Schilder van bovenaardse natuur r - *i 3^- a Brecht-visie zonder zelfkritiek Dapper Studenten Kamerkoor Vrouwen kunnen componeren! Kunst met ondertitels Een opmerkelijk verfijnd touché Lulu als een fragiel figuur Mahler wordt recht gedaan IJl gepingel op 'Hammerklavier' ZATERDAG 27 FEBRUARI 1988 KUNST PAGINA 33 'Van figuratie naar abstractie': Mondriaan-expositie in Den Haag DEN HAAG - Piet Mondriaan moet een merkwaardige man zijn ge weest. Een man, afkomstig uit een streng protestants nest die later dweept met de theosofie en zich ui terst denigrerend over joden uit laat. 'Je moet niet bij De Bijenkorf exposeren', adviseert hij Theo van Doesburg, 'beste menschen, maar joden die het ware alleen exploi- teeren om reclame te maken'. door Hans Lutz Een man, die verslingerd is aan de charleston en de shimmy, die in Laren de 'dansende madonna' wordt genoemd vanwege zijn stijle houding en hoppende voetbewe gingen tijdens het dansen. Een man die het liefst met heel jonge meisjes dansafspraken maakte en op de vraag hoe oud z'n afspraakje was antwoordde 'Hoe jonger hoe beter'. Een man, die zijn Parijse atelier inricht volgens zijn eigen strikte normen over onderlinge verhou dingen van voorwerpen en het zijn gasten kwalijk neemt als zij een doosje lucifers niet precies zo te rugleggen op tafel, als hij het had gearrangeerd. Een man, die verzot op feesten is, op wie tal van vrou wen verliefd worden. Vrouwen die hij uiteindelijk telkens afwijst, bang als hij is in zijn egocentrische individualiteit beperkt te worden. En buiten dit alles een man, die door en door een schilder is; van zijn figuratieve periode via het ku bistisch intermezzo naar zijn thans meest gewaardeerde abstracte apo theose. Overigens wees Mondriaan zelf de aanduiding 'abstract' van de hand. Hij hanteerde zelf de term non-figuratief: voor hem had al zijn werk een reële inhoud. Hij wenste die niet met titels aan te duiden omdat hij er van uitging dat een 'gevoelige ziel de betekenis achter de uiterlijkheid van lijnen en vlak ken uit zichzelf verstaat'. Dat onbetwistbaar schilder- schap van Mondriaan wordt op de tentoonstelling in Den Haag in on gekende omvang duidelijk. Men moet, om de ontwikkeling in het werk van Piet Mondriaan op waar de te kunnen schatten eerst de ex positie over de Haagse School be kijken. Daar immers liggen de wor tels van de in Amersfoort geboren schilder. Piet kreeg zijn eerste les sen van zijn vader, die een niet on verdienstelijk tekenaar was. Maar het werd pas echt, toen zijn oom Boom II, 1912 - krijt op papier. Frits Mondriaan, gewaardeerd lid van de Haagse School, hem onder zijn hoede nam. Hoe kon het anders dan dat Piet Mondriaan, gestimuleerd door zijn oom Frits en door zijn vriendschap met Simon Maris, een zoon van Willem Maris, zich op het 'Haagse' landschap stortte. Hij was in 1892 van Winterswijk naar Amsterdam vertrokken, waar hij zich liet in schrijven als leerling aan de Rijks academie. Daar kon hij met zijn in middels al gevorderde landschaps schilderkunst niet uit de voeten. Hoewel het impressionistische landschap het kunstbeeld van die tijd bepaalde, hield men op de aca demie vast aan het stilleven als het enig onderwerp om het vak te le ren. En toen Piet Mondriaan in 1892 bij het Genootschap Kunst liefde in Utrecht exposeerde had hij dan ook drie stillevens ingezon den en slechts één landschap. De periode in Amsterdam heeft voor Mondriaan ingrijpende per soonlijke, en in het verlengde daar van ook artistieke, gevolgen. Hij voelt zich aangetrokken tot de ideologie van de anarchistische be weging, tot solidariteit met de "Brecht, het leven zelf" van Erik Lotichius met Eddy Brugman, hantzen Houwert en Hans Radloff. Regie: Eddy Verbruggen. LEIDEN - Als kind verslond ik de "Illustrated Classics", de we reldliteratuur gereduceerd tot zuurstokkleurige stripverhalen. Het verhaal was daarbij bewaard gebleven, maar elke meerwaarde was door rigoureuze bekortin gen in de prullenmand verdwe nen. "Brecht, het leven zelf' heeft hetzelfde gedaan met Bertold Brecht. De voorstelling geeft de levensbeschrijving die de titel belooft, maar wie meer wil we ten, komt bedrogen uit. De ideo logie van Brecht wordt terugge bracht tot vage aanduidingen, het voor zijn werk essentiële ver vreemdingseffect lijkt weinig meer dan het inlassen van liedjes en de betekenis van zijn oeuvre moet gedestilleerd worden uit de vermelding van enkele titels. Dat daarbij alleen de populairste to neelwerken genoemd worden, is even kenmerkend als het feit dat uitsluitend de "Dreigroscheno- per" nog iets meer aandacht krijgt. Geen woord over het "Berliner Requiem" of "Happy End", werken die welhaast vol maakt uitdrukking geven aan zijn houding t.o.v. de door hem bestreden maatschappij. delijk, maar het resultaat is nau welijks meer dan een opsom ming van enkele gebeurtenissen met een oppervlakkigheid die de kritische toeschouwer het plaatsvervangend schaamrood naar de kaken jaagt. De vrouwen en vriendinnen van Brecht lijken belangrijker dan de ideeën die hem bezielden, en de Ameri kaanse show-industrie krijgt meer aandacht dan de confronta tie met de heksenjacht op com munisten. Ook het feit dat zo'n programma wordt samenge steld, waarbij van de acht mu zieknummers na de pauze er vijf uit de show-business afkomstig zijn, is onvoorstelbaar. De nala tenschap van Brecht levert mate riaal in overvloed dat een beter licht op de dichter werp dan de commerciële muzikale omlijs ting die hier gepresenteerd wordt. Gemakzucht is troef, eveneens in de gesproken tek sten (soms feitelijk heel merk waardig van inhoud), die uiteen vallen in teksten die Brecht in de mond worden gelegd en via de luidspreker verkondigde biogra fische gegevens. De door "Brecht" (een tussen de micro foons door laverende Eddy Brugman) gesproken teksten lij ken quasi-diepzinnig of o-zo- menselijk, maar roepen geen re ëel (of fictief) personage op. De teksten uit de luidspreker lijken bedoeld als onderricht voor scholieren en doen denken aan ouderwetse WIKOR-voorstellin- gen. PAUL KORENHOF Concert door het Nederlands Studenten Kamerkoor o.l.v. Cees Rotteveel. Gehoord op 26 februari in de Evangelisch-Lutherse LEIDEN - Erg vol was het niet in de kerk. Het begon ook wat ver warrend; nadat dirigent Cees Rotteveel had duidelijk gemaakt waar zich in de kerk de beste luisterplaatsen bevonden, ver huisde een groot deel van de mensen van zitplaats. Immers het thema "meerkorigheid van romantiek tot heden" vereist een gescheiden opstelling van de verschillende koordelen, het geen in deze ruimte niet geheel bevredigend gerealiseerd kon worden. Pas in het werk van Daan Manneke "Chants and Ma drigals" kwam het koor in alle vier de hoeken van de ruimte te recht. Het programma kon niet meteen gemakkelijk genoemd worden. Het feit dat er twee of meer koren tegelijkertijd zingen houdt in dat er meerdere melodi sche lijnen onafhankelijk van el kaar kunnen klinken zoals te be luisteren was in de "Fest und Ge- denksprüche" van Brahms. In werken van deze tijd zoals "Bal- lada" uit 1978 van de Pool Flo- rian Dabrowski en delen uit de "Missa Antiphonica" (1985) van Ton de Leeuw leidt dat boven dien tot clusters van dicht tegen elkaar aan liggende toonhoog ten. Al deze moeilijkheden werden door het koor dapper het hoofd geboden. Maar er was méér; on danks de verscheidenheid die van de leden vereist werd, straal den de studenten die afgelopen najaar gerecruteerd zijn, een gro te eenheid uit; het werk van een inspirerende dirigent! Helder van klankkleur waren de ver schillende stemgroepen. Het wat hese geluid dat zo eigen is aan koren waarvan de zangers niet professioneel geoefend zijn was hier bijna niet te horen. Duide lijk verstaanbare teksten, zowel qua articulatie als qua klinker- vorming. Nog ingewikkelder van structuur waren de entr'acts die werden uitgevoerd door de vier solisten. Vooral de liederen van Alphons Diepenbrock, hoe voortvarend ook gezongen, over tuigden niet helemaal. MONICA SCHIKS zwakken in de samenleving. Maar hij gruwt van de gewelddadigheid die deel uitmaakt van de ideologie. In 1903 vlucht hij naar Albert van den Briel, die lange tijd zijn vriend is, in het Brabantse Uden. De rust op het Brabantse land, de vriendelijkheid van de bevolking hebben grote invloed op de kunste naar Mondriaan. Hij schildert veel, houdt zich bezig met vraagstukken van vlakken en lijnen, de 'gulden snede' en verdiept zich in religieu ze problemen. Volgens Van den Briel wordt daar de latere non-figu- ratieve Mondriaan geboren. Terug in Amsterdam zijn de eer ste tekenen van de vereenvoudi ging zichtbaar in zijn in zacht grijs en violet geschilderde landschap pen. In 1908 ontmoet hij in Dom burg Jan Toorop en dan wordt zijn palet nog lichter. In de reeksen dui nen en de vuurtoren van Westka- pelle komen lichtblauw, wit, roze, goudgeel steeds nadrukkelijker De natuur blijft inspiratiebron, maar voortdurend neemt hij verder afstand van de realistisch-romanti- sche interpretatie daarvan. Hij zoekt naar een oplossing voor wat hij later het 'denatureren van de na tuur' zal noemen. Op zelfportretten beeldt hij zich af als een visionair ziener met brandende ogen, hij me diteert en schildert onder meer het triptiek 'Evolutie'. December 1911 vertrekt Mondri aan naar Parijs. De verandering is compleet. Hij komt diep onder de indruk van het kubisme hetgeen onder meer leidt tot de unieke serie bomen, die zich van het figuratief uitgangspunt stap voor stap ont wikkelen tot verder gaande ab stracties. Hij experimenteert, zoekt de kern van het kubisme, maar wendt zich er toch van af. Naar zijn inzichten neemt het nog steeds te veel de natuur als zichtbaar uit gangspunt. Steeds verder gaan zijn abstracties, de 'composities' die nog uitsluitend uit horizontale en verticale lijntjes ontstaan. Terug in Nederland (waar hij door de Eerste Wereldoorlog veel langer blijft dan hij wenste) ont moet Mondriaan Bart van der Leek en Theo van Doesburg met wie hij in 1917 het tijdschrift De Stijl op richt. Mondriaan ontwikkelt zich tot de theoreticus van de 'nieuwe beelding'. Hij publiceert lange, moeilijk te lezen verhandelingen, waarvan 'Natuurlijke werkelijk heid en abstracte werkelijkheid' als een der grondslagen van de ab stracte kunst mag worden be schouwd. In 1919 keert hij terug naar Parijs, waar hij verder gaat met zijn experimenten met het 'neo-plasticisme'. Zijn atelier wordt ontmoetings plaats voor de avantgardisten uit de hele wereld. In 1926 heeft hij zijn eerste expositie in de Verenigde Staten. In datzelfde jaar verklaart Mondriaan nog eens het streven van zijn kunst-opvatting: „Omdat de denaturalisatie een der essentie- Ie kenmerken is van de menselijke vooruitgang, is deze in de neo-plas- tische kunst van het allergrootste belang. Het is de kracht van de neo- plastische schilderkunst op beel dende wijze de noodzaak van de denaturalisatie te hebben aange toond. Zij heeft zowel de construc tieve elementen als de compositie gedenaturaliseerd. Om deze reden is zij de echte abstracte kunst. De naturaliseren is abstraheren". Mondriaan voert dit uitgangs punt tot het dogmatisch uiterste door. Iedere illusie van ruimte, ie dere toevallige penseelstreek, iede re gebogen lijn moet verdwijnen. Het kleurengamma, waarin tot op dat moment ook de niet-kleur grijs voorkomt, wordt beperkt tot wit, zwart, rood, blauw en geel. In zijn mystieke zoeken naar het absolute is geen plaats meer voor de zichtba- Zelfportret 1918- olieverf op doek. re werkelijkheid, in zijn schilderij en verbeeldt hij een idee dat niet aan tijd, ruimte en plaats is gebon den. De dreiging van de Tweede We reldoorlog doet hem verhuizen naar Londen. Maar ook daar ach terhaalt hem het oorlogsgeweld. Al in 1940 laat hij zich uitnodigen naar de Verenigde Staten. Daar ervaart hij voor het eerst grote erkenning, daar is hij voor het eerst bevrijd van materiele zorgen. Hij heeft er slechts een kleine vier jaar van kunnen genieten. Zijn werk wordt - voorzover dat binnen de strenge ordening moge lijk is - zelfs vrolijk van karakter. Het zwart van de lijnen verdwijnt. Van zijn laatste onvoltooid geble ven schilderij 'Victory Boogie- Woogie' spatten de kleuren als het ware van het doek in een composi tie van ingetogenheid en uitbun digheid, discipline en vrijheid. Een samenvallen van alle tegenstrijdig heden, die zich in Piet Mondriaan verenigden en waarmee hij zijn le ven lang heeft geworsteld. Niet als een kunstenaar die de werkelijk heid \yilde ontlopen in een ijzig ge theoretiseer, maar als een levend mens: „Het menschzijn is nummer een en dan komt de kunst (of geen 'Kunst') van zelf'. Mondriaan - Van figuratie naar abstractie (collectie Haags Ge meentemuseum aangevuld met werken uit de Sidney Janis Family Collections New York) is tot 30 mei te zien in het Haags Gemeentemu seum, di t/m vr 10-17 uur, za en zo 12-17 uur. Werken van vrouwelijke componisten, uit gevoerd door Fania Chapiro piano, Ma deion Michel sopraan, Maurits Bosman viool en Peter Doberitz cello. Gehoord in de Kapelzaal op vrijdag 26 februari. LEIDEN - "De vrouw als..." (vult u zelf maar in) wekt bij mij altijd het wrevelige gevoel toch te be horen tot een wat merkwaardige speling der schepping, wier ver bazingwekkende eigenschappen het vergrootglas waard zijn. De vrouw als componist is echter de titel die een even interessant als muzikaal verrassend program ma meekreeg, dat het aanhoren meer dan waard was. Mendelssohn's zeer begaafde zuster Fanny, Robert Schu mann's vrouw Clara, een gevierd pianiste en pedagoge, en de zan geres Josephine Lang hadden het lot te leven in een tijd waarin vrouwen, creatief of niet, verwe zen werden naar de 3 K's: kinde ren, keuken en kerk. De K van kunst hoorde daar niet bij. Hoe veel en hoezeer begaafde vrou wen hieronder geleden hebben laat zich raden. Hoe onterecht hun talent on der de korenmaat gesteld werd liet zich horen in deze uitvoering die door alle medewerkenden tot een bewogen poshuum pleidooi gemaakt werd. Treffend was de grote originaliteit in begeleiding en de verrassende zetting van de eenvoudige teksten van Goethe, Heine en Eichendorff in de liede ren van Fanny Hensel-Mendels- sohn; haar Lieder für das Piano forte doen in geen enkel opzicht onder voor de Lieder ohne Worte van broer Felix. Josephine Lang schrijft op 15-jarige leeftijd zon der ooit compositieles gehad te hebben een beeldig lied 'Feen- Reigen' en komt na les van Felix Mendelssohn tot zeer indringen de liederen, getuige 'O sehntest Du'. Clara Schumann's lied Die stille Lotosblume' eindigt ver rassend met een onopgelost ac- coord, maar vooral het Trio voor piano viool en cello op. 17 toont haar grote talent. Het Andante, met een sereen begin, waarin al lengs een felle bewogenheid doorbreekt om tenslotte weer be rustend te eindigen zou haast een muzikaal beeld van de aan banden gelegde creativiteit kun nen zijn. Pleitbezorgers waren: Fania Chapiro met korte toelichtingen en prachtig pianospel zowel in haar solo als in de begeleidingen. Madeion Michel die na het ver tellen van de korte inhoud de lie deren zeer indringend zong, Maurits Bosman wiens wat weke zangerigheid gebed werd in het meer kernachtige maar zeer ge nuanceerde spel van Peter Dobe ritz. MIES ALBARDA Expositie mei werk van Anton Broos en Trees Klijn, t/m 13 maart. Galerie Denise Stephan, Bakkersteeg 18-20. Leiden Openingstijden vr. t/m zo van 13.30- 17.30 uur. LEIDEN - In 1986, het jaar van zijn debuut bij galerie Denise Stephan, won beeldhouwer Anton Broos de Dordwijkprijs. genoemd naar het in Dordrecht gelegen beeldenpark. Het be kroonde beeld vertoonde al de spits toelopende vorm die ook op deze eerste tentoonstelling van het jaar terugkeert. Een an der opvallend element in het werk is de vloeiend verlopende lijn. Broos' beelden ontstaan door vrij dunne platen metaal (alu minium in dit geval) te bewer ken, bijvoorbeeld te snijden en te buigen, waarna het geheel met een monochrome verflaag wordt bedekt. Bij een uit één stuk gemaakt werk dienen en kele losgesneden vormen als steunpunten, waarbij naar het juiste evenwicht is gezocht. Sommige beelden zijn uit meerdere losse delen opge bouwd. Naast de meestal vrij staande werken neemt een ob ject een aparte plaats in. Hier heeft Broos op een geel ge kleurde grondplaat losse ele menten zo gegroepeerd dat een vloeiende beweging zichtbaar wordt die naar mijn mening weer teniet wordt gedaan door de brede band, welke de drie smal toelopende vormen kruist. Echte spanning ont breekt, terwijl de ruimtelijke werking minder sterk lijkt. Het werk van Anton Broos wekt door het gladde en glan zende oppervlak misschien een wat minder persoonlijke in druk, maar het feit dat de vijf hier geéxposeerde beelden sa mengebracht zijn onder de titel "Herinneringen", wijst in een andere richting. Trees Klijn varieert in een nieu we serie werk, bestaande uit zeefdrukken en werken in ge mengde techniek met een drie tal basisvormen, het vierkant, de driehoek en een fantasiefi guur die iets weg heeft van een wolk. Dat het hier niet gaat om een willekeurig spel van vor men, maar een zoeken naar or dening, wordt duidelijk door de titel van deze serie "Division of fields". Opeenvolgende stuk ken leveren vaak mooie combi naties op, zoals een drietal grote composities in gemengde tech niek. Op een tentoonstelling waar de figuratie uitgebannen is, ver wijst Trees Klijn toch even naar het landschap in de serie "Win ter landscape". In het grensge bied van abstractie en figuratie weet zij in deze bijzondere wer ken een zeer krachtige uitdruk king te geven in de door haar gekozen vormen. Beide exposanten maken op deze tentoonstelling hun bena dering zonder meer duidelijk, terwijl het werk tegelijk ook iets in dat van de ander ver sterkt. NANCY STOOP Chopin: Ballade nr. 1 in g, op. 23. Liszt: Après lecture de Dan te. Schumann: Pianosonate in fis, op. 11. Hélène Grimaud (piano). Denon CO-1786. Ze werd als negenjarige inge schreven aan het conservatori um van Aix-en-Provence en blijkt tien jaar later haar muzi kaal talent te combineren met een flinke dosis uiterlijke char mes. In 1985 trok zij de aandacht met de "Etudes tableaux" van Rachmaninov (verschenen op Denon CO-1054), maar haar ou ders vinden het vooralsnog beter dat zij eerst haar (klassieke) ta lenopleiding voltooit voordat zij helemaal de muziek in duikt. Wie haar enige weken geleden zag in een van de culturele pro gramma's op TV5, weet dat deze beschrijving past op de jonge Franse pianiste Hélène Grimaud. Een perfecte glamour- story voor de pulpbladen, ware het niet dat de jongedame inder daad een talent van de eerste or de lijkt. Haar Rachmaninov-vertolking kon nog als toevalstreffer be schouwd worden, maar dat wordt moeilijker met haar twee de plaat, die drie verschillende componisten naast elkaar stelt. Een ballade van Chopin en de eerste pianosonate van Schu mann zijn al de moeite waard door de veelheid aan kleurnuan ces die voortkomen uit de com binatie van grote muzikaliteit met een trefzeker, opmerkelijk verfijnde touché. De grote ver rassing is echter haar vertolking van de Dante-lezing van Liszt, die een indruk geeft van de on voorstelbare rijpheid van deze jonge pianiste. Hélène Grimaud. Dat Helene Grimaud alles mee heeft voor een grote carrière lijdt geen twijfel. Dat haar muzikale talent misschien al haar andere talenten overschaduwt, even- Berg: Lulu-suite - Lyrische Suite. Kathleen Battle (so praan), Cincinnati Symphony Orchestra o.l.v. Michael Gie ten. MMG MCD 10024. In 1979, ruim veertig jaar na de dood van Alban berg, werd diens opera "Lulu" voor het eerst com pleet uitgevoerd. Ook de wel vol tooide eerste twee bedrijven heeft de componist zelf echter nooit gehoord. Hoe zijn tweede grote opera zou gaan klinken, meteen met deze muziek weet te associëren. De "Lyrische Suite" klinkt hier inderdaad lyrisch en Lülu wordt onder zijn handen bijna een fragiel figuur, een in druk die nog verder in de hand wordt gewerkt door de slanke stem (met uitmuntende dictie! van de sopraan Kathleen Battle. Aanbevolen! Mahler: Symfonie nr. 2 ("Au- ferstehung"). Helen Donath (sopraan), Doris Soffel (alt), koor van de NDR Hamburg. Dale Warland Singers, Radio symfonie-orkest Frankfurt o.l.v. Eliahu Inbal. Denon 60C37-7603/4 (2 cd's). Tijdens de opnamen van het pro gramma "Diskotabel" van zon dag jl. maakte ik voor het eerst kennis met de Mahler-cyclus, die de Israëlische dirigent Eliahi In- bal in de afgelopen jaren heeft opgenomen, en het was een openbaring. Zijn vertolkingen, i ik er nog enkele hoop te signaleren, bezitten de autoriteit van de grote interpreten op dit terrein, die zich kunnen veroor loven de aanwezige zwakheden niet te verdoezelen, maar soms zelfs te onderstrepen. Zoals vóór hem Walter en Hai- tink neemt Inbal de muziek voor wat zij waard is, maar daarnaast tracht h(j nog iets sterker de voor Mahler typerende elementen naar boven te halen. De bekende, soms banale koperinterrupties worden in alle onbeschaamd heid neergezet, een walsthema krijgt een onvervalst Weense draai en een opeenvolging van climaxen wordt niet overmatig "gedoseerd" om een bepaald to taaleffect te bereiken. Het resultaat is een van de boei endste opnamen van de Tweede Symfonie, spannend van begin tot eind en met een intensiteit die het openings-allegro en het groots opgezette slotdeel allure geven, waardoor zelfs de door gewinterde Mahler-liefhebber nog verrast kan worden. Dat de ze ook technisch schitterende uitgave tot stand kwam als live- opname (i.s.m. de Hessische Rundfunk) en gemaakt werd met slechts twee microfoons, is bijna onvoorstelbaar. wist hij alleen op basis van een door hem samengestelde suite, die in 1934 in Berlijn ten doop werd gehouden, en waarvoor hij een keuze had gedaan uit de reeds door hem geschreven mu ziek (ook uit de derde akte). De belangrijkste delen uit deze suite zijn het omvangrijke eerste deel, een rondo dat de de liefdes scènes van Lulu schildert, en het middendeel, het lied van Lulu, waarin zij iedere verantwoorde lijkheid voor de daden van ha£r aanbidders afwijst en zegt dat zij altijd alleen maar zichzelf is ge bleven. Ter afsluiting koos Berg de woorden van de stervende Gravin Geschwitz, de enige die Lulu tot haar dood toe trouw blijft. Het opmerkelijke van de uitvoe ring onder Michael Gielen is, dat hij zowel de Lulu-suite als de daaropvolgende "Lyrische Suite" (in de versie voor strijor- kest) een melodieuze verfijning weet te geven, die menigeen niet Mozart: Pianoconcert nr. 20 in D, KV 466 - nr. 24 in c, KV 49. John Gibbons (Hammerklavier), Orkest van de 18de Eeuw o.l.v. Frans Brüggen. Philips 420 823-1 (lp), 420 823-2 (cd). In het begin krijgen we even een indruk van het 'hijgerige' of 'zwoe gende' spel dat authentieke instrumenten volgens tegenstanders dikwijls kenmerkt. Dat moeizame maakt snel plaats voor een vloeien der musiceerstijl, maar toch mis ik in beide concerten de doorzichtig heid die ik zowel van het Orkest van de 18de Eeuw als van authentieke ensembles in het algemeen gewend ben. Mogelijk speelt de ambiance van de live-opname een rol, al is het dan wel vreemd dat het orkest in twee verschillende zalen dezelfde compacte, soms volumineuze klank krijgt. Meer eisen aan de luisteraar worden gesteld door het gebruikte "Ham merklavier", een reconstructie van een in 1795 gebouwd instrument Het zal wel een authentieke klank zijn, maar als ik dit ijle gepingel hoor, ben ik blij met de vooruitgang in de instrumentenbouw. Musico logisch kan zo'n kaal timbre nog zo verantwoord zijn, maar Mozarts muziek moet toch met een redelijke mate van genot beluisterd kun nen worden, ook bij een uitvoering op authentieke instrumenten. Ik weet niet in hoeverre het spel van Gibbons door dit instrument werd beïnvloed, maar als ik moet kiezen, prefereer ik in alle opzichten Perahia op zyn moderne concertvleugel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1988 | | pagina 33