Het wordt hard werken in het voortgezet onderwijs Blind zijn en toch secretaresse Verplichte vakken Onderwijs Meer vakken verplicht bij invoering basisvorming Corine van Kuilenburg weet haar droom waar te maken Dit zijn de vakken die in de basis vorming verplicht worden. Tus sen haakjes staat het aantal lesu ren van vijftig minuten dat leer lingen verspreid over drie jaar moeten krijgen. Nederlands (400), Engels (280), Frans of Duits (240), wiskunde (400), biologie (120), natuur- en scheikunde (200), informatie kunde (20), geschiedenis en staatsinrichting (200), aardrijks kunde (120), economie (80), tech niek (180), beeldende vorming (120), muziek (120), lichamelijke oefening (360). Verder zijn er nog veertig uur extra die naar keuze verdeeld kunnen worden worden over muzikale of beeldende vorming. Voor de vrije ruimte van twintig procent resteert 720 uur. Voor leerlingen die niet van huis uit Nederlands spreken kan boven dien een aantal uur les gegeven worden in de eigen taal. Om aan te geven dat er meer aandacht nodig is voor scheikunde is de naam natuurkunde veranderd in natuur- en scheikunde. Voor het nieuwe vak informatiekunde is niet meer dan twintig uur bere kend omdat ervan wordt uitge gaan dat elementen uit dat vak aan de orde komen in de lessen Nederlands, wiskunde en tech niek. Als de bewindslieden op onderwijs hun zin krijgen, zullen leerlingen in het voortgezet onderwijs het in de toekomst niet makkelijker krijgen. Het ministerie werkt aan de invoering van de zogenaamde basisvorming. Als die in 1994 werkelijkheid wordt, zullen de leerlingen drie jaar lang veertien verplichte vakken moeten volgen. De bedoeling daarvan is onder meer het peil van het onderwijs op te vijzelen. door Theo Haerkens Wie de basisvorming achter de rug heeft, mag het aantal vakken ver minderen. Voor de meeste leerlin gen komt dat moment na drie jaar, voor de snelle leerlingen echter al na twee jaar. Wie meer tijd nodig heeft, mag er maximaal vijf jaar over doen. En wie dat niveau niet aan kan of voor wie het tempo dan nog te hoog ligt, kan een aantal vrij stellingen krijgen. Zo'n leerling mag de basisvorming na twee jaar combineren met beroepsvoorbe reidende vakken. Dit is in een notedop het plan voor de basisvorming dat minister Deetman van onderwijs kort voor het kerstreces naar de Tweede Ka mer heeft gestuurd. De Kamer spreekt zich dit jaar uit over invoe ring ervan. Minister Deetman en staatsse cretaris Ginjaar-Maas willen het nieuwe stelsel geleidelijk invoeren. Volgend jaar mogen de eerste scholen ermee beginnen. Verder mogen veertig scholen vanaf vol gend jaar bij wijze van experiment al volledige basisvorming verzor gen. Accenten De basisvorming bestaat uit veertien vakken die op twee ni veaus worden gegeven. Naast Ne derlands en Engels is Frans of Duits verplicht. Verder omvat het pakket: wiskunde, biologie, na tuur- en scheikunde, het nieuwe vak informatiekunde, geschiede nis en staatsinrichting, aardrijks kunde, economie, techniek (dus niet alleen voor de lbo-scholen), beeldende vorming, muziek en li chamelijke oefening. Voor elk van die vakken is het minimum aantal lesuren aangege ven dat er in drie jaar aan besteed dient te worden. Scholen zijn vrij daar mee te schuiven. De 120 uur die uitgetrokken is voor biologie kan keurig in drieën verdeeld wor den, dus elk jaar 40 uur, wat neer komt op één uur in de week. Het is echter ook mogelijk het eerste jaar 60 uur te geven en het laatste jaar 20, om maar een voorbeeld te ge ven. Verder kunnen de scholen twin tig procent van de tijd, wat neer komt op één dag in de week, vrij besteden. Daarmee kunnen accen ten worden gelegd. Een vwo- school zal die tijd gebruiken om Grieks of Latijn te geven en een lbo-school kan de extra tijd steken in bij voorbeeld techniek. Drie jaar lang les volgen in veer tien vakken heeft gevolgen voor de inhoud ervan. Vooral de vakken waar op dit moment veel tijd in wordt gestoken, zullen daaronder lijden. Maar de bewindslieden vin den dat wel opwegen tegen de voordelen van een bredere oplei ding. Het lijkt er op dat de meeste onderwijsgevenden zich daarin wel kunnen vinden. De onderwijs bonden echter wilden ook nog maatschappijleer, beroepenoriën- tatie en verzorging als afzonderlijk vak invoeren. Maar dat ging de be windslieden te ver. Elementen daarvan komen in andere school vakken voldoende aan de orde, vinden zij. Brugklas De gedachte achter de basisvor ming is dat jonge mensen zo goed mogelijk voorbereid moeten wor den op zelfstandig functioneren in de samenleving. En iedere leerling die van de basisschool komt, moet kans krijgen zich zo goed mogelijk te ontplooien. Deze gedachte is niet nieuw, maar er is heel lang ge zocht naar een acceptabele vorm. Al in 1946 werd er gepraat over één brugklas voor de verschillende vormen van voortgezet onderwijs. Het zou echter tot 1968 duren voor de Mammoetwet van kracht werd. De gemeenschappelijke brugklas voor verschillende vormen van voortgezet onderwijs was daarvan een belangrijk onderdeel. De brugperiode moet voorko men dat leerlingen te vroeg een de finitieve keuze maken voor een be roepsopleiding of studie. Twaalf of dertien jaar is wel erg jong om zo'n belangrijk besluit te nemen. Wie het lager beroepsonderwijs niet be valt, kan niet meer terug. Zonder Duits kun je niet naar de tweede klas mavo om maar eens wat te noemen. De enige oplossing is, bij de mavo weer van voor af aan be ginnen. En wie doet dat? Ook later kan alleen met veel pijn, moeite en studiezin een verkeerde keus rechtgebreid worden. Van de andere kant is het niet doenlijk leerlingen van twaalf tot zestien jaar allemaal dezelfde leer stof voor te schotelen en te ver wachten dat ze zich die in hetzelfde tempo eigen maken. De belangstel ling en capaciteiten lopen op die leeftijd vaak al sterk uiteen. Sinds de onvolkomenheden van i toe het aeval was. Het zal voor velen die eerste tijd kei- de Mammoetwet aan het licht kwa men, is uitgebreid gepraat over nieuwe oplossingen. Van Kemena- de (PvdA) introduceerde zijn mid denschool ter vervanging van de bestaande vormen van voortgezet onderwijs of juist als nieuwe extra mogelijkheid. Toen bleek dat die plannen niet verwezenlijkt konden worden, kwam Pais (WD) met het voorstel de brugperiode te verlen gen tot twee jaar. Maar ook daar is het niet van gekomen. Het plan dat Deetman (CDA) en Ginjaar-Maas (WD) opstelden op basis van de adviezen van de We tenschappelijke Raad voor het Re geringsbeleid lijkt op het eerste ge zicht een compromis tussen beide. Het brugjaar uit de Mammoetwet is opgerekt tot een periode van drie jaar en tegelijkertijd worden er ei sen gesteld aan het programma dat in die periode doorlopen moet wor den. Eindtermen heten die r in het onderwijsjargon. Wie er niet in slaagt in drie jaar aan die eisen te voldoen, krijgt wat meer tijd en de hele snelle leerlingen hoeven niet te wachten. Zij kunnen zich in twee jaar door de basisvorming heen werken. Tweedeling Deetman en Ginjaar-Maas zijn niet van plan de structuur van het voortgezet onderwijs te verande ren. Daarom blijft de vraag hoe de ze oplossing in de praktijk zal uit pakken en wat er werkelijk over blijft van het gemeenschappelijk element in de* basisvorming. De scholen voor lager beroepsonder wijs blijven bestaan, zij het dat ze voortaan voorbereidend beroeps onderwijs gaan heten; en ook de scholen voor mavo, havo en vwo blijven. Dat had de Wetenschappe lijke Raad zich anders voorgesteld. De raad wilde een herstructurering niet forceren, maar op den duur zou dat er wel van moeten komen. De bewindslieden voelen daar ech ter niet voor. Als het stelsel goed van de grond komt zijn er uiteindelijk drie moge lijkheden: Er zijn scholen die al leen basisvorming verzorgen en niets meer. Er zijn scholen die hun leerlingen na de eerste jaren verder opleiden voor het diploma lbo of mavo inclusief de variant waarbij een beperkte basisvorming gecom bineerd wordt met beroepsvoorbe reidende vakken. Tenslotte zijn er ook scholen die na de basisvor ming gelijk doorgaan met de oplei ding voor het havo- of vwo-diplo- Van een soepele doorstroming van leerlingen is nu geen sprake. Wie in het voortgezet onderwijs voet zet over de drempel van een lbo- of mavo-school, komt met ge makkelijk meer terecht op een ha vo- of vwo-school. Met de invoe ring van de basisvorming zal dat niet veranderen. Daarover is een storm van kritiek opgestoken. De onderwijsbonden KOV, PCO en Abop spreken van een 'tweedeling' in het voortgezet onderwijs. Die angst komt niet uit de lucht vallen. In de toelichting op het wetsont werp staat letterlijk: „Het lbo blijft bestemd voor de groep leerlingen die ook nu het lbo bezoekt, zoals dat ook geldt voor mavo, havo en In sommige gevallen wordt door stroming zelfs moeilijker. Havo leerlingen moeten in het vierde jaar zeven vakken uit de basisvor ming op het hoogste niveau gedaan hebben. Willen ze door naar het vwo, dan hebben ze negen vakken op het hoogste niveau nodig. Daar komt nog bij dat havo- en vwo- scholen aparte toelatingseisen mo gen stellen voor vakken die niet tot de basisvorming behoren. Wie niet beschikt over voldoende basisken nis van Grieks of Latijn, kan niet naar het gymnasium. Staatssecre taris Ginjaar-Maas meent echter dat de vrije ruimte scholen moge lijkheden biedt daar met spoedcur sussen een mouw aan te passen. Daarnaast leeft er angst voor ver dere uitholling van het lbo. De in voering van techniek bij de avo- scholen kan daar veel leerlingen weglokken. Daar komt nog bij dat lbo en mavo wat in de lucht komen hangen, omdat leerlingen met het getuigschrift basisvorming ook kunnen doorstromen naar het mid delbaar beroepsonderwijs. Het lbo- en mavodiploma worden in die op tiek min of meer overbodig. Scholengemeenschappen Volgens de staatssecretaris kan de vorming van 'brede' scholenge meenschappen de gevreesde twee deling in het onderwijs voorko men. Deze scholengemeenschap pen hebben niet alleen een mavo-, havo-, en vwo-opleiding in huis maar ook een lbo-afdeling. Een dergelijk aanbod stelt leerlingen in staat enkele jaren echte basisvor ming te volgen en pas dan een defi nitieve keuze maken voor een be roepsgerichte of algemeen vor mende vervolgopleiding. Maar of die brede scholenge meenschappen werkelijk van de grond komen is de vraag. Veel ex tra geld mag het niet kosten. Dat geldt trouwens ook voor de invoe ring van de basisvorming zelf. Het kabinet wil er geen cent extra voor uitgeven. Scholengemeenschap Abstede voor havo, middelbaar economisch-, administratief- en middenstandsonderwijs in Utrecht heeft sinds een paar jaar blinde en slechtziende leerlingen. De school is aangewezen als regionaal opleidingscentrum voor visueel gehandicapten. De blinde leerlingen leren er om gaan met speciale apparatuur die het hen mogelijk maakt te werken in functies waarvoor ze zijn opgeleid. De nu 21-jarige Corine van Kuilenburg was een van de eerste blinde leerlingen bij Abstede. Afgelopen schooljaar haalde zij haar meao-diploma. Nu werkt ze als secretaresse bij de FIAD (vereniging dag- en woonvormen voor geestelijk gehandicapten) in Utrecht. Corine van Kuilenburg achter haar sneltypemachine. Vanaf het moment dat ze op 13-jarige leeftijd blind werd wist Corine van Kuilenburg zeker dat ze toch wilde doorleren. Ook na het behalen van haar mavo diploma bij de brailleschool van Bartiméus in Zeist had ze geen zin om thuis te gaan zitten of genoegen te nemen met een baan beneden haar niveau. „Ik zou er echt niet tegen kunnen om jar.enlang eentonig werk te doen, bijvoorbeeld als telefoniste", zegt Corine. Daarom meldde ze zich bij scholengemeenschap Abstede een beroepsopleiding te volgen. door Wilma Matheij Tegelijk met Corine kwamen nog een blinde en twee slechtziende jongens van Bartiméus naar Abstede. Na hen volgden er meer blinde en slechtziende leerlingen. Zij profiteren van de ervaringen die Corine en haar jaargenoten hebben opgedaan. Uit het verhaal van Corine van Kuilenburg blijkt dat ze vanaf het begin een vechtersbaasje is geweest. Bij Bartiméus kreeg ze het wel eens met de leiding aan de stok omdat ze zich niet zou gedragen zoals een blinde dat behoort te doen. Voordeel Het Utrechtse meisje ziet het als een voordeel dat ze tot haar dertiende jaar wel kon zien. „Daardoor ben ik nog steeds heel visueel ingesteld. Mensen die blind geboren zijn missen dat natuurlijk", zegt ze. Op Bartiméus was Corine dan ook een vraagbaak voor andere blinde leerlingen. „Een meisje vroeg me bijvoorbeeld om uit te leggen wat blond haar is". Hoewel ze al vanaf haar peuterjaren vrij slecht kon zien heeft Corine tot de eerste klas van de mavo het gewone onderwijs kunnen volgen. Aanvankelijk wisten de artsen niet wat er met haar aap de hand was. Maar toen Corine twaalfeneenhalf was ontdekte de specialist een tumor op haar oogzenuwen. Ze werd geopereerd en was daarna blind. Corine vertelt vrij nuchter over het moment waarop ze blind werd. „Vóór de operatie had ik me er eigenlijk al mee verzoend dat ik steeds slechter ging zien. Misschien was ik ook nog wat te jong om de gevolgen te overzien". Nu zegt ze over haar blind zijn: „Ik kan er wel over gaan klagen, bijvoorbeeld als ze hier thuis gezellig tv zitten te kijken en moeten lachen om iets wat ik niet kan zien. Maar waarom zou ik dat doen? Er is nog zoveel dat ik wel kan: luisteren naar muziek bijvoorbeeld of dansen, mijn grote hobby". Spontaan Al vrij spoedig na de operatie ging Corine naar Bariméus om haar mavo-opleiding af te maken. Corine volgde daar eerst het voor iedereen gelijke algemeen jaar, waarna ze de secretaresse opleiding koos. Volgens Pia de Groen, coördinator visueel gehandicapten bij Abstede, heeft haar school indertijd vrij spontaan beslist om ook blinden en slechtzienden toe te laten. „Op een gegeven moment kregen we van een schoolbegeleider bij Bariméus het verzoek of we een blinde leerling wilden aannemen. Dat hebben we toen gedaan hoewel we nog niet wisten wat er allemaal bij zou komen kijken. We hadden in het verleden wel eens een slechtziende leerling gehad, maar die leverde eigenlijk geen didactische problemen op", aldus Pia. Pas nadat de eerste blinde leerlingen op school zaten, is volgens haar bekeken wat er allemaal moest gebeuren. „We hebben toen besloten om het ook echt goed te doen. Dat wil zeggen dat we er geld en extra tijd in gingen steken en het ministerie benaderden om bijdragen te krijgen voor hulpmiddelen". Uiteindelijk heeft dit ertoe geleid dat de school werd aangewezen als regionaal opleidingscentrum voor visueel gehandicapten. Wennen Volgens Corine van Kuilenburg was het in het begin wel even wennen, zowel voor haar als voor de docenten in Abstede. „Zij hadden tenslotte nog nooit les gegeven aan een blinde en ik had als blinde nog nooit les gehad op een gewone school", vertelt ze. „Gelukkig bleven de docenten heel gewoon doen en vonden ze me geen zielig persoon". De docenten moesten haar wel wat extra uitleg geven als ze het schoolbord gebruikten. „Vooral tekeningen waren voor mij nogal eens ingewikkeld. Maar we zijn er steeds uitgekomen", aldus Corine. Ook de klasgenoten hadden in het begin wat moeite hun houding te bepalen. Maar al gauw werden de contacten soepeler. Vooral in het tweede jaar werd het, zo vertelt Corine enthousast, erg gezellig. „Ik kwam toen in een klas met alleen meisjes waar iedereen met iedereen omging. Er was geen kliekvorming: echt heel leuk. Ik heb er een heel goede vriendin aan overgehouden, mijn naamgenote Corine" Voor Corine van Kuilenburg verliep het eerste studiejaar bij Abstede wat moeizaam doordat ze toen nog moest werken met een gewone, vrij zware braillemachine die ze van hot naar haar moest meeslepen. Een extra probleem daarbij was dat de lessen verspreid over verschillende dependances werd gegeven. Al het werk moest bovendien voor vertaling worden opgestuurd naar Bariméus. Dat leverde nogal eens vertragingen op en kostte veel organisatie. Ook maakte de braillemachine nogal wat lawaai, wat soms hinderlijk was voor docenten en de mede-leerlingen. Later kocht de school onder meer twee draagbare braille- tekstverwerkers die op een printer kunnen worden aangesloten. Straks komen er ook brailleprinters, waardoor nog sneller gewerkt kan worden. Pia de Groen van Abstede is langzamerhand een expert geworden op het gebied-van hulpmiddelen voor visueel gehandicapten. Er zijn allerlei hulpmiddelen voor slechtzienden, zoals speciale kijkers om op het bord te lezen, opzettafels en speciaal krijt dat voor meer contrast op het bord zorgt. In de praktijk blijkt volgens Pia dat het soms moeilijker is in te spelen op slechtzienden dan op blinden. „Bij slechtzienden is de situatie per persoon anders. Ook voor leerkrachten is het dan moeilijker in te schatten wat een leerling kan. Soms ben je wel eens geneigd te denken dat ze zich aanstellen, hoewel dat natuurlijk niet zo is", aldus Pia. Hoewel Corine op de meao een zeer goede leerling was - met een negen voor steno in drie talen - heeft ze veel moeten solliciteren voordat ze een baan als secretaresse vond. Volgens haar komt het niet zoveel voor dat blinden dat werk doen. Wel zie je ze veel in functies als telefoniste- receptioniste of als typiste, zegt ze. „Ik geloof dat ik vanaf januari wel veertig keer heb gesolliciteerd. Veel bedrijven reageerden plompverloren met een afwijzing. Maar een paar nodigden me uit voor een gesprek", aldus Corine. De meeste werkgevers wezen haar af met de gebruikelijke, weinig zeggende argumenten. „Slechts één man, een uitgever, belde me op om uit te leggen waarom ik voor een bepaalde baan niet geschikt was. Hij had er ten minste echt over nagedacht", aldus zegt ze. Corine heeft het idee dat veel mensen een onjuiste voorstelling hebben van wat een blinde wel en niet kan. Bovendien weten maar weinig werkgevers welke apparatuur beschikbaar is om het werken voor blinden mogelijk te maken. Ze kunnen daarvoor een bijdrage krügen van de bednjfsverengingen De FIAD (vereniging dag- en woonvormen voor geestelijk gehandicapten), waar Corine sinds december werkt, heeft voor haar een machine aangeschaft waarmee ze haar typewerk in braille kan controleren. Corine houdt zich bij de FLAD bezig met notuleren, typewerk en allerlei andere werkzaamheden die bij het vak horen. Ze vindt haar baan nog leuker dat ze had gedacht. „We hebben het hier onderling heel gezellig en er wordt ontspannen en prettig gewerkt".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1988 | | pagina 25