Agent getraind in omgang met bur ger
Amsterdam kreeg pas allure dank zij Grand Hotels
Kritiek op politie-optreden
haalt geregeld de media. De
zaak Hans Kok bijvoorbeeld
of die van de Antilliaan
Atalide. In beide gevallen
viel er een dode en zijn de
gemoederen nog niet tot
rust gekomen. Maar minder
ernstige
huis-tuin-en-keuken
klachten halen zelden de
pers. Wat gebeurt
daarmee? Hoe gaat de
politie zelf om met
explosieve situaties, foute
taxaties en blunders? Marij
van Donkelaar stelde die
vraag aan een
politiecommissaris en een
officicier van justitie. Ze ging
ook op bezoek bij de Politie
Opleidingschool
Noord-Holland in
Amsterdam, waar een
nieuwe lichting
politiemensen wordt
getraind in de omgang met
de burger.
Bij de kanton- en politierechter roept
felle kritiek soms vragen op over de ver
houding tussen burger en politie. Het
komt regelmatig voor dat mensen met
een bont en blauw rechtsgevoel de zaal
verlaten. Meer dan eens laat een foutpar-
keerder zijn 'zaak' voorkomen om zijn
hart te kunnen luchten over de politie-
aanpak. Maar dan is hij bij de rechter
aan het verkeerde adres. Iedereen mag
zich daar immers proberen schoon te
praten? Daar klagen is dus een gepas
seerd station.
door Marij van Donkelaar
Er zijn ook andere voorbeelden: „Zal
ik je kop eens verbouwen", „Ik weet
waar je woont" en „Jouw vrouw of kin
deren krijgen het de komende tijd niet
gemakkelijk in de buurt", wordt politie
mensen regelmatig toegevoegd. Een ver
schil is dat politiemensen weten dat ze
tegengas kunnen verwachten. De burger
die netjes ieder het zijne geeft, kan onge
wild 'verdachte' worden. Overtredingen
en misdrijven worden niet altijd door
criminelen begaan. Het gaat lang niet al
tijd om moord en doodslag.
Niet meewerken aan een blaas-bloed-
proef, een handtekening nabootsen of
een van de voorruit gevallen deel drie,
het zijn misdrijven waarvan de gevolgen
soms hard aankomen. „Ik werd zo onbe
schoft behandeld dat ik weigerde mee te
werken", is in dit verband een veelge
hoord zinnetje. Maar wie medewerking
weigert of ernstiger, zich verzet, trekt bij
voorbaat aan het kortste eind. Adieu
blanco strafblad.
Wie wil klagen moet met bewijzen ko
men. Maar hoeveel gewicht legt de ver
klaring van één burger in de schaal en
hoeveel die van een amtsedige politie
agent? Wat gebeurt er met een klacht?
Poes
De klacht in de zaak Hans Kok leverde
een over velen uitgesmeerde schuld op.
Maar hoe onbevredigend ook, er is toe
gegeven dét er fouten worden gemaakt.
Lang niet alle politieblunders halen de
pers. Zoals het geval van de man die de
achterdeur voor de poes openliet, in
slaap viel en in zijn slaapkamer door een
politieman werd gekneveld en verwond,
op verdenking een 'inbreker' in zijn ei
gen huis te zijn. Een jaar later is hij nog
steeds onder medische behandeling
voor zijn traumatische ervaring. Hij
moest het doen met de verklaring dat hij
verdacht werd en dat de politie dan
„doortastend" mag optreden.
De mevrouw die 's nachts door hevig
bellen en bonzen werd gewekt bleek
niet de zuster van een getuige van een
vechtpartijtje te zijn. Al droeg ze wel de
zelfde achternaam als de gezochte. Haar
telefoontje om opheldering, na een door
waakte nacht, leverde geen excuus op,
slechts de mededeling dat beide agenten
op één oor lagen. Angst voor herhaling,
geestelijk en lichamelijk ongerief, het
ontbreken van uitleg of excuus blijft
mensen met zo'n ervaringen bij.
Praktijkles op
de politieschool.
Snel positie
kiezen bij
een ruzie tussen
man en vrouw.
(foto's GPD)
Zelfs als iemand op een fout wordt be
trapt kan de politieaanpak onnodig
kwetsend zijn. De automobilist die bij
een geringe snelheidsovertreding te ho
ren kreeg: „Jij hebt je rijbewijs zeker bij
een pakje boter kado gekregen", staat
een half jaar later, als zijn „zaak" voor
komt, nog te briesen van woede. Dat hij
fout was bestrijdt hij niet. maar de irro-
gante en krenkende manier v e
Emotioneel
Een aanvaring mei de wet, voor de
burger vaak met emotie beladen, is voor
de doorsnee politieagent gesneden
koek. De constatering van een overbe
kend strafbaar feit verloopt doorgaans
routineus. Dat een burger de wet moet
kennen is al lang achterhaald, er is geen
beginnen meer aan. De politie kent de
wet wel. Die voorsprong kan kwetsend
zijn. Zelfs voor omstanders is het erger
lijk als politieagenten zich kletsend op
de dijen slaan naast een gewond op de
grond liggende bromfietser die uitroept.
„Ik had voorrang want die auto kwam
van rechts". Hij was fout, maar zij ook.
In de rechtszaal valt regelmatig te be
luisteren dat van een relevante opmer
king niets in het proces verbaal staat.
„Ik heb dat wel toegelicht maar ik stuit
te op dovemansoren" is dan het verweer.
Met een: „Politiemensen gaan geen dis
cussie aan, daar zijn ze op afgericht",
van de rechter moet zo iemand het dan
maar doen. Van wie veroordeeld wordt
omdat een steekhoudend detail niet
meer aan de orde komt is een verbitter
de reactie als: Jullie spelen toch alle
maal onder één hoedje" te verwachten.
De rechter kan begrip tonen en hij
doet dat ook vaak, maar zijn oordeel
steunt toch vooral op de aanklacht van
de officier. En die vaart weer blind op de
beëdigde verklaring van zijn politiemen
sen. Kan de hoofdofficier, hoogste baas
van alle politiemensen, een klacht over
zijn 'gereedschap' wel afstandelijk, kri
tisch benaderen? V/elke weg legt een
correct ingediende klacht af?
Serieus
„Als het goed is, en ik kan niet genoeg
benadrukken hoe belangrijk een snelle,
weloverwogen ingediende klacht is, dan
wordt die op het politiebureau serieus
bekeken", zegt commissaris Th. Stall-
mann, sinds 1976 verbonden aan het Hil-
L- politiekorps. Hij onderscheidt
drie soorten klachten. Wie meent onte
recht te zijn bekeurd komt bij de officier
van justitie terecht. Tuchtrechtelijke
klachten, bijvoorbeeld uit de hand gelo
pen bekeuringen, worden intern en zon
odig door de recherche of rijksrecherche
behandeld. Is er sprake van geweld of
letsel, vielen er klappen, dan is het straf-
lecht van toepassing. Ook die klachten
b' oordeelt de hoofdofficier.
In Hilversum is in 1981 een controleer
bare klachtenregeling ingesteld. Monde
linge (ook telefonische) of schriftelijke
klachten (lol drie maanden na het voor
val) worden bevestigd, behandeld en
zonodig doorverwezen. Daarvoor gelden
vaste regels, zo'n klacht wordt altijd
door een kaderlid behandeld, de korps
leiding is dan op de hoogte gesteld en de
klager heeft een schriftelijke bevevesti-
ging gekregen. Klachtendossiers wor
den bij de politie bewaard en na een
vastgestelde termijn vernietigd.
De 27 klachten die vorig jaar bij de Hil-
versumse gemeentepolitie werden inge
diend varieerden van ontactisch benade
ren, te laat optreden of onzorgvuldig
handelen tot onvoldoende toezicht, zo
leert het jaarverslag van 1986. In elf ge
vallen volgde een corrigerend gesprek,
één klager werd schadeloos gesteld. De
anderen werden, meest gedeeltelijk, ge
grond verklaard. Stallmann: „We probe
ren altijd de zaak met praten uit de we
reld te helpen, zo niet dan gaat de klacht
naar de recherche,- rijksrecherche óf
naar de officier van justitie. Wie dan niet
tevreden is, kan ook terecht bij de natio
nale ombudsman".(Prof. M. Oosting,
Postbus 30200, 2500 GE Den Haag).
Pesterijen
Stallmann wil echter ook wel kwijt dat
zijn mensen het niet altijd gemakkelijk
hebben. „Tot aan huis gevolgd worden,
schelden, bonzen op de ramen, dat soort
pesterijen krijgt vooral de agent'in de
uniformdienst te verduren. Maar on
langs kregen twee van ons drie mannen
die een brandkast weghaalden en waar
van er een met een mes dreigde, onder
controle. Zonder schieten. Daar neem ik
mijn pet voor af, want je zult er maar
staan. We kregen overigens ook 43 be
dankjes vorig jaar, die mogen de krant
ook wel eens halen".
Niet alleen de jongere politiemensen
die ik elke grote stad zou willen toewen-
Voor mr. De Wit is het verwijt over
partijdigheid van politie en justitie niet
nieuw. „Daar zit ogenschijnlijk een kern
van waarheid in. Maar het is toch altijd
zo dat een klacht wordt behandeld door
iemand die de betrokkene niet persoon
lijk kent. Ook bij het centrale onder
zoeksbureau van de recherche gebeurt
dat zo. Ik heb geen twijfel dat klachten
niet serieus worden bezien".
Persofficier De Wit: 'Mijn ervaring
is dat er vaak niet tactisch wordt ge
handeld.
worden geschoold in politieaanpak.
Stallmann: „Evenals in veel andere gro
tere steden, scholen wij in Hilversum bij
met wat we noemen 'situatiebeheer-
sing'. Ingehuurde acteurs spelen uit het
leven gegrepen panieksituaties waarop
onze mensen léren reageren". Onont
beerlijk en waardevol vindt de commisa-
ris, die wel zou willen dat het publiek
ook kon worden bijgeschoold.
Persofficier mr L. de Wit van het open
baar ministerie in Amsterdam: „Als een
klacht over de gemeentepolitie niet be
vredigend is behandeld, ook niet door
de burgemeester, komt die terecht bij de
officier van justitie. Hij beoordeelt of er
grond is voor strafrechtelijke vervol
ging. Geweld of corruptie moet worden
aangetoond. In Amsterdam komt zo'n
klacht uiteindelijk terecht bij de onaf
hankelijke klachtencommissie van prof-
fessor mr Chr. Rüter. Een ideale situatie
Twee tegen een
Dat de bewering van een enkele bur
ger geen gewicht in de schaal zou leggen
tegenover die van een of twee politie
mensen, is volgens De Wit ogenschijn
lijk waar. „Mijn ervaring is wel dat er
vaak niet tactisch wordt gehandeld.
Maar de medaille heeft twee kanten. Ik
heb doorgaans grote bewondering voor
politiemensen die veel moeten slikken.
Met name van 26-ers (verdacht van rij
den onder invloed), die zijn vaak uiterst
kribbig. Het is ook mijn ervaring dat
mensen die voor de rechter staan, hun
aandeel in het geheel totaal vergeten
zijn. De politie moet heel veel aanhoren.
Er worden veel fouten gemaakt en stom
miteiten komen voor, maar iemand die
beweert dat de politie, bijvoorbeeld bij
een snelheidscontrole, de pik op hem
heeft, geeft er blijk van weinig benul te
hebben van het werk van snelheidscon
troleurs", vind De Wit.
Het aantal klachten dat de hoofdoffi
cier per jaar bereikt blijft tamelijk sta
biel. Over de Amsterdamse gemeentepo
litie kwamen vorig jaar 176 klachten bin
nen, in 1985 waren dat er 177. Brutaal op
treden, mishandeling, ongeoorloofde
huiszoeking en vermissing van spullen
waren de meest voorkomende redenen.
Commissaris Kolfschoten van de Am
sterdamse Politie Opleidingsschool
Noord-Holland, zelf afkomstig uit een
politienest en al jong begonnen aan een
politieloopbaan, zegt: „Politie-optreden
balanceert tussen handhaven en hante
ren van de wet. Het politieapparaat is
net als de krijgsmacht een traditionele
organisatie. Voor de wijze waarop wij
onze taak moeten uitvoeren hebben, ge
lukkig maar, nooit vaste richtlijnen be
staan. Anders zaten we nu met vastge
roeste normen die niet meer in deze tijd
passen".
Hij wil best toegeven dat politiemen
sen feilbaar zijn. „Iets minder dan gewo
ne mensen*, lacht hij. Maar weer ern
stig: „de structuur van onze organisatie
is star. Dat is voor een deel nog te wijten
aan de oorlog. Er zijn na 1945 grote zui
veringen geweest. Practisch een hele ge
neratie politiemensen is verdwenen. Dat
heeft in het bestand een golfbeweging
teweeg gebracht die zich elke veertig
jaar herhaalt. De consequentie is dat er
weinig doorstroming is. Jongeren, beter
opgeleid, bezetten posities die ouderen
met veel ervaring en veel dienstjaren,
niet meer zullen bereiken. Dat is frustre
rend."
Volgens hem heeft ook de leeftijdsver
laging, van 20 naar 19 jaar in 1983, daar
geen goed aan gedaan. „Dat uit zich ook
in de aanpak. Ouderen zijn meer ge
neigd tot handhaven van de wet, jonge
ren meer tot hanteren. Onze opleiding is
er op gericht dat de pupillen zich in dat
spanningsveld tussen die twee begrip
pen 'klantvriendelijk' leren bewegen",
zegt Kolfschoten.
Simulatieruimten
Op de bovenverdieping van de school,
waar driehonderd pupillen worden op
geleid, is een simulatieruimte met ge
deelten van een huiskamer, slaapkamer,
supermarkt, postkantoor en agenten-
wacht, een bar, voetbaltribune en een te
lefooncel. Volgend voorjaar is de school
een compleet verkeersplein rijker. De
school beschikt over eigen beeld- en ge
luidsapparatuur. De video-opnamen die
de pupillen zelf maken dienen als stu
diemateriaal voor volgende lichtingen.
W. de Vink geeft praktijkles aan 17 pu
pillen van gemiddeld 26 jaar. Van de 19
maandpn dte de opleiding duurt hebben
ze er vier achter de rug. Ongeveer de
helft is van niet-Nederlandse afkomst.
Twaalf mannen en vijf vrouwen zitten
bij de scenarioschrijvers op de tribune.
Drie bedienen de apparatuur en vier van
hen spelen in de huiskamer de situatie
vrouw-wil-vriend-kwijt-maar-hij-gaat-niet
Twee agenten in spé bellen aan. Binnen
heerst een sfeer om tegen aan te leunen.
„Artikel 138 of 370, hóndelen om binnen
te gaan of móg je er in?", geeft De Vink
de twee in overweging. Ze aarzelen maar
worden dan al binnen gelaten. Binnen
kiezen ze snel positie en draaien de twee
kemphanen van elkaar af.
„Niet aanraken, geef liever een hand",
helpt De Vink. Maar de man, naast een
batterij lege flessen, reageert agressief:
„Lazer op vent, ik moet van jou geen
hand. De vrouw wordt hysterisch en
doet een boekje open over zijn bedpres-
taties. Langzaam maar zeker raakt het
gesprek in redelijker banen. Het niet van
humor en talent gespeende spel gaat
voorbij aan 'het publiek'. Dat volgt de
handeling zeer geconcentreed en denkt
soms hardop mee over wat ze vinden dat
gedaan moet worden. Het spel eindigt er
mee dat de vrouw met een tasje het huis
verlaat. De agenten stellen de vriend ge
rust.
Verrast
r volgt een evaluatie. „Goed gespeeld.
Goed de situatie beheerst, maar toch
hebben jullie de plank misgeslagen",
zegt de docent. „Jullie vergeten dat het
haar huis is. Htf had moeten gaan". De
vier acteurs reageren verrast, de anderen
verbouwereerd. De actrice: „Ja, die ke
rels werden het zo eens, ik kon wel in
pakken". „Niet erg, volgende keer be
ter", roept De Vink, die en passant nog
wat nuttige wenken uitdeelt: „Luiste
ren, dat is belangrijker dan direct willen
oplossen. Laat mensen zelf de oplossing
aandragen. Vooral bij oudere mensen
bespaar je jezelf twintig keer terugko
men als je het direct goed doet".
„Wees eens eerlijk, krijg jij bij iemand
bij wie je voor de zevende keer bent de
neiging om op je strepen te gaan staan?"
Aarzelende blikken. „Toch maar niet
doen'\ is het advies.
Voor ze aan een nieuwe sessie begin
nen, krijgen ze de vijf vuistregels voor
de aanhoudingssituatie aangereikt: Zelf
rustig blijven. Elkaar niet afvallen. On
partijdig blijven. Begrip opbrengen.
Vooraf een goede afspraak maken. Het
gaat er in als koek. Niemand probeert
tijdens de les een dolletje te maken. Ze
lijken echt minder feilbaar dan leerlin
gen op een burgerschool. Een ding is
wel duidelijk, bij de Politie Opleiding-
school in Amsterdam doen ze daadwer
kelijk iets aan klachtenpreventie.
In hel Prentenkabinet van het Amsterdams Historisch Museum is vorige
week de tentoonstelling Te Gast in Amsterdam geopend. Een tentoonstelling
over de opkomst en bloei van het Grand Hotel in Amsterdam in de periode
1860 tot 1914. Tegelijk met de tentoonstelling verscheen er bij de
Staatsuitgeverij ook het boek 'De Grand Hotels van Amsterdam'.
ligence. Amsterdam-Haarlem per trek
schuit of te voet. Zelfs toen in 1839 de
eerste spoorlijn, tussen Haarlem en Am
sterdam, werd aangelegd gaven velen
toch de voorkeur aan de trekschuit die
een stuk schoner en gerieflijker was dan
die eerste stoomtreinen.
Spoorwegnet
Toch waren die treinen uiteindelijk
wel de grondslag voor het huidige toeris
me, ook al duurde het enige tijd voor er
enige orde en uitbreiding kwam in het
spoorwegnet. Pas toen de staat zich in
1860 met die treinen ging bezighouden
kwam het internationale reizigersver-
voer goed op gang. Het waren aanvanke
lijk overigens alleen de gegoede burgers
die zich van de trein konden bedienen.
De opkomst van dat toeristenverkeer
en de toenemende handel vergrootten
de vraag naar logies in de steden. De tijd
dat reizigers zich voor onderdak tot
kloosters of familieleden en vrienden
moesten wenden was voorgoed voorbij.
Amsterdam telde tal van stadsherbergen
en herenlogementen. Zowel beheerd
door het stadsbestuur als door particu
lieren. Maar van grote klasse kon men
die onderkomens niet noemen.
Stuk voor stuk waren het verbouwde
woonhuizen of aangepaste kloosters,
weeshuizen of brouwerijen. Een bed en
in de gelagkamer een eenvoudige maal
tijd, daarmee had men het wel gehad.
Ook al hep het dan op een flagrante mis
lukking uit, het feit dat Amsterdam zich
vorig jaar nog volop in de race waande
voor de organisatie van de Olympische
Spelen, was een beproefd middel om de
hoofdstad nieuw leven in te blazen. In
1883 werd in Amsterdam de eerste Inter
nationale Koloniale en Uitvoerhandel
Tentoonstelling gehouden, in de ge
schiedenis beter bekend als de wereld-
tentoontstelling. Net als de bedoeling
was met de Spelen van 1992 moest die
tentoonstelüng Amsterdam uit een diep
tepunt halen.
door Huub Klompenhouwer
In het midden van de vorige eeuw was
het droevig gesteld met de hoofdstad.
Ook al was er dan geen drugscriminali
teit, gekankerd werd er volop. Reizigers
die er aankwamen troffen een ingesla
pen stad. Ze klaagden over de onhebbe
lijke gewoonte van de mensen om te
pruimen en de resten op straat te spu
wen. Gladde kasseien waren er het ge
volg van.
En wat te denken van de klachten over
de onzedelijkheid in de omgeving van
de Kalverstraat? Reizigers werd afgera
den daar 's nachts rond te hangen. In
diezelfde tijd stelde ook het openbaar
vervoer nog weinig voor. Amsterdam-
Rotterdam ging per trekschuit of per dil-
Interieur van het American hotel.
Wel stak Amsterdam al in de vorige
eeuw met kop en schouders boven de
andere steden uit. In 1689 telde de
hoofdstad reeds meer dan 95 gelegenhe
den. Den Haag, Utrecht, Leiden en Rot
terdam hadden samen niet meer dan 25
(foto GPD)
geregistreerde logementen.
Het investeringsklimaat werd in het
midden van de vorige eeuw overschat.
In 1864 flopte een plan voor een hotel op
de Dam. Het beleggingsklimaat was er
nog niet rijp voor. Dat moet mede gezien
worden tegen het licht van de aanleg van
het Centraal Station (1889) en het dem
pen van het Damrak en de grachten als
Spui en Nieuwezijds Voorburgwal. On
dernemers redetwistten in die tijd al zo
lang over de plaats van de Beurs van
Berlage dat de uiteindelijke bouw (1893)
zeker tien jaar werd vertraagd.
Maar allengs werd het zakenleven ge
specialiseerder en de bedrijfsvoering
grootschaliger. De hotellerie was er een
van de eerste zichtbare resultaten van.
Eenvoudige hotels als het Bible-hotel,
dat als De Liesveldsche Bijbel als een
eenvoudig logement midden 17e eeuw
in de Warmoesstraat was begonnen,
breidde zich uit van de Warmoesstraat
tot het Damrak. De hoofdingang in de
Warmoesstraat verhuisde in de loop der
jaren naar het Damrak en daar werden
ook de aangrenzende panden bij betrok
ken.
Een echt stevige injectie voor een
nieuw denken over de hotellerie gaf de
in 1883 georganiseerde wereldtentoon
stelling, een 'kermis van de koophan
del', die achter het in aanbouw zijnde
Rijksmuseum werd gehouden. Voor het
eerst sinds de 17e eeuw zouden nu men
sen van allerhande nationaliteiten op
grote schaal naar de hoofdstad komen.
Daar moesten hotels voor worden ge
bouwd. Maar ook restaurants, winkels
Bij de bouw van de nieuwe hotels
werd vooral naar het buitenland geke
ken. Naar Londen, Parijs en Genève.
Het Amstelhotel was het eerste hotel dat
in 1867 als een modern eersteklas-hotel
met internationale allure werd geopend.
De monumentale hal van hét hotel was
duidelijk geïnspireerd op een Brits voor
beeld.
Tegenover het in aanbouw zijnde Cen
traal Station verscheen als onderdeel
van een luxe passage het Hotel du Pas
sage. In de Warmoesstraat breidde Kras-
napolsky zijn hotel uit met de inmiddels
legendarische wintertuin. Ook de Doe
lenstraat telde tal van hotels die werden
uitgebrei. Rond het expositieterrein ver
rezen hotels als Java en Hotel de L'Ex
position, die beide overigens na het ten
toonstellingsjaar weer verdwenen. Het
American Hotel bleef wel bestaan en
had zelfs de nouveauté van enkele ap
partementen met eigen wc en keuken.
De expositie in het prentenkabinet
van het Amsterdams Historisch Mu
seum laat heel beeldend die explosieve
groei in luxe en weelde zien. De tentoon
stelling concentreert zich op het al eer
der genoemde Amstel Hotel, Krasna-
polsky, Brack's Doelenhotel, Het Ron
deel (Hotel De l'Europe) het Victoria Ho
tel, het American Hotel en Schiller.
Bouwstijlen
Maar niet alleen de groei van de hotels,
ook de ontwikkelingen in het hotelwe
reldje zelf komen aan de orde. De eerste
hydraulische liften, de ontwikkelingen
in de keuken en de zo typerende bouw
stijlen. Nog uitgebreider dan de tentoon
stelling (uiteraard) is het boek dat Bert
Vreeken en Ester Wouthuysen schreven,
'De Grand Hotels van Amsterdam - Op
komst en bloei sinds 1860'. Een rijk geïl
lustreerd boek, dat door een slechte
vormgeving en typografie helaas niet
voor de volle honderd procent uit de
verf komt. Het boek is uitgegeven door
de Staatsdrukkerij en kost 45 gulden.