Als op een andere planeet H Er op los leven is er hier niet bij Overleven in het 'Wilde Oosten' van de Sovjetunie ZATERDAG 5 MAART 1988 EXTRA PAGINA 25 r Een partijtje voetbal bij 50 graden onder nul: kopbal met een bontmuts op. Vorstverlet gaat er pas in bij 51 graden onder nul. Zo koud was het bijna tijdens het bezoek van onze correspondent in Moskou aan dat stuk woeste, genadeloze aardkorst dat Siberië heet. Een gebied vol kostbare bodemschatten en mensen die dagelijks overleven. door Alexander Munninghoff De kou van Siberië treft je als een bijlslag dwars over het gezicht. Achtenveertig graden onder nul wijst de thermometer aan als we in Jakoetsk uit de Toepolev stappen die ons in zeven uur vanuit Moskou naar deze Oostsiberische uithoek heeft gebracht. Maar wat betekent tijd in dit onmetelij ke land: al vliegend zijn we immers ook nog eens zes uur kwijtgeraakt door het passeren van allerlei tijdzones. Hier in Jakoetsk is het nu even laat als in Manila, namelijk twee uur in de nacht. Dat had ik van tevoren als een contrastrijk gegeven opgezocht, maar staande in de winderige nevelflarden van het vliegveld besef ik dat elke verwijzing naar de gewone we reld hier mank gaat. Dit is Siberië: gena deloos, woest en ongenaakbaar als een onbekende planeet. Desalniettemin zijn er in Jakoetsk ge bouwen, voertuigen en zelfs mensen. De gebouwen zijn met ijspegels als orgélpij- pen omhangen en zien er onder hun vast klevende laagje poedersneeuw zo her metisch dichtgevroren uit, dat het betre den ervan slechts met behulp van een deugdelijke vlammenwerper mogelijk lijkt. De voertuigen zijn veelal zware vracht wagens en aangepaste personenauto's, zoals de zogenaamde 'boerenvariant' op de Volga, die met een extra terreinver snelling en hier en daar wat verstevigin gen de strijd met de barre natuur in wordt gestuurd. Alle auto's hebben hier dubbele ruiten en iedereen zorgt ervoor dat zijn banden extra hard zijn opge pompt. Wie bij deze temperatuur zijn au to parkeert zonder die voorzorg, kan èr op rekenen dat hij al na een kwartier met onherstelbaar vervormde hobbelbanden verder moet. Alles went "Een mens moet wel goed weten waar aan hij begint voordat hij hier komt wo nen", zeg ik, nog steeds nahuiverend van de eerste kennismaking met de Siberi sche kou, tegen Victor Zjoeravljov. Hij is de plaatselijke correspondent van het persagentschap Novosti, de in Moskou gebaseerde organisatie die deze reis voor mij heeft voorbereid. Want Siberië mag dan wel het 'Wilde Oosten' van de Sovjetunie zijn, dat bete kent nog niet datje hier als westerling op eigen houtje mag gaan vrijbuiten. Uit Moskou is Volodja Rytsjalin, een korda te ex-gewichtheffer, namens Novosti als permanent begeleider met me mee ge- reisd, hier in Jakoetsk bepaalt Victor de gang van zaken en straks, als we hele maal de onbewoonde wereld gaan opzoe ken aan de oevers van de Kolyma, zal ook daar een begeleider met een pro gramma zijn. Zo werkt het systeem nu eenmaal en dat heeft zijn voordelen, al was het alleen maar dat ik nu niet bij 48 graden onder nul een taxi hoef te zoeken. "Alles went, ook de kou", is Victor Zjoeravljovs mening. Hij vindt de kou zelfs prettiger dan de hitte in de zomer, als het hier tot 38 graden boven nul kan oplopen en de mensen badend in het zweet de hele dag bezig zijn zich de venij nig stekende muggen van het lijf te hou den. "U treft het niet, want er zit nu wat vocht in de lucht en er staat wat wind. Dan is het inderdaad nauwelijks om te harden. Maar over het algemeen is het hier helder en windstil en dan is het hier voor een normaal gezond mens heel best uit te houden". Om dat te illustreren vertelt Victor dat voor de bouwvakkers het vorstverlet pas bij 51 graden onder nul begint en dat het ijsvrij op de scholen bij 53 graden ingaat. Echte problemen krijgt men bij 55 gra den en nog lager (het kwik kan hier tot onder min 70 dalen), want dan blijven de lichtere vliegtuigtypes aan de grond en ondervinden het transport en de bevoor rading moeilijkheden. Gevaar De volgende ochtend is de nevel alleen maar dichter geworden. In het diffuse daglicht zijn bij de bushaltes groepjes dicht op elkaar staande, stampvoetende mensen te ontwaren. Sinds een paar jaar heeft men bij alle haltes een automati sche meld-installatie aangebracht, zodat de centrale precies in de gaten kan hou den of de bussen op schema rijden. Een noodzakelijke maatregel, omdat een bus die in het ongerede geraakt, gevaar ople vert voor met name de schoolkinderen en ouden vart dagen, die dan elders op de route extra lang in de afzichtelijke kou moeten wachten. Nu kan er binnen een paar minuten een reserve-bus worden in gezet. Victor laat ons wat bouwputten zien aan de rand van de stad, waar de nevel plotseling is verdwenen. Door de perma frost. de eeuwige ijslaag die hier tot een diepte van 500 meter de aardkorst in haar greep houdt, moeten de huizen en flatge bouwen op palen, los van de grond, wor den gebouwd. In de drie maanden dat de zon hier warmte geeft (juni, juli en augus tus) smelt namelijk zo'n anderhalve me ter van de bodemlaag weg en dat maakt een normale fundering onmogelijk. Hoewel het toch niet veel warmer dan 51 graden is, werken de arbeiders onver stoorbaar door. Slechts af en toe zie je ze even de handen warmen aan een open vuur, dat ze met overtollig bouwmateri aal brandend houden. Op een speel plaats maakt een zeer dik ingepakt kind je een rondje op een draaimolen en even verderop is er zelfs een voetbalwedstrijd aan de gang. Te oordelen naar de opge wonden kreten die van het kale, spier witte veld opstijgen, wordt de pret niet gedrukt door de geringe bewegingsmo gelijkheden die de spelers met hun om vangrijke winterkleding hebben. Ik zie hoe de keeper, gehuld in een solide he renjas tot op de enkels, een listige schui ver met een heroïsche zweefduik on schadelijk maakt. Even blijf ik staan kij ken in de hoop te kunnen meemaken hoe een kopbal met een bontmuts wordt uit gevoerd, maar al snel dwingt de kou mij weer Victors auto in. Verlichting Het is pas drie uur in de middag, maar toch brandt de straatverlichting reeds en doet de invallende schemering de laatste contouren van de stad alweer vervagen als we in het plaatselijke gebouw van de Academie van Wetenschappen een ge sprek hebben met Michail Tomsjin, een jonge geleerde die zich met geologie en mineralogie bezighoudt. Staande voor een reliëfkaart van de Jakoetische Auto nome Sovjet Republiek wijst hij de vind- plekken aan van de enorme bodemschat ten die dit ruige gebied herbergt en die de hele Sovjetunie in de volgende eeuw van pas zullen komen. Mits men er in slaagt om de vaak afgelegen gebieden bereikbaar te maken natuurlijk. Een aftakking van de bekende BAM- spoorlijn naar de kolenvelden in het zui den van Jakoetië is een eerste poging in die richting. Daar, aan de bovenloop van de Lena, de 4.000 kilometer lange rivier die met groot geweld dwars door Jakoe tië snijdt, is een 25 meter dikke laag ont dekt die goed is voor 13 triljoen ton steenkool. Ter vergelijking: het Don- bass-gebied in de Oekraïne, dat tot dus ver grotendeels de Sovjet-steenkoolpro- duktie voor zijn rekening neemt, heeft een kolenlaag van 30 centimeter dik. En dat is nog lang niet alles. De Jakoe tische gas- en olievelden zullen de rol gaan overnemen van Oerengoj en Tjoe- men, waarop nu de Siberische pijplei dingen richting Europa zijn aangesloten, die de Sovjetunie de broodnodige valuta opleveren. En voorts: al zestig jaar wordt er goud gevonden in Jakoetië, veel goud. Van Aldan in het zuiden, via Tjoegd- joersk en Indigirsk naar Koelarzoloto in het noorden hebben de goudzoekers al die jaren po klondajkskidat wil zeggen op de manier van de Amerikanen in de vorige eeuw, in de ruwe bodem en aan de rivieroevers met succes hun graafwerk verricht. "En nog steeds komen er briga des van tien, twintig, soms zelfs honderd man die een licentie van de staat hebben gekocht en hier in Jakoetië rijk kunnen worden", zegt Tomsjin. "Tot uit Moskou komen ze hierheen, en vaak blijven ze ja renlang. Niemand weet hoeveel goud hier ligt". Geologen Een juiste taxatie van wat onder gronds Jakoetië te bieden heeft is thans de hoofdtaak van de niet minder dan 30.000 bodemdeskundigen, die in over heidsdienst in deze streek werkzaam zijn. Op een totale bevolking van net iets meer dan één miljoen mensen vormen de geologen veruit de grootste hogere be roepsgroep in Jakoetie, wat de prioritei ten die men in Moskou stelt duidelijk aangeeft. Maar wat zijn 30.000 man op een braakliggend terrein dat groter is dan Engeland, Frankrijk, Duitsland, Ita lië, Noorwegen, Zweden, Finland en de Benelux samen? "Pas sinds 1949 weet men dat Jakoetië ook diamanten in de bodem heeft zit ten", vervolgt Tomsjin en hij laat achte loos een klein doosje zien. "Officieel is de waarde hiervan getaxeerd op 600.000 dollar", zegt hij. Lichtelijk verbijsterd kijk ik naar het handjevol doorzichtige steentjes. Een hele kleine blauwe, net iets groter dan een luciferkopje, flitst door een plotselinge lichtval even op in een diepe, bijna dreigende gloed. "Tach tigduizend dollar", zegt Tomsjin, "maar het moet natuurlijk wel eerst geslepen worden". Pas tegen het jaar 2000 zal er van een georganiseerde diamantwinning sprake kunnen zijn, zo luidt de verwach ting. Een paar dagen na mijn vertrek zou uit Jakoetsk het bericht komen dat er een kanjer van bijna 110 karaat was ge vonden. God. zo weten de Siberiërs te vertellen, werd bij het verdelen van de rijkdommen over de wereld boven Ja koetië door de kou bevangen en liet zijn hele schatkist naar beneden vallen. De eerste Het is weer donker als onze tweemoto- rige Antonov-24 de volgende dag zijn propellers laat uitdraaien op het vlieg veldje van Zyrjanka, een dorp van 9.000 inwoners aan de Kolyma-rivier. Ruim duizend kilometer hebben we gevlogen en weer zijn we twee tijdzones gepas seerd. In Jakoetsk waren nog wat landgeno ten mij voorgegaan, maar hier ben ik de eerste Nederlander die dit grondgebied betreedt. Als het ware om dat te onder strepen staat een hoge delegatie mij op te wachten: de vice-burgemeester, een me vrouw van de Partij en de chef van het vliegveld. Op weg naar het gastenverblijf zie ik allerlei borden in de hoofdstraat (naar goed gebruik Lenin Allee geheten) die verwijzen naar het 50-jarig bestaan van het dorp, een gebeurtenis die vorig jaar is gevierd. Er bestaat een indrukwekkend, prach tig, angstaanjagend boek dat 'Kolyma' heet. Het is geschreven door een inmid dels overleden ex-gevangene van Stalin, Sjalamov, die vele jaren in Siberische strafkampen heeft doorgebracht. Koly ma is synoniem voor strafkamp dat had ik al gemerkt toen ik in Moskou aan vrienden mijn reisdoel noemde. En een dorp als Zyrjanka dat in 1937 is gesticht dus gedurende het hoogtepunt van de Stalinterreur kan niet anders dan door dwangarbeiders gebouwd zijn. Het prettige gesprek aan de welvoor ziene tafel in het gastenverblijf stokt even als ik over dit beladen thema begin. Zoja van de Partij neemt ten slotte het woord en verklaart dat die kampen al ruim dertig jaar gesloten zijn. De mensen die nu hierheen komen hebben die asso ciatie met het verleden niet meer, meent zij. Misschien dat een enkele bejaarde dorpsbewoner nog uit eigen herinnering kan putten en er wonert hier nog wel en kele afstammelingen van ex-dwangar beiders, maar voor verreweg de meeste mensen zijn de verhalen over de straf kampen niet ter zake doende. Ik leg het gezelschap uit dat men in het Westen mij niet zou geloven als ik zeg dat het feno meen van de Siberische strafkampen niet meer bestaat. "Daar zijn we aan ge wend", roepen mijn disgenoten lachend in koor, "in Moskou geloven ze dat wij in berevellen gekleed gaan en op elanden rijden. We zijn te ver weg, daar ligt het Kunstmatig Toch heeft de manier waarop er over dit sinistere historische aspect van het Siberische leven wordt gesproken iets zeer kunstmatigs. In een brochure over Jakoetië, zo was me al opgevallen, wordt alleen maar gezegd dat de tsaren hun te genstanders naar dit barre gewest lieten afvoeren. Over Stalin geen woord. Pas op de dag van mijn terugkeer naar Moskou zal ik iemand tegen komen die minder vergeetachtig blijkt, mij de ge bouwen toont die door dwangarbeiders in 1937 zijn gebouwd en me tevens de plek aanwijst waar naar men zegt de lij ken van de omgekomen gevangenen in de permafrost liggen. Er wordt nu op die plek een flat gebouwd. Misschien is het inderdaad maar beter dat wat zich hier heeft afgespeeld bij de meeste dorpelingen niet meer bekend is. In 1982 deden Sovjet-archeologen een heel interessante ontdekking bij de plek Diring-Joerjach, diep in Jakoetië in het oostelijk deel van Siberië. Men ontdekte er allerhande materiaal (onder andere primitieve wapens en gebruiksvoorwerpen) waaruit na enkele jaren van studie kon worden afgeleid dat er in deze angstaanjagend woeste streek al 2,5 miljoen jaar geleden iets van een menselijke beschaving moet zijn geweest. Daarmee werd de vraag waar men d eerste menselijke wezens op onze aar de moest situeren weer actueel, want de tot dusver als bakermat geaccep teerde locatie in Afrika kon ook op 2,5 miljoen jaar bogen. De leider van de Sovjet-expeditie, Motsjalov, ontwierp toen de theorie dat de eerste mens zich juist niet in het zonnige Afrika, maar des te meer in het barre Siberische Noorden heeft kunnen ontwikkelen. Immers, de vre selijke koude activeert de biologische hulpbronnen in het menselijke orga nisme; en in de strijd om te overleven ben je al gauw gedwongen om iets van verstand te ontwikkelen. Nauwgezet Rondlopend bij 48 graden onder nul in het dorpje Neljemnoje in de oostelijke uithoek van het Siberische Jakoetië krijg ik al snel het aan zeker heid grenzende gevoel dat Motsjalov het bij het rechte eind heeft. Zo'n beetje er op los leven is er onder deze barre omstandigheden niet bij. Omdat ik vrijwel nooit een hoofd- dekstel draag was ik deze wandeling door Neljemnoje bijna blootshoofds begonnen als Jeddokija Sjaloegina, mijn gastvrouw, mij niet bijtijds ver manend had toegesproken en mijn bontmuts over de oren had getrok ken. Waarmee twee eigenschappen van de Siberiër worden geïllustreerd: een niet aflatende nauwgezetheid in alles wat met koudebestrijding te ma ken heeft en een grote oplettendheid ten aanzien van het gedrag van de me demens. En zeker in een'dorp Neljemnoje met zijn 256 inwoners is collectiviteit het onwrikbare uitgangspunt. Je ont trekken aan de kleine gemeenschap die steunend op elkaar jaar in jaar uit het negen maanden durende gevecht met de genadeloze winter moet voe ren, is onmogelijk. Kolja Sjaloegin, mijn gastheer, Joeri Tsjeprasov en Vitja Djatsjkov hadden het me uitgelegd toen ik een etmaal met deze drie ervaren jagers had doorgebracht in de Tajga. In het najaar gaan de 26 beroepsjagers van het dorp op pad. Na een maand ko men ze met een gezwollen rechter- kaak door het steeds maar weer aan leggen en schieten terug. "We schie ten voor een heel jaar", zei Joeri, "en wie pech heeft gehad bij het jagen krijgt gewoon een deel van de buit van de anderen. Alles wordt eerlijk verdeeld". Het klonk simpel en op recht, en zo is het leven in dit Siberië dan ook. Wat niet wil zeggen dat er in Nel jemnoje geen rangen en standen zou den bestaan. Het dorp telt twaalf le den van de Communistische Partij en 15 afgevaardigden naar de regionale 'Seljsovjet', een soort dagelijks boe- renbestuur van het district dat in om vang met Nederland is te vergelijken. In Zyrjanka, tachtig kilometer verder op, worden de plannen gecoördineerd en bestaat er iets van een lijntje naar hogere partij- en staatsregionen. Laat op Vanzelfsprekend hebben de afge vaardigden, en zeker de partijleden, een extra taak (en dienovereenkom stig een status) die te maken heeft met het overeind houden en uitdragen van het Sovjet-systeem, de discipline, de hogere idealen voor de toekomst en de perestrojka zoals die door Mi chail Gorbatsjov in het Moskouse Kremlin is uitgedacht. Hij laat er geen misverstand over bestaan: men weet ook in Neljemnoje wat er aan de hand is, .wat er van de mensen verwacht wordt. De dorpsbi bliotheek krijgt een stuk of twintig dagbladen en tijdschriften die druk worden gelezen en elk huis heeft tele visie, waarop ze net zo goed als in Moskou onze Yvonne van Gennip drie keer goud hebben zien winnen en ondertussen de dagelijkse riedel over perestrojka en glasnost hebben mee gekregen. Vanwege het grote tijdsver Met een sneeuwslee vol pelzen in de Tajga: "Alles wordt eerlijk ver deeld". (foto GPD) schil (het is hier acht uur later dan in Moskou en tien uur later dan in Ne derland) blijft men in Neljemnoje zelfs vaak tot vier uur in de nacht en nog later op om bepaalde directe uit zendingen te kunnen volgen. Maar het grote verschil met Mos kou is dat de prioriteiten hier heel an ders liggen. In Neljemnoje, dat als een cowboydorp aan weerszijden van een lange, tamelijk brede hoofdstraat is opgericht, hangt een tot perestrojka en taakvervulling oproepend rood ba nier bij het kantoor van de voorzitter van de dorpsraad. Een handgeschil derd bord met soortgelijke tekst siert de gevel van het culturele centrum, waar behalve een kleine toneelzaal (die aan alle 256 inwoners plaats biedt) ook de bibliotheek annex het propagandacentrum is gevestigd. Voor een jager en zijn thuisfront in het dorp is het evenwel belangrijker dat die ene gevaarlijke hongerige beer, die nu al dagenlang in de omge ving wordt gesignaleerd, eindelijk wordt afgeschoten. Neljemnoje heeft een schooltje, waar men terdege de gedachten van Lenin aan de ongeveer 60 schoolkin deren doorgeeft. Wie na zijn zestiende verder wil leren gaat naar Zyrjanka of zelfs Jakoetsk, en een enkeling onder neemt de ongelofelijke tocht naar Moskou voor de universiteit. Het ver rassende van Neljemnoje is dat de jeugd, vrijwel niemand uitgezonderd, er wil blijven. Interessant Slava, de oudste zoon van mijn gas- techtpaar, vertelde me dat hij "voor de interessanterigheid" graag naar Moskou wilde om te studeren, maar dat hij zeker zijn kennis in Neljemno je zal gaan gebruiken. Hij is vijftien en zijn leeftijdgenoten denken er net zo over. Hun argument: jagen, de vrije natuur, dat vind je nergens anders. Zo zijn ze hier nu eenmaal opgegroeid. De jager Joeri Tsjeprasov denkt er net zo over. Zijn ouders zijn van Vol gograd hierheen gekomen vanwege het geld (in Siberië wordt al gauw het dubbele Moskouse salaris verdiend) en hij peinst er niet over om Neljem noje ooit te verlaten. Met brede geba ren en op bijna verliefde toon be schrijft hij de wonderlijke schoonhe den die hij dagelijks op zijn tochten door de Tajga beleeft: "Het mooiste wat er is vind ik de paringsdans van de kraanvogels in de lente. Oh, man, dat is zo prachtig. Die geweldige uit slaande vleugels, de staart die zich uitvouwt. Daar kan ik uren naar kij ken". Joeri, die met zijn jagersmaat Jegor een gebied van anderhalf miljoen hec tare op de wildstand moet controle ren, is vaak twee maanden of nog lan ger ver weg in de Tajga, een onafzien baar gebied van moerassen en meren met weinig afwisseling, een soort be vroren Loosdrecht tot de derde macht. Helemaal lyrisch wordt Joeri bij de opsomming van vissoorten die ner gens anders dan in Siberië voorko men: neljma (daar is het dorp naar ge noemd), omoelj, tsjir, perljatj, konjok, enzovoort. Op zijn langdurige tochten neemt hij altijd een paar van die vis sen mee, die hij dan op Siberische wij ze afschaaft terwijl ze nog bevroren zijn. Deze 'stroganina'-methode staat in de hele Sovjetunie bekend als een exquise lekkernij. De Siberiërs noemen hun strogani- na de 'noordelijke vitamine', waarbij ze èr van uitgaan dat juist in bevroren toestand de heilzame eigenschappen van het voedsel worden bewaard. Zo heeft elke jager in zijn tas ook een be vroren homp berevet, een voedzaam gerecht waarvan in noodgevallen 300 gram genoeg is om een jagerskoppel (zoals gezegd gaan ze nooit alleen) ge durende twee dagen elk hongerge voel te ontnemen. De beer voedt zich met bessen en noten, en die vormen de basis van het Siberische overle vingspakket. In Neljemnoje is een winkel, een te legraafkantoor, een ziekenhuisje, een vliegveld. De laatste twee instanties liggen op eikaars terrein, want een ernstig zieke moet ogenblkkelijk kun nen worden overgebracht naar Zyr janka, waar een deugdelijk hospitaal staat. Het vliegveld heeft geen radio toren en als het moet brengen vrijwil ligers met vuurpotten de gewenste bakens aan. Telefoneren met Neljemnoje kan niet direct, althans niet vanuit Mos kou. Een aankondigingstelegram is wenselijk, zodat de opgeroepene zich op het juiste tijdstip in het kantoor van de dorpstelegraaf kan bevinden. Als de jagers in de Tajga zijn bestaat er twee keer radiocontact tussen elk van hen met de beheerster van het te legraafkantoor. De winkel van Neljemnoje is vooral goed in vissers- en jagersspullen. Pa tronen, snoeren, batterijen voor zak lantaarns. Men weet wat men hier no dig heeft en dat is er dan ook. Alcohol wordt vooralsnog op de bon verkocht. Er waren zelfs stemmen die tot een al gehele drooglegging van Neljemnoje opriepen, maar zo ver wilde men de aanhankelijkheid aan Moskou en Gorbatsjov toch niet doorvoeren. Overigens is het zo dat wodka hier per traditie niet ruim geschonken wordt. Slechts als men van een koude tocht thuiskomt zal er een glas wodka klaarstaan. En dat moetje dan ook in één teug opdrinken. Maar wee degene die met een slok te veel op de nacht van 48 graden onder nul betreedt dat is gevaarlijk, je moet immers je hersens kunnen gebruiken om die temperatuur te overleven. Niet ontsluiten De koude, de natuur. De beesten rondom. De onbereikbaarheid, de saamhorigheid. Om Zyrjanka te be reiken heb je in de winter een boeran (een gemotoriseerde slee) of een jeep nodig om over de bevroren moeras sen en meren te kunnen sjezen. In de zomer gaat het verkeer per bootje of per propellervliegtuig. Zou het niet beter zijn een weg aan te leggen? In het geheel niet, was het antwoord. "Er zouden zeker drie bruggen gebouwd moeten worden en er is hier helemaal geen industrie. Dus waarom al die moeite?" "We zijn er tegen dat ze het gebied gaan ontsluiten, zoals dat heet. De dieren zouden wegtrekken. Het om leggen van de Siberische rivieren, wat onder Brezjnev het grote plan was, hebben we ook al afgewezen. Laat de Siberische natuur toch blijven wat ze is: een uitdaging voor wie ervan houdt", zo reageerde Kolja Sjaloegin met kennelijk de instemming van de anderen aan tafel. ALEXANDER MUNNINGHOFF.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1988 | | pagina 25