij het Go enorm veel Ie
ren. Vooral wat betreft begrip voor een
positie".
Geen spijt
Schlemper leerde in dat jaar vele ma
len meer over het Go-spel dan in alle ja
ren daarvoor. Hij bleek bovendien ook
naar Japanse begrippen over talent te be
schikken: "Op het moment dat ik naar
huis zou gaan was ik juist bij een onder
ling toernooi als eerste geéindigd. Had ik
een half jaar later hetzelfde gepresteerd
dan zou ik ook de eerst aangewezene van
de school zijn geweest om professional^
worden. Op het moment van mijn vér-
trek kon dat nog niet".
"Of het zo ver zou zijn gekomen was
nog maar de vraag, er zouden in de tus
sentijd weer allerlei andere talenten om
hoog kunnen schieten. Ik besloot dat
niet af te wachten en keerde doelbewust
terug naar Nederland. Natuurlijk had ik
er op kunnen gokken om prof te worden.
Maar met het beroep van Go-speler kun
je vooralsnog alleen in oosterse landen
uit de voeten. Ik betwijfelde of ik de rest
van mijn leven in Japan zou kunnen wo
nen. Had ik daar wel een gezin willen
stichten, in een maatschappij die zoveel
anders en in bepaalde opzichten ook har
der is dan deze hier? Mijn trainer vond
het spijtig maar had er ook begrip voor.
Ik ben inmiddels arts en speel nog met
het grootste plezier Go in mijn vrijetijd.
Spijt van mijn beslissing heb ik dus ab
soluut niet".
De Molana Hawaiians met Wil Gijsman (tweede van links) op
hawaiian/gitaar.
De Kalua Hawaiians, de
Majadonies en Die Vrolike Vrinde:
menige oudere Leidenaar zal wel
eens hebben gedanst op de
klanken van deze reeds lang
verdwenen Hawaiian-bandjes. In
een nog te verschijnèn boekwerk
probeert Paul Drost uit Apeldoorn
de herinnering aan het
Nederlandse Hawaiian-tijdperk
levend te houden. Leiden komt er
prominent in voor. "De stad heeft
excellente Hawaiian-bands
gehad".
door Jacques Koch
Het manuscript is klaar; alleen de
uitgever is nog niet gevonden. Paul
Drost (56) heeft tien jaar gewerkt aan
wat hij zijn levenswerk noemt: een
encyclopedie over Hawaiian-mu-
ziek.
Drost, een gepensioneerde kandidaat
notaris uit Apeldoorn, is vanaf zijn vroe
ge jeugd verslingerd geweest aan deze
muziek. Zegt: "Je hoefde in de jaren na
de oorlog je radio maar aan te zetten en je
hoorde de klanken van Hawaiian-band
jes".
De gegevens die Drost voor zijn boek
heeft verzameld beperken zich niet tot
de naoorlogse tijd, maar gaan terug tot de
jaren twintig. Dat was de tijd dat onze
Jantjes de muziek 'meenamen' uit Indië.
De voormalige Nederlandse kolonie
maakte al eerder kennis met de typische
klanken van de tropische archipel. Rond
1900 verlieten de eerste Hawaiiaanse en
tertainers en zogeheten hula-girls hun
geboortegrond en vervolgden hun muzi
kale loopbaan in Amerika en in de Ori
ënt. De Indiegangers raakten er al snel
aan verknocht.
In Nederland zelf beleefde de muziek
in de tweede helft van de jaren veertig
een hoogtepunt. Drost: "Er waren toen
meer dan zeshonderd bandjes die hawai-
ian-muziek speelden. Een onvoorstel
baar aantal. Het was de tijd van de Hono
lulu Queens, de Wailana Hawaiians en
vooral de Kilima Hawaiians. Die waren
echt razend populair".
Afgelopen
Zoals het in de jaren veertig was zou
het nooit meer worden. Het daarop vol-
Dolf del Prado sr. (links) met zijn
Moana Hawaiians, later 'Die
Vrolike Vrinde'.
gende decenium toonde al ëen snel te
ruglopende belangstelling voor de
folkloristische muziek. Begin jaren zes
tig was het zo goed als afgelopen. Drost:
"De grote massa stortte zich toen op de
popmuziek. Maar er bleef wel een klein
groepje fanatieke aanhangers van de
Hawaiian-muziek bestaan en die organi
seren zelfs nu nog festivals".
Drost laat in zijn manuscript ook zijn
licht schijnen over de buitenlandse
Hawaiian-bandjes. De meeste aandacht
gaat echter toch uit naar het muzikale
Hawaiian-talent van eigen bodem. Hij
verzamelde en verwerkte de gegevens
van 225 Nederlandse Hawaiian-bands.
Op zijn speurtochten belandde hij gere
geld in Leiden.
"Leiden heeft echt excellente bands
gehad. De oude Dolf del Prado is natuur
lijk de bekendste. Hij was een echt feno
meen. Hij had zijn eigen band. de Moana
Hawaiians. Later werd dat 'Die Vrolike
Vrinde'. Hij heeft radiowerk gedaan,
speelde met Pia Beek samen en deed in
de oorlog al mee met de Hawaiiaanse
sterrenrevues. Voorstellingen met ach
ter elkaar de optredens van zes of meer
Hawaiian-bandjes, de godganse avond
door".
Leiden had nog meer in petto dan Dolf
del Prado alleen. Vlak na de bevrijding
maakte Alphons Delforterie naam met
zijn Kalua Hawaiians, een bandje dat re
gelmatig te zien was in het gezelschap
van het Leids Klucht Revue Gezel
schap. En onder leiding van Jaap Kieft
maakten ook de Tahiti Hawaiians furore.
Drost: "Kieft had aan één orkest niet ge
noeg. Hij leidde ook nog de Manahiki
Hawaiians".
Gijsman
Drost noemt de namen Dick Coster en
Wil Gijsman. "Coster had de Manukura
Hawaiian Serenaders onder zijn hoede.
Dat was een voortreffelijke band. Ze
speelden eind jaren veertig met de aller
grootsten in het Rotterdamse theater
Groot Odeon. Daar werden toen Hawai-
ian-concoursen gehouden. Ze hebben er
nog een tweede plaats in de wacht ge-
sleeDt".
Minstens zo belangrijk noemt Drost de
Hawaiian-gitarist Wil Gijsman. "Die
duikt in een aantal bands op. De Moon
light Serenaders, de South Sea Serena
ders en de Molana Hawaiians".
In die laatste band speelden ook, wat
Drost noemt, drie mensen uit hetzelfde
huis: Joop, Wim en Tony Crama. Het op
treden met een Hawaiian-band was vol
gens Drost in Leiden vaak een familie
aangelegenheid. Hij dook de namen op
van de familie Gorsel, die optrad als de
Manihiki's, de gebroeders Smit (de Ma
jadonies) en vooral de beide broeders
Fakkel.
Van de Leidse Hawaiian-muzikanten
waren zij de enige professionele expo
nenten. Samen met Jan Cornelisse (na
zijn vroegtijdige dood vervangen door de
Spaanse Rosetta Mirandez) startte het
tweetal in 1941 het Zuidzee Trio. In de
oorlogsjaren verzorgde dit ensemble tal
van optredens in de diverse Leidse gele
genheden.
Na de bevrijding ging het trio zijn ge
luk beproeven bij de zuiderburen. Vol
gens Drost een gouden stap. "Ze zijn
daar vijftien jaar lang weergaloos popu
lair geweest. Wat de Kilima Hawaiians
waren voor Nederland, waren zij voar
België." Het trio had de ene hit na de an
dere met nummers als 'Ouwe taaie', 'Aan
het strand stil en verlaten' en 'Hotsjek
hotsjek'. Drost: "Dat had met het idioom
van de Hawaiian-muziek niets meer te
maken. Wel met een kassa die behoorlijk
rinkelde".
Afgesloten
Het Zuidzee Trio hield het vol tot 1961
Toen moest het grote publiek er niets
meer van hebben en richtte het z'n aan
dacht op de opkomende popmuziek. In
Leiden werd op dat moment gedanst op
de rock roll-muziek van een band die
met zijn naam een knipoog gaf naar een
afgesloten tijdperk: de Rocking Hawai
ian Boys.
Het Zuidzee Trio met Robert
Fakkel (zittend).