Kind met problemen lang niet
altijd naar speciale school
Lom-school moet vertrouwen
van de kinderen opvijzelen
'Leerling
is geen
leerrobot'
Monika Vietz begeleidt scholieren met problemen
Onderwijs
MAANDAG 18 JANUARI 1988
PAGINA 25
Het lijkt erop dat het onderwijs een
oplossing heeft gevonden om kinderen
met leer- en opvoedingsproblemen
beter te begeleiden. In Breda,
Rotterdam, Leeuwarden en
Winterswijk lopen projecten waarbij
scholen voor deze leerlingen heel nauw
samenwerken met gewone
basisscholen. Zo kunnen kinderen met
leermoeilijkheden veel langer op hun
eigen school blijven. Harry
Meulenkamp, projectleider in
Winterswijk, tevens verbonden aan de
vakgroep onderwijskunde van de
universiteit van Leiden, verwacht veel
van betere samenwerking tussen de
leerkrachten van de basisschool en
scholen voor kinderen met problemen.
i beetje extra aandacht kan de lom-school worden vermeden.
(foto GPD)
De Morseschool voor kinderen
met leer- en opvoedingsmoei-
ilijkheden in Winterswijk werkt
al zes jaar heel nauw samen
met de gewone basisscholen in
k de regio. In die periode is dui
delijk geworden dat de meer
derheid van de leerlingen zich
in het gewone basisonderwijs
best kan handhaven. Van de
122 kinderen met leer- en op
voedingsproblemen die er op
gevangen worden, zijn er 82 op
de eigen school gebleven.
door
Xandra Feije
De werkwijze in de zogenoemde
opvang- en observatieklas is sim
pel: de kinderen komen er een paar
uur per week om hun achterstand
in te lopen. Al naar gelang de aard
van de problemen komen ze één
keer of vaker. Volgens de project
leider heeft deze aanpak het grote
voordeel dat de kinderen niet met
een in een hokje worden geplaatst.
„Als ze van de basisschool naar de
lom-school gaan, verliezen ze vaak
hun vriendjes. Bovendien worden
kinderen die naar de lom-school
gaan regelmatig voor 'dom' uitge
maakt en dat is ten onrechte".
Goed overleg
In goed overleg met basisscho
len uit de regio worden kinderen
voor de opvang- en observatieklas
aangemeld. Dan wordt eerst be
keken op welke leergebieden zoals
taal, spelling, lezen en rekenen het
kind problemen heeft. Vervolgens
wordt een individueel leerplan op
gesteld. De vorderingen worden
bijgehouden en wekelijks doorge
geven aan de betreffende leer
kracht op de basisschool.
„Bij de aanname van kinderen
met leerproblemen is het overleg
tussen het basis- en speciaal onder
wijs heel belangrijk. Anders gaan
we terug naar een situatie uit de ja
ren '50 waarbij op beide schoolty
pen volkomen afwijkend van el
kaar werd gewerkt. Toen werden
kinderen die eigenlijk niet voor de
lom-school bestemd waren, daar
toch geplaatst. Door goed overleg
kun je dat voorkomen", aldus Meu
lenkamp.
Eén van de aardigste resultaten
het werken met de opvang- en ob
servatieklas op de Morseschool is
dat leerkrachten in het basisonder
wijs meer oog hebben gekregen
voor de problemen van kinderen
Sebastiaan (10) zit sinds vier
maanden op de Utrechtse
openbare lom-school, een
school voor kinderen met
leer- en
opvoedingsmoeilijkheden, "t
Behouden Huys' in
Kanaleneiland".
door
Xandra Feije
Volgens zijn meester, Hans
Ultee, is hij heel intelligent en
heeft Sebastiaan geen
leerproblemen. Op de reguliere
basisschool was hij echter zeer
moeilijk te hanteren. Hij deelde
aan iedereen die hem niet
aanstond, klappen uit. In de
middengroep van 't Behouden
Huys voelt Sebastiaan zich op
zijn gemak. Hij krijgt er
voldoende aandacht en het komt
niet meer in hem op om een van
zijn klasgenootjes te slaan.
"Ik vind deze meester heel
aardig en de andere kinderen
ook. Daarom hoef ik nu niemand
meer te slaan", vertelt
Sebastiaan. Als hij praat over
zijn vorige school, werkt hij
ondertussen door aan zijn
opdracht. "Ze zaten daar altijd
rottigheid uit te halen en daar
had ik geen zin in. Ik wilde -
gewoon werken en als ik dat dan
niet meer kon, werd ik héél erg
kwaad. Daarom gaf ik ze een pak
slaag, want ik was toch de
sterkste".
In de middengroep zitten vijftien
kinderen van tien en elf jaar. Ze
hebben in het reguliere
basisonderwijs om verschillende
redenen een niet meer in te halen
achterstand opgelopen. De
meesten zijn op aanraden van
het School Advies Centrum en in
overleg met de ouders naar de
lom-school overgeplaatst, 't
Behouden Huys heeft een
toelatingscommissie, waarvan
het schoolhoofd voorzitter is en
waarin onder meer een
orthopedagoog (opvoedkundige)
zit. Deze commissie beoordeelt
uiteindelijk of een aangemeld
kind op 't Behouden Huys op
met moeilijkheden. Want volgens
Harry Meulenkamp gebeurt het
maar al te vaak dat onderwijzers
niet weten hoe ze met deze kinde
ren moeten omgaan.
„In de opleiding voor leerkrach
ten in het basisonderwijs wordt
verbluffend weinig aandacht be
steed aan leer- en opvoedingsmoei
lijkheden van kinderen. Dan kun je
natuurlijk moeilijk van leerkrach
ten verwachten dat ze voor de klas
die problemen wél weten aan te
pakken". Hij vindt een gerichte na
scholingscursus voor onderwijzers
daarom noodzakelijk.
„Er moet een ommezwaai komen
in de houding van leerkrachten op
de basisschool. Ze hebben door de
jaren heen een bepaalde leer
methode ontwikkeld maar ze zijn
zich niet bewust van de effecten er
van. Doordat wij de leerproblemen
van de leerlingen met ze doorspre
ken, krijgen ze inzicht in hun eigen
werkwijze". Harry Meulenkamp is
ervan overtuigd dat kinderen met
leermoeilijkheden niet meer bege
leiding vragen dan andere kinde
ren. „Het gaat er eigenlijk alleen
maar om dat ze de juiste aandacht
krijgen".
zijn plaats zal zijn.
De school heeft 106 leerlingen
waarvan tien zogenaamde in hun
ontwikkeling bedreigde
kleuters. In totaal zijn er acht
klassen met kinderen in de
leeftijd van zeven tot dertien jaar
en één zogenoemde
observatieklas voor kleuters van
vier tot zeven.
Plezier
Hans Ultee legt uit dat het voor
de kinderen heel belangrijk is
dat ze meer plezier in het leren
krijgen. "Doordat ze in het
reguliere onderwijs zijn
vastgelopen, is leren voor hen
een grote bron van frustratie. Als
ze hier komen, denken de
leerlingen dat ze helemaal niets
kunnen. Het ontbreekt hen
volkomen aan zelfvertrouwen".
Om dat zelfvertrouwen weer op
te vijzelen, heeft Hans zelf
opdrachten gemaakt waar iedere
leerling individueel aan werkt.
Zo kunnen de kinderen
spelenderwijs hun leesniveau
ophalen door tekst uit een boek
via een cassettebandje tot zich te
nemen. Ook is er een speciale
aardrijkskundige taak waarbij
de kinderen plaatsen op de kaart
Volgens Meulenkamp is bij de
meeste kinderen met leer- en op
voedingsmoeilijkheden het gevoel
van eigenwaarde aangetast. ..Als ze
bij ons in de opvangklas komen,
hebben ze vaak problemen met sla
pen. Ze hebben buikpijn, maken
vaak ruzie en eten slecht. Na een
tijdje zie je ze dan ontdooien en ver
volgens helemaal opbloeien. Leer
krachten zouden deze kinderen
meer als normaal moeten accepte
ren, ook al rekenen ze bij voorbeeld
slecht. Een verandering in hun
houding ten opzichte van zo'n kind
doet wonderen. Leerkrachten
moeten aanvaarden dat er in een
groep nu eenmaal niveau-verschil
len zijn".
De projectleider vindt dat het on
derwijs erg veel van leerlingen
vraagt. „Er wordt nauwelijks inge
speeld op de belevingswereld van
de kinderen. Het onderwijs is heel
prestatiegericht en als alleen daar
het accent op ligt, raken kinderen
in verwarring". Volgens Meulen
kamp is er in het reguliere onder
wijs een kloof tussen de prestaties
die het kind moet leveren en de
eigen, dagelijkse probleempjes.
„Als je kinderen op hun eigen bele
vingswereld aanspreekt, voelen ze
moeten opzoeken. De leerlingen
bepalen zelf hoe lang zij over zo'n
opdracht doen.
"Het aardige van dit systeem is
dat de kinderen in hun eigen
tempo werken en weer lol
krijgen in het leren". Volgens
Hans hebben de meesten op zijn
minst een paar maanden nodig
voordat ze weer wat
zelfvertrouwen krijgen. "Maar
dan opeens zie je ze helemaal
opbloeien. Dat geeft echt
voldoening". Hij vindt dat de
reguliere basisscholen vaak veel
zich serieus genomen en zijn ze be
reid om te leren".
Om hieraan tegemoet te komen,
is in de opvang- en observatieklas
onder meer een speciale Spellings
methode ontwikkeld. Hierbij
wordt ingespeeld op de fantasie en
de belevingswereld van het kind.
„Het heeft bij voorbeeld weinig zin
om een leerling een bladzijde of
een rijtje over te laten maken. Als je
het kind via zijn eigen ervarings
wereld weet duidelijk te maken
waarom bij voorbeeld iets fout is
gespeld, dan is dat veel effectie
ver", aldus Harry Meulenkamp.
Indammen
Het project in Winterswijk is op
gezet om de steeds toenemende
stroom van leerlingen naar het spe
ciaal onderwij s-onderwijs in te
dammen. Volgens de projectleider
bestaat er niet een gelijkluidend
beeld van leerlingen die in aanmer
king komen voor bij voorbeeld het
lom-onderwijs. Daar zou wat hem
betreft diepgravend onderzoek
naar gedaan moeten worden. „Al
leen kinderen met de zwaarste leer
problemen zijn rijp voor het lom-
onderwijs", aldus Meulenkamp.
Eén van de doelstellingen van
het project is dat de opvangklas
zichzelf op den duur overbodig
maakt en de speciale werkwijze
wordt geïntegreerd in het basison
derwijs. Maar dan moet het basis
onderwijs daarvoor wel meer facili
teiten krijgen, meent Meulen
kamp. Hij wil de ervaringen die
zijn opgedaan met de opvangklas,
overdragen op andere leerkrachten
in het gewone basisonderwijs. In
Winterswijk zijn inmiddels vaar
digheidstrainingen voor school
teams opgezet.
De zes jaren dat het experiment
in Winterswijk loopt, waren heel
onzekere jaren. Ze werden geken
merkt door geldzorgen. Met be
hulp van de politieke lobby in Den
Haag heeft het project onlangs van
de minister van onderwijs geld ge
kregen om in elk geval nog driejaar
door te gaan. Meulenkamp be
schouwt dat als een bevestiging
van de waarde van de aanpak in
Winterswijk. „Wij hebben aange
toond dat het door onze werkwijze
verantwoord is om het merendeel
van de kinderen met leermoeilijk
heden in het basisonderwijs te
handhaven".
Harry Meulenkamp heeft zijn
ervaringen in Winterswijk opge
schreven in het boekwerkje 'Kin
deren op de lom-school, speciaal
onderwijs en zorgverbreding',
uitgegeven door Intro Nijkerk
(ISBN 90 266 1801 8).
te lang wachten voordat zij een
kind met leerproblemen
doorsturen. "Hoe groter de
achterstand van het kind er
wordt, hoe moeilijker het voor
ons is die hier door de leerling
weer in te laten halen". De lom
school komt dan ook zeer zelden
toe aan zijn eigenlijke
doelstelling: kinderen die in het
reguliere basisonderwijs niet
meekomen, tijdelijk opvangen.
Doorgaans maken de leerlingen
de lom-school af.
Hans Ultee vertelt de kinderen
Monika Vietz studeerde, na
haar opleiding tot lerares
Duits, taalkunde en psycholo
gie aan de universiteit. Die stu
die rondde ze af met een thera
peutische opleiding. Ze weet
waarover ze praat. En het recht
van spreken over de praktijk
heeft ze opgebouwd geduren
de de drie jaar dat ze als coun
sellor (leerlingbegeleider)
werkzaam is op de Alkmaarse
scholengemeenschap Noord-
Kennemerland.
Drie middagen in de week geeft
ze geen les. Ze is dan vrijgesteld om
leerlingen die dreigen vast te lopen
opnieuw op weg te helpen. Haar in
spanningen gelden niet alleen indi
viduele kinderen, die door puber-
teitsproblemen, de situatie thuis of
andere moeilijkheden het spoor
bijster zijn geraakt. Sinds enige tijd
geeft ze ook groepscursussen tegen
faalangst en pakken examenkandi
daten onder haar leiding met suc
ces de examenvrees aan.
„Een docent die merkt dat een
kind plotseling niet meer functio
neert, dromerig wordt of agressief,
verwijst hij naar mij. Soms komt
zo'n leerling ook wel rechtstreeks
naar mij toe. Door gesprekken pro
beer ik er dan samen met het kind
achter te komen wat de problemen
zijn en daaraan iets te doen. Dat
kan in het ene geval binnen één ge
sprek al, een andere keer kost het
een halfjaar. Het gaat er mij daarbij
niet zozeer om de cijfers weer op te
krikken, maar veeleer om de leer
ling zich prettiger te laten voelen."
Vertrouwen
„Collega's signaleren dat er wat
fout zit en verwijzen de kinderen
door naar mij. Wat er verder tussen
het kind en mij besproken wordt,
blijft geheim. Leraren krijgen op
z'n hoogst te horen dat leerlingen
bij mij zijn. Dat is voldoende. Ik
vertel ze nooit wat er aan de hand
is. Bij oudere leerlingen vertel ik
dat er soms nog expliciet bij. Daar
door krijg je het vertrouwen dat no
dig is om iets te bereiken. Diezelfde
geheimhouding hanteer ik naar de
ouders van de leerlingen toe. Al
leen als het nodig blijkt en het kind
zelf ermee akkoord gaat, vraag ik
de ouders erbij. Als een leerling dat
niet wil, gebeurt het niet."
Juist om zelfs maar de schijn te
vermijden dat zij het vertrouwen
schendt, gebruikt Monika Vietz
heel algemene voorbeelden om te
illustreren wat ze doet. „Er kunnen
zoveel oorzaken zijn, waardoor een
kind in een apathische houding
vlucht. Je kunt je voorstellen dat
een kind in de knoei raakt als het
thuis voortdurend wordt gecon
fronteerd met ruziënde ouders.
Datzelfde geldt voor een kind met
een ernstig zieke vader of moeder,
of een leerling van wie de ouders in
scheiding liggen. Als het nodig is
verwijs ik ook door naar bij voor
beeld de Stichting Jeugd en Gezin
of het RIAGG."
Faalangstcursus
Vietz heeft geen aantallen nodig
om het nut van haar werk op de
scholengemeenschap te staven.
Voor de hardnekkigen die roepen
dat het 'nieuwlichterij is waaraan
dat ze in de Romeinse tijd leven
en dus met Romeinse cijfers
moeten rekenen. Hij herinnert
Brian (11) er aan dat hij de zoon
van een rijke Romeinse
koopman is. Claudia (11) is de
dochter van dit rijke heerschap.
Na wat rekensommen op het
bord, gaan de kinderen
individueel met dezelfde
opdrachten aan het werk. Als ze
er niet uitkomen, vragen ze de
meester om uitleg.
Faalangst
Dennis, ook elf jaar, werkt rustig
aan zijn sommen. Hans vertelt
dat Dennis op de reguliere
basisschool niet aan werk te
krijgen was. Soms maakte hij
volgens zijn vroegere leraar maar
twee sommen in één uur. "Hij
was voortdurend afgeleid en had
geen zin om te werken. Je moet
dan ook een manier vinden om
hem voor je te winnen. Daarvoor
is het belangrijk datje de lesstof
zó aanbiedt dat hij het leuk vindt.
Dennis heeft veel fantasie en is
zeer intelligent. Ik probeer
daarop in te spelen in de vorm
van 'voor wat, hoort wat'. Als de
kinderen goed werk leveren,
weten ze dat ze van mij wat
kunnen terug verwachten".
Brian zit sinds augustus '85 op de
lom-school. Hij kreeg op de
vorige school leesproblemen en
had last van faalangst. "Als Brian
een boekje in handen kreeg,
dacht hij meteen dat hij dat toch
niet zou kunnen lezen en legde
het dus weer opzij", aldus Hans.
Daar is inmiddels verandering in
gekomen want Brian vertelt
glunderend dat hij de laatste tijd
al veertien boeken heeft gelezen.
„Ja, kinderen hebben meer
behoefte aan begeleiding dan
zo'n twintig jaar geleden.
Vroeger was er de stevigheid
van een gezin, de dingen
lagen vast. En er was altijd
aandacht: kreeg je die niet
van je ouders, dan waren er
wel broers of zussen.
Kinderen van nu worden in
dit tv-tijdperk met zoveel
meer geconfronteerd dan
vroeger. Er is nu veel meer
onzekerheid, een veel meer
contactarmoede. De
eenzaamheid is enorm."
door
Peter Paul Schmaal
vroeger toch ook geen behoefte be
stond', verwijst ze naar het succes
van de cursussen tegen faalangst
en examenvrees die ze heeft opge
zet.
„Vorig jaar had ik tien leerlingen
op die faalangstcursus, dit jaar heb
ik er achttien. En dat terwijl we een
brugklas minder hebben. Ik test de
kinderen niet op faalangst. Dat ge
beurt al op de basisschool. Faal
angst herken je doordat kinderen
zich verschuilen, dichtklappen als
ze een beurt krijgen of met het
zweet in de handen voor de klas ko
men. Maar je hebt ook kinderen die
heel angstig zijn en toch presteren.
Ik zeg altijd: een beetje angst is niet
erg, maar als je schooldag begint
met overgeven of diarree, dan zit er
iets goed fout."
De angst om in het openbaar te
spreken is ook een vorm van faal
angst. De cursus tegen faalangst
duurt twaalf keer een uur per
week. Ik doe ontspanningsoefenin
gen met de leerlingen. Ik leer ze re
lativeren en breng ze sociale vaar
digheden bij. Want faalangst uit
zich bij voorbeeld ook doordat kin
deren er niet in slagen vriendjes te
maken. Ik leer ze daarnaast hoe ze
moeten omgaan met kritiek.
Tijdens de ouderavonden leg ik
aan de ouders uit hoe de cursus in
elkaar steekt. Niet alleen om ze in-
Monica
Vietz met
enkele van
deelnemers
aan de
tegen
faalangst.
(Foto GPD)
Waarnemend directeur Ad de
Goede vertelt dat in
tegenstelling tot de landelijke
tendens, het aantal leerlingen op
zijn school niet is gegroeid. Dat
komt volgens hem omdat de
basisscholen de kinderen die in
aanmerking komen voor het
lom-onderwijs wat langer dan
voorheen vasthouden. "Het is
gemakkelijk om een kind dat
niet goed meekomt, ergens in
een hoekje apart te zetten".
Ook Ad de Goede vindt dit een
slechte gang van zaken. "Zeker
wanneer je bedenkt dat de
groepsgrootte op de
basisscholen zo rond de 34 tot 40
leerlingen ligt. Dan is het
onmogelijk extra aandacht te
geven aan de kinderen die dat
nodig hebben. Bovendien speelt
de opstelling van de ouders een
belangrijke rol. Het ligt
natuurlijk delicaat om in je
kennissenkring te moeten
vertellen dat jouw kind op de
lom-school zit. Ouders hebben
tijd nodig om dit te aanvaarden".
Over-actief
De meeste scholieren van de
lom-school stromen door naar
het lhno, de lts of het individueel
technisch- of huishoudelijk en
nijverheidsonderwijs. Ook gaan
sommige kinderen naar de ivo-
mavo, waar ze door middel van
aangepast onderwijs hun mavo
diploma kunnen behalen.
Anderen gaan naar de vso-lom,
de voortgezette school voor het
lom-onderwijs.
De oorzaken van de
leerproblemen bij kinderen
liggen volgens de waarnemend
directeur in een slechte
formatie te geven, maar ook om
medewerking te vragen. Want het
heeft natuurlijk weinig zin dat ik
die kinderen probeer te helpen, als
ze thuis voortdurend met de neus
op hun fouten worden gedrukt."
'Niet alleen'
„Het mooie van de cursus is wel
dat er helemaal geen drempel
blijkt te zijn. In het begin wordt er
nog wel wat gegiecheld over faal
angst, maar een week later hoor je
ze blij roepen 'ik ga naar faalangst'.
Voor de kinderen is het prettig om
te merken dat ze er niet als enige
last van hebben. Dat ze met een
groepje bij elkaar zitten, geeft ook
steun."
Is de cursus tegen faalangst spe
cifiek bestemd voor de brugklas
sers, in de hoogste klassen worden
sommige leerlingen geplaagd door
examenvrees. Vorig jaar besloot
Monika Vietz ook deze leerlingen
de helpende hand te bieden. Drie
weken lang kregen de acht 'ergste
gevallen' twee keer per week de ge
legenheid daar iets aan te doen.
Monika: „Het gaat er vooral om dat
leerlingen leren zich te ontspan
nen, lichamelijk ontspannen. En ze
moeten inzien dat hun angsten ir
rationeel zijn."
Er zijn bij voorbeeld kinderen
die zeggen: ik red het nooit, want
vorige keer had ik ook al een drie.
Ik ga dan die angst wegpraten. Ik
vraag of het zeker is dat ze weer een
drie halen. Een ander voorbeeld:
een kind dat 's ochtends om half ze
ven belt met de mededeling 'ik kan
niet naar school, ik red het niet' of
een leerling die midden in de exa
mentijd zit, en zich er maar niet toe
kan zetten te studeren. In dat geval
heb ik geholpen met het opzetten
van een werkschema. Het gaat bij
die examenvreesaanpak om leer
lingen die willen werken, maar uit
zonderlijk bang zijn."
Geen ruimte
„Met examenvrees is veel te
doen. Er bestaan hypnosebandjes
tegen, zo bekend is het verschijn
sel. Ach, er zou veel meer mee ge
daan moetën worden, maar de
ruimte ontbreekt. Ik zou wel elke
middag met een groep leerlingen
kunnen gaan zitten voor begelei
ding, maar er is geen tijd voor." Ik
ben al blij met wat ik kan doen.
Slechts tien procent van de Neder
landse scholen heeft iemand als ik
in dienst. Er zijn kennelijk nogal
wat scholen die het niet belangrijk
vinden. Als je als schoolleiding de
leerling uitsluitend ziet als een
leerrobot, dan heb je ook geen
counsellor nodig. Maar ik vind het
fijn dat we hier als school niet zo
denken, dat we kijken naar de
mens als geheel..."
concentratie en over-actief
gedrag. Ze doen in verhouding
tot andere kinderen veel
indrukken op, maar hun gedrag
blijft vluchtig. Ook hebben
sommige kinderen een zwakke
motoriek. Dat betekent dat ze
zich erg slecht kunnen bewegen.
Claudia zit ook in de groep van
Hans Ultee en verblijft sinds vier
jaar op 't Behouden Huys. Zij is
zo'n kind met een slechte
motoriek, waardoor zy zich
volgens Hans heel m'oeilijk op
haar werk kan concentreren. "Ze
wil alles in de gaten houden en
kijkt dan ook alle kanten uit".
Sinds ze door een
bewegingstherapeute, die haar
praktijk in de school heeft, wordt
behandeld, is zé met haar werk
vooruit gegaan. Hans Ultee: "Ze
krijgt van mij duidelijke
opdrachten zodat Claudia weet
waar ze aan toe is".
In de groep is rust. Dat vindt
Hans een belangrijk
uitgangspunt. "Sommigen
vinden dat heel ouderwets, maar
ik denk dat de kinderen hier
behoefte aan hebben". Het
allerbelangrijkste vindt hij dat
de leerlingen weer vertrouwen in
zichzelf krijgen. "Dat probeer ik
te bevorderen door ze veel
opdrachten te geven die ze leuk
vinden". Hans sport iedere dag
met de kinderen, zodat ze hun
energie kwijt kunnen. De
leerlingen die dat willen, kunnen
ook in 's middags nog aan sport
doen. Het gebeurt dan ook
dikwijls dat kinderen veel langer
op school zijn dan dat de lessen
duren.
Als de leerlingen hun Romeinse
sommen afhebben, besluit Hans
met een spannend verhaal over
een jongetje dat in zijn bed ligt en
iemand aan zijn deur hoort
rammelen. Voor sommige
kinderen wordt de spanning te
groot en ze slaken af en toe
angstkreetjes. Dan vertelt de
meester tot slot dat hij er
waarschijnlijk de volgende dag
niet zal zijn. "Maar ik zal zorgen
dat de meester die mij vervangt,
weet met welke opdrachten
jullie morgen aan de slag gaan".
De mededeling wordt met enige
verslagenheid ontvangen.
"Jammer", zegt Sebastiaan
"want ik heb deze meester het
allerliefste".
Te veel kinderen kunnen op de gewone
basisschool niet goed uit de voeten en
komen uiteindelijk terecht op scholen
voor speciaal onderwijs. Daar is meer
begeleiding dan in het regulier
basisonderwijs. De reden voor die
snelle groei is nog niet precies bekend,
maar de overheid maakt zich er
ernstige zorgen over. Een gesprek met
Hans Ultee, leraar aan een school voor
kinderen met leer- en
opvoedingsmoeilijkheden en enkele
kinderen uit zijn klas. Een
kennismaking met enkele van de ruim
100.000 kinderen in het speciaal
onderwijs.