Kind met problemen lang niet altijd naar speciale school Lom-school moet vertrouwen van de kinderen opvijzelen 'Leerling is geen leerrobot' Monika Vietz begeleidt scholieren met problemen Onderwijs MAANDAG 18 JANUARI 1988 PAGINA 25 Het lijkt erop dat het onderwijs een oplossing heeft gevonden om kinderen met leer- en opvoedingsproblemen beter te begeleiden. In Breda, Rotterdam, Leeuwarden en Winterswijk lopen projecten waarbij scholen voor deze leerlingen heel nauw samenwerken met gewone basisscholen. Zo kunnen kinderen met leermoeilijkheden veel langer op hun eigen school blijven. Harry Meulenkamp, projectleider in Winterswijk, tevens verbonden aan de vakgroep onderwijskunde van de universiteit van Leiden, verwacht veel van betere samenwerking tussen de leerkrachten van de basisschool en scholen voor kinderen met problemen. i beetje extra aandacht kan de lom-school worden vermeden. (foto GPD) De Morseschool voor kinderen met leer- en opvoedingsmoei- ilijkheden in Winterswijk werkt al zes jaar heel nauw samen met de gewone basisscholen in k de regio. In die periode is dui delijk geworden dat de meer derheid van de leerlingen zich in het gewone basisonderwijs best kan handhaven. Van de 122 kinderen met leer- en op voedingsproblemen die er op gevangen worden, zijn er 82 op de eigen school gebleven. door Xandra Feije De werkwijze in de zogenoemde opvang- en observatieklas is sim pel: de kinderen komen er een paar uur per week om hun achterstand in te lopen. Al naar gelang de aard van de problemen komen ze één keer of vaker. Volgens de project leider heeft deze aanpak het grote voordeel dat de kinderen niet met een in een hokje worden geplaatst. „Als ze van de basisschool naar de lom-school gaan, verliezen ze vaak hun vriendjes. Bovendien worden kinderen die naar de lom-school gaan regelmatig voor 'dom' uitge maakt en dat is ten onrechte". Goed overleg In goed overleg met basisscho len uit de regio worden kinderen voor de opvang- en observatieklas aangemeld. Dan wordt eerst be keken op welke leergebieden zoals taal, spelling, lezen en rekenen het kind problemen heeft. Vervolgens wordt een individueel leerplan op gesteld. De vorderingen worden bijgehouden en wekelijks doorge geven aan de betreffende leer kracht op de basisschool. „Bij de aanname van kinderen met leerproblemen is het overleg tussen het basis- en speciaal onder wijs heel belangrijk. Anders gaan we terug naar een situatie uit de ja ren '50 waarbij op beide schoolty pen volkomen afwijkend van el kaar werd gewerkt. Toen werden kinderen die eigenlijk niet voor de lom-school bestemd waren, daar toch geplaatst. Door goed overleg kun je dat voorkomen", aldus Meu lenkamp. Eén van de aardigste resultaten het werken met de opvang- en ob servatieklas op de Morseschool is dat leerkrachten in het basisonder wijs meer oog hebben gekregen voor de problemen van kinderen Sebastiaan (10) zit sinds vier maanden op de Utrechtse openbare lom-school, een school voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden, "t Behouden Huys' in Kanaleneiland". door Xandra Feije Volgens zijn meester, Hans Ultee, is hij heel intelligent en heeft Sebastiaan geen leerproblemen. Op de reguliere basisschool was hij echter zeer moeilijk te hanteren. Hij deelde aan iedereen die hem niet aanstond, klappen uit. In de middengroep van 't Behouden Huys voelt Sebastiaan zich op zijn gemak. Hij krijgt er voldoende aandacht en het komt niet meer in hem op om een van zijn klasgenootjes te slaan. "Ik vind deze meester heel aardig en de andere kinderen ook. Daarom hoef ik nu niemand meer te slaan", vertelt Sebastiaan. Als hij praat over zijn vorige school, werkt hij ondertussen door aan zijn opdracht. "Ze zaten daar altijd rottigheid uit te halen en daar had ik geen zin in. Ik wilde - gewoon werken en als ik dat dan niet meer kon, werd ik héél erg kwaad. Daarom gaf ik ze een pak slaag, want ik was toch de sterkste". In de middengroep zitten vijftien kinderen van tien en elf jaar. Ze hebben in het reguliere basisonderwijs om verschillende redenen een niet meer in te halen achterstand opgelopen. De meesten zijn op aanraden van het School Advies Centrum en in overleg met de ouders naar de lom-school overgeplaatst, 't Behouden Huys heeft een toelatingscommissie, waarvan het schoolhoofd voorzitter is en waarin onder meer een orthopedagoog (opvoedkundige) zit. Deze commissie beoordeelt uiteindelijk of een aangemeld kind op 't Behouden Huys op met moeilijkheden. Want volgens Harry Meulenkamp gebeurt het maar al te vaak dat onderwijzers niet weten hoe ze met deze kinde ren moeten omgaan. „In de opleiding voor leerkrach ten in het basisonderwijs wordt verbluffend weinig aandacht be steed aan leer- en opvoedingsmoei lijkheden van kinderen. Dan kun je natuurlijk moeilijk van leerkrach ten verwachten dat ze voor de klas die problemen wél weten aan te pakken". Hij vindt een gerichte na scholingscursus voor onderwijzers daarom noodzakelijk. „Er moet een ommezwaai komen in de houding van leerkrachten op de basisschool. Ze hebben door de jaren heen een bepaalde leer methode ontwikkeld maar ze zijn zich niet bewust van de effecten er van. Doordat wij de leerproblemen van de leerlingen met ze doorspre ken, krijgen ze inzicht in hun eigen werkwijze". Harry Meulenkamp is ervan overtuigd dat kinderen met leermoeilijkheden niet meer bege leiding vragen dan andere kinde ren. „Het gaat er eigenlijk alleen maar om dat ze de juiste aandacht krijgen". zijn plaats zal zijn. De school heeft 106 leerlingen waarvan tien zogenaamde in hun ontwikkeling bedreigde kleuters. In totaal zijn er acht klassen met kinderen in de leeftijd van zeven tot dertien jaar en één zogenoemde observatieklas voor kleuters van vier tot zeven. Plezier Hans Ultee legt uit dat het voor de kinderen heel belangrijk is dat ze meer plezier in het leren krijgen. "Doordat ze in het reguliere onderwijs zijn vastgelopen, is leren voor hen een grote bron van frustratie. Als ze hier komen, denken de leerlingen dat ze helemaal niets kunnen. Het ontbreekt hen volkomen aan zelfvertrouwen". Om dat zelfvertrouwen weer op te vijzelen, heeft Hans zelf opdrachten gemaakt waar iedere leerling individueel aan werkt. Zo kunnen de kinderen spelenderwijs hun leesniveau ophalen door tekst uit een boek via een cassettebandje tot zich te nemen. Ook is er een speciale aardrijkskundige taak waarbij de kinderen plaatsen op de kaart Volgens Meulenkamp is bij de meeste kinderen met leer- en op voedingsmoeilijkheden het gevoel van eigenwaarde aangetast. ..Als ze bij ons in de opvangklas komen, hebben ze vaak problemen met sla pen. Ze hebben buikpijn, maken vaak ruzie en eten slecht. Na een tijdje zie je ze dan ontdooien en ver volgens helemaal opbloeien. Leer krachten zouden deze kinderen meer als normaal moeten accepte ren, ook al rekenen ze bij voorbeeld slecht. Een verandering in hun houding ten opzichte van zo'n kind doet wonderen. Leerkrachten moeten aanvaarden dat er in een groep nu eenmaal niveau-verschil len zijn". De projectleider vindt dat het on derwijs erg veel van leerlingen vraagt. „Er wordt nauwelijks inge speeld op de belevingswereld van de kinderen. Het onderwijs is heel prestatiegericht en als alleen daar het accent op ligt, raken kinderen in verwarring". Volgens Meulen kamp is er in het reguliere onder wijs een kloof tussen de prestaties die het kind moet leveren en de eigen, dagelijkse probleempjes. „Als je kinderen op hun eigen bele vingswereld aanspreekt, voelen ze moeten opzoeken. De leerlingen bepalen zelf hoe lang zij over zo'n opdracht doen. "Het aardige van dit systeem is dat de kinderen in hun eigen tempo werken en weer lol krijgen in het leren". Volgens Hans hebben de meesten op zijn minst een paar maanden nodig voordat ze weer wat zelfvertrouwen krijgen. "Maar dan opeens zie je ze helemaal opbloeien. Dat geeft echt voldoening". Hij vindt dat de reguliere basisscholen vaak veel zich serieus genomen en zijn ze be reid om te leren". Om hieraan tegemoet te komen, is in de opvang- en observatieklas onder meer een speciale Spellings methode ontwikkeld. Hierbij wordt ingespeeld op de fantasie en de belevingswereld van het kind. „Het heeft bij voorbeeld weinig zin om een leerling een bladzijde of een rijtje over te laten maken. Als je het kind via zijn eigen ervarings wereld weet duidelijk te maken waarom bij voorbeeld iets fout is gespeld, dan is dat veel effectie ver", aldus Harry Meulenkamp. Indammen Het project in Winterswijk is op gezet om de steeds toenemende stroom van leerlingen naar het spe ciaal onderwij s-onderwijs in te dammen. Volgens de projectleider bestaat er niet een gelijkluidend beeld van leerlingen die in aanmer king komen voor bij voorbeeld het lom-onderwijs. Daar zou wat hem betreft diepgravend onderzoek naar gedaan moeten worden. „Al leen kinderen met de zwaarste leer problemen zijn rijp voor het lom- onderwijs", aldus Meulenkamp. Eén van de doelstellingen van het project is dat de opvangklas zichzelf op den duur overbodig maakt en de speciale werkwijze wordt geïntegreerd in het basison derwijs. Maar dan moet het basis onderwijs daarvoor wel meer facili teiten krijgen, meent Meulen kamp. Hij wil de ervaringen die zijn opgedaan met de opvangklas, overdragen op andere leerkrachten in het gewone basisonderwijs. In Winterswijk zijn inmiddels vaar digheidstrainingen voor school teams opgezet. De zes jaren dat het experiment in Winterswijk loopt, waren heel onzekere jaren. Ze werden geken merkt door geldzorgen. Met be hulp van de politieke lobby in Den Haag heeft het project onlangs van de minister van onderwijs geld ge kregen om in elk geval nog driejaar door te gaan. Meulenkamp be schouwt dat als een bevestiging van de waarde van de aanpak in Winterswijk. „Wij hebben aange toond dat het door onze werkwijze verantwoord is om het merendeel van de kinderen met leermoeilijk heden in het basisonderwijs te handhaven". Harry Meulenkamp heeft zijn ervaringen in Winterswijk opge schreven in het boekwerkje 'Kin deren op de lom-school, speciaal onderwijs en zorgverbreding', uitgegeven door Intro Nijkerk (ISBN 90 266 1801 8). te lang wachten voordat zij een kind met leerproblemen doorsturen. "Hoe groter de achterstand van het kind er wordt, hoe moeilijker het voor ons is die hier door de leerling weer in te laten halen". De lom school komt dan ook zeer zelden toe aan zijn eigenlijke doelstelling: kinderen die in het reguliere basisonderwijs niet meekomen, tijdelijk opvangen. Doorgaans maken de leerlingen de lom-school af. Hans Ultee vertelt de kinderen Monika Vietz studeerde, na haar opleiding tot lerares Duits, taalkunde en psycholo gie aan de universiteit. Die stu die rondde ze af met een thera peutische opleiding. Ze weet waarover ze praat. En het recht van spreken over de praktijk heeft ze opgebouwd geduren de de drie jaar dat ze als coun sellor (leerlingbegeleider) werkzaam is op de Alkmaarse scholengemeenschap Noord- Kennemerland. Drie middagen in de week geeft ze geen les. Ze is dan vrijgesteld om leerlingen die dreigen vast te lopen opnieuw op weg te helpen. Haar in spanningen gelden niet alleen indi viduele kinderen, die door puber- teitsproblemen, de situatie thuis of andere moeilijkheden het spoor bijster zijn geraakt. Sinds enige tijd geeft ze ook groepscursussen tegen faalangst en pakken examenkandi daten onder haar leiding met suc ces de examenvrees aan. „Een docent die merkt dat een kind plotseling niet meer functio neert, dromerig wordt of agressief, verwijst hij naar mij. Soms komt zo'n leerling ook wel rechtstreeks naar mij toe. Door gesprekken pro beer ik er dan samen met het kind achter te komen wat de problemen zijn en daaraan iets te doen. Dat kan in het ene geval binnen één ge sprek al, een andere keer kost het een halfjaar. Het gaat er mij daarbij niet zozeer om de cijfers weer op te krikken, maar veeleer om de leer ling zich prettiger te laten voelen." Vertrouwen „Collega's signaleren dat er wat fout zit en verwijzen de kinderen door naar mij. Wat er verder tussen het kind en mij besproken wordt, blijft geheim. Leraren krijgen op z'n hoogst te horen dat leerlingen bij mij zijn. Dat is voldoende. Ik vertel ze nooit wat er aan de hand is. Bij oudere leerlingen vertel ik dat er soms nog expliciet bij. Daar door krijg je het vertrouwen dat no dig is om iets te bereiken. Diezelfde geheimhouding hanteer ik naar de ouders van de leerlingen toe. Al leen als het nodig blijkt en het kind zelf ermee akkoord gaat, vraag ik de ouders erbij. Als een leerling dat niet wil, gebeurt het niet." Juist om zelfs maar de schijn te vermijden dat zij het vertrouwen schendt, gebruikt Monika Vietz heel algemene voorbeelden om te illustreren wat ze doet. „Er kunnen zoveel oorzaken zijn, waardoor een kind in een apathische houding vlucht. Je kunt je voorstellen dat een kind in de knoei raakt als het thuis voortdurend wordt gecon fronteerd met ruziënde ouders. Datzelfde geldt voor een kind met een ernstig zieke vader of moeder, of een leerling van wie de ouders in scheiding liggen. Als het nodig is verwijs ik ook door naar bij voor beeld de Stichting Jeugd en Gezin of het RIAGG." Faalangstcursus Vietz heeft geen aantallen nodig om het nut van haar werk op de scholengemeenschap te staven. Voor de hardnekkigen die roepen dat het 'nieuwlichterij is waaraan dat ze in de Romeinse tijd leven en dus met Romeinse cijfers moeten rekenen. Hij herinnert Brian (11) er aan dat hij de zoon van een rijke Romeinse koopman is. Claudia (11) is de dochter van dit rijke heerschap. Na wat rekensommen op het bord, gaan de kinderen individueel met dezelfde opdrachten aan het werk. Als ze er niet uitkomen, vragen ze de meester om uitleg. Faalangst Dennis, ook elf jaar, werkt rustig aan zijn sommen. Hans vertelt dat Dennis op de reguliere basisschool niet aan werk te krijgen was. Soms maakte hij volgens zijn vroegere leraar maar twee sommen in één uur. "Hij was voortdurend afgeleid en had geen zin om te werken. Je moet dan ook een manier vinden om hem voor je te winnen. Daarvoor is het belangrijk datje de lesstof zó aanbiedt dat hij het leuk vindt. Dennis heeft veel fantasie en is zeer intelligent. Ik probeer daarop in te spelen in de vorm van 'voor wat, hoort wat'. Als de kinderen goed werk leveren, weten ze dat ze van mij wat kunnen terug verwachten". Brian zit sinds augustus '85 op de lom-school. Hij kreeg op de vorige school leesproblemen en had last van faalangst. "Als Brian een boekje in handen kreeg, dacht hij meteen dat hij dat toch niet zou kunnen lezen en legde het dus weer opzij", aldus Hans. Daar is inmiddels verandering in gekomen want Brian vertelt glunderend dat hij de laatste tijd al veertien boeken heeft gelezen. „Ja, kinderen hebben meer behoefte aan begeleiding dan zo'n twintig jaar geleden. Vroeger was er de stevigheid van een gezin, de dingen lagen vast. En er was altijd aandacht: kreeg je die niet van je ouders, dan waren er wel broers of zussen. Kinderen van nu worden in dit tv-tijdperk met zoveel meer geconfronteerd dan vroeger. Er is nu veel meer onzekerheid, een veel meer contactarmoede. De eenzaamheid is enorm." door Peter Paul Schmaal vroeger toch ook geen behoefte be stond', verwijst ze naar het succes van de cursussen tegen faalangst en examenvrees die ze heeft opge zet. „Vorig jaar had ik tien leerlingen op die faalangstcursus, dit jaar heb ik er achttien. En dat terwijl we een brugklas minder hebben. Ik test de kinderen niet op faalangst. Dat ge beurt al op de basisschool. Faal angst herken je doordat kinderen zich verschuilen, dichtklappen als ze een beurt krijgen of met het zweet in de handen voor de klas ko men. Maar je hebt ook kinderen die heel angstig zijn en toch presteren. Ik zeg altijd: een beetje angst is niet erg, maar als je schooldag begint met overgeven of diarree, dan zit er iets goed fout." De angst om in het openbaar te spreken is ook een vorm van faal angst. De cursus tegen faalangst duurt twaalf keer een uur per week. Ik doe ontspanningsoefenin gen met de leerlingen. Ik leer ze re lativeren en breng ze sociale vaar digheden bij. Want faalangst uit zich bij voorbeeld ook doordat kin deren er niet in slagen vriendjes te maken. Ik leer ze daarnaast hoe ze moeten omgaan met kritiek. Tijdens de ouderavonden leg ik aan de ouders uit hoe de cursus in elkaar steekt. Niet alleen om ze in- Monica Vietz met enkele van deelnemers aan de tegen faalangst. (Foto GPD) Waarnemend directeur Ad de Goede vertelt dat in tegenstelling tot de landelijke tendens, het aantal leerlingen op zijn school niet is gegroeid. Dat komt volgens hem omdat de basisscholen de kinderen die in aanmerking komen voor het lom-onderwijs wat langer dan voorheen vasthouden. "Het is gemakkelijk om een kind dat niet goed meekomt, ergens in een hoekje apart te zetten". Ook Ad de Goede vindt dit een slechte gang van zaken. "Zeker wanneer je bedenkt dat de groepsgrootte op de basisscholen zo rond de 34 tot 40 leerlingen ligt. Dan is het onmogelijk extra aandacht te geven aan de kinderen die dat nodig hebben. Bovendien speelt de opstelling van de ouders een belangrijke rol. Het ligt natuurlijk delicaat om in je kennissenkring te moeten vertellen dat jouw kind op de lom-school zit. Ouders hebben tijd nodig om dit te aanvaarden". Over-actief De meeste scholieren van de lom-school stromen door naar het lhno, de lts of het individueel technisch- of huishoudelijk en nijverheidsonderwijs. Ook gaan sommige kinderen naar de ivo- mavo, waar ze door middel van aangepast onderwijs hun mavo diploma kunnen behalen. Anderen gaan naar de vso-lom, de voortgezette school voor het lom-onderwijs. De oorzaken van de leerproblemen bij kinderen liggen volgens de waarnemend directeur in een slechte formatie te geven, maar ook om medewerking te vragen. Want het heeft natuurlijk weinig zin dat ik die kinderen probeer te helpen, als ze thuis voortdurend met de neus op hun fouten worden gedrukt." 'Niet alleen' „Het mooie van de cursus is wel dat er helemaal geen drempel blijkt te zijn. In het begin wordt er nog wel wat gegiecheld over faal angst, maar een week later hoor je ze blij roepen 'ik ga naar faalangst'. Voor de kinderen is het prettig om te merken dat ze er niet als enige last van hebben. Dat ze met een groepje bij elkaar zitten, geeft ook steun." Is de cursus tegen faalangst spe cifiek bestemd voor de brugklas sers, in de hoogste klassen worden sommige leerlingen geplaagd door examenvrees. Vorig jaar besloot Monika Vietz ook deze leerlingen de helpende hand te bieden. Drie weken lang kregen de acht 'ergste gevallen' twee keer per week de ge legenheid daar iets aan te doen. Monika: „Het gaat er vooral om dat leerlingen leren zich te ontspan nen, lichamelijk ontspannen. En ze moeten inzien dat hun angsten ir rationeel zijn." Er zijn bij voorbeeld kinderen die zeggen: ik red het nooit, want vorige keer had ik ook al een drie. Ik ga dan die angst wegpraten. Ik vraag of het zeker is dat ze weer een drie halen. Een ander voorbeeld: een kind dat 's ochtends om half ze ven belt met de mededeling 'ik kan niet naar school, ik red het niet' of een leerling die midden in de exa mentijd zit, en zich er maar niet toe kan zetten te studeren. In dat geval heb ik geholpen met het opzetten van een werkschema. Het gaat bij die examenvreesaanpak om leer lingen die willen werken, maar uit zonderlijk bang zijn." Geen ruimte „Met examenvrees is veel te doen. Er bestaan hypnosebandjes tegen, zo bekend is het verschijn sel. Ach, er zou veel meer mee ge daan moetën worden, maar de ruimte ontbreekt. Ik zou wel elke middag met een groep leerlingen kunnen gaan zitten voor begelei ding, maar er is geen tijd voor." Ik ben al blij met wat ik kan doen. Slechts tien procent van de Neder landse scholen heeft iemand als ik in dienst. Er zijn kennelijk nogal wat scholen die het niet belangrijk vinden. Als je als schoolleiding de leerling uitsluitend ziet als een leerrobot, dan heb je ook geen counsellor nodig. Maar ik vind het fijn dat we hier als school niet zo denken, dat we kijken naar de mens als geheel..." concentratie en over-actief gedrag. Ze doen in verhouding tot andere kinderen veel indrukken op, maar hun gedrag blijft vluchtig. Ook hebben sommige kinderen een zwakke motoriek. Dat betekent dat ze zich erg slecht kunnen bewegen. Claudia zit ook in de groep van Hans Ultee en verblijft sinds vier jaar op 't Behouden Huys. Zij is zo'n kind met een slechte motoriek, waardoor zy zich volgens Hans heel m'oeilijk op haar werk kan concentreren. "Ze wil alles in de gaten houden en kijkt dan ook alle kanten uit". Sinds ze door een bewegingstherapeute, die haar praktijk in de school heeft, wordt behandeld, is zé met haar werk vooruit gegaan. Hans Ultee: "Ze krijgt van mij duidelijke opdrachten zodat Claudia weet waar ze aan toe is". In de groep is rust. Dat vindt Hans een belangrijk uitgangspunt. "Sommigen vinden dat heel ouderwets, maar ik denk dat de kinderen hier behoefte aan hebben". Het allerbelangrijkste vindt hij dat de leerlingen weer vertrouwen in zichzelf krijgen. "Dat probeer ik te bevorderen door ze veel opdrachten te geven die ze leuk vinden". Hans sport iedere dag met de kinderen, zodat ze hun energie kwijt kunnen. De leerlingen die dat willen, kunnen ook in 's middags nog aan sport doen. Het gebeurt dan ook dikwijls dat kinderen veel langer op school zijn dan dat de lessen duren. Als de leerlingen hun Romeinse sommen afhebben, besluit Hans met een spannend verhaal over een jongetje dat in zijn bed ligt en iemand aan zijn deur hoort rammelen. Voor sommige kinderen wordt de spanning te groot en ze slaken af en toe angstkreetjes. Dan vertelt de meester tot slot dat hij er waarschijnlijk de volgende dag niet zal zijn. "Maar ik zal zorgen dat de meester die mij vervangt, weet met welke opdrachten jullie morgen aan de slag gaan". De mededeling wordt met enige verslagenheid ontvangen. "Jammer", zegt Sebastiaan "want ik heb deze meester het allerliefste". Te veel kinderen kunnen op de gewone basisschool niet goed uit de voeten en komen uiteindelijk terecht op scholen voor speciaal onderwijs. Daar is meer begeleiding dan in het regulier basisonderwijs. De reden voor die snelle groei is nog niet precies bekend, maar de overheid maakt zich er ernstige zorgen over. Een gesprek met Hans Ultee, leraar aan een school voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden en enkele kinderen uit zijn klas. Een kennismaking met enkele van de ruim 100.000 kinderen in het speciaal onderwijs.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1988 | | pagina 25