Als op een andere planeet
H
Er op los leven is er hier niet bij
Overleven in het 'Wilde Oosten' van de Sovjetunie
ZATERDAG 5 MAART 1988
EXTRA
PAGINA 25
r Een partijtje voetbal bij 50 graden onder nul: kopbal met een bontmuts op.
Vorstverlet gaat er pas in bij 51
graden onder nul. Zo koud was
het bijna tijdens het bezoek
van onze correspondent in
Moskou aan dat stuk woeste,
genadeloze aardkorst dat
Siberië heet. Een gebied vol
kostbare bodemschatten en
mensen die dagelijks
overleven.
door Alexander Munninghoff
De kou van Siberië treft je als een
bijlslag dwars over het gezicht.
Achtenveertig graden onder nul
wijst de thermometer aan als we in
Jakoetsk uit de Toepolev stappen
die ons in zeven uur vanuit Moskou
naar deze Oostsiberische uithoek
heeft gebracht.
Maar wat betekent tijd in dit onmetelij
ke land: al vliegend zijn we immers ook
nog eens zes uur kwijtgeraakt door het
passeren van allerlei tijdzones. Hier in
Jakoetsk is het nu even laat als in Manila,
namelijk twee uur in de nacht. Dat had ik
van tevoren als een contrastrijk gegeven
opgezocht, maar staande in de winderige
nevelflarden van het vliegveld besef ik
dat elke verwijzing naar de gewone we
reld hier mank gaat. Dit is Siberië: gena
deloos, woest en ongenaakbaar als een
onbekende planeet.
Desalniettemin zijn er in Jakoetsk ge
bouwen, voertuigen en zelfs mensen. De
gebouwen zijn met ijspegels als orgélpij-
pen omhangen en zien er onder hun vast
klevende laagje poedersneeuw zo her
metisch dichtgevroren uit, dat het betre
den ervan slechts met behulp van een
deugdelijke vlammenwerper mogelijk
lijkt.
De voertuigen zijn veelal zware vracht
wagens en aangepaste personenauto's,
zoals de zogenaamde 'boerenvariant' op
de Volga, die met een extra terreinver
snelling en hier en daar wat verstevigin
gen de strijd met de barre natuur in
wordt gestuurd. Alle auto's hebben hier
dubbele ruiten en iedereen zorgt ervoor
dat zijn banden extra hard zijn opge
pompt. Wie bij deze temperatuur zijn au
to parkeert zonder die voorzorg, kan èr
op rekenen dat hij al na een kwartier met
onherstelbaar vervormde hobbelbanden
verder moet.
Alles went
"Een mens moet wel goed weten waar
aan hij begint voordat hij hier komt wo
nen", zeg ik, nog steeds nahuiverend van
de eerste kennismaking met de Siberi
sche kou, tegen Victor Zjoeravljov. Hij is
de plaatselijke correspondent van het
persagentschap Novosti, de in Moskou
gebaseerde organisatie die deze reis voor
mij heeft voorbereid.
Want Siberië mag dan wel het 'Wilde
Oosten' van de Sovjetunie zijn, dat bete
kent nog niet datje hier als westerling op
eigen houtje mag gaan vrijbuiten. Uit
Moskou is Volodja Rytsjalin, een korda
te ex-gewichtheffer, namens Novosti als
permanent begeleider met me mee ge-
reisd, hier in Jakoetsk bepaalt Victor de
gang van zaken en straks, als we hele
maal de onbewoonde wereld gaan opzoe
ken aan de oevers van de Kolyma, zal
ook daar een begeleider met een pro
gramma zijn. Zo werkt het systeem nu
eenmaal en dat heeft zijn voordelen, al
was het alleen maar dat ik nu niet bij 48
graden onder nul een taxi hoef te zoeken.
"Alles went, ook de kou", is Victor
Zjoeravljovs mening. Hij vindt de kou
zelfs prettiger dan de hitte in de zomer,
als het hier tot 38 graden boven nul kan
oplopen en de mensen badend in het
zweet de hele dag bezig zijn zich de venij
nig stekende muggen van het lijf te hou
den. "U treft het niet, want er zit nu wat
vocht in de lucht en er staat wat wind.
Dan is het inderdaad nauwelijks om te
harden. Maar over het algemeen is het
hier helder en windstil en dan is het hier
voor een normaal gezond mens heel best
uit te houden".
Om dat te illustreren vertelt Victor dat
voor de bouwvakkers het vorstverlet pas
bij 51 graden onder nul begint en dat het
ijsvrij op de scholen bij 53 graden ingaat.
Echte problemen krijgt men bij 55 gra
den en nog lager (het kwik kan hier tot
onder min 70 dalen), want dan blijven de
lichtere vliegtuigtypes aan de grond en
ondervinden het transport en de bevoor
rading moeilijkheden.
Gevaar
De volgende ochtend is de nevel alleen
maar dichter geworden. In het diffuse
daglicht zijn bij de bushaltes groepjes
dicht op elkaar staande, stampvoetende
mensen te ontwaren. Sinds een paar jaar
heeft men bij alle haltes een automati
sche meld-installatie aangebracht, zodat
de centrale precies in de gaten kan hou
den of de bussen op schema rijden. Een
noodzakelijke maatregel, omdat een bus
die in het ongerede geraakt, gevaar ople
vert voor met name de schoolkinderen
en ouden vart dagen, die dan elders op de
route extra lang in de afzichtelijke kou
moeten wachten. Nu kan er binnen een
paar minuten een reserve-bus worden in
gezet.
Victor laat ons wat bouwputten zien
aan de rand van de stad, waar de nevel
plotseling is verdwenen. Door de perma
frost. de eeuwige ijslaag die hier tot een
diepte van 500 meter de aardkorst in haar
greep houdt, moeten de huizen en flatge
bouwen op palen, los van de grond, wor
den gebouwd. In de drie maanden dat de
zon hier warmte geeft (juni, juli en augus
tus) smelt namelijk zo'n anderhalve me
ter van de bodemlaag weg en dat maakt
een normale fundering onmogelijk.
Hoewel het toch niet veel warmer dan
51 graden is, werken de arbeiders onver
stoorbaar door. Slechts af en toe zie je ze
even de handen warmen aan een open
vuur, dat ze met overtollig bouwmateri
aal brandend houden. Op een speel
plaats maakt een zeer dik ingepakt kind
je een rondje op een draaimolen en even
verderop is er zelfs een voetbalwedstrijd
aan de gang. Te oordelen naar de opge
wonden kreten die van het kale, spier
witte veld opstijgen, wordt de pret niet
gedrukt door de geringe bewegingsmo
gelijkheden die de spelers met hun om
vangrijke winterkleding hebben. Ik zie
hoe de keeper, gehuld in een solide he
renjas tot op de enkels, een listige schui
ver met een heroïsche zweefduik on
schadelijk maakt. Even blijf ik staan kij
ken in de hoop te kunnen meemaken hoe
een kopbal met een bontmuts wordt uit
gevoerd, maar al snel dwingt de kou mij
weer Victors auto in.
Verlichting
Het is pas drie uur in de middag, maar
toch brandt de straatverlichting reeds en
doet de invallende schemering de laatste
contouren van de stad alweer vervagen
als we in het plaatselijke gebouw van de
Academie van Wetenschappen een ge
sprek hebben met Michail Tomsjin, een
jonge geleerde die zich met geologie en
mineralogie bezighoudt. Staande voor
een reliëfkaart van de Jakoetische Auto
nome Sovjet Republiek wijst hij de vind-
plekken aan van de enorme bodemschat
ten die dit ruige gebied herbergt en die
de hele Sovjetunie in de volgende eeuw
van pas zullen komen. Mits men er in
slaagt om de vaak afgelegen gebieden
bereikbaar te maken natuurlijk.
Een aftakking van de bekende BAM-
spoorlijn naar de kolenvelden in het zui
den van Jakoetië is een eerste poging in
die richting. Daar, aan de bovenloop van
de Lena, de 4.000 kilometer lange rivier
die met groot geweld dwars door Jakoe
tië snijdt, is een 25 meter dikke laag ont
dekt die goed is voor 13 triljoen ton
steenkool. Ter vergelijking: het Don-
bass-gebied in de Oekraïne, dat tot dus
ver grotendeels de Sovjet-steenkoolpro-
duktie voor zijn rekening neemt, heeft
een kolenlaag van 30 centimeter dik.
En dat is nog lang niet alles. De Jakoe
tische gas- en olievelden zullen de rol
gaan overnemen van Oerengoj en Tjoe-
men, waarop nu de Siberische pijplei
dingen richting Europa zijn aangesloten,
die de Sovjetunie de broodnodige valuta
opleveren. En voorts: al zestig jaar wordt
er goud gevonden in Jakoetië, veel goud.
Van Aldan in het zuiden, via Tjoegd-
joersk en Indigirsk naar Koelarzoloto in
het noorden hebben de goudzoekers al
die jaren po klondajkskidat wil zeggen
op de manier van de Amerikanen in de
vorige eeuw, in de ruwe bodem en aan de
rivieroevers met succes hun graafwerk
verricht. "En nog steeds komen er briga
des van tien, twintig, soms zelfs honderd
man die een licentie van de staat hebben
gekocht en hier in Jakoetië rijk kunnen
worden", zegt Tomsjin. "Tot uit Moskou
komen ze hierheen, en vaak blijven ze ja
renlang. Niemand weet hoeveel goud
hier ligt".
Geologen
Een juiste taxatie van wat onder
gronds Jakoetië te bieden heeft is thans
de hoofdtaak van de niet minder dan
30.000 bodemdeskundigen, die in over
heidsdienst in deze streek werkzaam
zijn. Op een totale bevolking van net iets
meer dan één miljoen mensen vormen de
geologen veruit de grootste hogere be
roepsgroep in Jakoetie, wat de prioritei
ten die men in Moskou stelt duidelijk
aangeeft. Maar wat zijn 30.000 man op
een braakliggend terrein dat groter is
dan Engeland, Frankrijk, Duitsland, Ita
lië, Noorwegen, Zweden, Finland en de
Benelux samen?
"Pas sinds 1949 weet men dat Jakoetië
ook diamanten in de bodem heeft zit
ten", vervolgt Tomsjin en hij laat achte
loos een klein doosje zien. "Officieel is de
waarde hiervan getaxeerd op 600.000
dollar", zegt hij. Lichtelijk verbijsterd
kijk ik naar het handjevol doorzichtige
steentjes. Een hele kleine blauwe, net
iets groter dan een luciferkopje, flitst
door een plotselinge lichtval even op in
een diepe, bijna dreigende gloed. "Tach
tigduizend dollar", zegt Tomsjin, "maar
het moet natuurlijk wel eerst geslepen
worden". Pas tegen het jaar 2000 zal er
van een georganiseerde diamantwinning
sprake kunnen zijn, zo luidt de verwach
ting. Een paar dagen na mijn vertrek zou
uit Jakoetsk het bericht komen dat er
een kanjer van bijna 110 karaat was ge
vonden. God. zo weten de Siberiërs te
vertellen, werd bij het verdelen van de
rijkdommen over de wereld boven Ja
koetië door de kou bevangen en liet zijn
hele schatkist naar beneden vallen.
De eerste
Het is weer donker als onze tweemoto-
rige Antonov-24 de volgende dag zijn
propellers laat uitdraaien op het vlieg
veldje van Zyrjanka, een dorp van 9.000
inwoners aan de Kolyma-rivier. Ruim
duizend kilometer hebben we gevlogen
en weer zijn we twee tijdzones gepas
seerd.
In Jakoetsk waren nog wat landgeno
ten mij voorgegaan, maar hier ben ik de
eerste Nederlander die dit grondgebied
betreedt. Als het ware om dat te onder
strepen staat een hoge delegatie mij op te
wachten: de vice-burgemeester, een me
vrouw van de Partij en de chef van het
vliegveld. Op weg naar het gastenverblijf
zie ik allerlei borden in de hoofdstraat
(naar goed gebruik Lenin Allee geheten)
die verwijzen naar het 50-jarig bestaan
van het dorp, een gebeurtenis die vorig
jaar is gevierd.
Er bestaat een indrukwekkend, prach
tig, angstaanjagend boek dat 'Kolyma'
heet. Het is geschreven door een inmid
dels overleden ex-gevangene van Stalin,
Sjalamov, die vele jaren in Siberische
strafkampen heeft doorgebracht. Koly
ma is synoniem voor strafkamp dat
had ik al gemerkt toen ik in Moskou aan
vrienden mijn reisdoel noemde. En een
dorp als Zyrjanka dat in 1937 is gesticht
dus gedurende het hoogtepunt van de
Stalinterreur kan niet anders dan door
dwangarbeiders gebouwd zijn.
Het prettige gesprek aan de welvoor
ziene tafel in het gastenverblijf stokt
even als ik over dit beladen thema begin.
Zoja van de Partij neemt ten slotte het
woord en verklaart dat die kampen al
ruim dertig jaar gesloten zijn. De mensen
die nu hierheen komen hebben die asso
ciatie met het verleden niet meer, meent
zij. Misschien dat een enkele bejaarde
dorpsbewoner nog uit eigen herinnering
kan putten en er wonert hier nog wel en
kele afstammelingen van ex-dwangar
beiders, maar voor verreweg de meeste
mensen zijn de verhalen over de straf
kampen niet ter zake doende. Ik leg het
gezelschap uit dat men in het Westen mij
niet zou geloven als ik zeg dat het feno
meen van de Siberische strafkampen
niet meer bestaat. "Daar zijn we aan ge
wend", roepen mijn disgenoten lachend
in koor, "in Moskou geloven ze dat wij in
berevellen gekleed gaan en op elanden
rijden. We zijn te ver weg, daar ligt het
Kunstmatig
Toch heeft de manier waarop er over
dit sinistere historische aspect van het
Siberische leven wordt gesproken iets
zeer kunstmatigs. In een brochure over
Jakoetië, zo was me al opgevallen, wordt
alleen maar gezegd dat de tsaren hun te
genstanders naar dit barre gewest lieten
afvoeren. Over Stalin geen woord.
Pas op de dag van mijn terugkeer naar
Moskou zal ik iemand tegen komen die
minder vergeetachtig blijkt, mij de ge
bouwen toont die door dwangarbeiders
in 1937 zijn gebouwd en me tevens de
plek aanwijst waar naar men zegt de lij
ken van de omgekomen gevangenen in
de permafrost liggen. Er wordt nu op die
plek een flat gebouwd.
Misschien is het inderdaad maar beter
dat wat zich hier heeft afgespeeld bij de
meeste dorpelingen niet meer bekend is.
In 1982 deden Sovjet-archeologen
een heel interessante ontdekking
bij de plek Diring-Joerjach, diep in
Jakoetië in het oostelijk deel van
Siberië. Men ontdekte er
allerhande materiaal (onder
andere primitieve wapens en
gebruiksvoorwerpen) waaruit na
enkele jaren van studie kon
worden afgeleid dat er in deze
angstaanjagend woeste streek al
2,5 miljoen jaar geleden iets van
een menselijke beschaving moet
zijn geweest.
Daarmee werd de vraag waar men d
eerste menselijke wezens op onze aar
de moest situeren weer actueel, want
de tot dusver als bakermat geaccep
teerde locatie in Afrika kon ook op 2,5
miljoen jaar bogen.
De leider van de Sovjet-expeditie,
Motsjalov, ontwierp toen de theorie
dat de eerste mens zich juist niet in
het zonnige Afrika, maar des te meer
in het barre Siberische Noorden heeft
kunnen ontwikkelen. Immers, de vre
selijke koude activeert de biologische
hulpbronnen in het menselijke orga
nisme; en in de strijd om te overleven
ben je al gauw gedwongen om iets van
verstand te ontwikkelen.
Nauwgezet
Rondlopend bij 48 graden onder
nul in het dorpje Neljemnoje in de
oostelijke uithoek van het Siberische
Jakoetië krijg ik al snel het aan zeker
heid grenzende gevoel dat Motsjalov
het bij het rechte eind heeft. Zo'n
beetje er op los leven is er onder deze
barre omstandigheden niet bij.
Omdat ik vrijwel nooit een hoofd-
dekstel draag was ik deze wandeling
door Neljemnoje bijna blootshoofds
begonnen als Jeddokija Sjaloegina,
mijn gastvrouw, mij niet bijtijds ver
manend had toegesproken en mijn
bontmuts over de oren had getrok
ken. Waarmee twee eigenschappen
van de Siberiër worden geïllustreerd:
een niet aflatende nauwgezetheid in
alles wat met koudebestrijding te ma
ken heeft en een grote oplettendheid
ten aanzien van het gedrag van de me
demens.
En zeker in een'dorp Neljemnoje
met zijn 256 inwoners is collectiviteit
het onwrikbare uitgangspunt. Je ont
trekken aan de kleine gemeenschap
die steunend op elkaar jaar in jaar uit
het negen maanden durende gevecht
met de genadeloze winter moet voe
ren, is onmogelijk.
Kolja Sjaloegin, mijn gastheer,
Joeri Tsjeprasov en Vitja Djatsjkov
hadden het me uitgelegd toen ik een
etmaal met deze drie ervaren jagers
had doorgebracht in de Tajga. In het
najaar gaan de 26 beroepsjagers van
het dorp op pad. Na een maand ko
men ze met een gezwollen rechter-
kaak door het steeds maar weer aan
leggen en schieten terug. "We schie
ten voor een heel jaar", zei Joeri, "en
wie pech heeft gehad bij het jagen
krijgt gewoon een deel van de buit
van de anderen. Alles wordt eerlijk
verdeeld". Het klonk simpel en op
recht, en zo is het leven in dit Siberië
dan ook.
Wat niet wil zeggen dat er in Nel
jemnoje geen rangen en standen zou
den bestaan. Het dorp telt twaalf le
den van de Communistische Partij en
15 afgevaardigden naar de regionale
'Seljsovjet', een soort dagelijks boe-
renbestuur van het district dat in om
vang met Nederland is te vergelijken.
In Zyrjanka, tachtig kilometer verder
op, worden de plannen gecoördineerd
en bestaat er iets van een lijntje naar
hogere partij- en staatsregionen.
Laat op
Vanzelfsprekend hebben de afge
vaardigden, en zeker de partijleden,
een extra taak (en dienovereenkom
stig een status) die te maken heeft met
het overeind houden en uitdragen
van het Sovjet-systeem, de discipline,
de hogere idealen voor de toekomst
en de perestrojka zoals die door Mi
chail Gorbatsjov in het Moskouse
Kremlin is uitgedacht.
Hij laat er geen misverstand over
bestaan: men weet ook in Neljemnoje
wat er aan de hand is, .wat er van de
mensen verwacht wordt. De dorpsbi
bliotheek krijgt een stuk of twintig
dagbladen en tijdschriften die druk
worden gelezen en elk huis heeft tele
visie, waarop ze net zo goed als in
Moskou onze Yvonne van Gennip
drie keer goud hebben zien winnen en
ondertussen de dagelijkse riedel over
perestrojka en glasnost hebben mee
gekregen. Vanwege het grote tijdsver
Met een sneeuwslee vol pelzen in de Tajga: "Alles wordt eerlijk ver
deeld". (foto GPD)
schil (het is hier acht uur later dan in
Moskou en tien uur later dan in Ne
derland) blijft men in Neljemnoje
zelfs vaak tot vier uur in de nacht en
nog later op om bepaalde directe uit
zendingen te kunnen volgen.
Maar het grote verschil met Mos
kou is dat de prioriteiten hier heel an
ders liggen. In Neljemnoje, dat als een
cowboydorp aan weerszijden van een
lange, tamelijk brede hoofdstraat is
opgericht, hangt een tot perestrojka
en taakvervulling oproepend rood ba
nier bij het kantoor van de voorzitter
van de dorpsraad. Een handgeschil
derd bord met soortgelijke tekst siert
de gevel van het culturele centrum,
waar behalve een kleine toneelzaal
(die aan alle 256 inwoners plaats
biedt) ook de bibliotheek annex het
propagandacentrum is gevestigd.
Voor een jager en zijn thuisfront in
het dorp is het evenwel belangrijker
dat die ene gevaarlijke hongerige
beer, die nu al dagenlang in de omge
ving wordt gesignaleerd, eindelijk
wordt afgeschoten.
Neljemnoje heeft een schooltje,
waar men terdege de gedachten van
Lenin aan de ongeveer 60 schoolkin
deren doorgeeft. Wie na zijn zestiende
verder wil leren gaat naar Zyrjanka of
zelfs Jakoetsk, en een enkeling onder
neemt de ongelofelijke tocht naar
Moskou voor de universiteit. Het ver
rassende van Neljemnoje is dat de
jeugd, vrijwel niemand uitgezonderd,
er wil blijven.
Interessant
Slava, de oudste zoon van mijn gas-
techtpaar, vertelde me dat hij "voor
de interessanterigheid" graag naar
Moskou wilde om te studeren, maar
dat hij zeker zijn kennis in Neljemno
je zal gaan gebruiken. Hij is vijftien en
zijn leeftijdgenoten denken er net zo
over. Hun argument: jagen, de vrije
natuur, dat vind je nergens anders. Zo
zijn ze hier nu eenmaal opgegroeid.
De jager Joeri Tsjeprasov denkt er
net zo over. Zijn ouders zijn van Vol
gograd hierheen gekomen vanwege
het geld (in Siberië wordt al gauw het
dubbele Moskouse salaris verdiend)
en hij peinst er niet over om Neljem
noje ooit te verlaten. Met brede geba
ren en op bijna verliefde toon be
schrijft hij de wonderlijke schoonhe
den die hij dagelijks op zijn tochten
door de Tajga beleeft: "Het mooiste
wat er is vind ik de paringsdans van
de kraanvogels in de lente. Oh, man,
dat is zo prachtig. Die geweldige uit
slaande vleugels, de staart die zich
uitvouwt. Daar kan ik uren naar kij
ken".
Joeri, die met zijn jagersmaat Jegor
een gebied van anderhalf miljoen hec
tare op de wildstand moet controle
ren, is vaak twee maanden of nog lan
ger ver weg in de Tajga, een onafzien
baar gebied van moerassen en meren
met weinig afwisseling, een soort be
vroren Loosdrecht tot de derde
macht.
Helemaal lyrisch wordt Joeri bij de
opsomming van vissoorten die ner
gens anders dan in Siberië voorko
men: neljma (daar is het dorp naar ge
noemd), omoelj, tsjir, perljatj, konjok,
enzovoort. Op zijn langdurige tochten
neemt hij altijd een paar van die vis
sen mee, die hij dan op Siberische wij
ze afschaaft terwijl ze nog bevroren
zijn. Deze 'stroganina'-methode staat
in de hele Sovjetunie bekend als een
exquise lekkernij.
De Siberiërs noemen hun strogani-
na de 'noordelijke vitamine', waarbij
ze èr van uitgaan dat juist in bevroren
toestand de heilzame eigenschappen
van het voedsel worden bewaard. Zo
heeft elke jager in zijn tas ook een be
vroren homp berevet, een voedzaam
gerecht waarvan in noodgevallen 300
gram genoeg is om een jagerskoppel
(zoals gezegd gaan ze nooit alleen) ge
durende twee dagen elk hongerge
voel te ontnemen. De beer voedt zich
met bessen en noten, en die vormen
de basis van het Siberische overle
vingspakket.
In Neljemnoje is een winkel, een te
legraafkantoor, een ziekenhuisje, een
vliegveld. De laatste twee instanties
liggen op eikaars terrein, want een
ernstig zieke moet ogenblkkelijk kun
nen worden overgebracht naar Zyr
janka, waar een deugdelijk hospitaal
staat. Het vliegveld heeft geen radio
toren en als het moet brengen vrijwil
ligers met vuurpotten de gewenste
bakens aan.
Telefoneren met Neljemnoje kan
niet direct, althans niet vanuit Mos
kou. Een aankondigingstelegram is
wenselijk, zodat de opgeroepene zich
op het juiste tijdstip in het kantoor
van de dorpstelegraaf kan bevinden.
Als de jagers in de Tajga zijn bestaat
er twee keer radiocontact tussen elk
van hen met de beheerster van het te
legraafkantoor.
De winkel van Neljemnoje is vooral
goed in vissers- en jagersspullen. Pa
tronen, snoeren, batterijen voor zak
lantaarns. Men weet wat men hier no
dig heeft en dat is er dan ook. Alcohol
wordt vooralsnog op de bon verkocht.
Er waren zelfs stemmen die tot een al
gehele drooglegging van Neljemnoje
opriepen, maar zo ver wilde men de
aanhankelijkheid aan Moskou en
Gorbatsjov toch niet doorvoeren.
Overigens is het zo dat wodka hier
per traditie niet ruim geschonken
wordt. Slechts als men van een koude
tocht thuiskomt zal er een glas wodka
klaarstaan. En dat moetje dan ook in
één teug opdrinken. Maar wee degene
die met een slok te veel op de nacht
van 48 graden onder nul betreedt
dat is gevaarlijk, je moet immers je
hersens kunnen gebruiken om die
temperatuur te overleven.
Niet ontsluiten
De koude, de natuur. De beesten
rondom. De onbereikbaarheid, de
saamhorigheid. Om Zyrjanka te be
reiken heb je in de winter een boeran
(een gemotoriseerde slee) of een jeep
nodig om over de bevroren moeras
sen en meren te kunnen sjezen. In de
zomer gaat het verkeer per bootje of
per propellervliegtuig.
Zou het niet beter zijn een weg aan
te leggen? In het geheel niet, was het
antwoord. "Er zouden zeker drie
bruggen gebouwd moeten worden en
er is hier helemaal geen industrie.
Dus waarom al die moeite?"
"We zijn er tegen dat ze het gebied
gaan ontsluiten, zoals dat heet. De
dieren zouden wegtrekken. Het om
leggen van de Siberische rivieren, wat
onder Brezjnev het grote plan was,
hebben we ook al afgewezen. Laat de
Siberische natuur toch blijven wat ze
is: een uitdaging voor wie ervan
houdt", zo reageerde Kolja Sjaloegin
met kennelijk de instemming van de
anderen aan tafel.
ALEXANDER MUNNINGHOFF.