Schilder van bovenaardse natuur
r
- *i 3^-
a
Brecht-visie zonder zelfkritiek
Dapper Studenten Kamerkoor
Vrouwen kunnen componeren!
Kunst met
ondertitels
Een opmerkelijk
verfijnd touché
Lulu als een
fragiel figuur
Mahler wordt
recht gedaan
IJl gepingel op 'Hammerklavier'
ZATERDAG 27 FEBRUARI 1988
KUNST
PAGINA 33
'Van figuratie naar abstractie': Mondriaan-expositie in Den Haag
DEN HAAG - Piet Mondriaan moet
een merkwaardige man zijn ge
weest. Een man, afkomstig uit een
streng protestants nest die later
dweept met de theosofie en zich ui
terst denigrerend over joden uit
laat. 'Je moet niet bij De Bijenkorf
exposeren', adviseert hij Theo van
Doesburg, 'beste menschen, maar
joden die het ware alleen exploi-
teeren om reclame te maken'.
door
Hans Lutz
Een man, die verslingerd is aan
de charleston en de shimmy, die in
Laren de 'dansende madonna'
wordt genoemd vanwege zijn stijle
houding en hoppende voetbewe
gingen tijdens het dansen. Een
man die het liefst met heel jonge
meisjes dansafspraken maakte en
op de vraag hoe oud z'n afspraakje
was antwoordde 'Hoe jonger hoe
beter'.
Een man, die zijn Parijse atelier
inricht volgens zijn eigen strikte
normen over onderlinge verhou
dingen van voorwerpen en het zijn
gasten kwalijk neemt als zij een
doosje lucifers niet precies zo te
rugleggen op tafel, als hij het had
gearrangeerd. Een man, die verzot
op feesten is, op wie tal van vrou
wen verliefd worden. Vrouwen die
hij uiteindelijk telkens afwijst,
bang als hij is in zijn egocentrische
individualiteit beperkt te worden.
En buiten dit alles een man, die
door en door een schilder is; van
zijn figuratieve periode via het ku
bistisch intermezzo naar zijn thans
meest gewaardeerde abstracte apo
theose. Overigens wees Mondriaan
zelf de aanduiding 'abstract' van de
hand. Hij hanteerde zelf de term
non-figuratief: voor hem had al zijn
werk een reële inhoud. Hij wenste
die niet met titels aan te duiden
omdat hij er van uitging dat een
'gevoelige ziel de betekenis achter
de uiterlijkheid van lijnen en vlak
ken uit zichzelf verstaat'.
Dat onbetwistbaar schilder-
schap van Mondriaan wordt op de
tentoonstelling in Den Haag in on
gekende omvang duidelijk. Men
moet, om de ontwikkeling in het
werk van Piet Mondriaan op waar
de te kunnen schatten eerst de ex
positie over de Haagse School be
kijken. Daar immers liggen de wor
tels van de in Amersfoort geboren
schilder. Piet kreeg zijn eerste les
sen van zijn vader, die een niet on
verdienstelijk tekenaar was. Maar
het werd pas echt, toen zijn oom
Boom II, 1912 - krijt op papier.
Frits Mondriaan, gewaardeerd lid
van de Haagse School, hem onder
zijn hoede nam.
Hoe kon het anders dan dat Piet
Mondriaan, gestimuleerd door zijn
oom Frits en door zijn vriendschap
met Simon Maris, een zoon van
Willem Maris, zich op het 'Haagse'
landschap stortte. Hij was in 1892
van Winterswijk naar Amsterdam
vertrokken, waar hij zich liet in
schrijven als leerling aan de Rijks
academie. Daar kon hij met zijn in
middels al gevorderde landschaps
schilderkunst niet uit de voeten.
Hoewel het impressionistische
landschap het kunstbeeld van die
tijd bepaalde, hield men op de aca
demie vast aan het stilleven als het
enig onderwerp om het vak te le
ren. En toen Piet Mondriaan in
1892 bij het Genootschap Kunst
liefde in Utrecht exposeerde had
hij dan ook drie stillevens ingezon
den en slechts één landschap.
De periode in Amsterdam heeft
voor Mondriaan ingrijpende per
soonlijke, en in het verlengde daar
van ook artistieke, gevolgen. Hij
voelt zich aangetrokken tot de
ideologie van de anarchistische be
weging, tot solidariteit met de
"Brecht, het leven zelf" van Erik Lotichius
met Eddy Brugman, hantzen Houwert en
Hans Radloff. Regie: Eddy Verbruggen.
LEIDEN - Als kind verslond ik
de "Illustrated Classics", de we
reldliteratuur gereduceerd tot
zuurstokkleurige stripverhalen.
Het verhaal was daarbij bewaard
gebleven, maar elke meerwaarde
was door rigoureuze bekortin
gen in de prullenmand verdwe
nen.
"Brecht, het leven zelf' heeft
hetzelfde gedaan met Bertold
Brecht. De voorstelling geeft de
levensbeschrijving die de titel
belooft, maar wie meer wil we
ten, komt bedrogen uit. De ideo
logie van Brecht wordt terugge
bracht tot vage aanduidingen,
het voor zijn werk essentiële ver
vreemdingseffect lijkt weinig
meer dan het inlassen van liedjes
en de betekenis van zijn oeuvre
moet gedestilleerd worden uit de
vermelding van enkele titels. Dat
daarbij alleen de populairste to
neelwerken genoemd worden, is
even kenmerkend als het feit dat
uitsluitend de "Dreigroscheno-
per" nog iets meer aandacht
krijgt. Geen woord over het
"Berliner Requiem" of "Happy
End", werken die welhaast vol
maakt uitdrukking geven aan
zijn houding t.o.v. de door hem
bestreden maatschappij.
delijk, maar het resultaat is nau
welijks meer dan een opsom
ming van enkele gebeurtenissen
met een oppervlakkigheid die de
kritische toeschouwer het
plaatsvervangend schaamrood
naar de kaken jaagt. De vrouwen
en vriendinnen van Brecht lijken
belangrijker dan de ideeën die
hem bezielden, en de Ameri
kaanse show-industrie krijgt
meer aandacht dan de confronta
tie met de heksenjacht op com
munisten. Ook het feit dat zo'n
programma wordt samenge
steld, waarbij van de acht mu
zieknummers na de pauze er vijf
uit de show-business afkomstig
zijn, is onvoorstelbaar. De nala
tenschap van Brecht levert mate
riaal in overvloed dat een beter
licht op de dichter werp dan de
commerciële muzikale omlijs
ting die hier gepresenteerd
wordt. Gemakzucht is troef,
eveneens in de gesproken tek
sten (soms feitelijk heel merk
waardig van inhoud), die uiteen
vallen in teksten die Brecht in de
mond worden gelegd en via de
luidspreker verkondigde biogra
fische gegevens. De door
"Brecht" (een tussen de micro
foons door laverende Eddy
Brugman) gesproken teksten lij
ken quasi-diepzinnig of o-zo-
menselijk, maar roepen geen re
ëel (of fictief) personage op. De
teksten uit de luidspreker lijken
bedoeld als onderricht voor
scholieren en doen denken aan
ouderwetse WIKOR-voorstellin-
gen.
PAUL KORENHOF
Concert door het Nederlands Studenten
Kamerkoor o.l.v. Cees Rotteveel. Gehoord
op 26 februari in de Evangelisch-Lutherse
LEIDEN - Erg vol was het niet in
de kerk. Het begon ook wat ver
warrend; nadat dirigent Cees
Rotteveel had duidelijk gemaakt
waar zich in de kerk de beste
luisterplaatsen bevonden, ver
huisde een groot deel van de
mensen van zitplaats. Immers
het thema "meerkorigheid van
romantiek tot heden" vereist een
gescheiden opstelling van de
verschillende koordelen, het
geen in deze ruimte niet geheel
bevredigend gerealiseerd kon
worden. Pas in het werk van
Daan Manneke "Chants and Ma
drigals" kwam het koor in alle
vier de hoeken van de ruimte te
recht.
Het programma kon niet
meteen gemakkelijk genoemd
worden. Het feit dat er twee of
meer koren tegelijkertijd zingen
houdt in dat er meerdere melodi
sche lijnen onafhankelijk van el
kaar kunnen klinken zoals te be
luisteren was in de "Fest und Ge-
denksprüche" van Brahms. In
werken van deze tijd zoals "Bal-
lada" uit 1978 van de Pool Flo-
rian Dabrowski en delen uit de
"Missa Antiphonica" (1985) van
Ton de Leeuw leidt dat boven
dien tot clusters van dicht tegen
elkaar aan liggende toonhoog
ten.
Al deze moeilijkheden werden
door het koor dapper het hoofd
geboden. Maar er was méér; on
danks de verscheidenheid die
van de leden vereist werd, straal
den de studenten die afgelopen
najaar gerecruteerd zijn, een gro
te eenheid uit; het werk van een
inspirerende dirigent! Helder
van klankkleur waren de ver
schillende stemgroepen. Het wat
hese geluid dat zo eigen is aan
koren waarvan de zangers niet
professioneel geoefend zijn was
hier bijna niet te horen. Duide
lijk verstaanbare teksten, zowel
qua articulatie als qua klinker-
vorming. Nog ingewikkelder van
structuur waren de entr'acts die
werden uitgevoerd door de vier
solisten. Vooral de liederen van
Alphons Diepenbrock, hoe
voortvarend ook gezongen, over
tuigden niet helemaal.
MONICA SCHIKS
zwakken in de samenleving. Maar
hij gruwt van de gewelddadigheid
die deel uitmaakt van de ideologie.
In 1903 vlucht hij naar Albert van
den Briel, die lange tijd zijn vriend
is, in het Brabantse Uden.
De rust op het Brabantse land, de
vriendelijkheid van de bevolking
hebben grote invloed op de kunste
naar Mondriaan. Hij schildert veel,
houdt zich bezig met vraagstukken
van vlakken en lijnen, de 'gulden
snede' en verdiept zich in religieu
ze problemen. Volgens Van den
Briel wordt daar de latere non-figu-
ratieve Mondriaan geboren.
Terug in Amsterdam zijn de eer
ste tekenen van de vereenvoudi
ging zichtbaar in zijn in zacht grijs
en violet geschilderde landschap
pen. In 1908 ontmoet hij in Dom
burg Jan Toorop en dan wordt zijn
palet nog lichter. In de reeksen dui
nen en de vuurtoren van Westka-
pelle komen lichtblauw, wit, roze,
goudgeel steeds nadrukkelijker
De natuur blijft inspiratiebron,
maar voortdurend neemt hij verder
afstand van de realistisch-romanti-
sche interpretatie daarvan. Hij
zoekt naar een oplossing voor wat
hij later het 'denatureren van de na
tuur' zal noemen. Op zelfportretten
beeldt hij zich af als een visionair
ziener met brandende ogen, hij me
diteert en schildert onder meer het
triptiek 'Evolutie'.
December 1911 vertrekt Mondri
aan naar Parijs. De verandering is
compleet. Hij komt diep onder de
indruk van het kubisme hetgeen
onder meer leidt tot de unieke serie
bomen, die zich van het figuratief
uitgangspunt stap voor stap ont
wikkelen tot verder gaande ab
stracties. Hij experimenteert, zoekt
de kern van het kubisme, maar
wendt zich er toch van af. Naar zijn
inzichten neemt het nog steeds te
veel de natuur als zichtbaar uit
gangspunt. Steeds verder gaan zijn
abstracties, de 'composities' die
nog uitsluitend uit horizontale en
verticale lijntjes ontstaan.
Terug in Nederland (waar hij
door de Eerste Wereldoorlog veel
langer blijft dan hij wenste) ont
moet Mondriaan Bart van der Leek
en Theo van Doesburg met wie hij
in 1917 het tijdschrift De Stijl op
richt. Mondriaan ontwikkelt zich
tot de theoreticus van de 'nieuwe
beelding'. Hij publiceert lange,
moeilijk te lezen verhandelingen,
waarvan 'Natuurlijke werkelijk
heid en abstracte werkelijkheid'
als een der grondslagen van de ab
stracte kunst mag worden be
schouwd. In 1919 keert hij terug
naar Parijs, waar hij verder gaat
met zijn experimenten met het
'neo-plasticisme'.
Zijn atelier wordt ontmoetings
plaats voor de avantgardisten uit
de hele wereld. In 1926 heeft hij zijn
eerste expositie in de Verenigde
Staten. In datzelfde jaar verklaart
Mondriaan nog eens het streven
van zijn kunst-opvatting: „Omdat
de denaturalisatie een der essentie-
Ie kenmerken is van de menselijke
vooruitgang, is deze in de neo-plas-
tische kunst van het allergrootste
belang. Het is de kracht van de neo-
plastische schilderkunst op beel
dende wijze de noodzaak van de
denaturalisatie te hebben aange
toond. Zij heeft zowel de construc
tieve elementen als de compositie
gedenaturaliseerd. Om deze reden
is zij de echte abstracte kunst. De
naturaliseren is abstraheren".
Mondriaan voert dit uitgangs
punt tot het dogmatisch uiterste
door. Iedere illusie van ruimte, ie
dere toevallige penseelstreek, iede
re gebogen lijn moet verdwijnen.
Het kleurengamma, waarin tot op
dat moment ook de niet-kleur grijs
voorkomt, wordt beperkt tot wit,
zwart, rood, blauw en geel. In zijn
mystieke zoeken naar het absolute
is geen plaats meer voor de zichtba-
Zelfportret 1918- olieverf op doek.
re werkelijkheid, in zijn schilderij
en verbeeldt hij een idee dat niet
aan tijd, ruimte en plaats is gebon
den.
De dreiging van de Tweede We
reldoorlog doet hem verhuizen
naar Londen. Maar ook daar ach
terhaalt hem het oorlogsgeweld. Al
in 1940 laat hij zich uitnodigen naar
de Verenigde Staten. Daar ervaart
hij voor het eerst grote erkenning,
daar is hij voor het eerst bevrijd
van materiele zorgen. Hij heeft er
slechts een kleine vier jaar van
kunnen genieten.
Zijn werk wordt - voorzover dat
binnen de strenge ordening moge
lijk is - zelfs vrolijk van karakter.
Het zwart van de lijnen verdwijnt.
Van zijn laatste onvoltooid geble
ven schilderij 'Victory Boogie-
Woogie' spatten de kleuren als het
ware van het doek in een composi
tie van ingetogenheid en uitbun
digheid, discipline en vrijheid. Een
samenvallen van alle tegenstrijdig
heden, die zich in Piet Mondriaan
verenigden en waarmee hij zijn le
ven lang heeft geworsteld. Niet als
een kunstenaar die de werkelijk
heid \yilde ontlopen in een ijzig ge
theoretiseer, maar als een levend
mens: „Het menschzijn is nummer
een en dan komt de kunst (of geen
'Kunst') van zelf'.
Mondriaan - Van figuratie naar
abstractie (collectie Haags Ge
meentemuseum aangevuld met
werken uit de Sidney Janis Family
Collections New York) is tot 30 mei
te zien in het Haags Gemeentemu
seum, di t/m vr 10-17 uur, za en zo
12-17 uur.
Werken van vrouwelijke componisten, uit
gevoerd door Fania Chapiro piano, Ma
deion Michel sopraan, Maurits Bosman
viool en Peter Doberitz cello. Gehoord in de
Kapelzaal op vrijdag 26 februari.
LEIDEN - "De vrouw als..." (vult
u zelf maar in) wekt bij mij altijd
het wrevelige gevoel toch te be
horen tot een wat merkwaardige
speling der schepping, wier ver
bazingwekkende eigenschappen
het vergrootglas waard zijn. De
vrouw als componist is echter de
titel die een even interessant als
muzikaal verrassend program
ma meekreeg, dat het aanhoren
meer dan waard was.
Mendelssohn's zeer begaafde
zuster Fanny, Robert Schu
mann's vrouw Clara, een gevierd
pianiste en pedagoge, en de zan
geres Josephine Lang hadden
het lot te leven in een tijd waarin
vrouwen, creatief of niet, verwe
zen werden naar de 3 K's: kinde
ren, keuken en kerk. De K van
kunst hoorde daar niet bij. Hoe
veel en hoezeer begaafde vrou
wen hieronder geleden hebben
laat zich raden.
Hoe onterecht hun talent on
der de korenmaat gesteld werd
liet zich horen in deze uitvoering
die door alle medewerkenden tot
een bewogen poshuum pleidooi
gemaakt werd. Treffend was de
grote originaliteit in begeleiding
en de verrassende zetting van de
eenvoudige teksten van Goethe,
Heine en Eichendorff in de liede
ren van Fanny Hensel-Mendels-
sohn; haar Lieder für das Piano
forte doen in geen enkel opzicht
onder voor de Lieder ohne Worte
van broer Felix. Josephine Lang
schrijft op 15-jarige leeftijd zon
der ooit compositieles gehad te
hebben een beeldig lied 'Feen-
Reigen' en komt na les van Felix
Mendelssohn tot zeer indringen
de liederen, getuige 'O sehntest
Du'.
Clara Schumann's lied Die
stille Lotosblume' eindigt ver
rassend met een onopgelost ac-
coord, maar vooral het Trio voor
piano viool en cello op. 17 toont
haar grote talent. Het Andante,
met een sereen begin, waarin al
lengs een felle bewogenheid
doorbreekt om tenslotte weer be
rustend te eindigen zou haast
een muzikaal beeld van de aan
banden gelegde creativiteit kun
nen zijn.
Pleitbezorgers waren: Fania
Chapiro met korte toelichtingen
en prachtig pianospel zowel in
haar solo als in de begeleidingen.
Madeion Michel die na het ver
tellen van de korte inhoud de lie
deren zeer indringend zong,
Maurits Bosman wiens wat weke
zangerigheid gebed werd in het
meer kernachtige maar zeer ge
nuanceerde spel van Peter Dobe
ritz. MIES ALBARDA
Expositie mei werk van Anton Broos en
Trees Klijn, t/m 13 maart. Galerie Denise
Stephan, Bakkersteeg 18-20. Leiden
Openingstijden vr. t/m zo van 13.30-
17.30 uur.
LEIDEN - In 1986, het jaar van
zijn debuut bij galerie Denise
Stephan, won beeldhouwer
Anton Broos de Dordwijkprijs.
genoemd naar het in Dordrecht
gelegen beeldenpark. Het be
kroonde beeld vertoonde al de
spits toelopende vorm die ook
op deze eerste tentoonstelling
van het jaar terugkeert. Een an
der opvallend element in het
werk is de vloeiend verlopende
lijn.
Broos' beelden ontstaan door
vrij dunne platen metaal (alu
minium in dit geval) te bewer
ken, bijvoorbeeld te snijden en
te buigen, waarna het geheel
met een monochrome verflaag
wordt bedekt. Bij een uit één
stuk gemaakt werk dienen en
kele losgesneden vormen als
steunpunten, waarbij naar het
juiste evenwicht is gezocht.
Sommige beelden zijn uit
meerdere losse delen opge
bouwd. Naast de meestal vrij
staande werken neemt een ob
ject een aparte plaats in. Hier
heeft Broos op een geel ge
kleurde grondplaat losse ele
menten zo gegroepeerd dat een
vloeiende beweging zichtbaar
wordt die naar mijn mening
weer teniet wordt gedaan door
de brede band, welke de drie
smal toelopende vormen
kruist. Echte spanning ont
breekt, terwijl de ruimtelijke
werking minder sterk lijkt.
Het werk van Anton Broos
wekt door het gladde en glan
zende oppervlak misschien een
wat minder persoonlijke in
druk, maar het feit dat de vijf
hier geéxposeerde beelden sa
mengebracht zijn onder de titel
"Herinneringen", wijst in een
andere richting.
Trees Klijn varieert in een nieu
we serie werk, bestaande uit
zeefdrukken en werken in ge
mengde techniek met een drie
tal basisvormen, het vierkant,
de driehoek en een fantasiefi
guur die iets weg heeft van een
wolk. Dat het hier niet gaat om
een willekeurig spel van vor
men, maar een zoeken naar or
dening, wordt duidelijk door de
titel van deze serie "Division of
fields". Opeenvolgende stuk
ken leveren vaak mooie combi
naties op, zoals een drietal grote
composities in gemengde tech
niek.
Op een tentoonstelling waar de
figuratie uitgebannen is, ver
wijst Trees Klijn toch even naar
het landschap in de serie "Win
ter landscape". In het grensge
bied van abstractie en figuratie
weet zij in deze bijzondere wer
ken een zeer krachtige uitdruk
king te geven in de door haar
gekozen vormen.
Beide exposanten maken op
deze tentoonstelling hun bena
dering zonder meer duidelijk,
terwijl het werk tegelijk ook
iets in dat van de ander ver
sterkt.
NANCY STOOP
Chopin: Ballade nr. 1 in g, op.
23. Liszt: Après lecture de Dan
te. Schumann: Pianosonate in
fis, op. 11. Hélène Grimaud
(piano). Denon CO-1786.
Ze werd als negenjarige inge
schreven aan het conservatori
um van Aix-en-Provence en
blijkt tien jaar later haar muzi
kaal talent te combineren met
een flinke dosis uiterlijke char
mes. In 1985 trok zij de aandacht
met de "Etudes tableaux" van
Rachmaninov (verschenen op
Denon CO-1054), maar haar ou
ders vinden het vooralsnog beter
dat zij eerst haar (klassieke) ta
lenopleiding voltooit voordat zij
helemaal de muziek in duikt.
Wie haar enige weken geleden
zag in een van de culturele pro
gramma's op TV5, weet dat deze
beschrijving past op de jonge
Franse pianiste Hélène
Grimaud. Een perfecte glamour-
story voor de pulpbladen, ware
het niet dat de jongedame inder
daad een talent van de eerste or
de lijkt.
Haar Rachmaninov-vertolking
kon nog als toevalstreffer be
schouwd worden, maar dat
wordt moeilijker met haar twee
de plaat, die drie verschillende
componisten naast elkaar stelt.
Een ballade van Chopin en de
eerste pianosonate van Schu
mann zijn al de moeite waard
door de veelheid aan kleurnuan
ces die voortkomen uit de com
binatie van grote muzikaliteit
met een trefzeker, opmerkelijk
verfijnde touché. De grote ver
rassing is echter haar vertolking
van de Dante-lezing van Liszt,
die een indruk geeft van de on
voorstelbare rijpheid van deze
jonge pianiste.
Hélène Grimaud.
Dat Helene Grimaud alles mee
heeft voor een grote carrière lijdt
geen twijfel. Dat haar muzikale
talent misschien al haar andere
talenten overschaduwt, even-
Berg: Lulu-suite - Lyrische
Suite. Kathleen Battle (so
praan), Cincinnati Symphony
Orchestra o.l.v. Michael Gie
ten. MMG MCD 10024.
In 1979, ruim veertig jaar na de
dood van Alban berg, werd diens
opera "Lulu" voor het eerst com
pleet uitgevoerd. Ook de wel vol
tooide eerste twee bedrijven
heeft de componist zelf echter
nooit gehoord. Hoe zijn tweede
grote opera zou gaan klinken,
meteen met deze muziek weet te
associëren. De "Lyrische Suite"
klinkt hier inderdaad lyrisch en
Lülu wordt onder zijn handen
bijna een fragiel figuur, een in
druk die nog verder in de hand
wordt gewerkt door de slanke
stem (met uitmuntende dictie!
van de sopraan Kathleen Battle.
Aanbevolen!
Mahler: Symfonie nr. 2 ("Au-
ferstehung"). Helen Donath
(sopraan), Doris Soffel (alt),
koor van de NDR Hamburg.
Dale Warland Singers, Radio
symfonie-orkest Frankfurt
o.l.v. Eliahu Inbal. Denon
60C37-7603/4 (2 cd's).
Tijdens de opnamen van het pro
gramma "Diskotabel" van zon
dag jl. maakte ik voor het eerst
kennis met de Mahler-cyclus, die
de Israëlische dirigent Eliahi In-
bal in de afgelopen jaren heeft
opgenomen, en het was een
openbaring. Zijn vertolkingen,
i ik er nog enkele hoop te
signaleren, bezitten de autoriteit
van de grote interpreten op dit
terrein, die zich kunnen veroor
loven de aanwezige zwakheden
niet te verdoezelen, maar soms
zelfs te onderstrepen.
Zoals vóór hem Walter en Hai-
tink neemt Inbal de muziek voor
wat zij waard is, maar daarnaast
tracht h(j nog iets sterker de voor
Mahler typerende elementen
naar boven te halen. De bekende,
soms banale koperinterrupties
worden in alle onbeschaamd
heid neergezet, een walsthema
krijgt een onvervalst Weense
draai en een opeenvolging van
climaxen wordt niet overmatig
"gedoseerd" om een bepaald to
taaleffect te bereiken.
Het resultaat is een van de boei
endste opnamen van de Tweede
Symfonie, spannend van begin
tot eind en met een intensiteit die
het openings-allegro en het
groots opgezette slotdeel allure
geven, waardoor zelfs de door
gewinterde Mahler-liefhebber
nog verrast kan worden. Dat de
ze ook technisch schitterende
uitgave tot stand kwam als live-
opname (i.s.m. de Hessische
Rundfunk) en gemaakt werd met
slechts twee microfoons, is bijna
onvoorstelbaar.
wist hij alleen op basis van een
door hem samengestelde suite,
die in 1934 in Berlijn ten doop
werd gehouden, en waarvoor hij
een keuze had gedaan uit de
reeds door hem geschreven mu
ziek (ook uit de derde akte).
De belangrijkste delen uit deze
suite zijn het omvangrijke eerste
deel, een rondo dat de de liefdes
scènes van Lulu schildert, en het
middendeel, het lied van Lulu,
waarin zij iedere verantwoorde
lijkheid voor de daden van ha£r
aanbidders afwijst en zegt dat zij
altijd alleen maar zichzelf is ge
bleven. Ter afsluiting koos Berg
de woorden van de stervende
Gravin Geschwitz, de enige die
Lulu tot haar dood toe trouw
blijft.
Het opmerkelijke van de uitvoe
ring onder Michael Gielen is, dat
hij zowel de Lulu-suite als de
daaropvolgende "Lyrische
Suite" (in de versie voor strijor-
kest) een melodieuze verfijning
weet te geven, die menigeen niet
Mozart: Pianoconcert nr. 20 in D, KV 466 - nr. 24 in c, KV 49. John
Gibbons (Hammerklavier), Orkest van de 18de Eeuw o.l.v. Frans
Brüggen. Philips 420 823-1 (lp), 420 823-2 (cd).
In het begin krijgen we even een indruk van het 'hijgerige' of 'zwoe
gende' spel dat authentieke instrumenten volgens tegenstanders
dikwijls kenmerkt. Dat moeizame maakt snel plaats voor een vloeien
der musiceerstijl, maar toch mis ik in beide concerten de doorzichtig
heid die ik zowel van het Orkest van de 18de Eeuw als van authentieke
ensembles in het algemeen gewend ben. Mogelijk speelt de ambiance
van de live-opname een rol, al is het dan wel vreemd dat het orkest in
twee verschillende zalen dezelfde compacte, soms volumineuze klank
krijgt.
Meer eisen aan de luisteraar worden gesteld door het gebruikte "Ham
merklavier", een reconstructie van een in 1795 gebouwd instrument
Het zal wel een authentieke klank zijn, maar als ik dit ijle gepingel
hoor, ben ik blij met de vooruitgang in de instrumentenbouw. Musico
logisch kan zo'n kaal timbre nog zo verantwoord zijn, maar Mozarts
muziek moet toch met een redelijke mate van genot beluisterd kun
nen worden, ook bij een uitvoering op authentieke instrumenten.
Ik weet niet in hoeverre het spel van Gibbons door dit instrument
werd beïnvloed, maar als ik moet kiezen, prefereer ik in alle opzichten
Perahia op zyn moderne concertvleugel.