GEVRAAGD: OOGARTSEN Opticiens en specialisten naar elkaar toe gegroeid Vergrijzing schept steeds meer ouderdomskwalen Dr. C. Lalau, vice-voorzitter van het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap: "Er is nu sprake van een heel redelijke taakverdeling tussen oogartsen en Opticiens". (foto Roland de Bruin/GPD) Het jarenlange, sluimerende conflict tussen oogartsen en opticiens over hun onderlinge taakverdeling bestaat thans niet meer. Maar er is een nieuw probleem voor in de plaats gekomen. Nu Nederland meer dan vroeger vergrijst dienen zich massaal typische ouderdomskwalen als staar aan die ternauwernood kunnen worden behandeld. door Gerard van Putten De Nederlandse oogartsen komen tijd te kort om te voldoen aan de ve le behandelingsaan vragen. De wachtlijsten bieden een werkvoor- raad van enige maanden, de wacht kamers puilen uit. Slechts met de grootste moeite weten ze een pendel te onderhouden tussen operatiezaal en praktijkkamer. Maar meer tijd dan vijf minuten voor een con sult is er meestal niet, verreweg het grootste deel van de dagtaak wordt in beslag genomen door de chirurgie. Binnen het Nederlands Oogheelkun dig Gezelschap, de belangenvereniging van Nederlandse oogartsen, is men be vreesd dat die ontwikkeling zal doorzet ten als de overheid niet tijdig anticipeert op de toenemende vergrijzing van de Nederlandse bevolking. Binnen niet al te lange tijd, zo luidt de verwachting, zullen de oogklachten die in verband kunnen worden gebracht met een gevor derde leeftijd, hand over hand toene- Met het oog op de toekomst heeft de ABA (Adviescommissie Behoeftebepa ling Artsen) het ministerie van wvc drin gend aanbevolen de komende vijf jaar telkens vier extra artsen toe te voegen aan de gebruikelijke achttien afgestu deerde oogheelkundigen die jaarlijks op de praktijk worden losgelaten. Fors tekort "In Nederland kampen we met een te kort van veertig oogartsen", zegt dr. C. Lalau als vice-voorzitter en woordvoer der van het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap. "In percentages uitgedrukt is dat bijna vijftien procent van het tota le aantal oogartsenplaatsen, je kunt dus spreken van een fors tekort. De Neder landse Vereniging van Ziekenfondsen heeft een enquête gehouden onder de re gionale ziekenfondsen. Daaruit is geble ken dat mensen die zich willen laten on derwerpen aan een routinecontrole voor minstens drie maanden op de wachtlijst terechtkomen voordat ze een afspraak kunnen maken". Vergeleken met de geneeskundige hulpverlening zoals die in tal van andere landen is geregeld, rust de Nederlandse gezondheidszorg onveranderd op een goede organisatie. Dat laat onverlet dat de oogheelkunde in bijvoorbeeld de Verenigde Staten ook naar verhouding door aanmerkelijk meer personen wordt gepraktiseerd dan hier in Nederland. Dr. Lalau accentueert dat met niets verhul lende cijfers: "In de Verenigde Staten is er één oogarts op 12.000 inwoners, in Ne derland één op de 40.000". De Nationale Raad Volksgezondheid ondersteunt de aanbevelingen die de ABA heeft gedaan, maar dat heeft tot nu toe niet geleid tot een welwillende reac tie van het ministerie van wvc. Lalau: "Naar aanleiding van dat rapport heb ben wij een gesprek gehad met een dele gatie van ambtenaren van wvc en onder wijs en wetenschappen. Wij zouden graag zien dat nog vóór het einde van dit jaar de ministeriële goedkeuring afkomt voor de plaatsing van vier extra oogartsen. Maar tot op heden beschik ken wij niet eens over een aanwijzing dat dit gebeurt". Vergrijzing Als woordvoerder van het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap schrijft La lau het dreigende tekort aan oogartsen toe aan verscheidene factoren. Aller eerst is kort geleden een vrij grote groep oogartsen vanwege hun leeftijd uitgetre den. "Dat waren de huisartsen die zich in de periode 1960-1970 hebben laten re gistreren als oogarts. Omdat ze wel eens iets anders wilden doen dan hun huisartsenpraktijk runnen, zijn ze zich na een vierjarige opleiding gaan richten op de oogspecialisatie. Na een vrij korte periode van beroepsuitoefening is die groep nu weggevallen". De werkdruk van de gemiddelde oog arts is de laatste jaren in belangrijke ma te toegenomen. Dat hangt ten nauwste samen met de vergrijzing van de bevol king. Typische ouderdomskwalen als staar (vertroebeling van de ooglens) ko men in toenemende mate voor. Pratend vanuit zijn eigen praktijk in het Haagse Oogziekenhuis schildert de Leidse oog arts een trend die landelijk wordt beves tigd. "In dit ziekenhuis worden per jaar om en nabij 2500 operaties verricht. Zeven tig procent daarvan betreft de behande ling van typische ouderdomsklachten. In feite moeten er steeds meer verrich tingen worden gepleegd waardoor er minder, tijd resteert voor de consulten. Veel meer tijd dan vijf of tien minuten hebben oogartsen dikwijls niet voor een patiënt. Er moet heel gericht worden ge werkt. Het is een gegeven dat vooral ou dere mensen moeite hebben om de in formatie die hun wordt verstrekt onmid dellijk te bevatten, maar helaas ont breekt het ons tijdens die consulten aan tijd om de uitleg te verschaffen waarop ze in wezen wel recht hebben. Niet voor niets heeft een enquête van de Neder landse bond van blinden- en slechtzien den uitgewezen dat oogartsen in hun in formatievoorziening dikwijls tekort schieten. En dat heeft weer alles te ma ken met het gebrek aan mankracht". Ondér oogheelkundigen leeft dan bo vendien nog het onbehagen over de bud gettering in talloze ziekenhuizen. Vooral in die klinieken waar oogheelkundigen een solo- of een groepspraktijk van twee personen uitoefenen rest doorgaans wei nig tijd voor belangrijke bijzaken. "De praktijk laat het dikwijls niet toe bud getvergaderingen te bezoeken, waar door de oogheelkundigen onvoldoende hun belangen kunnen bepleiten. Het ge volg daarvan kan zijn dat de oogarts in het verdomhoekje van het ziekenhuis kan geraken, een soort sluitpost van de begroting wordt. Het kan dan gebeuren dat de oogarts ten opzichte van andere specialisten wordt achtergesteld waar het gaat om faciliteiten als apparatuur". Indien dan nog in aanmerking wordt genomen dat de Nederlandse oogheel kundigen zichzelf tot "de laagstbetaalde specialisten van Europa" rekenen, dan laat het zich raden dat menige oogarts op gezette tijden verlekkerd kennis neemt van advertenties in buitenlandse vakbladen. In de afgelopen twee jaar zijn er zes bezweken voor de verleiding van de Duitse Marken, terwijl er twee zich in de Verenigde Staten hebben ge vestigd. "Vooral in Engeland en in West-Duits- land is de vraag naar oogartsen groot. En wat wordt aangeboden is voor menigeen heel aanlokkelijk. West-Duitsland biedt een oogspecialist een besteedbaar inko men dat twee tweeëneenhalf keer zo groot is in Nederland". Erecode Ooit stelden de Nederlandse oogartsen zich fel teweer tegen de opti ciens, die oogmetingen verrichtten. In middels stemt ook het Nederlands Oog heelkundig Gezelschap stilzwijgend in met de erecode waaraan de Nederlandse Unie van Opticiens de leden al enkele jaren onderwerpt. De opticien als assis tent van de oogarts, nog niet zo lang ge leden was dat in medische kringen on bespreekbaar. Het standpunt dat het Ne derlands Oogheelkundig Gezelschap nu bij monde van Lalau ten opzichte van opticiens inneemt, is beduidend milder van inhoud dan een jaar of wat geleden. In een wat verder verleden fulmineer den óogartsen bij herhaling tegen de op ticiens die zich inlieten met zogeheten refractiewerkzaamheden (oogmetingen en dergelijke). "Brilverkopers moeten brillen verkopen en geen brillen aanme ten", luidde populair gezegd de stelling die menige oogheelkundige vroeger po neerde. "Eigenlijk is er nu sprake van een heel redelijke taakverdeling tussen oogartsen en opticiens", meent Lalau. Met die opmerking geeft hij min of meer aan dat de toch al behoorlijk belaste oog heelkundigen zich min of meer ontlast voelen door de opticiens die oogmetin gen verrichten. "Zolang men zich houdt aan die erecode, zien wij geen reden om ons te verzetten tegen opticiens die oog metingen verrichten bij mensen tussen de veertien en vijfenveertig jaar. De ge zichtsscherpte van die leeftijdsgroep is vrij stabiel. Weliswaar heeft een oogarts uit Amersfoort aan het einde van de ja ren zeventig gerapporteerd over patiën ten die blijvende schade aan hun ogen zouden hebben opgelopen als ze alleen maar waren gezien door opticiens. Bij hen werd ondanks een maximale ge zichtsscherpte een ernstige pathologie geconstateerd, een ernstige oogafwij king. Maar op die totale leeftijdsgroep is het aantal ziektegevallen zo gering dat we als Nederlands Oogheelkundig Ge zelschap bereid zijn dat kleine risico te aanvaarden". Oogdruk "Wie we zeker wel willen zien zijn de kinderen die nog bezig zijn aan hun groeispurt. Bij twaalf- of dertienjaren kan zich bijziendheid ontwikkelen, ter wijl ze ook ineens scheel kunnen gaan zien. En bij ouderen moet van tijd tot tijd de oogdruk worden opgemeten". Onder ouderen verstaat Lalau mensen boven de 45 jaar. De meting van een ver hoogde oogdruk kan wijzen op een oog aandoening (glaucoom), die zich in een vroeg stadium van herkenning met be hulp van oogdruppels doorgaans suc cesvol laat behandelen. "Ik weet dat er ook opticiens zijn die aan oogdrukmeting doen. Ze gebruiken non-contact tonometers en op zich heb ben wij daar geen bezwaar tegen. Een opticien mag een beperkt oogmeetkun- dig onderzoek verrichten, zolang hij maar geen medische handelingen pleegt, en zich bijvoorbeeld onthoudt van indruppelen. Als een opticien bii meting van de oogdruk gebruik maakt van een non-contact tonometer worden er geen druppels toegevoegd, maar al leen het hoornvlies ingedrukt. Ik" zeg er wel bij dat één meting wel enige scree- ningswaarde heeft, maar lang niet alles zegt. Glaucoom herkennen kun je pas na enige metingen. Ik kan me overigens niet aan de indruk onttrekken dat opti ciens zo'n apparaat aanschaffen om zich ten opzichte van de concurrentie meer gewicht te geven. En de consument moet daarbij dan wel bedenken dat-ie meebetaalt aan dat apparaat dat al gauw vijfentwintigduizend gulden kost. Dat kan dan betekenen dat een bril zeker dertig gulden duurder uitkomt dan bij een opticien die geen non-contact tono meter in huis heeft". In het voordeel van de moderne opti cien spreekt, zo meent Lalau, dat .die over beduidend meer kennis van zaken beschikt dan de ouderwetse. De oplei dingen zjjn sterk verbeterd, ook oogartsen hebben bemoeienis met de Niettemin veroorlooft Lalau het zich wel op te merken dat de gediplomeer den onder de opticiens in meerderheid fungeren als stromannen van niet-gedi- plomeerde medewerkers van de optiek. "Degenen die de opleidingen hebben ge volgd vervullen veelal een bureaufunc tie". Ander karakter Veel schade zal een niet-gediplomeer- de medewerker van een optiek bij men sen in de leeftijdsgroep van vijftien tot vijfenveertig jaar ("tenzij er familie-af wijkingen zijn") evenwel niet berokke nen, temeer omdat Lalau iemand na een stoomcursus van pakweg een maand in staat acht een klant "bepaalde brillen" .aan te meten. Als zegsman van het Ne derlands Oogheelkundig Gezelschap kan Lalau het zich indenken dat menige brildrager van voornoemde leef tijdsklasse zich liever niet voor een aan tal maanden op de wachtlijst laat plaat sen, maar er de voorkeur aangeeft zich nog diezelfde dag door een opticien te laten adviseren. "Dat maakt ons niet zoveel meer uit, de opticien is er immers voor opgeleid om oogmetingen te verrichten. Zolang de opticien de klant doorstuurt naar de oogarts, in het geval hij een afwijking meent te constateren, is er niets aan de hand. Ons werk heeft een ander karakter gekregen. Een jaar of tien geleden werd het werk van een oogarts voor zeventig procent in beslag genomen door refrac ties, nu nog maar voor dertig procent. Het accent is veel meer komen te liggen op de behandeling van oogaandoenin gen die zich op latere leeftijd aandie- "Ik verwacht dat in de toekomst het aantal staaroperaties nog zal toenemen, zeker omdat de generatie van de geboor tegolf binnen afzienbare tijd vergrijst. Als daarop niet tijdig door de overheid wordt ingespeeld, dan vrees ik dat de mensen bij gebrek aan voldoende oogartsen niet de zorg zullen krijgen die ze in feite zouden moeten hebben. Het zou triest zijn dat in Nederland in een dergelijke achterstandssituatie zou te rechtkomen". In de Verenigde Staten laat hooguit twintig procent van de brildragenden de ogen nog opmeten door oogartsen. Zover is het in Nederland (nog) niet, maar ook hier bestaat steeds meer de neiging om de drukte van de wachtkamers te ontlopen. Menige bij en verziende vertrouwt daarom uit praktische overwegingen de oogmeetkundige werkzaamheden toe aan de opticien/optometrist. "Vreemd is dat natuurlijk niet", meent woordvoerder De Vassy van het Leidse filiaal van Hans Anders prijs-optiek. "Wie voor een oogmeting naar de oogarts wil zal rekening moe ten houden met een wachttijd van drie, vier maanden. En dan geeft een afspraak nog geen garantie datje ook meteen aan de beurt bent, vaak wordt het dan nog een hele middag zitten". Zuiver zakelijk redenerend is De Vas sy uiteraard niet ontevreden met het gegeven dat bepaalde huisartsen mensen met oogklachten eerst naar opticiens verwijzen. Niettemin neemt De Vassy enige terughoudendheid in acht. "Het is namelijk wel van belang dat met name oudere mensen van tijd tot tijd hun oogdruk laten meten bij de oogarts". Doorverwijzen Ruw geschat wordt de helft van de oogmetingen thans verricht door op ticiens. "De eerstelijnzorg is voor een belangrijk deel verschoven van de oogarts naar de opticien. En ik voor zie dat als gevolg van het dreigende tekort aan oogartsen het werk met ze ker tien procent zal toenemen", aldus Sjaak Scheffer, als opticien, optome trist en contactlensspecialist geves tigd in Leiden. Hij heeft gemerkt dat de opticiens en oogartsen de laatste jaren naar el kaar toe zijn gegroeid. Vroeger, zegt Scheffer, leefde onder de oudere ge neratie oogartsen het vermoeden dat de opticiens het liefst voor oogarts wilden spelen. Maar sprekend voor zichzelf en het merendeel van zijn col lega's zegt Scheffer dat hij precies weet hoe ver hij kan gaan. "Ik heb er geen enkele behoefte aan de oogarts uit te hangen, ik zal niet gaan snijden of druppelen. Zodra ik tijdens een meting constateer dat er iets afwijkt van wat normaal is, verwijs ik de klant doornaar de oogarts. Dan hoeft er nog niet eens iets ernstigs aan de hand te zijn, maar je kunt in dit werk niet voorzichtig genoeg zijn. Andersom zijn er ook oogartsen die mensen voor oogmetingen verwijzen naar de opti- Vroeger was dat ondenkbaar. De goeden niet te na gesproken beschik ten de meeste opticiens tot diep in de jaren zestig over niet veel meer kennis dan die. betreffende brilmonturen en de sterkte van glazen. Wie zich als op ticien wilde vestigen hoefde destijds over niet veel meer vakbekwaamheid "te beschikken. Scheffer: "Vroeger mochten opticiens ook alles doen wat ze wilden doen. Er was niks geregeld. Rond 1930 is in die situatie enige ver andering getreden. De oogartsen heb ben toen een proces aangespannen te gen de opticiens. De rechter kwam tot de uitspraak dat opticiens in het ver volg alleen subjectief oogonderzoek mochten doen. Dat wil zeggen: niet verder gaan dan de klant lettertjes la ten oplezen". Meer kennis Dat ging menige oogarts nog veel te ver. De nagalm van het protest klonk vele jaren na de uitspraak nog door, maar intussen lijken de oogheelkun digen zich in meerderheid te hebben verzoend met de maatschappelijke acceptatie van de oogcontrolerende opticien. "Achteraf is gebleken dat maar een stuk of tien oudere oogart sen zich zo hebben afgezet tegen de opticiens. Ik heb de indruk dat de jon gere generatie oogartsen wel wil in zien dat de vakkennis van de opti ciens de laatste jaren aanmerkelijk is toegenomen". Sinds 1965 hebben de opleidingen meer inhoud gekregen. In Haarlem wordt een part-time opleiding (een dag per week) gegeven. De cursus op tiek duurt vier jaar. Daarna kan men doorstuderen voor optometrist (twee jaar) en ten slotte kan men nog de Sjaak Scheffer, opticien te Leiden: "Ik heb er geen enkele behoefte aan de oogarts uit te hangen". (foto Holvast) twee jaar durende studie voor con tactlensspecialist volgen. Een dagop leiding kan worden gevolgd aan de Christiaan Huygensschool in Rotter dam: het totale studieplan kan dan in sneller tempo (twaalf maanden) wor den afgewerkt. De bedrijfstak probeert ook zelf het imago te verbeteren. Nog altijd is het zo dat een ieder die dat wil zich bij ge brek aan wetgeving kan vestigen als contactlensspecialist. De Nederland se Associatie van Contactlensleveran ciers weigert evenwel ongediplo meerde nieuwkomers lenzen te leve ren. "Een goede zaak", vindt men bij de Alphense opticien Tuyn. "Dit werk moet met kennis van zaken worden gedaan, omdat je te maken hebt met levende organen. Wie dit werk doet moet de klant niet hoe dan ook een bril willen aansmeren. Er is maar één belang dat de opticien voor ogen moet staan: het oog van de klant".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 35