iEs» ÜCk INI Don Quichotte in een modern jasje gestoken DE KEER Wakeikamps teddyberenwereldje Fantasy-SF populair Krol, Verrips en May herhalen al eerder gepubliceerd werk Misdadig kwartet bij BZZToH van niveau Bloeddorst in 'Het weespaleis'; 'Saartje en het blauwe huis': dromerig WOENSDAG 20 JANUARI 1988 PAGINA 19 Bekend is in de 'Max Havelaar' de tirade van Droogstoppel. Als hij te weten komt dat Stern, een ander belangrijk personage in Multatuli's roman, een meisje heeft proberen in te palmen met een vers van Hei ne, veegt hij hem geducht de man tel uit. 'Op vleugelen van gezang, mijn hartediefje, draag ik je voort', zo luidt de aanhef van Heines vers. Het bijtende commentaar van Droogstoppel: 'Vleugels? Ha! Je zou eens moeten proberen om de Lauriergracht over te vliegen'. Met zijn boerenverstand redeneert hij het gedicht op die manier kapot. Gelukkig zijn we niet allemaal Droogstoppels. Daar komt bij dat goede poëzie die neiging tot dood redeneren niet wakker maakt in de lezer. Sommige dichters vergen echter wel erg veel van het inle vingsvermogen van hun lezers. Oegstgeestenaar Guus Wakelkamp is zo'n dichter. Hij laat zich niet meeslepen door zijn metaforen, zo als Heine. Integendeel. Hij schrijft een nuchter soort Nederlands, zon der veel franje. Nee, het ligt aan wat hij schrijft. Het is het wollige ted dyberenwereldje dat hij in zijn poë zie oproept, dat mij tegenstaat. 'De stad is een jongen' zo heet zijn bundel. Het is duidelijk: we hebben hier te maken met homo- erotische poëzie, maar dan met een van het 'schwarmerische', kleffe soort. Met aan het Veronica-jargon ontleende regels als 'Bel iemand, dans met iemand,/vrij met iemand. Vaar weg en zing.' Met afgesleten vergelijkingen als: 'De tijd is een ri vier'. Met regels als 'Eindeloos is de pijn/van het woord:/jouw naam.' Eindeloos - wie zo'n vaag woord neerschrijft, denkt dat poëzie te maken heeft met 'ongeveer', terwijl het in de poëzie nu juist gaat om 'precies'. Thema in de bundel is volgens de achterflap 'het vergeefse zoeken naar geborgenheid'. Dat klopt wel. Vooral in de eerste afdeling, 'Huis vesting', wordt er heel wat af ge lamenteerd over de verloren gelief de, wiens lid zich 'keurig heft' en wiens jongensbillen worden ge roemd. Heel af en toe tref je een aardig beeld aan in deze afdeling, zoals in het gedicht 'Urgent'. Slau- erhoffs credo 'Alleen in mijn ge dichten kan ik wonen' indachtig, schrijft Wakelkamp: '...kom op uw verhaal./U vindt vast een passend onderkomen:/een bladzijde, één- kamerwoning taal'. Maar jammer, over dat aardige, pregnante beeld valt dan weer de slagschaduw van een vers als 'Dis co', waarin de dichter iemand in die dansgelegenheid laat zeggen: 'De witte ridder te paard/zal hier wel niet komen'. Wakelkamp leeft kennelijk in sprookjesland. Daar wordt geen 'horse' verhandeld in de disco maar zitten dromerige jon gelieden boven hun sneeuwwitje te wachten op een sprookjesprins. Wanneer de Oegstgeestse dich ter het niet over zijn liefdesleven heeft, zoals in de afdelingen 'In de trein', 'Florence' en 'Van u wil ik zingen', wordt de toon van zijn ge dichten wat draaglijker. Dan is er zelfs plaats voor wat humor. Dan schrijft hij: 'De maan hangt weer- /als een kaas aan de hemel,/onbe schaamd en bloot.//Een oude pas toor/met de rok omhoog'. Soms zijn er goede aanzetten van Wakelkamp, maar die worden dan weer gesmoord door candlelight- uitsmijters als: 'En in de wind- /waait steeds jouw naam'. Er is eigenlijk maar één gedicht in deze bundel dat in zijn geheel in de buurt komt van poézie. Het heet 'Eerste omhelzing' en gaat als volgt: 'Zo ongeveer/klonk onze om- helzing:/we gingen af/als vuurwerk in een doos,/ergens in het midden man het jaar'. Bij die eerste omhel zing van Wakelkamp had het wat mij betreft mogen blijven. CEES VAN HOORE Zijn sommige schrijvers te lui om een nieuw boek te maken? Hebben ze ooit broddelwerk afge leverd en willen ze de schande uit wissen door het nog eens over te doen, maar dan beter? Was de eer- ste opzet achteraf wat dunnetjes en meende de auteur dat een fikse aanvulling nodig was? Dat zou een wantrouwige lezer zich kunnen af vragen als hij een aantal boeken be kijkt - van niet de minste onder on ze schrijvers - dus de laatste tijd zijn verschenen. Zo publiceerde Gerrit Krol een roman 'De weg naarTuktoyaktuk'. Hij vergezelde hem van een na woord en aantekeningen, want het gaat om een herschreven versie van 'De weg naar Sacramento' uit 1977. Vervolgens kregen we Ger Verrips 'De trots van de morgen'. Een dubbelroman waarvan het eer ste deel wordt gevormd door een nieuwe versie van 'Een vrouw al leen' (1975), het tweede, dat de titel voor het geheel leverde, door een simultane beschrijving vanuit een ander personage. Ook Lizzy Sara May ging met een ouder boek aan de slag. 'Oom Soes heeft gehuild' werd na 25 jaar 'Oom Bennetje raaskalt'. Al heeft May de bundel verhalen niet herschreven maar uitgebreid met twaalf nieuwe ver halen. Nu zijn er voor een schrijver al lerlei argumenten denkbaar om een ouder werk opnieuw ter hand te nemen. Voor de lezer vormt de hoofdzaak dat het boek in de huidi ge vorm de moeite waard is. Met andere woorden: hebben de veran deringen tot een kwaliteitsverbete ring geleid? In tweede instantie is het natuurlijk interessant om te kij ken of je iets van de ontwikkeling van een auteur in zo'n nieuwe ver sie kan traceren. Bij deze vragen moet de lezer zich niet blindelings laten leiden door wat de auteur zelf als verdedi ging aandraagt. Noch door de be scheiden acht regels die Verrips als verklaring geeft - omdat 'Een vrouw alleen' bij veel lezers tegen strijdige en persoonlijke reacties heeft opgeroepen - noch door de bijna zestig pagina's die Krol daar voor nodig acht. Krol Het nawoord van Krol is uit lite rair oogpunt de moeite waard. Het zit vol met originele ideeën over li teratuur, met interessante opmer kingen over de achtergrond van 'Sacramento' en de bewerking daarvan, maar ook over Krols laatste roman 'Maurits en de feiten' (1986). De fraaiste passages zijn ty pisch Krol: perfecte en misleidend simpele formuleringen, of soms zelfs formules. Maar de schoonheid en de eenvoud leiden je eerder af van de vraag waar het om gaat dan dat ze er een antwoord op geven. 'De weg naar Tuktoyaktuk' is na melijk zowel een beter als een slechter boek dan 'De weg naar Sa cramento' Het relaas uit 1977 over de eenzame man die trouwde, scheidde, nieuwe verhoudingen begon en tenslotte een Amerikaan se vriendin vermoordde, geobse deerd als hij al vroeg was door een aantal dramatische sterfgevallen van vrouwen in zijn omgeving, ver toonde een aantal zwakke plekken. Krol is daarover vrij nuchter, wan neer hij vertelt hoe hij de passages die sterk naar reisleidersproza ro ken te licht bevond. Ook de moord op de Amerikaanse, waar heel het boek om draaide, oordeelde hij te zwak en de nieuwe oplossing, die ik de lezer niet wil verklappen, is inderdaad een verbetering. Oneens ben ik het met Krol waar hij aangeeft dat hiaten of door X, dan wel puntjes aangeduide ele menten dienden te worden inge vuld. 'Tuktoyaktuk' is inderdaad meer ingevuld, c.q. in eerste in stantie toegankelijker. Het lijkt sterker op Krols recente romans, en 'Sacramento' - dat zal niemand verbazen - op de oudere. Die drang om dingen oningevuld te laten, vind ik juist zo boeiend aan de vroegere romans. Overigens zijn de verschillen tus sen de twee versies toch niet zo in grijpend als Krol zelf voorstelt. 'Nadat 'Sacramento' was gepubli ceerd (118 bladzijden) heb ik nog vele bladzijden (93, welgeteld) erbij moeten schrijven voordat ik het ge heel in de vorm van 'Tuktoyaktuk' tot 76 bladzijden had terugge bracht'. Een mooie paradox, maar die 93 pagina's betekenden echter voor een deel ook overschrijven, in een andere ordening. Veel is ver trouwd voor de lezer die de eerste versie kent en je moet soms echt de twee edities naast elkaar leggen om de verschillen te zien. Verrips Bij Verrips heb je daarentegen het idee een volkomen nieuwe 'Vrouw alleen' te ontmoeten. In de versie uit 1975 herinnert Judith, een joodse vrouw hoe ze twintig jaar tevoren, in 1955, enige dagen alleen was. Haar man, Johan, ver bleef in Praag en haar schoonmoe der nam de moederlijke plichten over. Judith maakt van de gelegen heid gebruik om na te denken over haar leven, over haar jeugd. Haar herinneringen concentreren zich vooral op haar moeder, een joodse verzetsstrijdster die in de oorlog is omgekomen. De nieuwe uitgave is ook een te rugblik, maar dan één van dertig jaar later. Judiths kinderen spelen deze keer een (kleine) rol en met name de verhouding met haar echtgenoot (die op dat moment in Canada verblijft) is belangrijker ge worden. De reden van deze verschuiving wordt duidelijk in het tweede deel als Johan zelf aan het woord is. In 'De trots van de morgen' beschrijft hij een kort verblijf in Canada, op het moment dat hij zijn huwelijk als problematisch ervaart. Hij spreekt daar met een oudere zuster van zijn vrouw en met een man die bevriend is geweest met Judiths moeder over. Bovendien ontmoet Johan een journalist die een onder zoek heeft gedaan naar de cynische en harteloze manier waarop de Ca nadese regering voor, tijdens en na de oorlog met joodse vluchtelingen voor de nazi-barbarii omsprong. In dat onderzoek ligt de komst met de verteller, ook hij - een historicus van huis uit - is geob sedeerd door de houding van over heden tegenover de joden. Hieruit komen de problemen met zijn vrouw voort. Enerzijds kan ze er niet tegen dat hij alsmaar zaken op rakelt die zij liever wenst te verge ten, anderzijds laat zij hem soms merken dat hij als niet-jood altijd een buitenstaander zal blijven. Als we 'De trots van de morgen' vergelijken met het oude 'Een vrouw alleen', zien we dat de kern van de problematiek verschoven is van die van een joodse vrouw die met haar geschiedenis in het reine probeert te komen, naar die van een niet-joodse man die bijna wan hopig zijn plaats in deze geschiede nis poogt te vinden. Hiermee snijdt Verrips een zeer belangrijk pro bleem aan, een actueel probleem ook, al kon hij nog niet van de Fass- binder-discussie weten toen hij het manuscript inleverde. Nu heeft Verrips het principe van de dubbelroman al eens een keer toegepast (met 'Witte gezich ten' en 'De wondere zoon') en bij die gelegenheid vond ik het onjuist dat critici het tweede boek op zich zelf hebben bekeken. Het gaat ook deze keer niet om het beoordelen van twee afzonderlijke romans (dan valt er op 'De trots van de mor gen' wel wat af te dingen), maar om de wisselwerking tussen twee de len van één geheel. May In 1962 publiceerde Lizzy Sara 'Oom Soes heeft gehuild'. Schet sjes van vooroorlogs joods leven, met kleine verwijzingen naar de verschrikkingen en de periode daarna. Soms ontroerende kijkjes van binnenuit in een liberaal joods milieu dat voor en tegenspoed ken de, welvaart en armoede, relatie problemen en verwijdering. Met veel details over de jeugdige vertel ler zelf. Juist in sommige van deze per soonlijke details - beschrijvingen van verliefdheden bijvoorbeeld - zitten de zwakke kanten van de bundel. Dat werd des te sterker voelbaar toen May een kleine twin tig jaar later met haar indrukwek kende, duidelijker autobiografi sche romans 'Vader en dochter' en 'De blauwe plek' voor de dag kwam. De relatie tussen de be schreven personages en de indivi duele belevenissen van de verteller is veel hechter, veel betrokkener in deze boeken. Ondanks het feit dat May een deel van het nieuwe materiaal in 'Oom Bennetje raaskalt' uit deze krachtige autobiografische romans heeft gehaald, overtuigt het resuk taat van de aanvulling nog steeds niet honderd procent. Wel zijn er enkele voortreffelijke (foto GPD). halen bijgekomen, zoals het onge lofelijk grappige 'Zakendoen' (over een urenlange uitwisseling van na men van familie en kennissen zo dat de deelnemers aan het eind van het gesprek tevreden kunnen con stateren dat ze 'mispoge' van el kaar zijn). Het slotverhaal 'Familie foto', is een werkelijke afronding. Zoals de titel al aangeeft, staat de verteller voor een laatste keer stil bij hoe het vroeger was en nooit meer zal worden. Al is de roman van Krol iets min der nieuw dan de schrijver sugge reert, nawoord en aantekeningen maken hem echter ook interessant voor lezers die de 'eerste versie' al kennen. Dat laatste geldt, en niet alleen vanwege de actuele proble matiek en de vormgeving daarvan, ook voor Verrips' 'De trots van de morgen'. May's 'Oom Bennetje raaskalt' is in dit rijtje het minst op zienbarend. Ook in de huidige vorm blijft de bundel voor de lezers van haar autobiografische romans niet meer dan een interessante aan vulling daarop. AUGUST HANS DEN BOEF. 'Dc weg naar Tuktoyaktuk, Gerrit Krol. Uitgeverij Querido. 27,50. 'De trots van de morgen', Ger Ver rips. Uitgeverij Amber, 29,90. 'Oom Bennetje raaskalt', Lizzy Sara May. Uitgeverij Sijthoff. 22,50. Het Schrijverscollectief (Hans Dor- restijn, Karei Eykman, Ries Moon- en, Fetze Pijlman, Jan Riem en Wil lem Wilmink) stond ooit borg voor televisieseries en boeken van hoog niveau. 'Een onmogelijke droom', hun nieuwste produkt voor jonge ren vanaf 12 jaar, kan me echter niet bekoren. Het collectief heeft geprobeerd een moderne Don Qui chotte neer te zetten in de persoon van de acteur Don Donkersloot. Op een avond loopt hij midden in een voorstelling weg, omdat hij 'er ge noeg van heeft en de wereld wil veranderen'. Al gauw ontmoet hij zijn Sancho Panza in Sander. Een handige jon gen, die Don weliswaar 'een maf kees' vindt, maar zich toch nieuws gierig bij hem aansluit omdat het 'weer eens wat anders is'.- Donkersloot met Sander in zijn kielzog trekt ten strijde tegen aller lei toestanden en wantoestanden in de hedendaagse maatschappij: het 'kind-vijandige' onderwijs, het be dreigde milieu, de zieke mens, de wereldvrede en nog veel meer za ken. Hij doet dat op de manier van zijn illustere voorganger: zonder enig gevoel voor realiteit. Voortdu rend wordt hij verkeerd begrepen. Sander ziet het allemaal met zorg aan en probeert elke keer te redden wat er te redden valt (vooral door er op de juiste momenten vandoor te gaan). De omslag noemt het eindresul taat 'humoristisch en licht maat schappijkritisch'. Ik vind het eer- def vervelend en langdradig. Het verhaal is oorspronkelijk als draai boek voor een televisieserie ge schreven (dit voorjaar op het scherm). Misschien dat Don Don kersloot op de buis boeiender is dan op papier. Vooral de hoofd stukken van Karei Eykman zijn te lang en bevatten te weinig span ning. En al zijn de bijdragen van Ries Moonen vlotter geschreven, het eindresultaat is teleurstellend. Don Donkersloot en zijn hemelbe stormende activiteiten wekken verveling en zelfs irritatie op. Jammer van de mooie illustra ties van Fiel van der Veen, een prachtig tekenaar die van ieder boek dat hij onder handen krijgt iets bijzonders weet te maken. Zijn tekeningen zijn plezierig om naar te kijken: gevarieerd en speels ver deeld over de bladzijden. Weespaleis Nee, heel wat aantrekkelijker is 'Het Weespaleis' van Aleida Leeu wenberg, een in veel opzichten op merkelijke uitgave. Het verhaal speelt zich af in een havenstadje van een verzonnen koninkrijk. We maken kennis met een rijke reder die een ongezellige vrouw trouwt en vervolgens twee kinderen krijgt. De zoon is een slome slapja nus, die de hele dag lanterfantert, de dochter is veel ondernemender. Toch houdt de redersvrouw het meest van de zoon. Om haar lusteloze kind helpen, raadpleegt de vrouw een dokter. Dankzij het bloedelixer van deze dokter Vrakmaker (what's in a na me) krijgt de jongen weer fut. Op dit punt neemt het verhaal een lu gubere wending. 'Dit is geen boek voor bange mensen' waarschuwt de schrijfster op de omslag terecht. De jongen blijkt namelijk dol op bloed en wil steeds meer. Argeloze weeskinderen dienen als bron on der het mom 'van medisch onder zoek'. De moeder - net zo geweten loos - vindt het allemaal best. De zaak loopt gierend uit de hand en hoe het afloopt moet u zelf maar le zen. De schrijfster is erin geslaagd de sfeer van dit intrigerende verhaal steeds beklemmender te maken. Ze begint heel idyllisch, sprookjes achtig. Geleidelijk aan voert ze de spanning op door veel onuitge sproken te laten en de lezer te laten raden naar wat er is gebeurd. Een bloedstollend verhaal met humor geschreven voor kinderen vanaf 10 jaar. De schrijfster heeft het boek zelf niet onverdienstelijk geïllu streerd. Soms heb je van die boeken, die je na het lezen van de laatste blad zijde peinzend achterlaten. Zo'n boek is 'Saartje en het blauwe huis' van Peter van Gestel. Blonde Saartje woont met haar moeder - een zangeres - en haar oudere, strenge stiefvader meneer Klopbol in het Blauwe Huis. Ze voelt zich wat eenzaam en verveelt zich. Ze verheugt zich op de logeerpartij van het meisje Sofje. Helaas: Sofje doet haar mond niet open en zit het liefst op haar kamer. Pas bij volle maan komt Sofje tot leven en sleept Saartje mee naar buiten in een reeks spannende nachtelijke avonturen. Saartje komt terecht in het huis van een 'poezenmevrouw' en ontmoet haar vader, een wereldvreemde man. Als Saartje in de spiegel kijkt, lijkt het net of ze Sofje ziet: haar andere ik, het meisje dat durft waar Saartje alleen maar over durft te dromen. Fantasie, werkelijkheid, droom: 'Saartje en het blauwe huis' is een mengeling van dit alles. Die won derlijke mix maakt dit verhaal boeiend. Ik kan niet alles in het ver haal volgen, maar het leesplezier was er niet minder om. De geheim zinnige sfeer die Van Gestel op roept, zijn aparte humor en de leu ke illustraties van Peter van Straat- en maken dit een bijzonder boek voor kinderen vanaf 9 jaar. MARGOT KLOMPMAKER Een onmogelijke droom, het Schrijverscollectief, uitg. Ploegsma, f 24,95. Het weespaleis, Aleida Leeu wenberg, uitg. Bezige Bij, f 22,50. Saartje en het blauwe huis, Pe ter van Gestel, uitg. Fontein, f 22,90. Sinds de belangstelling in ons land voor science fiction eind jaren ze ventig een hoogtepunt bereikte, is het genre in een bodemloos zwart gat gevallen. Tal van SF-reeksen verdwenen en de bijbehorende uit gevers zagen er steeds minder brood in, op enkele volhouders na. Tot die volhouders moet vooral uit geverij Meulenhoff gerekend wor den: onlangs werd in alle beschei denheid het 20-jarig bestaan ge vierd van haar SF-reeks met o.m. een herdruk van de eerste 6 be faamde 'witte' deeltjes. En nog steeds pleit voor de kwa liteit van de verantwoordelijke re dactie - m.n. Mark Carpentier Al- ting - de kwaliteit èn leesbaarheid van die eerste zes: Heinlein's Verdwaald tussen sterren, Asi- mov's De stalen holen, Anderson's Vlaag van verstand, Wolfsklauw van het duo Pohl/Kornbluth, Doodsstrijd op Pyrrus van Harry Harrison en J.G. Ballard's De bran dende aarde. Twintig jaar later is die kwaliteit onveranderd, al is het genre zelf enigszins aangepast aan de smaak van het Nederlandse lezerspu bliek. Zo blijken wij hier in uitge sproken meerderheid dol op de Fantasy-variant (zeg maar, de 'sprookjes' onder de SF-literatuur), meer dan op 'wetenschappelijke' SF of griezelverhalen. Tolkien na tuurlijk, maar vooral ook Jack Vance en, wat later, Tanith Lee hebben veel invloed gehad op deze ontwikkeling, en dat is te merken ook. Dat blijkt wel uit een andere, be hoedzame wijziging in de politiek van deze uitgeverij: men staat min der afwijzend tegenover SF- of lie ver Fantasy-produkten van eigen bodem. Voor een grote doorbraak in dit opzicht zorgde vooral Wim Gijsen, wiens De Eersten van Ris- san (1980) als een bom insloeg. Van deze auteur met zijn wat langdradi ge schrijfstijl en weke, 'alternatie ve' filosofieën, is nu alweer het ne gende boek verschenen, terwijl een tiende op stapel staat. Het pas uitgekomen Roos van het Zand, een bundel verhalen van zeer ongelijkwaardige kwaliteit overigens, is een herdruk van een Spectrum-uitgave (1983), maar wel aangevuld met de lange novelle Diaspora. Dit verhaal gaat over de lotgevallen van Teertha en Freya die, als vele Aardgenoten, ooit van de ruimte droomden en andere pla neten wilden bezoeken. Dit blijkt een onmogelijkheid: een onbekend ras wacht deze ruim teavonturiers op en zet ze, zonder verdere verklaring, vast in een En clave op een onbekende planeet. Hoewel het dringend wordt afgera den, hebben de Enclave-bewoners wel het recht uit de Enclave te ver trekken en op onderzoek uit te gaan. De beide hoofdpersonen kunnen de verleiding niet weer staan en zien zich geconfronteerd met een onvermijdelijk vijandige 'buitenwereld'. Tot zover is dit alles zeer geijkt, wat ook geldt voor de wat kinder lijk vertelde, naïeve avonturen die het tweetal beleeft. Alleen de ont knoping is verrassend, hoewel die voorbeeldig past in Gijsen's zacht moedige 'Kabouter'-proza. Net op het moment dat de einde loos voortdeinende filosofietjes zonder veel harde actie van Wim Gijsen beginnen te vervelen, komt Meulenhoff zowaar met een 'nieu we' Nederlandse SF-auteur. 'Nieu we' tussen aanhalingstekens, want onbekend is zanger en kinderboe kenschrijver Peter Schaap niet; van hem verschenen verder eerder al SF-verhalen in diverse tijdschrif ten. De Schrijvenaar van Thyll, zijn eerste volledige Fantasy-roman over Zaranthe, een van de zeven magiërs die, sedert de grote Rand- oer de mogelijkheden ontdekte van zeker drakeschubextract, in staat is de werkelijkheid te veran deren, is zonder meer een frisse aanwinst. De avonturen van Zaran the die moet optornen tegen zijn kwaadaardige en egocentrische vakbroeders, daarbij geholpen door zijn eigen magische vernuft en door de heks Yaraia, zijn geestig en originee], vol vaart en amusante woordkunst. De invloed van Jack Vance, toch al groot in vaderlandse SF-produkten, is evident, zonder dat van epigonisme gesproken kan worden. Andermaal een Fantasy- auteur met toekomst. Gelukkig heeft niet alleen Meu lenhoff het patent op science fic tion en auteurs van eigen bodem. Bij de jonge uitgeverij Nioba ver scheen een bundel verhalen van de Vlaamse oudgediende Julien Raas- veld onder de titel Ab Ovo. Het boekje is vooral aardig omdat de thematiek van de verhaaltjes tame lijk ouderwets is: waarschuwend einde-der-tijden-proza, zoals in Entlösung 2022 (uitroeiing door overmatige automatisering), Sche- mertijd, Kinderen van de Zon (Bo ze Buitenaardsen) en IJs-Tijd (door een betere uitwerking van de per sonages het beste verhaal in de bundel). Opvallend zijn verder ook de veelal Vlaamse setting en de barok- romantische, eveneens typisch- Vlaamse sfeer die Raasveld op roept. Onze zuiderburen zijn meer dan wij geporteerd van geheimzin nigheid en griezel die, zoals in Het einde van de droom en Het huis van de ondraaglijke angst, onver bloemd worden verbeeld. On danks de wat gedateerde inhoud en verteltrant (en misschien ook wel daardoor) is Ab Ovo een bun del, die beslist niet op het wondere plankje met SF mag ontbreken. ROB VOOREN Roos van het Zand, Wim Gijsen. Uitg. Meulenhoff, SF-reeks nr. 245, 19,50. De schrijvenaar van Thyll, Pe ter Schaap. Uitg. Meulenhoff, 16,50. Ab Ovo, Julien C. Raasveld. Uitg. Nioba, Lier, België. Ver spreiding voor Nederland: Uitg. Tor, De Steiger 162, Almere, 14,90. De Haagse uitgeverij BZZTóH schijnt minder dan andere uitgeve rijen moeite te hebben met het vin den van titels in het misdadige gen re. Want opnieuw heeft de redactie van BZZTóH Crime (Joost de Wit en Phil Muysson) een kwartet boe ken kunnen uitbrengen. Uiteraard is het ene verhaal sterker dan het andere, maar bij elkaar werd het ni veau van het vorige viertal zeker geëvenaard, zo niet verbeterd. 'Slapende honden' van Dick Lochte sprak mij het meeste aan. Niet zo zeer door het wat verwarde plot, maar vooral door de aardige wijze waarop de auteur het geheel presenteert. Hij laat het verhaal voor de helft vertellen door de ei genwijze 14-jarige Serendipity Renn Dahlquist. Zij is haar geliefde bullterriër kwijtgeraakt en doet dan in wanhoop een beroep op de in zichzelf gekeerde privé-speur- der Leo J. Bloodworth (alias 'de bloedhond'). En die knorrige cyni cus mag de andere helft van de bloedige geschiedenis onder woor den brengen. Soms werkt het vreemde duo samen, op andere momenten werken zij elkaar tegen. Maar ze lopen tegen flink wat gru welijke moorden op, die naar een verrassende ontknoping leiden. 'Tropische hitte' werd geschre ven door John Lutz, die in Amerika meermalen als schrijver van detec tiveromans werd bekroond, vooral door de wijze waarop hij hoofdfigu ren gestalte weet te geven. Ook dit- AD VERTENTIE BOEKHANDEL LEIDEN LEIDERDORP OEGSTGEEST KATWIJK VOORSCHOTEN Alle op deze pagina besproken boeken zijn bij ons dlrekt lever baar, óf vla onze TERMINAL te bestellen en dan binnen drie da- gen verkrijgbaar. maal intrigeert het wie meer dan het hoe en waarom. Het verhaal draait om een vermiste man. De po litie houdt het op zelfmoord, hoe wel het lichaam niet wordt gevon den. Zijn vriendin gelooft er niet in en neemt een oud-politieman in de arm. Een door een schot in zijn been verlamde figuur, die zijn han dicap moeilijk kan verwerken. Hij wordt door de hardnekkige vrouw bijna gedwongen op pad te gaan. De wisselwerking tussen dit twee tal geeft kleur en fleur aan de overi gens niet zo bijster belangwekken de intrige. 'Die vrijdag sliep de rabbi lang' heeft - net als negen andere detecti veromans van Harry Kemclman - de rabbi David Small als hoofdper soon. De hoogst intelligente, maar erg slordige en verstrooide geeste lijk leider van een joodse gemeen schap in een klein stadje. Een om streden figuur. Een man, die geen gelegenheid ongebruikt laat om zijn religieuze inzichten te etaleren. Maar intussen genoeg tijd over houdt om bijdragen te leveren aan de oplossing van de moord op een meisje, waarbij hijzelf aanvanke lijk bovenaan de verdachtenlijst staat. De lange religieuze gesprek ken van de rabbi zijn zeker interes sant, maar werken wel remmend op het verhaal. 'Duister daglicht' door Jane Langton ten slotte vind ik nogal ge zocht en geforceerd. Tijdens een to tale zonsverduistering wordt op een eiland voor de Amerikaanse westkust een vrouw vermoord. Precies op het moment dat haar ri vale in de liefde ter plekke is. Na tuurlijk wordt die dan verdacht. Maar even natuurlijk heeft zij het niet gedaan: anders was het boek er niet gekomen. Zoals alles steeds meer omwille van het boek dan als logische ontwikkeling gebeurt. Met als slot: eind goed al goed. KOOS POST 'Slapende honden' door Dick Lochte Cf 29,50), 'Tropische hitte' door John Lutz (ƒ24,50), 'Die vrij dag sliep de rabbi lang' door Har ry Kemelman (ƒ19,90) en 'Duister daglicht' door Jane Langton (ƒ24,50), alle verschenen bij BZZ TóH.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1988 | | pagina 19