Een brug tussen oost en west
Museum voor Oudheden opent nieuwe afdeling over Nabije Oosten
ZATERDAG 30 JANUARI 1988
Koning Judea van Lagasj (2100 v.
Chr.). foto's pr)
Het museumjaar had niet
mooier kunnen beginnen: het
Rijksmuseum voor Oudheden
in Leiden opende een paar
dagen geleden een nieuwe
afdeling, waarin voorwerpen
uit het Midden Oosten een
plaatsje hebben gekregen.
Volgens conservator dr. G.F.
van den Boorn krijgt deze
cultuur daarmee een plaats die
het al lang verdient. "Het is het
oudste cultuurgebied ter
wereld", zegt hij.
door Bart Jungmann
een Romeins beeld zijn voor de moderne
mens veel herkenbaarder dan kunst
voorwerpen uit het Nabije Oosten".
Lappendeken
"Verder zijn die culturen mooie eenhe
den, waarvan de ontwikkeling heel ge
stroomlijnd en logisch is. Niet zo ver
splinterd als het Nabije Oosten. Dat is al
tijd een lappendeken geweest. De men
sen kennen het nu als een slagveld met
de problemen rond de Palestijnen en de
oorlog tussen Iran en Irak. Maar dat is
het eigenlijk al vijfduizend jaar. Een eeu
wenlang proces van afstoten en aantrek
ken. Het is een elkaar bevruchtende mê
lee die deze cultuur heeft voortgebracht.
En ook heeft afgebroken. Er zijn giganti
sche steenbouwwerken in het Nabije
Oosten geweest, waarvan helemaal niets
is overgebleven. Wij hebben hier op de
tentoonstelling een onthoofd beeldje dat
over een afstand van zeshonderd kilome
ter als trofee werd meegenomen van
Centraal Irak naar Iran".
"De cultuur van het Nabije Oosten is
door dat alles nauwelijks toegankelijk.
Daarbij komt dan nog dat tot mijn per
soonlijk leedwezen het Nabije Oosten is
verwijderd uit het onderwijsplan voor de
middelbare scholen. Een betreurens
waardige ontwikkeling waardoor het to
tale perspectief in de geschiedenis van
de oudheid ontbreekt. Terwijl de belang
stelling voor het Nabije Oosten wel dege
lijk aanwezig blijkt te zijn. Vorig jaar
hadden we hier de tentoonstelling
'Schatten uit Turkije' en de interesse
daarvoor overtrof alle verwachtingen".
Sinds het Rijksmuseum voor Oudhe
den in 1818 werd opgericht, is er inciden
teel en slechts gedeeltelijk aandacht be
steed aan het Nabije Oosten. Wat het mu
seum aan materiaal had, lag voorname
lijk in de opslagruimten. Met de komst
van Van den Boorn als conservator legde
het museum nog eens beslag op allerlei
particuliere collecties, zoals met de aan
stelling van dr. H.D. Schneider als direc
teur het besef groeide dat er plaats voor
moest worden ingeruimd. Hij noemde
het een 'onzalige zaak' dat al dat materi
aal lag te verkommeren in de kelders. De
verzameling is inmiddels al zo groot dat
slechts een gedeelte in de tentoonstel
ling opgenomen.
Nieuwe ideeën
Dat het Nabije Oosten zo lang op een
eigen plekje moest wachten, heeft aan de
andere kant misschien ook nog wel een
voordeel: nieuwe ideeën over exposities
konden in de afdeling worden verwerkt.
De laatste verandering in het museum
dateert van vijftien geleden en dat is vol
gens Van den Boorn duidelijk te merken.
"Wat je in oudere tentoonstellings
ruimten vaak aantreft, is dat de relatie
tussen een tekst en een kunstvoorwerp
niet altijd even duidelijk is. Samen met
de Leidse vormgever André van
Oostrom is er naar nieuwe vormen ge
zocht. Er is daarbij geprobeerd tekst en
illustratie te integreren als in een boek.
We hopen dat de begeleiding en de uitleg
daardoor iets meer diepgang hebben.
Niet alleen een rij van potten tonen, maar
ook iets vertellen over de techniek waar
mee ze zijn gemaakt en waarvoor ze wer
den gebruikt. Je moet het museum be
schouwen als een visuele ervaring, zoals
onze maatschappij tegenwoordig toch
Zijn stem klinkt enigszins veronge
lijkt als dr. G.F. van den Boom zegt:
"Het is toch eigenlijk raar dat voor
werpen uit het Nabije Oosten nooit
permanent voor het publiek te be
zichtigen zijn geweest. De aandacht
is altijd uitgegaan naar Egypte en
Griekenland, terwijl het Nabije Oos
ten het oudste cultuurgebied ter we
reld is. Daar is de grondslag gelegd
voor onze beschaving".
Uit zijn woorden valt tevens op te ma
ken dat daarin inmiddels verandering is
gekomen. In alle stilte werd afgelopen
zaterdag een nieuwe vleugel in het Rijks
museum voor Oudheden geopend, waar
in de oude cultuur uit Voor-Azië (een
spreekwoordelijke brug tussen oost en
west) ruimschoots aan bod komt. Vol
gens Van den Boorn die conservator is
van deze nieuwe afdeling, werd dat hoog
tijd. "Tot vorige week kon nergens in Ne
derland van die cultuur kennis worden
genomen, terwijl in België alleen een
Leuvens museum er op kleine schaal
aandacht aan besteedt. Dus moesten
mensen die hierin geïnteresseerd waren,
daarvoor naar Londen, Parijs of Berlijn".
Verhuizing
Met een interne verbouwing van het
Leidse museum kwam er ruimte vrij.
Diensten van het Rijksmuseum voor
Oudheden verhuisden naar een gebouw
aan de andere kant van de Papengracht
(waaraan de achterkant van het museum
grenst), waardoor de vrijgekomen ruim
te komen worden benut voor een vierde
aspect van de oudheden. Naast een
Egyptische, een klassieke en een Neder
landse afdeling wordt nu ook het Mid
den-Oosten recht gedaan in dit interna
tionaal hoog gewaardeerde museum.
De tentoonstelling bevat voorwerpen
uit Mesopotamië (Irak), Syrië, Palestina,
Anatolië (Turkije) en Iran. In deze stre
ken werden, aldus Van den Boorn, tal
van belangwekkende ontwikkelingen in
gang gezet. Ontwikkelingen die van het
grootste belang waren voor de bescha
ving. De eerste schreden op het gebied
van landbouw werden in dat deel van de
wereld gezet en ook de eerste steden
kwamen in het Nabije Oosten van de
grond.
Van den Boorn: "Daardoor ontstond
er een zekere rijkdom, waardoor er geld
vrijkwam voor allerlei kunstvormen. In
het Nabije Oosten werden kortom aller
lei essentiële activiteiten voor het eerst
uitgeprobeerd. Om een voorbeeld te ge
ven: het eerste alfabet werd in de twaalf
de eeuw voor Christus in het Nabije Oos
ten ontwikkeld".
Hoe onredelijk hij het ook vindt dat de
oude culturen van Egypte, Griekenland
en het Romeinse rijk een streepje voor
hebben, Van den Boorn kan het wel be
grijpen. "Die culturen zijn meer open, je
herkent er meer in. Een Griekse vaas en
Beeldje van een Sumerische
priester (2500 v. Chr.)
veel visueler is ingesteld dan vroeger".
Alle betrokkenen hebben zich 'het
zweet uit de nekharen gewerkt' (aldus de
conservator) om die gedachten in de ten
toonstelling tot uitdrukking te brengen.
Dat is gelukt. De door Van den Boom ge
noemde aspecten zijn in de expositie
ruimte (vijf zalen groot) terug te vinden.
In het introductiegedeelte wordt op
zeer toegankelijke wijze iets verteld over
de twee toegangen tot dé oudheden:
tekst en archeologie. Daar staat ook de
maquette van een zogenaamde teil. Dat
is een kunstmatige heuvel, waar een
nieuwe cultuur op de restanten van de ou
de cultuur gestalte kreeg. Een teil wordt
ook wel een ruineheuvel genoemd. Twee
archeologische vondsten die werden ge
daan door medewerkers van de Leidse
universiteit, krijgen daarbij exra aan
dacht. Het gaat daarbij om opgravingen
in Deir Alla (Jordanië) en in Jebel Aruda
(Syrië). De teksten in spijkerschrift zijn
zoveel mogelijk van een vertaling voor
zien, een service die zelden word ver
leend in musea.
Islam
De tijdspanne die op de tentoonstel
ling wordt overbrugd, loopt van 10.000
voor Christus (het oudste voorwerp in de
verzameling) tot 600 na Christus. Van
den Boorn: "Dat is een belangwekkende
tijdsnede. Vanaf dat moment kreeg de is
lamitische cultuur greep op het Nabije
Oosten en werd er duidelijk een andere
riching ingeslagen".
De visuele kant van de tentoonstelling
waarover Van den Boorn sprak, komt
het sterkst tot uitdrukking in een graf uit
Jericho (1700 voor Christus) dat volledig
is nagebouwd. Skeletten en kunstvoor
werpen liggen in een roestbruin decor.
"Ik ben er speciaal een paar keer voor
naar Israel geweest om de juiste kleur te
treffen", aldus de conservator. Ook de
laatste kamer van de tentoonstelling
door Van den Boorn de schatkamer ge
noemd is een feest voor het oog. Goud
en zilver blinkt de toeschouwer van ver
re tegemoet. De waarde van de hier ten
toongestelde sieraden is volgens hem
nauwelijks te schatten en de beveiliging
is daar ook naar.
Wie vorig jaar 'Schatten uit Turkije'
bezocht zal wel het een en ander herken
nen in de nieuwe vleugel van het Rijks
museum voor Oudheden. "Maar die ten
toonstelling had een erg speciaal karak
ter omdat daarvoor ook het mooiste van
het mooiste uit Turkije was gehaald".
Deze permanente tentoonstelling geeft
volgens hem een beter inzicht in geschie
denis en cultuur van het Nabije Oosten.
"En het is toch fantastisch dat in deze tij
den waarin voornamelijk dingen dicht
gaan, zo'n tentoonstelling kan worden
geopend".
Dr. G.F. van den
Boom poseert bij
de maquette van
een teil. Dat is een
ruïneheuvel waar
een nieuwe cul
tuur op de restan
ten van een oude
cultuur wordt ge
bouwd"
Koning Tiglat-
pileser III, frag
ment uit een kunst
werk uit 2500 v.
Chr(foto rechts).
Van den Boom
voelt aan een loden
sarcofaag uit Li-
banonéén van de
pronkstukken in
de tentoonstelling.
Medewerkers van
het Rijksmuseum
voor Oudheden
moesten nieuwe
technieken ont
wikkelen om de
doodskist te ont
doen van giftig
dioxyde (foto Wim
Dijkman).