Bloed, goud, en de wraak der goden De wereld in een kanariegeel boekje Brussel is enkele maanden de schatkamer van het Aztekenrijk National Geographic Magazine blijft een eerbiedwaardig instituut ZATERDAG 23 JANUARI 1988 PAGINA 25 Toten met 17 april staan de Brusselse koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in het teken van Mexico. Vorige week werd daar de monstertentoonstelling De Azteken' geopend, een expositie die een belangrijk deel van de ontwikkelingsgeschiedenis van het oude Mexico in beeld brengt en die al eerder te zien was in Hildesheim, München, Linz en Kopenhagen. Daar trekkende pronkstukken van de Azteekseen vroegere beschavingen honderdduizenden bezoekers. In Brussel, de laatste halteplaats van de toernee, verwacht men het miljoen belangstellenden ruim te overschrijden. Ter vergelijking: wat betreft het toernooi om het Europees voetbalkampioenschap zou men al blij zijn met de helft van dat bezoekersaantal. De kern van de tentoonstelling wordt gevormd door de vrij recente opgravingen uit 1978, die tot dan toe onvermoede rijkdommen aan het licht brachten. Bij die gelegenheid kwamen grote delen van deTemplo Mayor aan de oppervlakte. Dit belangrijkste heiligdom van de Azteken, midden in het huidige Mexico-stad, leverde de onderzoekers behalve grote hoeveelheden beelden» gebruiksvoorwerpen, goud en ju welen ook geheel nieuwe inzichten in het dagelijks leven en de allesbeheersende godencultus van dit machtige imperium op. De aanloop tot dit wrede en sterk militaristisch bepaalde bestel met zijn massale mensenoffers wordt eveneensln beeld gebracht. Bond de Azteekse kern zijn de cultuuruitingen van de volken (stammen) van Totonae, fïuaxtec, Toltee, Mixtec, Olmec en Zapotec gegroepeerd. Ze grijpen terug tot de vroege praeklassieke tijd, zo'n tweeduizend jaar vóór Christus. De Brusselse conservator dr. Sergio Purin, commissaris van de tentoonstelling, heeft met zijn staf de medewerkinggekregen van 32 Europese, Mexicaanse en Noord araerikaanse musea. Vooraanstaande specialisten hebben vijfjaar aan de voorbereiding van de tentoonstelling en de uitgebreide catalogi gewerkt. Er zijn in die tijd meer dan driehonderd schitterende voorwerpen van kunst en cultuur bij elkaar gebrachte» er is voorzieu in fotomontages en maquettes die de heel bijzondere architectuur van de Mexicaanse volkeren inbeeld brengen. Het ei ndpunt is bet jaar 1521het absolute rampjaar voor de Azteken en een moment van glorie voor de Spanjaarden die onder aanvoering van de conquistador Hernam Cortes betMiddenamcrikaanse keizerrijk vernietigden. Die Spaanse overheersing luidde bet grote verval in. Op de plaats van de tempels verschenen de kerken van het christendom, en de overgebleven rijkdommen werden naar Iberia verscheept. De tentoonstelling vindt plaats in de Musea voor Kunst en Gesehiedenis in het Brusselse Jubelpark dat zijn pompeuze naam alle eer aandoet. Het park en de gebouwen, aangelegd in 188óter viering van 50 jaar Belgische onafhankelijkheid, liggen net buiten het centrum. Eerder werd er de al even prestigieuze manifestatie 'De Vrouw in het Rijk van de Farao's' gehouden. Men kan er bovendien de kennnismaking hernieuwen met een museum dat een belangwekkende en nog weinig bekende collectie in huis heeft: Egypte, Rome, Griekenland, bet Nabije en Verre Oosten, India, Zuidoost Azie, Praecoiumbia. "Ik en mijn gezellen lijden aan een ziekte van het hart die slechts met goud kan worden genezen". Het is een boodschap van de Spaanse con quistador Hernan Cortes aan de Grote Spreker Montezuma, keizer der Azteken. door Andreas Oosthoek Cortes, berucht om zijn aanvalsdriften die hem ook met zijn mede-veroveraars in conflict brengen, is op die Witte Don derdag van het jaar 1519 net 34 jaar oud en heeft voor Spanje en keizer Karei veel overzees gebied veilig gesteld. Hij slaat graag spijkers met gouden koppen. Zijn afkomst kent meer eer dan duiten en de honger naar parels, goud en edelstenen kan in de verre gebieden althans een be gin van bevrediging krijgen. Hij slaagt waar Velasquez faalde. In 1521 kan hij melden dat hij het rijk der Azteken en de heerser Montezuma aan de voeten van keizer Karei heeft ge bracht. Duizenden mensen zijn dan uit geroeid, steden gebrandschat en een be schaving met een hoge graad van orde ning vernietigd. Boven Mexico wappert de vlag van Spanje en op de puinhopen van de indrukwekkende heiligdommen bouwt de zwarte kolonne haar kerken. Het veroveringsjournaal brengt de op perste verwarring in beeld. Hernando Cortes toont zich aanvankelijk zeer in schikkelijk als hij zijn goud maar krijgt en als de heerser bereid is belasting aan zijn overzeese collega af te dragen. Mon tezuma ziet in Cortes de god Quetzal- coatl (Gevederde Slang) die - naar was voorspeld - eens zou terugkomen om een eind te maken aan de bloedige heer schappij van de oorlogsgod Tezcatlipoca (Rokende Spiegel). Er was dus aan weerszijden sprake van een soort hoofse welwillendheid uit eigenbelang. Maar Montezuma's edelen kijken ver der en voelen zich belaagd. Ze zoeken de strijd en Cortes grijpt die kans om zich meester te maken van stad en land. Met veel moeite slaagt hij in die opzet, met de hartelijke medewerking overigens van de door de Azteken gewelddadig on derworpen stammen die het centrale ge zag met genoegen bestrijden. In feite krijgen Montezuma en de zij nen een stuk luxe-gebak van eigen deeg. Eeuwenlang hebben ze te vuur en te zwaard gevochten voor een groot-Mexi caans rijk waarin alle andere volkeren en stammen aan hun wil onderworpen zouden zijn. Als Cortes komt is dat rijk Anahuac het Land tussen de Wateren - achttien jaren een feit, hetgeen wil zeg gen dat de vreugde na die lange arbeid van wel zeer korte duur is geweest. De Azteken hebben een bloedig spoor door heel Mexico getrokken. Ze hebben daartoe een militair complex met een hoge organisatiegraad opgebouwd, com pleet met een jarenlange dienstplicht, een officierskaste en een leger van tien duizenden manschappen. Dat leger treedt niet zelden op als expeditionaire macht en komt meedogenloos in actie over afstanden van soms vele honder den kilometers. Het leger heeft de bescherming van de oorlogsgod nodig, en die god stelt zich met niet minder tevreden dan met men senoffers. Gevangenen belanden in kooien waar ze worden vetgemest om nadien geofferd te worden. Vrouwen worden gewurgd, mannen wordt het hart uit de borst gerukt, hoofden worden afgehakt en ter ontbinding bijgezet in de schedelrekken van de offerplaatsen. De slachtpartijen zijn soms massaal. In het Spaans journaal van Lopez de Go- Zittend figuur met sporen van beschildering (500- 900 na Chr.). mara wordt melding gemaakt van een tempel waarbij tienduizend rottende, dus vrij recent van de romp gescheiden schedels worden aangetroffen. De krijgslieden, die toch zelden talmden bij het hanteren van het zijdgeweer, zouden daarvan zeer bleek zijn geworden. Vast staat dat bij de inwijding van de grote tempel, de Templo Mayor van Teo- tihuacan (nu Plaza de Constitucion, Me xico-stad twintigduizend gevangenen uit de stam der Mixteken werden geof ferd en - ten dele - voor consumptie ge schikt werden bevonden. Deze gruwe lijkheden zullen, zacht gezegd, de popu lariteit van de Azteekse overheerser niet hebben bevorderd, of de slachtoffers nu een hemels paradijs in het vooruitzicht was gesteld of niet. De Spanjaarden troffen een samenle ving aan waarin omlijnde structuren en strikte regels golden. Er was sprake van een hogere en een lagere adel, een pries terkaste, het korps van krijgslieden, boe ren en handwerkslieden. De landbouw bleek zeer belangrijk. De beschavingsgraad was, zeker gelet op de toch geringe technische mogelijk heden, zeer hoog. Men weet veel over de Azteken door het bestaan van een (beeld)schrift, beschrijvingen, de beeld taal van zeer uiteenlopende voorwerpen en de talloze verwijzingen die men daar in vindt naar zaken van religie, een hoog ontwikkelde vorm van astrologie en - daarmee samenhangend - boeiende vor men van tijds- en natuurfilosofie. Al de ze zaken werden tot het terrein van de priesters gerekend; hun aanzien was groot en de recrutering geschiedde uit sluitend uit de kring van de adel. Het godsdienstige leven werd in niet geringe mate bepaald door de voortdu rende strijd tussen Gevederde Slang en Rokende Spiegel, de tegenstelling tus sen Goed en Kwaad die voor veel volke ren en in alle tijden geldt. Ook in deze tweekamp die immense gevolgen had voor het bestaan van de Azteken, was voorspeld dat de uitkomst zou liggen in een overwinning van de goede god die de vruchten des velds verkoos boven het bloed van de mensheid. De symboliek is even eenvoudig als duidelijk. De goedheid stond voor de be tere dingen van het leven: groei en bloei, een rijke oogst op akker en jachtveld, welstand, kinderschap. Het monster van het kwaad eiste slechts bloed en zaaide dood en verderf. Het lijdt weinig twijfel of ook de Azte ken zelf verlangden na de onderwer- pingsoorlogen naar rustige momenten om van hun welvaart te kunnen genie ten. Vandaar ook de blijde verwelko ming van Cortes die men enige tijd als de Reddende god der Gunstige Winden beschouwde. Het pakte anders uit. Het Spaanse godje van allesverterende eer zucht wenste slechts gouden kleppen voor zijn zieke hart. De koninklijke Musea voor Kunst- en Geschiedenis in Brussel, enigszins te vergelijken met het Rijksmuseum voor Oudheden in Leiden, stellen veel men sen in de gelegenheid om gedurende en- Krijger (100 vóór Chr. tot 250 na Chr.). kele maanden kennis te nemen van de schittering van deze teloorgegane be schaving. De monstertentoonstellingen die de laatste jaren over een goed deel van Eu ropa zijn uitgestrooid als gold het gou den veertjes in een stormwind, hadden niet zelden oude culturen als onder werp. Er is op die manier opnieuw een massapubliek gevonden voor de oude Egyptenaren, de Kelten en de volkeren van Mesopotamië. Daaraan wok m nu de Azteken en hun voorgangers in het oude Mexico ondubbelzinnig toege voegd. Het spectaculaire aspect, waarbij de kern vaak geofferd wordt aan een al te grootse presentatie, ontbreekt hier volledig. Er is, bij alle recordaantallen die genoteerd worden, eerder sprake van eCn soort ingetogenheid en een ver stilling die wat extra waarde geven aan een indrukwekkende belevenis. In en kele tientallen kubieke meters komt een historie van eeuwen dermate indringend tot leven dat een nogal algemeen beeld, dat over het reilen en zeilen van deze volken bestond, op 'afstand' voornaam maar flonkerend wordt bijgeslepen. Het prestige ligt eerder in de combina tie van het tentoongestelde en de gede gen wetenschappelijke voorbereiding, die een waardige documentatie heeft op geleverd. Men ziet er de tekenen van al ledag: beelden en beeldjes, de schitte ring van sieraden, aardewerk voor de kookplaats, ceremonieel gerei, maskers en wapens, muziekinstrumenten, boze en minder boze goden. Onze Heer de Ge vilde, Hij die ontspruiten laat, Heer van de Schemering, de Bloemenprins van het Knapenhuis, de Grote Spreker en de Drekgodin, Onze Toornige Heer de Jon gere, Linkshandige Kolibri, Die met Klokjes is Beschilderd, Kostbare Groen steen en Die met de jaden Rok. In Brussel heeft men dit alles gebracht onder de noemer van de Azteken. In werkelijkheid bestrijkt de expositie een veel groter geheel dat teruggaat tot de voorklassieke tijd. Het gebied blijkt zo groot als Midden-Amerika, en zeer ken merkend is de lijn (met hier en daar wat haperingen) die in tijd en afstand loopt tussen de verschillende culturen, inclu sief die van Guatemala. Ze zijn uiteinde lijk samengekomen in het complex dat we nu voor het gemak Azteeks noemen. Die samenhang is duidelijk en leidt tot de conclusie dat er van een zelfstandige ontwikkeling op hoofdpunten binnen de beperkte Azteekse beschaving nauwe lijks sprake is geweest. Die wijdere con text en dat grotere, meeromvattende ge heel voegen nogal wat waarde toe aan de verwachtingen die de titel wekt. De schatten van Huaxteken, Totona- ken, Tolteken, Mixteken, Olmeken, Za- poteken en Azteken zijn enkele maan den de schatten van Brussel. Brussel, Jubelpark 10. dagelijks van 10 tot 17 uur. woensdagen van 10 tot 21 uur. Tot 17 april Niet op maandagen. Metro Merode. Aan alle NS-loketten in Nederland zijn trein- plus toe gangbiljetten te krijgen inclusief reis, entree, National Geographic Magazine. Het is niet wat je noemt een pakkende, vlot verkopende titel voor een tijdschrift. Maar het is dan ook meer dan een op hoogglanspapier gedrukt, en van een kanariegele omslag voorzien maandblad. Het is een eerbiedwaardig instituut dat dit jaar 100 jaar oud is. door Henk Dam Ondanks die ouderdom (en ondanks de titel) is het blad springlevend. Het is het op twee na grootste tijdschrift in de Vere nigde Staten, en wordt daarnaast naar abonnees in nog 169 andere landen ge stuurd. De totale oplage is 10,5 miljoen, wat wil zeggen dat zeker 40 miljoen men sen het lezen. Het magazine wordt gemaakt volgens een formule die kennelijk niet stuk kan. Aflevering na aflevering staat vol met de wonderen van de wereld, haar uithoe ken, planten, dieren en exotische volke ren. De teksten zijn makkelijk te lezen, de foto's vaak adembenemend mooi en inventief. Het is het blad bij uitstek voor de-leun stoel-reiziger, voor schoolkinderen met wetenschappelijke belangstelling, voor de amateur-bioloog, -archeoloog, -antro poloog, voor de gelukkig nog steeds gro te groep mensen die niet genoeg heeft aan de tv en de roddelbladen. Oude jaargangen doorbladerend, blijkt het tijdschrift ook het archief van een recent maar dierbaar verleden te zijn. De lezer vindt zich terug in de tijd van vóór de informatie-revolutie, de ja ren dat er voor de koene reiziger nog wat te ontdekken viel. Nu de landen van de wereld steeds meer op elkaar gaan lijken, er in China hamburgerketens gevestigd zijn, Coro nation Street op de tv's van Sierra Leone te zien is, en je tot in de verste-tropische negorij cola-reclames vindt, is alleen al zo'n reis terug in de tijd een apart genoe gen. Neem een tekst als deze: „Ik bereikte de Belgische grenspost M'beni op 1 okto ber, en ging toen het grote, donkere oer woud in. Alles bij elkaar wandelde ik 20 dagen door de duisternis. Toen stuitte ik, in het midden van het woud, op een grote groep pygmeeën. Ze vertelden dat ze me, zonder dat ik dat wist, vijf dagen lang hadden gevolgd". Geen probleem De tekst is afkomstig uit 'Lloyd's Reis door het Grote Pygmeeen Woud', en is te vinden in het National Geographic Ma gazine van janauri 1899. Onbetaalbaar toch? Dezelfde Albert B. Lloyd, een Brit, schreef ook nog over zijn ontmoeting met kannibalen in wat nu Zaire is. „Ik had geen enkel probleem met ze. Op een gegeven moment schroefde ik de fiets, die ik bij me had, in elkaar en reed ik door hun dorp. Het was een opmerke lijke gebeurtenis: duizenden gillende en dansende mannen, vrouwen en kinderen kwamen kijken naar wat zij noemden: een Europeaan die een slang bereed". Op de kille avond van 13 januari 1888 werd de National Geographic Society opgericht. Plaats van handeling: de Cos- mos Club in Washington, schuin tegen over het Witte Huis. Aanwezig: 33 heren van stand met belangstelling voor aard rijkskunde. De vereniging die zij die avond stichtten, was bedoeld „voor de toename en verspreiding van geografi sche kennis", waarbij het ging om geo grafie in haar meest brede zin. Flora, fau na, bergen, vulkanen, oude beschavin gen, primitieve volkeren, alles viel onder de paraplu van de nieuwe vereniging. Uit hun midden kozen de oprichters Gardiner Greene Hubbard tot eerste pre sident van de National Geographic Soci ety. Een van diens taken was het op po ten zetten van een tijdschrift dat de doel stellingen van de club verder moest be vorderen. De eerste tijdschriften waren gedegen maar dodelijk saaie kost, met artikelen als: 'De Massificatie van geografische vormen naar wordingsgeschiedenis', en 'De economische aspecten van bodeme rosie'. Maar er stonden toch in die eerste bladen ook al aardige reisverslagen, bij voorbeeld van de poolexpeditie van dr. Fridtjof Nansen, en - nog verrassender - in de uitgave van november 1896 een foto van een zulu-vrouw met ontblote borsten. Dat was, gegeven de tijd, baan brekend werk. Het is aan de geniale uitvinder Alexan der Graham Bell (de man van onder meer de telefoon) te danken dat het National Geographic Magazine méér werd dan een braaf, spoedig opgedoekt en spoedig vergeten tijdschrift voor een kleine groep patriciërs. Hij werd in 1898 tot opvolger van de in middels overleden Hubbard gekozen. Bell was in het Amerika van die dagen enorm populair, en zijn woord was in de vereniging dan ook wet. Dus toen hij voorstelde de 23-jarige Gilbert Gros- venor, de zoon van een van zijn vrienden, tot eindredacteur van het Magazine te maken, protesteerde niemand. Gouden greep Het was een gouden greep. Grosvenor bleek een briljant organisator en een even briljant journalist te zijn. Praktisch in zijn eentje zorgde hij voor een enorme uitbreiding van de lezerskring van het National Geographic Magazine. Hoe? In de eerste plaats door wat vlotte reclame boys nu 'direct mailing' noemen. Hij vroeg de leden van de vereniging om na men van kennissen. Die schreef hij dan een brief waarin zo iets stond als: „Ik heb de eer u mede te delen dat u ons bent aan bevolen als lid van...", enzovoort. Dat streelde de ijdelheid van de aangeschre venen zo dat zij zich massaal als lid aan meldden. Nog steeds is het National Geographic Magazine niet in de kiosken te koop. Men krijgt het, als lid van de ver eniging, toegestuurd. Grosvenor begreep ook dat zijn tijd schrift toegankelijker moest worden. „We moeten ooggetuigeverslagen ma ken. We moeten eenvoudig schrijven. We moeten bovendien zo schrijven dat we beelden, plaatjes in de geest van de lezer oproepen Hoofdredacteuren van heel wat hedendaagse tijdschriften (en kran ten) zouden het niet duidelijker kunnen zeggen. Het was dit uitgangspunt waar mee het National Geographic Magazine naam maakte. Foto's Gilbert Grosvenor'nam in 1904 de wel licht beslissende stap naar de populari sering van het magazine, toen hij onver wacht elf extra pagina's te vullen had. Daarover nadenkend opende hij een en velop op zijn bureau waarin zich foto's uit de-geheimzinnige Tibetaanse stad Lhasa bleken te bevinden. In arren moe de zette hij die foto's op de elf pagina's, voorzien van niet meer dan onderschrif ten. Grosvenor verwachtte dat hij voor deze 'vulgaire' wanhoopsdaad ontslagen zou worden. In plaats daarvan werd hij op straat door mensen aangehouden die hem bedankten voor de prachtige fotore portage. En de door Grosvenor gewenste 'oog getuigeverslagen' kregen ook steeds meer de ruimte. De National Geographic Society sponsorde ontdekkingsreizigers om aan verhalen te komen. Desnoods werden er zelf expedities op touw gezet. Zo kwam het magazine aan reportages over Peary's ontdekking van de Noord pool, en de ontdekking van de oude Inca- stad Machu Picchu in Peru door Hiram Bingham. De allereerste foto's van de top van de Mount Everest stonden in het tijd schrift. Lindbergh en Cousteau deelden hun avonturen respectievelijk boven de wol ken en onder water met de lezers van Na tional Geographic Magazine. En het was ook dit magazine dat in 1935 een ballon meer dan 20 kilometer de stratosfeer in stuurde, zo voor het eerst het fotografi sche bewijs leverend dat de aarde rond In het magazine stonden ook de fantas tische avonturen te lezen van de Oosten rijkse botanicus Joseph Rock, die jaren lang in het woeste grensgebied tussen Ti bet en China zoek was. Elke avond baad de hij zich in een opvouwbare badkuip, zo bleek later uit zijn verhalen, en speel de hij platen yan Enrico Caruso voor de oprecht verbaasde bergstammen. Is er sinds de jaren van die ontdekkin gen veel veranderd? Sommige dingen zijn bij het oude gebleven. Om te begin nen is er nog steeds een Gilbert Gros venor aan de top van de National Geo graphic Society te vinden, de derde ge neratie. Nog steeds staat het magazine vol reportages uit alle mogelijke uithoe ken van de wereld. Veel echt grote ont dekkingen staan er niet meer in (zoals ge zegd valt er niet veel meer te ontdekken), maar daar staat tegenover dat controver siële onderwerpen, bijvoorbeeld over het milieu, niet langer uit de weg worden ge gaan. En bovendien: de ruimte die eens aan grensverleggende expedities naar de binnenlanden van verre oorden werd be steed, wordt nu gevuld met verhalen en foto's over de nieuwe grenzen: de ruimte, atomen, de diepste gedeelten van de oce- Meer interesse De National Geographic Society heeft inmiddels het besluit genomen haar ou de doelstelling („de toename en versprei ding van geografische kennis") ook op een andere manier aan te pakken. Er is een 20 miljoen dollar groot fonds opge richt waarmee de vereniging meer inte resse voor het vak aardrijkskunde op de Amerikaanse scholen wil zien te kwe ken. Leraren worden met dat geld opge leid, scholen kunnen middelen krijgen. Dat is geen overbodige luxe, want met de geografische kennis van de gemiddel de Amerikaanse scholier is het bijzonder droevig gesteld. Voorzitter Gilbert M. Grosvenor van de vereniging kan de voorbeelden moeiteloos uit zijn mouw schudden. „Bij onderzoeken is gebleken dat 30 procent van de studenten aan een universiteit in Florida de Stille Oceaan niet kon aanwijzen. De helft van een groep studenten in Californië wist niet waar Japan ligt. En van de nieuwe stu denten aan een universiteit in het mid den van het land wist 95 procent Viet nam niet op een blinde wereldkaart aan te wijzen. Erger, 45 procent van een groep middelbare scholieren in Baltimo re kon op zo'n kaart de VS niet eens aan wijzen", aldus Grosvenor. Zolang dat nog zo is - en op de meeste Amerikaanse scholen wordt nog steeds praktisch geen aandacht besteed aan aardrijkskunde omdat dat zo'n saai vak zou zijn - is er nog een taak voor de Na tional Geographic Society. Die volgende honderd jaar komen dus ook wel vol.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1988 | | pagina 25