'We hebben nu gezien hoe het niet moet'
Nederland en Suriname staan aan de vooravond van een nieuwe ontwikkelingsrelatie
ZATERDAG 13 FEBRUARI 1988
EXTRA
PAGINA 23
Uniek in de wereld, zo betitelde de
toenmalige premier Den Uyl in 1975 het
ontwikkelingsverdrag tussen Nederland
en Suriname. De gouden handdruk die
Suriname bij zijn onafhankelijkheid
ontving was dan ook royaal te noemen:
3,5 miljard gulden voor een periode van
tien tot vijftien jaar. Dat kwam ruwweg
neer op één miljoen gulden per dag.
Nederland beloofde Suriname te helpen
zich economisch weerbaar te maken, de
werkgelegenheid te bevorderen en de
levensomstandigheden van de gehele
bevolking te verbeteren. "Wij krijgen nu
de mogelijkheid om zelfstandig te
worden", stelde de Surinaamse premier
Henck Arron toen met tevredenheid
vast.
Het enthousiasme hield echter niet lang
stand. Na enkele jaren bleek al dat de
doelstellingen niet werden gehaald. De
ontwikkelingshulp kwam niet ten goede
aan het armere deel van de Surinaamse
bevolking en vergrootte de
inkomensverschillen alleen maar.
"Buitenlandse bedrijven en een kleine
minderheid van het volk profiteren het
meest van de ontwikkelingsactiviteiten
in Suriname", schreef het Comité
Christelijke Kerken in 1979.
Na de militaire staatsgreep van 1980
bleef Nederland ontwikkelingsgeld
sturen, maar de decembermoorden in
1982 waren reden voor het stopzetten
van de hulp. Nu het bewind van
legerleider Bouterse heeft
plaatsgemaakt voor een gekozen
regering zal Nederland de steun aan de
gewezen kolonie zo goed als zeker
hervatten. "Met uw uitspraak (bij de
verkiezingen) gaan wij naar Den Haag
om ons geld te halen", hield politiek
leider Jaggernath Lachmon de
Surinaamse bevolking vorig jaar al voor
in de verkiezingscampagnes. Van de
oorspronkelijke 3,5 miljard gulden is 1,6
miljard als schenking, 500 miljoen aan
garanties en 300 miljoen als aanvulling
op tekorten overgebleven. Nog steeds
aantrekkelijke bedragen voor een land
met 400.000 inwoners.
Met de steunhervatting in zicht laait de
discussie weer op over de wijze waarop
de hulp moet worden besteed. De
fouten uit het verleden dienen te worden
vermeden, daarover zijn alle
betrokkenen het eens. Maar niet
iedereen ziet dezelfde fouten. Wat voor
de één een kansrijke onderneming was
wordt door de ander afgedaan als een
tot mislukken gedoemd project. De één
herinnert zich vooral de fouten aan
Surinaamse zijde, de ander wijst op het
Nederlandse falen.
Het Tweede-Kamerlid Jan Pronk,
momenteel Suriname-woordvoer-
der van de PvdA, was in de jaren ze
ventig als minister van ontwikke
lingssamenwerking nauw betrok
ken bij de hulpverlening aan Surina
me.
door Cor Speksnijder/ANP
Hij ondervond dat de aandacht van de
Surinamers na de onafhankelijkheid
vooral uitging naar grote projecten
ontwikkeling van de bauxietindustrie en
de landbouw, en niet zozeer naar klein
schalige activiteiten voor werkgelegen-
heidsbevordering en armoedebestrij
ding.
In zijn woorden klinkt teleurstelling
door: "In het begin voldeed het totale
pakket van projecten wel degelijk aan'de
criteria die gesteld waren. Btfaar de pro
jecten waarvan Suriname vond dat ze
een lagere prioriteit moesten krijgen, die
startte men niet. Dat waren met name
werkgelegenheids- en kleine, sociale
projecten. Daar had ik in 1975 niet op ge
rekend. De regering-Arron voerde niet
zo'n ambitieus sociaal-economisch be
leid ten gunste van de hele bevolking als
men in 1975 had verwacht".
Stagnatie
Het CDA-kamerlid Harry Aarts hield
een uitgesproken voorkeur voor klein
schaligheid over aan een bezoek dat hij
in 1979 aan Suriname bracht. "Wij ont
dekten dat er veel te veel geld naar grote
projecten ging. Bijvoorbeeld naar groot
schalige rijstprojecten, terwijl wij in Nic-
kerie zagen dat Hindoestaanse boeren
met veel minder geld een grotere pro-
duktie wisten te bereiken. Wij consta
teerden dat er bij uitvoering van projec
ten sprake was van ernstige stagnatie. De
basis van Suriname is te smal voor een
grootschalige opzet", zo zegt Aarts.
De Nederlandse voorliefde voor de
kleinschalige aanpak wordt niet gedeeld
door de Surinaamse ontwikkelingsadvi
seur Marcel Meier. Hij heeft vanaf 1969
met de autoriteiten in Paramaribo sa
mengewerkt bij het uitvoeren van pro
jecten en overlegde de afgelopen jaren
namens het bedrijfsleven in het zoge
noemde topberaad met politieke partijen
en legerleider Bouterse. ""In Suriname
krijg je de mensen niet voor kleinschali
ge landbouwprojecten", legt hij uit. "Dat
is misschien leuk voor Peru of Colombia,
maar Suriname is eën land met een vrij
hoog onderwijsniveau. Als mensen zijn
klaargestoomd voor de mavo kun je ze
niet vragen riet te gaan kappen. Er zijn
projecten opgezet die werkgelegenheid
moesten opleveren. Het gevolg was dat
wij alleen Guyanezen en Haïtianen kre
gen. Wanneer je het aanpakt zoals Aarts
dat wil verleen je ontwikkelingshulp aan
Guyana en Haïti. Als Aarts het in 1975
voor het zeggen had gehad dan was bij
voorbeeld het rijstproject in Wageningen
er nooit gekomen. Men wilde daar een
grote polder aanleggen waarin men op
gemechaniseerde wijze rijst ging verbou
wen. Dat was een revolutionaire ontwik
keling en het is verschikkelijk goed ge
gaan. De uitstraling van dat project reik
te tot ver buiten de grenzen. Het Wage-
ningen-project heeft heel Noordwest-Su-
riname van het niveau van keutelboer
tjes gebracht tot het niveau van mana
gers. Dan werkt men wel".
Haast
Meier ziet de haast waarmee Suriname
het Nederlandse geld wilde uitgeven als
belangrijke oorzaak voor de fouten in het
bested ingsbeleid. Die haast werd ingege
ven door het feit dat de hulp niet waarde
vast was. "Nederland en Suriname had
den beter de tijd kunnen nemen om de
mogelijkheden goed na te gaan en de
projecten op elkaar af te stemmen. Maar
men begon overal te investeren en Ne
derland had na een paar jaar door dat het
Suriname niet hielp".
Den Haag besefte dat de besteding van
de ontwikkelingsmiljoenen niet naar
wens verliep, maar maakte het Paramari
bo niet al te moeilijk. Aarts daarover: "Je
moet bij een jonge regering de onafhan
kelijkheid niet teniet doen door op alle
slakken zout te leggen". Pronk laat zich
over dQ Nederlandse houding in soortge
lijke zin uit: "Zo kort na de onafhanke
lijkheid stel je minder harde eisen. Dan
zie je wat meer door de vingers".
De Nederlandse soepelheid, die mede
leek ingegeven door de angst voor neo-
koloniaal te worden uitgemaakt, werd
zwaar op de proef gesteld bij het omstre
den project voor de ontwikkeling van
West-Suriname. Dit omvangrijke plan
voorzag onder meer in het winnen van
bauxiet in het Bakhuysgebergte, de aan
leg van een stuwmeer voor energie-op
wekking, de aanleg van een spoorlijn, de
ontwikkeling van landboüw en veeteelt
en het opzetten van verwerkende indus
trieën. Zonder overleg met Den Haag gaf
Suriname opdracht voor de aanleg van
de spoorweg van het Bakhuysgebergte
naar het plaatsje Apoura, dat een drukke
havenstad zou moeten worden. De reke
ning circa tweehonderd miljoen gul
den ging naar het voormalige moeder
In de fabriekshal van de Surinaamse plantage Mariënburg liggen hon
derdjaar oude machines van Werkspoor stil in verband met gebrek aan on
derdelen.
land. Pronk: "Wij zijn achteraf knarse
tandend akkoord gegaan met die spoor
lijn. Je kon het land niet direct al failliet
laten verklaren toen die rekening kwam.
Je stond voor het blok. De Surinaamse
regering zei dat wij er prat op gingen dat
wij niet koloniaal wensten op te treden.
Dat argument werd toen tegen ons ge
bruikt bij de spoorlijn".
West-Suriname
Paramaribo had een tweede groeikern
in het westen van het land als een hoog
staand ideaal omarmd. "West-Suriname,
een droom wordt werkelijkheid" stond
in een brochure van de overheid: Neder
land sprak in minder verheven termen
over het ambitieuze plan dat grote delen
van het ontwikkelingsgeld opslokte.
"Wij vonden het economisch onvoldoen
de onderbouwd. Wij hadden graag wat
meer studies naar de haalbaarheid willen
laten uitvoeren. Maar men was al gestart
en wij wilden het land toch helpen"; al
dus Pronk.
Aarts toont sympathie voor het idee
achter het West-Surinameplan, maar ver
der zegt hij er niet veel positiefs over:
"Als je niet kijkt naar de harde realiteit
dan was het een goed plan. Het was een
samenspel van activiteiten. Maar wat
bleek? Voor die landbouwgronden was
geen enkele belangstelling omdat men
sen niet vanuit de bewoonde wereld in
de rimboe gaan zitten. Er zat wel klein
schaligheid in, maar alleen kleinschalig
heid die kan werken in de nabijheid van
grote steden. Bauxietwinning en de aan
leg van een groot meer voor elektriciteit
zonder dat er klanten zijn, dat vind ik on-
Niet alleen in Nederland, maar ook in
Suriname werd veel kritiek geleverd op
het West-Surinameplan. Weinigen be
treurden het dan ook dat de militaire
machthebbers er na de staatsgreep niets
meer van wilden weten. Daarom was de
verbazing groot toen Arron onmiddellijk
na zijn verkiezingsoverwinning in no
vember vorig jaar weer met het plan op
de proppen kwam. "Door het stopzetten
van dit project heeft de ontwikkeling van
heel Suriname een klap gehad. Ik heb al
tijd gevonden dat het West-Suriname-
project niet juist is beoordeeld. Men
richtte zich te veel op de grootschalig
heid ervan", zei Arron tegen journalis
ten.
Problemen
"Als het inderdaad zo zou zijn dat Ar
ron vasthoudt aan dat project, dan denk
ik dat het vrij snel tot problemen komt",
reageert Aarts. Het CDA-kamerlid zou
het tegelijkertijd jammer vinden als
deelprojecten half afgemaakt blijven lig
gen. Daarom wil hij hervatting daarvan
niet op voorhand afwijzen. Maar het
liefst zou hij direct tegen Arron zeggen:
"Mijnheer, het zijn leuke plannen, r
voor ons hebben ze geen prioriteit".
Pronk lijkt iets voorzichtiger. Hij sluit
niet uit dat er een tweede groeipool kan
komen in West-Suriname, maar wil eerst
nadere studie naar de haalbaarheid. "Wij
zjjn nu dertien jaar verder en er is een
nieuwe, ongunstige situatie op de inter
nationale bauxietmarkt. Het zou uiter
mate onverantwoord zijn wanneer het
overgrote deel van de investeringsgel-
den juist in de huidige situatie niet naar
armoedebestrijding en werkgelegen-
heidsbevordering gaat".
Meier heeft slechts vertrouwen in een
deel van het West-Surinameproject. Als
hij het voor het zeggen had zou er een
'uitgekleed' plan overblijven. Van de
landbouwontwikkeling in West-Surina
me heeft hij geen hooggespannen ver
wachtingen. "Dat lukt nooit. De grond is
daar slecht". Ook de bauxietwinning
geeft hij niet veel levenskans en hij
vreest dat er binnen een jaar of tien totaal
geen behoefte meer is aan aluminium.
De energievoorziening blijft wat hem be
treft over. Meier vindt dat er in West-Su
riname stroom moet worden opgewekt
voor Paramaribo en voor nieuwe indus
trieën. Alleen op deze wijze kunnen de
kosten van de olie-import worden ge
drukt. Het stuwmeer met de zogeheten
Kabelebo-dam moet er dan ook zo snel
mogelijk komen, meent de adviseur.
Kwijnend bestaan
De overige ontwikkelingsprojecten
die werden gevoed met Nederlands geld
Een arbeider van de Surinaamse plantage Wederzorg gooit zijn
hengel uit. Ook hier zijn als gevolg van een gebrek aan onderdelen de
rijstpelmachines stilgelegd.
lijden een kwijnend bestaan. Zo bevindt
zich bij Nickerie in het noordwesten van
Suriname het Multipurpose Corantijn
Project (MCP). Er is een kanaal gegraven
(het Corantijn-kanaal) en er is een nieu
we rijstpolder aangelegd. Volgens Meier
is het nodig dat de oudere polders nu
worden gesaneerd en heringericht. "Om
de boeren daaruit te halen dienen nog en
kele nieuwe polders te worden aange
legd. Dan kun je met particulieren on
derhandelen over de afgifte van gron
den. Het is niet nodig dat de Surinaamse
regering kant-en-klare gronden weg
geeft aan zogenaamd arme boeren die in
een Mercedes Benz rondrijden, zoals in
het verleden is gebeurd".
Met het Landbouw Ontwikkelingspro
ject Commewijne (LOC) moest het ach
tergebleven district ten oosten van de
hoofdstad worden opgevijzeld tot een
modern agrarisch centrum. Irrigatieka
nalen, rijstpolders, groente- en fruitteelt
en een verwerkende industrie zouden
het gebied uit het slop halen. Veel verder
dan het graven van kanalen kwam het
echter niet. Nadat de Nederlandse ont
wikkelingshulp was gestopt werd het
project met Surinaams geld nog wel in
leven gehouden, maar het bracht Com-
mewijne niet de beloofde vooruitgang.
"Er moeten onmiddellijk deskundigen
naartoe om te kijken wat er van het LOC
over is. Er zijn destijds geen reële beslis
singen genomen. Een aannemer kreeg
geen opdracht te gaan graven omdat het
zo goed was voor het project, maar om
dat die aannemer toevallig wat machines
vrij had. Als een onderzoek nu aantoont
dat het LOC dient te worden stilgelegd,
dan moet dat gebeuren", oordeelt Meier
streng.
Mariënburg
Rumstokerij op Mariënburg: terwille van de produktie moest de afgelopen
jaren consumptiesuiker worden ingevoerd.
In het district Commewijne liggen ook
de suikerrietplantage en de suikerfa
briek van Mariënburg. Als het gaat om
het scheppen van arbeidsplaatsen voor
Surinamers is deze onderneming haar
doel voorbijgeschoten. De meeste riet-
kappers zijn afkomstig uit het buurland
Guyana en uit Haïti. De velden liggen er
verwaarloosd bij. De fabriek, die Neder
land bij de onafhankelijkheid voor één
gulden overdeed aan Suriname, lijkt met
haar stokoude installaties eerder ge
schikt als Filmdecor dan als verwerkings
bedrijf. Volgens Meier is Mariënburg
hoognodig aan mechanisatie toe. "Als je
gaat mechaniseren ben je de Guyanezen
kwijt en hou je de Surinamers over. Het
moet een bedrijf worden voor binnen
landse consumptie. Wij hebben de afge
lopen jaren suiker ingevoerd, terwijl een
groot deel van de suikerproduktie naar
onze rumfabriek (Black Cat) ging".
De palmolieplantage in Patamacca in
Oost-Suriname kreeg te maken met pro
blemen nadat de Nederlandse deskundi
gen begonnen weg te trekken. De onder
neming ligt nu plat door de acties van de
groep-Brunswijk. Meier acht de plantage
van groot belang voor de omgeving, waar
voornamelijk bosnegers wonen. Er is
een goede lokale markt voor palmolie,
dat gebruikt wordt voor bereiding van
het eten. "Als je de aanplant op peil
brengt en een fabriek bouwt krijg je een
opleving van het gebied. Dat is nodig als
de vluchtelingen terugkeren uit Frans
Guyana".
Zowel in Suriname als in Nederland
leeft de wens om bij hervatting van de
hulp het bestedingsoverleg in een ande
re vorm te gieten. Niemand lijkt terug te
willen naar de in 1982 opgeheven Com
missie voor Ontwikkelingssamenwer
king Nederland-Suriname (CONS). In
deze commissie beslisten Surinaamse en
Nederlandse beleidmakers gezamenlijk
over de projecten.
Onafhankelijker
Meier vindt dat de CONS gewoon
maar moet worden vergeten. De Suri
naamse CONS-leden waren volgens hem
te veel gebonden aan bedrijven ("de goe
de niet te na gesproken") en hadden hun
eigen belangen veilig gesteld. "Een mi
nister die een project had voorbereid kon
je al of niet in het zadel houden door zijn
plan goed- of af te keuren. De CONS kon
doen wat zij wilde". Meier stelt voor dit
overleg in de toekomst over te laten aan
de ministeries van ontwikkelingssamen
werking.
Pronk koestert evenmin bijster aange
name herinneringen aan de CONS. Hij is
nooit voorstander geweest van deze
contructie, dat was een Surinaams ver
langen. De Nederlandse commissieleden
kregen hun instructies van de regering in
Den Haag, maar de Surinaamse CONS-
leden konden zich onafhankelijker op
stellen. "Ik sluit niet uit dat deze con
structie de betrokkenheid van de Suri
naamse regering bij de uitvoering van de
projecten heeft verminderd", vertelt
Pronk.
De nieuwe Surinaamse regering keert
zich tegen het vermeende Nederlandse
voornemen om het ontwikkelingsver
drag van 1975 te wijzigen en de hulp aan
Paramaribo voortaan in internationaal
verband te verlenen, te 'internationalise
ren'. De kersverse minister Grep van
transport, handel en industrie liet on
langs weten dat zijn land graag met Ne
derland zou praten over meer geld, maar
niet over wijziging van het verdrag. Ar
ron wees Den Haag direct na de verkie
zingen van 25 november al nadrukkelijk
op de bijzondere relatie met Paramaribo
en op de Nederlandse verantwoordelijk
heid tegenover de ex-kolonie.
Voorbarig
De Surinaamse vrees voor het open
breken van het verdrag lijkt voorbarig.
Aarts gaat er van uit dat de Nederlandse
regering geenszins aan deze overeen
komst wil tornen. Wel leeft volgens hem
het idee om naast de bilaterale verhou
ding tussen Den Haag en Paramaribo an
dere landen en financiële instellingen te
betrekken bij dé hulpverlening aan Suri
name. "Het zou goed zijn als met name
landen in de regio zouden zeggen: laten
wij deze in moeilijkheden zittende buur
man onder de arm nemen". Als voordeel
van het inschakelen van bijvoorbeeld de
Wereldbank ziet Aarts dat dergelijke in
stanties gemakkelijker dan het voormali
ge moederland Suriname onplezierige
boodschappen kunnen overbrengen.
"Het zou wat waard zijn als niet wij maar
een deskundige van de Wereldbank zou
zeggen: dat project deugt niet".
Meier hoopt dat Nederland Suriname
in het vervolg als een volwassen partner
gaat behandelen. Daarbij kan Den Haag
volgens hem wel wat meer eisen stellen
aan de Surinamers. "Als ze dat niet doen
zijn ze geen volwassen partners. Je moet
niet met een Surinamer praten als met
een onhebbelijk kind datje niet op de te
nen wil trappen omdat het zo gevoelig
Hij ziet geen kwaad in het terugvloeien
van ontwikkelingsgeld naar Nederland
se bedrijven, een mechanisme waarop in
het verleden veel kritiek is geweest. Ne
derland mag wat hem betreft ook beter
worden van de ontwikkelingshulp. "Ik
denk dat Nederland gek zou zijn als het
toestaat dat het geld wordt besteed in
Brazilië of Jamaica. Als ik een afspraak
zou maken over ontwikkelingssamen
werking zou ik zeggen: denk erom, mijn
bedrijven leveren goede spullen en die
moet je betrekken bij onze samenwer
king. Die harde woorden zijn door Ne
derland nooit gezegd".
Kritischer
Meer harde woorden, dat moet Pronk
en Aarts bevallen. Ook zij vinden immers
dat Nederland zich kritischer mag gaan
opstellen bij de hulpverlening aan het
voormalige overzeese gebiedsdeel.
Pronk lijkt daarbij de voorzichtigste van
de twee: "Mijn opvolger De Koning heeft
geleidelijk aan de duimschroeven al wat
aangedraaid. Ik vind niet dat het echt
heel anders moet. Maar het voordeel van
de twijfel dat wij aan een jonge regering
kort na de onafhankelijkheid gaven, kan
het land niet meer krijgen".
Aarts klinkt resoluter: "Wij moeten nu
de schroom afleggen en zakelijk bekij
ken of bestedingen in het onwikkelings-
beleid passen. Als er geen overeenstem
ming wordt bereikt over een project, dan
gaat het project gewoon niet door".
De onderbreking van zes jaar in de ont
wikkelingsrelatie heeft Nederland vol
gens Aarts de tijd gegeven zich te bezin
nen. "Wij hebben gezien hoe het niet
moet. Je hebt nu de kans om opnieuw te
beginnen. Die kans krijg je niet vaak in je
leven".