Bloed, goud, en de wraak der goden
De wereld in een kanariegeel boekje
Brussel is enkele maanden de schatkamer van het Aztekenrijk
National Geographic Magazine blijft een eerbiedwaardig instituut
ZATERDAG 23 JANUARI 1988
PAGINA 25
Toten met 17 april staan de
Brusselse koninklijke Musea voor
Kunst en Geschiedenis in het teken
van Mexico. Vorige week werd daar
de monstertentoonstelling De
Azteken' geopend, een expositie die
een belangrijk deel van de
ontwikkelingsgeschiedenis van het
oude Mexico in beeld brengt en die
al eerder te zien was in Hildesheim,
München, Linz en Kopenhagen.
Daar trekkende pronkstukken van
de Azteekseen vroegere
beschavingen honderdduizenden
bezoekers. In Brussel, de laatste
halteplaats van de toernee,
verwacht men het miljoen
belangstellenden ruim te
overschrijden. Ter vergelijking: wat
betreft het toernooi om het
Europees voetbalkampioenschap
zou men al blij zijn met de helft van
dat bezoekersaantal.
De kern van de tentoonstelling
wordt gevormd door de vrij recente
opgravingen uit 1978, die tot dan toe
onvermoede rijkdommen aan het
licht brachten. Bij die gelegenheid
kwamen grote delen van deTemplo
Mayor aan de oppervlakte. Dit
belangrijkste heiligdom van de
Azteken, midden in het huidige
Mexico-stad, leverde de
onderzoekers behalve grote
hoeveelheden beelden»
gebruiksvoorwerpen, goud en
ju welen ook geheel nieuwe
inzichten in het dagelijks leven en
de allesbeheersende godencultus
van dit machtige imperium op. De
aanloop tot dit wrede en sterk
militaristisch bepaalde bestel met
zijn massale mensenoffers wordt
eveneensln beeld gebracht. Bond de
Azteekse kern zijn de
cultuuruitingen van de volken
(stammen) van Totonae, fïuaxtec,
Toltee, Mixtec, Olmec en Zapotec
gegroepeerd. Ze grijpen terug tot de
vroege praeklassieke tijd, zo'n
tweeduizend jaar vóór Christus.
De Brusselse conservator dr.
Sergio Purin, commissaris van de
tentoonstelling, heeft met zijn staf
de medewerkinggekregen van 32
Europese, Mexicaanse en
Noord araerikaanse musea.
Vooraanstaande specialisten
hebben vijfjaar aan de
voorbereiding van de
tentoonstelling en de uitgebreide
catalogi gewerkt. Er zijn in die tijd
meer dan driehonderd schitterende
voorwerpen van kunst en cultuur
bij elkaar gebrachte» er is voorzieu
in fotomontages en maquettes die de
heel bijzondere architectuur van de
Mexicaanse volkeren inbeeld
brengen.
Het ei ndpunt is bet jaar 1521het
absolute rampjaar voor de Azteken
en een moment van glorie voor de
Spanjaarden die onder aanvoering
van de conquistador Hernam Cortes
betMiddenamcrikaanse keizerrijk
vernietigden. Die Spaanse
overheersing luidde bet grote
verval in. Op de plaats van de
tempels verschenen de kerken van
het christendom, en de
overgebleven rijkdommen werden
naar Iberia verscheept.
De tentoonstelling vindt plaats in
de Musea voor Kunst en
Gesehiedenis in het Brusselse
Jubelpark dat zijn pompeuze naam
alle eer aandoet. Het park en de
gebouwen, aangelegd in 188óter
viering van 50 jaar Belgische
onafhankelijkheid, liggen net
buiten het centrum. Eerder werd er
de al even prestigieuze manifestatie
'De Vrouw in het Rijk van de
Farao's' gehouden. Men kan er
bovendien de kennnismaking
hernieuwen met een museum dat
een belangwekkende en nog weinig
bekende collectie in huis heeft:
Egypte, Rome, Griekenland, bet
Nabije en Verre Oosten, India,
Zuidoost Azie, Praecoiumbia.
"Ik en mijn gezellen lijden aan een
ziekte van het hart die slechts met
goud kan worden genezen". Het is
een boodschap van de Spaanse con
quistador Hernan Cortes aan de
Grote Spreker Montezuma, keizer
der Azteken.
door Andreas Oosthoek
Cortes, berucht om zijn aanvalsdriften
die hem ook met zijn mede-veroveraars
in conflict brengen, is op die Witte Don
derdag van het jaar 1519 net 34 jaar oud
en heeft voor Spanje en keizer Karei veel
overzees gebied veilig gesteld. Hij slaat
graag spijkers met gouden koppen. Zijn
afkomst kent meer eer dan duiten en de
honger naar parels, goud en edelstenen
kan in de verre gebieden althans een be
gin van bevrediging krijgen.
Hij slaagt waar Velasquez faalde. In
1521 kan hij melden dat hij het rijk der
Azteken en de heerser Montezuma aan
de voeten van keizer Karei heeft ge
bracht. Duizenden mensen zijn dan uit
geroeid, steden gebrandschat en een be
schaving met een hoge graad van orde
ning vernietigd. Boven Mexico wappert
de vlag van Spanje en op de puinhopen
van de indrukwekkende heiligdommen
bouwt de zwarte kolonne haar kerken.
Het veroveringsjournaal brengt de op
perste verwarring in beeld. Hernando
Cortes toont zich aanvankelijk zeer in
schikkelijk als hij zijn goud maar krijgt
en als de heerser bereid is belasting aan
zijn overzeese collega af te dragen. Mon
tezuma ziet in Cortes de god Quetzal-
coatl (Gevederde Slang) die - naar was
voorspeld - eens zou terugkomen om
een eind te maken aan de bloedige heer
schappij van de oorlogsgod Tezcatlipoca
(Rokende Spiegel). Er was dus aan
weerszijden sprake van een soort hoofse
welwillendheid uit eigenbelang.
Maar Montezuma's edelen kijken ver
der en voelen zich belaagd. Ze zoeken de
strijd en Cortes grijpt die kans om zich
meester te maken van stad en land. Met
veel moeite slaagt hij in die opzet, met
de hartelijke medewerking overigens
van de door de Azteken gewelddadig on
derworpen stammen die het centrale ge
zag met genoegen bestrijden.
In feite krijgen Montezuma en de zij
nen een stuk luxe-gebak van eigen deeg.
Eeuwenlang hebben ze te vuur en te
zwaard gevochten voor een groot-Mexi
caans rijk waarin alle andere volkeren
en stammen aan hun wil onderworpen
zouden zijn. Als Cortes komt is dat rijk
Anahuac het Land tussen de Wateren
- achttien jaren een feit, hetgeen wil zeg
gen dat de vreugde na die lange arbeid
van wel zeer korte duur is geweest.
De Azteken hebben een bloedig spoor
door heel Mexico getrokken. Ze hebben
daartoe een militair complex met een
hoge organisatiegraad opgebouwd, com
pleet met een jarenlange dienstplicht,
een officierskaste en een leger van tien
duizenden manschappen. Dat leger
treedt niet zelden op als expeditionaire
macht en komt meedogenloos in actie
over afstanden van soms vele honder
den kilometers.
Het leger heeft de bescherming van de
oorlogsgod nodig, en die god stelt zich
met niet minder tevreden dan met men
senoffers. Gevangenen belanden in
kooien waar ze worden vetgemest om
nadien geofferd te worden. Vrouwen
worden gewurgd, mannen wordt het
hart uit de borst gerukt, hoofden worden
afgehakt en ter ontbinding bijgezet in de
schedelrekken van de offerplaatsen.
De slachtpartijen zijn soms massaal.
In het Spaans journaal van Lopez de Go-
Zittend figuur met sporen van beschildering (500- 900 na Chr.).
mara wordt melding gemaakt van een
tempel waarbij tienduizend rottende,
dus vrij recent van de romp gescheiden
schedels worden aangetroffen. De
krijgslieden, die toch zelden talmden bij
het hanteren van het zijdgeweer, zouden
daarvan zeer bleek zijn geworden.
Vast staat dat bij de inwijding van de
grote tempel, de Templo Mayor van Teo-
tihuacan (nu Plaza de Constitucion, Me
xico-stad twintigduizend gevangenen
uit de stam der Mixteken werden geof
ferd en - ten dele - voor consumptie ge
schikt werden bevonden. Deze gruwe
lijkheden zullen, zacht gezegd, de popu
lariteit van de Azteekse overheerser niet
hebben bevorderd, of de slachtoffers nu
een hemels paradijs in het vooruitzicht
was gesteld of niet.
De Spanjaarden troffen een samenle
ving aan waarin omlijnde structuren en
strikte regels golden. Er was sprake van
een hogere en een lagere adel, een pries
terkaste, het korps van krijgslieden, boe
ren en handwerkslieden. De landbouw
bleek zeer belangrijk.
De beschavingsgraad was, zeker gelet
op de toch geringe technische mogelijk
heden, zeer hoog. Men weet veel over de
Azteken door het bestaan van een
(beeld)schrift, beschrijvingen, de beeld
taal van zeer uiteenlopende voorwerpen
en de talloze verwijzingen die men daar
in vindt naar zaken van religie, een hoog
ontwikkelde vorm van astrologie en -
daarmee samenhangend - boeiende vor
men van tijds- en natuurfilosofie. Al de
ze zaken werden tot het terrein van de
priesters gerekend; hun aanzien was
groot en de recrutering geschiedde uit
sluitend uit de kring van de adel.
Het godsdienstige leven werd in niet
geringe mate bepaald door de voortdu
rende strijd tussen Gevederde Slang en
Rokende Spiegel, de tegenstelling tus
sen Goed en Kwaad die voor veel volke
ren en in alle tijden geldt. Ook in deze
tweekamp die immense gevolgen had
voor het bestaan van de Azteken, was
voorspeld dat de uitkomst zou liggen in
een overwinning van de goede god die
de vruchten des velds verkoos boven het
bloed van de mensheid.
De symboliek is even eenvoudig als
duidelijk. De goedheid stond voor de be
tere dingen van het leven: groei en bloei,
een rijke oogst op akker en jachtveld,
welstand, kinderschap. Het monster van
het kwaad eiste slechts bloed en zaaide
dood en verderf.
Het lijdt weinig twijfel of ook de Azte
ken zelf verlangden na de onderwer-
pingsoorlogen naar rustige momenten
om van hun welvaart te kunnen genie
ten. Vandaar ook de blijde verwelko
ming van Cortes die men enige tijd als
de Reddende god der Gunstige Winden
beschouwde. Het pakte anders uit. Het
Spaanse godje van allesverterende eer
zucht wenste slechts gouden kleppen
voor zijn zieke hart.
De koninklijke Musea voor Kunst- en
Geschiedenis in Brussel, enigszins te
vergelijken met het Rijksmuseum voor
Oudheden in Leiden, stellen veel men
sen in de gelegenheid om gedurende en-
Krijger (100 vóór Chr. tot 250 na Chr.).
kele maanden kennis te nemen van de
schittering van deze teloorgegane be
schaving.
De monstertentoonstellingen die de
laatste jaren over een goed deel van Eu
ropa zijn uitgestrooid als gold het gou
den veertjes in een stormwind, hadden
niet zelden oude culturen als onder
werp. Er is op die manier opnieuw een
massapubliek gevonden voor de oude
Egyptenaren, de Kelten en de volkeren
van Mesopotamië. Daaraan wok m nu
de Azteken en hun voorgangers in het
oude Mexico ondubbelzinnig toege
voegd. Het spectaculaire aspect, waarbij
de kern vaak geofferd wordt aan een al
te grootse presentatie, ontbreekt hier
volledig. Er is, bij alle recordaantallen
die genoteerd worden, eerder sprake
van eCn soort ingetogenheid en een ver
stilling die wat extra waarde geven aan
een indrukwekkende belevenis. In en
kele tientallen kubieke meters komt een
historie van eeuwen dermate indringend
tot leven dat een nogal algemeen beeld,
dat over het reilen en zeilen van deze
volken bestond, op 'afstand' voornaam
maar flonkerend wordt bijgeslepen.
Het prestige ligt eerder in de combina
tie van het tentoongestelde en de gede
gen wetenschappelijke voorbereiding,
die een waardige documentatie heeft op
geleverd. Men ziet er de tekenen van al
ledag: beelden en beeldjes, de schitte
ring van sieraden, aardewerk voor de
kookplaats, ceremonieel gerei, maskers
en wapens, muziekinstrumenten, boze
en minder boze goden. Onze Heer de Ge
vilde, Hij die ontspruiten laat, Heer van
de Schemering, de Bloemenprins van
het Knapenhuis, de Grote Spreker en de
Drekgodin, Onze Toornige Heer de Jon
gere, Linkshandige Kolibri, Die met
Klokjes is Beschilderd, Kostbare Groen
steen en Die met de jaden Rok.
In Brussel heeft men dit alles gebracht
onder de noemer van de Azteken. In
werkelijkheid bestrijkt de expositie een
veel groter geheel dat teruggaat tot de
voorklassieke tijd. Het gebied blijkt zo
groot als Midden-Amerika, en zeer ken
merkend is de lijn (met hier en daar wat
haperingen) die in tijd en afstand loopt
tussen de verschillende culturen, inclu
sief die van Guatemala. Ze zijn uiteinde
lijk samengekomen in het complex dat
we nu voor het gemak Azteeks noemen.
Die samenhang is duidelijk en leidt tot
de conclusie dat er van een zelfstandige
ontwikkeling op hoofdpunten binnen de
beperkte Azteekse beschaving nauwe
lijks sprake is geweest. Die wijdere con
text en dat grotere, meeromvattende ge
heel voegen nogal wat waarde toe aan de
verwachtingen die de titel wekt.
De schatten van Huaxteken, Totona-
ken, Tolteken, Mixteken, Olmeken, Za-
poteken en Azteken zijn enkele maan
den de schatten van Brussel.
Brussel, Jubelpark 10. dagelijks van 10 tot 17
uur. woensdagen van 10 tot 21 uur. Tot 17 april
Niet op maandagen. Metro Merode. Aan alle
NS-loketten in Nederland zijn trein- plus toe
gangbiljetten te krijgen inclusief reis, entree,
National Geographic Magazine.
Het is niet wat je noemt een
pakkende, vlot verkopende titel
voor een tijdschrift. Maar het is
dan ook meer dan een op
hoogglanspapier gedrukt, en van
een kanariegele omslag voorzien
maandblad. Het is een
eerbiedwaardig instituut dat dit
jaar 100 jaar oud is.
door Henk Dam
Ondanks die ouderdom (en ondanks de
titel) is het blad springlevend. Het is het
op twee na grootste tijdschrift in de Vere
nigde Staten, en wordt daarnaast naar
abonnees in nog 169 andere landen ge
stuurd. De totale oplage is 10,5 miljoen,
wat wil zeggen dat zeker 40 miljoen men
sen het lezen.
Het magazine wordt gemaakt volgens
een formule die kennelijk niet stuk kan.
Aflevering na aflevering staat vol met de
wonderen van de wereld, haar uithoe
ken, planten, dieren en exotische volke
ren. De teksten zijn makkelijk te lezen,
de foto's vaak adembenemend mooi en
inventief.
Het is het blad bij uitstek voor de-leun
stoel-reiziger, voor schoolkinderen met
wetenschappelijke belangstelling, voor
de amateur-bioloog, -archeoloog, -antro
poloog, voor de gelukkig nog steeds gro
te groep mensen die niet genoeg heeft
aan de tv en de roddelbladen.
Oude jaargangen doorbladerend,
blijkt het tijdschrift ook het archief van
een recent maar dierbaar verleden te
zijn. De lezer vindt zich terug in de tijd
van vóór de informatie-revolutie, de ja
ren dat er voor de koene reiziger nog wat
te ontdekken viel.
Nu de landen van de wereld steeds
meer op elkaar gaan lijken, er in China
hamburgerketens gevestigd zijn, Coro
nation Street op de tv's van Sierra Leone
te zien is, en je tot in de verste-tropische
negorij cola-reclames vindt, is alleen al
zo'n reis terug in de tijd een apart genoe
gen.
Neem een tekst als deze: „Ik bereikte
de Belgische grenspost M'beni op 1 okto
ber, en ging toen het grote, donkere oer
woud in. Alles bij elkaar wandelde ik 20
dagen door de duisternis. Toen stuitte ik,
in het midden van het woud, op een grote
groep pygmeeën. Ze vertelden dat ze me,
zonder dat ik dat wist, vijf dagen lang
hadden gevolgd".
Geen probleem
De tekst is afkomstig uit 'Lloyd's Reis
door het Grote Pygmeeen Woud', en is te
vinden in het National Geographic Ma
gazine van janauri 1899. Onbetaalbaar
toch? Dezelfde Albert B. Lloyd, een Brit,
schreef ook nog over zijn ontmoeting
met kannibalen in wat nu Zaire is.
„Ik had geen enkel probleem met ze.
Op een gegeven moment schroefde ik de
fiets, die ik bij me had, in elkaar en reed
ik door hun dorp. Het was een opmerke
lijke gebeurtenis: duizenden gillende en
dansende mannen, vrouwen en kinderen
kwamen kijken naar wat zij noemden:
een Europeaan die een slang bereed".
Op de kille avond van 13 januari 1888
werd de National Geographic Society
opgericht. Plaats van handeling: de Cos-
mos Club in Washington, schuin tegen
over het Witte Huis. Aanwezig: 33 heren
van stand met belangstelling voor aard
rijkskunde. De vereniging die zij die
avond stichtten, was bedoeld „voor de
toename en verspreiding van geografi
sche kennis", waarbij het ging om geo
grafie in haar meest brede zin. Flora, fau
na, bergen, vulkanen, oude beschavin
gen, primitieve volkeren, alles viel onder
de paraplu van de nieuwe vereniging.
Uit hun midden kozen de oprichters
Gardiner Greene Hubbard tot eerste pre
sident van de National Geographic Soci
ety. Een van diens taken was het op po
ten zetten van een tijdschrift dat de doel
stellingen van de club verder moest be
vorderen.
De eerste tijdschriften waren gedegen
maar dodelijk saaie kost, met artikelen
als: 'De Massificatie van geografische
vormen naar wordingsgeschiedenis', en
'De economische aspecten van bodeme
rosie'. Maar er stonden toch in die eerste
bladen ook al aardige reisverslagen, bij
voorbeeld van de poolexpeditie van dr.
Fridtjof Nansen, en - nog verrassender
- in de uitgave van november 1896 een
foto van een zulu-vrouw met ontblote
borsten. Dat was, gegeven de tijd, baan
brekend werk.
Het is aan de geniale uitvinder Alexan
der Graham Bell (de man van onder meer
de telefoon) te danken dat het National
Geographic Magazine méér werd dan
een braaf, spoedig opgedoekt en spoedig
vergeten tijdschrift voor een kleine
groep patriciërs.
Hij werd in 1898 tot opvolger van de in
middels overleden Hubbard gekozen.
Bell was in het Amerika van die dagen
enorm populair, en zijn woord was in de
vereniging dan ook wet. Dus toen hij
voorstelde de 23-jarige Gilbert Gros-
venor, de zoon van een van zijn vrienden,
tot eindredacteur van het Magazine te
maken, protesteerde niemand.
Gouden greep
Het was een gouden greep. Grosvenor
bleek een briljant organisator en een
even briljant journalist te zijn. Praktisch
in zijn eentje zorgde hij voor een enorme
uitbreiding van de lezerskring van het
National Geographic Magazine. Hoe? In
de eerste plaats door wat vlotte reclame
boys nu 'direct mailing' noemen. Hij
vroeg de leden van de vereniging om na
men van kennissen. Die schreef hij dan
een brief waarin zo iets stond als: „Ik heb
de eer u mede te delen dat u ons bent aan
bevolen als lid van...", enzovoort. Dat
streelde de ijdelheid van de aangeschre
venen zo dat zij zich massaal als lid aan
meldden. Nog steeds is het National
Geographic Magazine niet in de kiosken
te koop. Men krijgt het, als lid van de ver
eniging, toegestuurd.
Grosvenor begreep ook dat zijn tijd
schrift toegankelijker moest worden.
„We moeten ooggetuigeverslagen ma
ken. We moeten eenvoudig schrijven. We
moeten bovendien zo schrijven dat we
beelden, plaatjes in de geest van de lezer
oproepen Hoofdredacteuren van heel
wat hedendaagse tijdschriften (en kran
ten) zouden het niet duidelijker kunnen
zeggen. Het was dit uitgangspunt waar
mee het National Geographic Magazine
naam maakte.
Foto's
Gilbert Grosvenor'nam in 1904 de wel
licht beslissende stap naar de populari
sering van het magazine, toen hij onver
wacht elf extra pagina's te vullen had.
Daarover nadenkend opende hij een en
velop op zijn bureau waarin zich foto's
uit de-geheimzinnige Tibetaanse stad
Lhasa bleken te bevinden. In arren moe
de zette hij die foto's op de elf pagina's,
voorzien van niet meer dan onderschrif
ten. Grosvenor verwachtte dat hij voor
deze 'vulgaire' wanhoopsdaad ontslagen
zou worden. In plaats daarvan werd hij
op straat door mensen aangehouden die
hem bedankten voor de prachtige fotore
portage.
En de door Grosvenor gewenste 'oog
getuigeverslagen' kregen ook steeds
meer de ruimte. De National Geographic
Society sponsorde ontdekkingsreizigers
om aan verhalen te komen. Desnoods
werden er zelf expedities op touw gezet.
Zo kwam het magazine aan reportages
over Peary's ontdekking van de Noord
pool, en de ontdekking van de oude Inca-
stad Machu Picchu in Peru door Hiram
Bingham. De allereerste foto's van de top
van de Mount Everest stonden in het tijd
schrift.
Lindbergh en Cousteau deelden hun
avonturen respectievelijk boven de wol
ken en onder water met de lezers van Na
tional Geographic Magazine. En het was
ook dit magazine dat in 1935 een ballon
meer dan 20 kilometer de stratosfeer in
stuurde, zo voor het eerst het fotografi
sche bewijs leverend dat de aarde rond
In het magazine stonden ook de fantas
tische avonturen te lezen van de Oosten
rijkse botanicus Joseph Rock, die jaren
lang in het woeste grensgebied tussen Ti
bet en China zoek was. Elke avond baad
de hij zich in een opvouwbare badkuip,
zo bleek later uit zijn verhalen, en speel
de hij platen yan Enrico Caruso voor de
oprecht verbaasde bergstammen.
Is er sinds de jaren van die ontdekkin
gen veel veranderd? Sommige dingen
zijn bij het oude gebleven. Om te begin
nen is er nog steeds een Gilbert Gros
venor aan de top van de National Geo
graphic Society te vinden, de derde ge
neratie. Nog steeds staat het magazine
vol reportages uit alle mogelijke uithoe
ken van de wereld. Veel echt grote ont
dekkingen staan er niet meer in (zoals ge
zegd valt er niet veel meer te ontdekken),
maar daar staat tegenover dat controver
siële onderwerpen, bijvoorbeeld over het
milieu, niet langer uit de weg worden ge
gaan. En bovendien: de ruimte die eens
aan grensverleggende expedities naar de
binnenlanden van verre oorden werd be
steed, wordt nu gevuld met verhalen en
foto's over de nieuwe grenzen: de ruimte,
atomen, de diepste gedeelten van de oce-
Meer interesse
De National Geographic Society heeft
inmiddels het besluit genomen haar ou
de doelstelling („de toename en versprei
ding van geografische kennis") ook op
een andere manier aan te pakken. Er is
een 20 miljoen dollar groot fonds opge
richt waarmee de vereniging meer inte
resse voor het vak aardrijkskunde op de
Amerikaanse scholen wil zien te kwe
ken. Leraren worden met dat geld opge
leid, scholen kunnen middelen krijgen.
Dat is geen overbodige luxe, want met
de geografische kennis van de gemiddel
de Amerikaanse scholier is het bijzonder
droevig gesteld. Voorzitter Gilbert M.
Grosvenor van de vereniging kan de
voorbeelden moeiteloos uit zijn mouw
schudden. „Bij onderzoeken is gebleken
dat 30 procent van de studenten aan een
universiteit in Florida de Stille Oceaan
niet kon aanwijzen. De helft van een
groep studenten in Californië wist niet
waar Japan ligt. En van de nieuwe stu
denten aan een universiteit in het mid
den van het land wist 95 procent Viet
nam niet op een blinde wereldkaart aan
te wijzen. Erger, 45 procent van een
groep middelbare scholieren in Baltimo
re kon op zo'n kaart de VS niet eens aan
wijzen", aldus Grosvenor.
Zolang dat nog zo is - en op de meeste
Amerikaanse scholen wordt nog steeds
praktisch geen aandacht besteed aan
aardrijkskunde omdat dat zo'n saai vak
zou zijn - is er nog een taak voor de Na
tional Geographic Society. Die volgende
honderd jaar komen dus ook wel vol.