Van keizer tot kameraad De bizarre levensloop van Pu Yi, de laatste monarch van China "Ik was een koning uit het kaartspel, een geheime troef om uit te spelen" Eén van de meest svectaculaire ovnamen uit 'The Last Emperor': in de Verboden Stad wordt Pu Yi (gespeeld door Richard Vuu) gekroond tot keizer. Binnenkort gaat de film 'The Last Emperor' in première. Het is het verhaal van de laatste keizer van China, Pu Yi genaamd. Als tweejarige werd hij in de Verboden Stad gekroond, als vijfjarige was hij alweer keizer af. Pu Yi eindigde zijn leven als modelburger van de Volksrepubliek China. Zonder twijfel de meest onwaarschijnlijke levensgeschiedenis van deze eeuw. door Bart Jungmann "Waar ben ik?", vraagt de voormali ge keizer van China, Pu Yi, als hij weer bij bewustzijn komt na een po ging tot zelfmoord. "In de volksre publiek", luidt het antwoord. Het is een scène uit de film 'The Last Emperor', die regisseur Bernardo Berto- lucci na jarenlang onderhandelen mocht maken in China. Hij vertelt hierin de meest verbazingwekkende levensge schiedenis van deze eeuw. De boven staande scène verzonnen de filmmakers (in geen van de boeken over Pu Yi is sprake van zelfmoord), maar verder hoefde de fantasie weinig toe te voegen aan een werkelijkheid die op zich al fan tastisch is. Als volmaakte anti-held was Pu Yi een speelbal in de moderne historie van Chi na: als kleuter gekroond tot keizer van China, als tiener verdreven uit zijn palei zen, als twintiger benoemd tot stroman van de Japanners in Mantsjoerije, als man van middelbare leeftijd krijgsge vangene van de Sovjetunie, en na tien jaar heropvoeding kon hij zijn leven beëindigen als gewaardeerd lid van de communistische samenleving in China. Voldoende stof voor een autobiogra fie, die in de jaren zestig dan ook ver scheen. 'From emperor to citizen' (van keizer tot burger) is de Engelse titel. Een kernachtige samenvatting van een tur bulent leven, waarbij de Nederlandse ti tel ('De laatste keizer van China') ver bleekt. De autobiógrafie is een duidelijk produkt van de communistische levens lessen die Pu Yi als oorlogsmisdadiger kreeg. Een geforceerd soort bekentenis literatuur met bovendien nogal wat hia ten. Het boek dat Newsweek-journalist Edward Behr in het kader van de Berto- lucci-film schreef is daarop een welko me aanvulling. Behr baseert zich niet al leen op de eigen indrukken van Pu Yi, maar sprak ook met familie en perso neel. 'De laatste keizer van China was een kind', zo luidt de titel van Edward Berhrs boek. Tamelijk snel te verwarren dus met Pu Yi's autobiografie, maar het lijkt wel de essentie van diens levens loop te raken. Doordat hij al zo jong aan de werkelijkheid werd ontrukt is Pu Yi nooit volwassen geworden. Verboden Stad Toen hij in 1906 werd geboren stond Tzu Hsi - bijgenaamd de oude Boeddha - aan het hoofd van de Tsjing-dynastie. Zo rond de eeuwwisseling werd het rijk al verscheurd door corruptie, anarchie en revolte, en toen Pu Yi in 1908 werd gekroond tot 'Heer der Tienduizend Ja ren' was het vrijwel iedereen duidelijk dat zijn heerschappij binnen een paar jaar afgelopen kon zijn. Als een verre nazaat werd Pu Yi door gekonkel aan het hof vrij onverwacht ge kozen tot opvolger. De tioonbestijging speelde zich ver af van de dagelijkse be slommeringen: inde Verboden Stad, nu nog een van de grootste bezienswaardig heden in China en een van de grootste attracties van Bertolucci's film. "Een de cor dat Hollywood niet durft te bou wen", aldus de regisseur zelf. De Verboden Stad is een vele vierkan te kilometers grote enclave in het cen trum van Beijing (Peking). Genoeg ruimte voor sprookjesachtige onderko mens als Paleis van de Geestelijke Groei, Paleis van de Gelukkigmakende Deugd en de Poort van de Aardse Vrede. De ceremonie voltrok zich in de Hal der Volmaakte Harmonie en werd ernstig bemoeilijkt door het speelse karakter van de nieuwe keizer. "Door. mijn onkei zerlijk geschreeuw en gebrul zal de hoogste waardigheid er wel aan ontbro ken hebben", bedacht Pu Yi zelf later ook. Kreten als 'Ik wil niet' en 'Ik wil naar huis' werden door de hoogwaardig heidsbekleders als slechte voortekenen beschouwd. Hun angst kwam uit: Pu Yi was slechts drie jaar de monarch van China. De moderne tijd was niet onge merkt aan de Reus van Azië voorbijge gaan en in 1911 werd China een repu bliek waarin een constitutionele monar chie als het ware werd geduld. De bewegingsvrijheid van de jonge keizer was vanaf dat moment begrensd door de meters dikke muren van de Ver boden Stad. Zijn eerste gevangenschap was een feit. Klein kind Ver verwijderd van zijn moeder was gouvernante Ar Mo de steun en toever laat van het Chinese keizertje. "Ik ben groot geworden aan haar borst. Zij zoog de mij tot mijn negende jaar toe. Ik hing aan haar als een klein kind". Omdat de hofdames vreesden dat het zijn ontwik keling niet ten goede zou komen werd de gouvernante ontvoerd. Zijn moeder mocht hem daarna sporadisch opzoe ken, samen met zijn broer Pu Tsjieh, zijn eerste en enige speelkameraadje. Ze deden spelletjes die vooral door de rare machtsverhouding werden be heerst. Pu Yi werd bijvoorbeeld razend toen hij zag dat zijn broer de kleur geel droeg. "Dat is stralend geel, jij hebt het recht niet die kleur te dragen", riep hij. "U heeft gelijk Majesteit, tot uw dienst Majesteit", antwoordde Pu Tsjieh be dremmeld. Voor de rest werd hij vooral omringd door duizenden eunuchen, die hem aan kleedden, op de pot zetten, spelletjes met hem deden en in een draagstoel door de Verboden Stad droegen. Hun willoze onderdanigheid droeg veel bij tot niet zulke leuke karaktertrekjes. Pu Yi geeft dat zelf ruiterlijk toe. "Op de prille leeftijd van tien jaar had ik de gewoonte bij elke gelegenheid eunu chen te laten afranselen: wreedheid en opvliegendheid werden een tweede na tuur. Ik herinner mij hoe ik op mijn achtste jaar de altijd toegewijde eunu chen op de proef ging stellen. Ik wenkte een slachtoffer en wees op een hoop drek die op de grond lag. Ik zei: eet dat op. Tot mijn voldoening knielde de eu nuch inderdaad neer en werkte op bevel van de 'Geheiligde Zoon des Hemels' de viezigheid naar binnen". De absurde situatie van een kleine po tentaat temidden van angstige onderda nen leidde ook tot komische situaties. Pu Yi herinnert zich in zijn boek dat hij op zijn fietsje bijna iemand van zijn sok ken reed: "Terwijl ik om hem heen reed vroeg ik: wat voer je hier uit? Hij ant woordde: 'Deze onwaardige zorgt voor het elektrisch licht'. Ik zei: je kunt van geluk spreken dat Wij je zoéven niet om ver hebben gereden. 'Ja, deze onwaardi ge heeft zeker geluk gehad', antwoordde de man. 'Vandaag mocht hij het gezicht van de Ware Draak, de Zoon des Hemels aanschouwen". Neurotisch Maar de situatie was uiteraard eerder tragisch dan komisch, zoals Behr ook schrijft: "Achteraf valt gemakkelijk te constateren dat Pu Yi's opvoeding vrij wel garant stond voor psychologische problemen. Grootgebracht zonder warmte, gedwongen een stel oude hof dames als moeders te beschouwen, met groteske nederigheid bediend door eu nuchen. Geen wonder dat Pu Yi's jonge jaren voedsel gaven aan een welhaast fa tale ontwikeling. De klassieke grondslag voor een neurotisch karakter". Dat de keizerlijke folklore zo in stand werd gehouden, had ook te maken met gebeurtenissen buiten de Verboden Stad. De republiek zat allerminst stevig in het zadel. Zogenaamde warlords schopten met hun legertjes hardnekkig tegen de enkels van de Reus van Azië, Tsjang Kai-tsjek voerde de nationalisten aan en in Beijing wemelde het nog van de monarchisten. Diverse keren werd dan ook in de hoofdstad geprobeerd de Tsjing-dynastie in ere te herstellen, en voor een heel korte periode gebeurde dat ook daadwerkelijk. Generaal Tsjang Hsun, die de macht in Beijing had gegrepen, zette de keizer weer voor eventjes op zijn troon. Tsjang stond bekend als de 'generaal met de vlecht' vanwege de traditionele paardes- taart die hij als bewijs van trouw aan de Mantsjoes (de voorvaderen van Pu Yi kwamen uit Mantsjoerije) droeg. Heel Beijing schafte zich prompt een kunst- vlecht aan. Tsjang ging voor een audiëntie naar de Verboden Stad. "Een republiek past niet bij ons land", zo sprak hij tot de keizer. Die begreep er niet veel van maar liet zich het volgende influisteren: "Als de zaken er zo voor staan, moeten Wij deze zware last met een bezwaard Gemoed op ons nemen". Hij was snel weer van die last verlost. De steun voor de 'generaal met de vlecht' bleek gering en nadat een piloot drie bommetjes boven de Verboden Stad hèd losgelaten (eunuchen werden krijsend van angst uiteengejaagd) was het alweer gedaan met de monarchie. Zonder morren werd de oude regeling - de Artikelen van goedgunstige behande ling - in ere hersteld. Twee jaar later (1919) deed een Engels man zijn intrede in de Verboden Stad: Reginald Johnston. Hij leerde Pu Yi En gels en maakte van hem 'de volmaakte kleine gentleman', zoals hij dat zelf om schreef in zijn boek 'Avondschemering over de Verboden Stad'. Dank zij John ston waaide er een frisse wind door de Verboden Stad en dank zij Johnston raakte Pu Yi beter op de hoogte van wat er zich buiten de muren afspeelde. "Johnston gaf mij bovendien het gevoel dat Europeanen het meest intelligente en beschaafde ras ter wereld waren", schreef Pu Yi. Niet voor niets ging hij zich later zo Engels mogelijk gedragen. Vaak nam hij zich voor naar het westen te reizen, het liefst naar Oxford. Het is er nooit van gekomen. Behalve een Engelsman kwam er ook een vrouw in Pu Yi's leven, beter ge zegd: twee vrouwen. Hij had de huwbare leeftijd bereikt. Door zijn 'paleisarrest' kon de keizer kandidaten niet in levende lijve beoordelen en moest hij aan de hand van fotootjes een echtgenote kie zen. Wen Hsiu was zijn eerste keuze. Maar zij werd van te lage komaf geacht en moest daarom genoegen nemen met de positie van keizerlijke concubine. Dus werd het Wan Jung. De huwelijksceremonie duurde vijf dagen en eindigde in de bruidssuite van het Paleis van de Aardse Rust. "Ik voel de me hoe langer hoe onbehaaglijker. Gaan zitten kon ik niet, en eenvoudig blijven staan al evenmin". Hij trok zich maar weer terug in zijn vertrouwde om geving van de Hal der Geestelijke Be schaving. Pu Yi is in zijn boek onduide lijk over de waarde die het huwelijk voor hem had. Hij vermeldt alleen dat het hem meerdeijarig maakte en de taak van het keizerschap nu voelbaar op hem rustte. Hij wijdt niet meer dan een paar ali nea's aan zijn twee vrouwen, prijst de loyaliteit van Wan Jung en heeft begrip voor Wen Hsiu als ze zich van hem laat scheiden. Kinderen heeft Pu Yi in elk geval nooit gehad. Edward Behr oppert de mogelijkheid van homoseksualiteit. Geen van de geïnterviewden wilde daar over spreken; tot aan de dag van van daag is homoseksualiteit taboe in China. Een veronderstelling die Behr ook niet overtuigend hard kan maken met slechts vage verwijzingen naar Pu Yi's verhouding tot sommige bedienden. Maat vol Behr doelde daarbij niet op de eunu chen aan het hof, met wie Pu Yi het kort na zijn huwelijk aan de stok kreeg. Hij verdacht ze van diefstal. De paleizen la gen vol met de kostbaarste sieraden, waarvan niets administratief was vastge legd. De eunuchen, die niet al te veel verdienden, konden dus met gemak hun slag slaan. Nadat ze brand hadden ge sticht in het Paleis van het Geluk op vas te Basis om sporen van diefstal uit te wissen, was de maat vol. Vrijwel alle eu nuchen konden vertrekken. En omdat dat niet goedschiks ging moest Pu Yi hulp inroepen van de republikeinse gar de. Een jaar later marcheerden er weer militairen door de poort van de Verbo den Stad, maar ditmaal zonder uitnodi ging. De dans rond de presidentsstoel werd in 1924 geleid door generaal Feng Ju-hsiang. Hij ontbond het parlement en verscheurde de Artikelen van goedgun stige behandeling. Begin november kreeg Pu Yi te horen dat hij en zijn ge volg binnen drie uur de Verboden Stad moesten verlaten. "Ik ben blij dat de Artikelen zijn gean nuleerd. Als keizer had ik niet de vrij heid die ik nu als staatsburger heb ge vonden", sprak hij bij zijn vertiek. Maar die vrijheid viel tegen. Pu Yi kreeg een soort huisarrest in het Noordelijk Ver blijf. De machtsstrijd in China woedde in alle hevigheid voort en de machtheb bers zagen de keizer liever achter sldf en grendel. Pu Yi voelde zich niet veilig in zijn ballingsoord. Met de hulp van John ston en zijn bediende Grote Li wist hij te ontsnappen. Na een langdurige autorit door de 'buitenlanderswijk' van Peking kwam Pu Yi aan bij het gezantschap van Japan. Johnston had veel vertrouwen in de Japanners. In zijn eerder genoemde boek 'Avondschemering in de Verboden Stad' brengt hij Pu Yi's veilige aan komst bij het gezantschap in verband met het begin van een nieuwe dag. Maar in feite betekenden de banden met het Land van de Rijzende Zon juist de on dergang van Pu Yi. Weggegooid geld Een Chinees spreekwoord luidt als volgt: 'Een vis en een gast beginnen alle bei na drie dagen te stinken'. Pu Yi was drie maanden te gast bij de Japanse ge zant en die was hem en zijn rumoerige gevolg al lang zat. Hij was dus blij dat Pu Yi in het geheim vertrok naar Tientsin, toen een van China's mondaine steden. De voormalige keizer gedroeg er zich als een dandy, terwijl zijn twee vrouwen elkaar concurreerden met dure kleding (in die periode pakte Wen Hsiu ook haar biezen). In Tientsin bleef Pu Yi gokken op de Japanners, al gaf hij ook geld aan Chinese generaals en zelfs aan een Wit- rus, die beloofde hem weer op de troon te helpen. Allemaal weggegooid geld. Uit zijn autobiografie: "Ik kan me niet herinneren hoeveel geld ik verkwistte om in de gunst van militaire bevelheb bers te komen, maar ik weet wel dat de man die het meest in zijn zak stak, de Witrus Semionov was". De Japanners waren de enigen die Pu Yi serieus leken te nemen, meent Behr. Ze waren in elk geval degenen die hem het best konden gebruiken in hun militair meesterlijke plan om Mantsjoe rije in handen te krijgen. Het aanbod om plaats te nemen op de troon van het land zijner voorvaderen was heel aantrekke lijk voor Pu Yi. Zeker omdat men hem voorspiegelde dat de bevolking van Mantsjoerije niets liever wilde. Het enige probleem was dat de keize rin weigerde Tientsin te verlaten. Maar ook daarvoor hadden de Japanners een oplossing in de persoon van Oosters Ju weel. Ze was een vroegere vriendin van Wan Jung en volgens Edward Behr een vrouw bij wie Mata Hari verbleekte. Oosters Juweel was in China geboren, kreeg haar opleiding in Japan en wist met haar talloze amoureuze avonturen menig politieke ontwikkeling naar haar hand te zetten. Bovendien maakte ze van Wan Jung een opiumverslaafde. Dat werd de keizerin later fataal in Tsjangstjoen, een plaats in het noorden van Mantsjoerije. In die sombere ind- striestad zou Pu Yi dertien jaar lang een keizer zijn die met handen en voeten aan Japanse belangen was gebonden. In zijn naïveteit was hij weer een monarch zon der macht geworden, een gevangene in zijn eigen paleis. "Ik was een koning uit het kaartspel, een geheime troef waar over niemand iets mocht zeggen, opdat men hem met het oog op de internatio nale oppositie op het juiste moment kon uitspelen". Schrikbewind Na zijn heropvoeding in China besefte Pu Yi pas hoe hij in Mantsjoekwo (zo noemden de Japanners Mantsjoerije) de schone schijn van een schrikbewind moest ophouden. Nadat hij eenmaal in de gaten had hoe hem bij zijn bezoeken in Japan aan collega-keizer Hirohito zand in de ogen was gestrooid, sloot hij zijn ogen voor de werkelijkheid. Hij bracht zijn dagen vooral in bed door, al kwam hij er wel plichtsgetrouw uit voor ceremoniële plichten. Terwijl Wan Jung steeds meer in de greep kwam van opium (ze stierf in 1945) trok hij zich terug in het verleden, tuchtigde nog met veel plezier zijn personeel en wierp zich fanatiek op het boeddhisme. "Met elk boeddhistisch geschrift dat ik las nam mijn verblinding toe. Ik werd gekweld door helse visioenen". Door het verloop van de Tweede We reldoorlog werden die visioenen ook min of meer bewaarheid. De atoombom men op Hiroshima en Nagasaki, en de Russische inval in Mantsjoerije deden het Japanse rijk op zijn grondvesten schudden. De Japanners en hun vazal Pu Yi sloegen op de vlucht. Per trein gingen ze naar het zuiden. In Toenghwa zou het vliegtuig naar Japan worden ge nomen. De treinreis werd slechts even onderbroken voor een dwaze plechtig heid: in een pension deed Pu Yi formeel afstand van de troon van Mantsjoekwo. De daaropvolgende vliegreis werd on vrijwillig onderbroken in Moekden, de eigenlijke hoofdstad van Mantsjoerije. Onder de ogen van de vluchtelingen landden Russische parachutisten op de landingsbaan en ontwapenden de Ja panners. Pu Yi ging een nieuwe periode van gevangenschap tegemoet: nu letter lijk achter de tralies in het Russische Chabarovsk. De Sovjetunie wilde haar keizerlijke krijgsgevangene niet meteen aan China uitleveren. Stalin wachtte liever op een communistische machtsgreep om Pu Yi in handen van diens kameraden te bren gen. Vijf jaar verbleef Pu Yi in Chaba rovsk. Hij maakte alleen een uitstapje naar Tokio, waar hij moest getuigen in het proces tegen Japanse oorlogsmisda digers. "Van alles wat hem was overko men probeerde hij de Japanners de schuld te geven", vat Behr zijn getuige nis samen. "Alleen om mijn eigen hachje te redden verdoezelde ik mijn eigen mis daden", erkent Pu Yi in zijn boek. Berouw Voordat hij door heropvoeding wijzer was geworden moest Pu Yi nog menig angstig moment doorstaan. Hij was er namelijk van overtuigd dat, eenmaal uit geleverd aan China, zijn leven ten einde was. In 1950 kwam het tot die uitleve ring. De periode die daarop volgt beslaat ruim honderd pagina's van zijn autobio grafie en kan worden samengevat als 'berouw komt na de zonde'. Het beeld dat hij schetst is dat van een humaan gevangenissysteem, waarin dat. berouw belangrijker is dan straf. Maar dan wel echt berouw. Uitgebreid be schrijft Pu Yi hoe hij de directie van de gevangenis in Fushun van alles op de mouw probeerde te spelden. "Ik kan vandaag de dag alleen nog maar lachen als ik denk aan onze naïveteit van toen. We waren allemaal van mening dat we maar een beetje ons best hoefden te doen om de regering een vals beeld van ons ware karakter voor te spiegelen", heet dat in de autobiografie. Pu Yi kreeg ruim tien jaar de tijd om een beter inzicht in zijn eigen karakter te krijgen. In die periode leerde hij boven dien voor het eerst voor zichzelf zorgen. "Ik had nog nooit mijn voeten zelf ge wassen of mijn veters dichtgeknoopt". Pu Yi ontwikkelde zich tot een modelar beider; bescheiden, kritisch op zichzelf en altijd ijverig. In 1959 was zijn heropvoeding 'vol tooid'. Mao Zedong vond dat met het tienjarig bestaan van de volksrepubliek de tijd was gekomen om een aantal 'tot inzicht gekomen contra-revolutionairen' gratie te geven. Daartoe behoorde ook Pu Yi. Hij barstte in tranen uit. "Mijn moederland had een mens van mij ge maakt". Pu Yi keerde na 34 jaar terug in Beijing, kreeg een baantje in de botanische tuin van de universiteit, waar hij bloemen leerde planten en pas ontkiemde zaadjes kweken. Een jaar later kwam hij op be kend terrein toen hij in opdracht van de regering de laatste periode van de Tsjing-dynastie moest bestuderen. Hij hertrouwde (met een kenau, aldus Behr) en werd gekozen tot lid van het Natio naal Congres. Kortom, een voorbeeldig kameraad en staatsburger. Onschuldig Behr kan niet nalaten daarover een beetje schamper te schrijven: "Als Pu Yi met de bus ging liet hij eerst alle ande ren instappen, zodat hij zelf vaak op de volgende bus moest wachten. In restau rants zei hij tegen serveersters: 'U hoort eigenlijk mij niet te bedienen. Ik moet u bedienen". Was hij echt veranderd? Volgens zijn broer Pu Tsjieh wel: "Pas in Fushun leerde hij mensen als mensen zien". Vol gens zijn bediende Grote Li niet: "Hij wilde iedereen doen geloven dat hij was veranderd en deed de hele tijd alsof'. Edward Behr gunt hem het voordeel van de twijel: "Pu Yi mag een zwakke ling en zelfs een lafaard zijn geweest, hij was tevens een onschuldig slachtoffer". Drie karakteriseringen voor één per soon. Kun je iets anders verwachten van een man die zoveel in één mensenleven verenigde: keizer, dandy, kameraad. Pu Yi was het allemaal. Hij stierf in 1967 aan kanker. 'De laatste keizer van China was een kind', door Edward Behr (uitgeverij Brunal. 'De laatste keizer van China', door Pu Yi (uitgever Anthos). Pu Yi schrijft een bekentenis in het kader van zijn heropvoeding.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 33