Een nimmer afgebouwde droom
Reïncarnatie
Denkwijzer
Sneltram nu surrogaat voor mislukt Amsterdams metrobeleid
Onze taal
EXTRA
i- w i
Het had feest moeten zijn, de
afgelopen maand. Tien jaar
metro in Amsterdam, de
verbinding tussen Amsterdam
Centraal en Station-Bijlmer.
Met op een gemiddelde dag
125.000 reizigers. De
prognoses dus ver
overtroffen. Maar het was
geen feest. Enerzijds omdat
het Amsterdamse
gemeentebestuur toch al krap
bij kas zit, maar voornamelijk
omdat de metro in de
hoofdstad nooit datgene is
geworden wat het had moeten
zijn. Een nimmer afgebouwde
droom. Tien jaar metro, maar
het doodvonnis lijkt getekend.
door Huub Klompenhouwer
Het is 1968 als burgemeester Ivo
Samkalden in een speciale Stads-
spoorkrant 'spreekt over de „belang
rijkste beslissing sedert de Tweede
Wereldoorlog". Het had ook twee
dagen en avonden van debatteren in
de gemeenteraad gevergd alvorens
diezelfde raad op 16 mei 1968 uitein
delijk met 38 stemmen voor en drie
tegen het principebesluit nam om
een stadsspoornet te bouwen.
Vijf miljoen gulden werd beschikbaar
gesteld voor de uitwerking van het plan
voor een oostlijn en het ontwerpen van
een noord-zuidlijn. Het zou een heel
mooi net moeten worden. De Stads-
spoorkrant maakte de Amsterdammers
lekker met een plan volgens welk in de
binnenstad geen enkel station op meer
dan 400 meter loopafstand zou komen te
liggen. Veertig tot vijftig jaar werk, 78 ki
lometer in totaal, waarvan 26 kilometer
ondergronds.
Maar anno nu bedraagt de totale lengte
van de Amsterdamse metro niet meer
dan 18 kilometer, waarvan 3,5 kilometer
ondergronds. Het prijskaartje dat eraan
hangt is niet mis: een kleine 960 miljoen
gulden. Er komt, als^het aan het huidige
stadsbestuur ligt, geen meter metro
meer bij en er zijn zelfs al geluiden te ho
ren dat de metrotreinstellen straks inge
ruild kunnen worden voor de sneltram.
Mooie plannen
Het oorspronkelijke idee van een metro
was een netwerk van lijnen dat begon
met de oost-westlijn. De huidige lijn naar
Amsterdam-Zuidoost en de Bijlmer liep
vanaf het Centraal Station via de Prin
sengracht naar Osdorp en zou verlengd
kunnen worden naar Schiphol. Een
tweede oost-westlijn zou vanuit Amster
dam-Zuidoost via de Watergraafsmeer,
Stadhouderskade en Nassaukade naar
Geuzenveld lopen. Er moest een noord-
zuidlijn komen die Amstelveen via de
Vijzelstraat met het Centraal Station ver
bond en die doorgetrokken kon worden
onder het IJ richting Zaanstad, Purmer-
end en Monnickendam. Over het tracé
van de ringspoorbaan zou een ringlijn
Diemen met Sloterdijk moeten verbin
den, die aan beide uiteinden ook weer
zou aansluiten op de metro in Noord.
Prachtige plannen. Een veelbelovend
perspectief. Het paste ook perfect in de-
plannen die Amsterdam had om als
stadsprovincie te gaan functioneren. De
Groot Amsterdamse gedachte van de ja
ren zestig. Maar er was tegenwind. Om te
beginnen vanuit de provincie,, die de
hoofdstad betichtte van grootheids
waanzin en die niets zag in een stadspro
vincie, omdat men dan nog minder greep
op de hoofdstad zou hebben. Er was ook
tegenwerking van de spoorwegen. Want
de NS claimde zelf het agglomeratiever-
voer. En won die strijd ook, want de
Schiphollijn is nu al een populair stads
vervoer geworden met buurtstations als
Sloterdijk, Vlugtlaan en Lelylaan.
De hardste tegenwind echter kwam
van een deel van de bewoners van de
Nieuwmarkt. Totaan het Waterlooplein
was er nog niet zoveel weerstand tegen
de lijn vanuit de Bijlmer, die als eerste
werd aangelegd. Maar vanaf dat Water
looplein kenmerkte de aanleg van de me
tro zich als een sloperskogel, ook al paste
de sloop van die woningen i^ eerder vast
gestelde sanerings- en renovatieplannen
voor deze buurt. Dat werd niet gepikt.
Roerige tijden
Het jaar 1974 werd een van de roerigste
perioden uit de naoorlogse geschiedenis
van Amsterdam. Tegelijk kwamen er
ook beschuldigingen van frauduleuze
handelingen, die later overigens nooit
bewezerl zijn. Wel was er sprake van een
forse kredietoverschrijding. Kostte de
aanleg van de metrolijn in 1968 nog 405
miljoen gulden, het werd met elf jaar in
flatie en een forse kredietoverschrijding
van 18 procent ten slotte 960 miljoen gul
den.
Vier dagen nadat de sloop Van de
Nieuwmarkt daadwerkelijk begonnen
is, valt op 19 maart 1975 de beslissing in
de gemeenteraad dat de bouw van de
Bijlmerlijn totaan het Centraal Station
dan nog wel afgemaakt mag worden,
maar dat daarna metro-uitbreiding ver
der taboe zal zijn. Overigens zal het nog
tot oktober 1982 duren voordat de oost-
lijn met de stations Reigersbos en Gein
definitief zijn voltooid.
Wat is nu nog het verschil tussen een
metro en een sneltram? Dat is de veel ge
hoorde kreet van Amsterdamse politici
die inmiddels, net als de minister van
verkeer, voorstander zijn geworden van
het verschijnsel sneltram. Het verschil is
inderdaad niet zo groot. De sneltram is
een redelijk alternatief. Maar waar de
metro ongestoord van beginstation tot
eindstation kan rijden, daar heeft de
sneltram wel degelijk met het overige
verkeer te maken. Er mag dan sprake
zijn van beïnvloeding van verkeerslich-
eu.
ij-
ui.
oe
DOOR JOOP VAN DER HORST
Wie ruzie zoekt kan het in elk gezel
schap eens proberen met de volgende
vraag: moet je na een aantal bezoekers
het werkwoord in het enkelvoud zetten
of in het meervoud? Met andere woor
den: is het een aantal bezoekers kwam
te laat? Onmiddellijk zal er iemand zeg
gen: kwamen, want kwam is fout. En
een ander beweert het omgekeerde en
zegt: het is kwam want kwamen is hier
fout. De discussie loopt steeds hoger
op, totdat de gastvrouw zegt dat we nu
maar eens over iets anders moeten pra
ten. Nel, hebben jullie al vakantieplan
nen?
Welke argumenten worden er dan zo
al genoemd? Dat interesseert mij, want
ik ga een fikse discussie niet uit de weg
en ik heb nog geen vakantieplannen.
Slechte argumenten zijn natuurlijk die
welke niet op de zaak zelf ingaan. Bij
voorbeeld dat Trees wel gelijk zal heb
ben omdat zij nu eenmaal kweekschool
gedaan heeft. Dat heeft er niets mee te
maken en ook onderwijzers en leraren
kunnen zich vergissen, of zelfs iets ver
keerds geleerd hebben. Ook een slecht
argument is het als iemand beweert dat
het zo in een boek staat. Als in alle boe
ken van de wereld alleen maar over de
ze kwestie onjuiste dingen geschreven
stonden, zag de wereld er beslist beter
uit.
Een beter argument is dit: aantal is in
onze zin enkelvoud en daarom moet het
werkwoord eveneens in het enkelvoud.
Maar de tegenpartij zal dan zeggen dat
bezoekers meervoud is en dat dus het
werkwoord in het meervoud moet staan.
Wie heeft er gelijk? De moeilijkheid is
dat ze allebei een beetje gelijk hebben.
Het hangt er maar van af, of je een aan
tal het belangrijkste vindt of bezoekers.
In onze voorbeeld zin maakt het weinig
uit en daarom is zowel kwam als kwa
men goed.
Anders ligt het met Het aantal bezoe
kers is in twee jaar verdubbeld. Hier zijn
niet de bezoekers verdubbeld, maar is
het aantal verdubbeld. Aantal is dus de
kern en daarom zeggen we is en niet de
meervoudsvorm zijn.
Aan de andere kant ligt in een zin als
Een aantal bezoekers brachten bloe
men mee mijns inziens het meervoud
voor de hand. Niet het aantal bracht
bloemen mee maar enkele bezoekers.
In dit geval is dus bezoekers de kern en
we geven aan dat een stuk of wat van
hen bloemen meebrachten?). Dikwijls
moeten we het aan de spreker of schrij
ver overlaten wat hij of zij het belanglijk-
ste vindt.
Vergelijkbaar zijn ook combinaties
met een menigte, troep, bende, massa,
stel, een bepaald soort, percentage,
hoeveelheid en kilo. Een kilo erwten is
een geheel zolang de erwten in een zak
bij elkaar zitten. Daarom zeggen we dat
er een kilo erwten op het aanrecht staat.
Maar als de zak valt en de erwten rollen
alle kanten op, dan kan ik zeggen dat er
een kilo erwten over de grond rollen.
Met andere woorden, als je in de eer
ste plaats denkt aan al die erwten bij el
kaar. of aan al die bezoekers samen,
dan zal kilo, aantal en massa het be
langrijkste zijn. Het werkwoord komt
dan in het enkelvoud. Maar zodra het
om allemaal losse erwten gaat of om al
lemaal bezoekers stuk voor stuk, dan
zetten we het werkwoord in het meer
voud. Kilo, aantal, massa en al dergelij
ke woorden kunnen namelijk ook ge
bruikt worden als een soort telwoord.
Vergelijk: Een miljoen werklozen is te
veel tegenover Een miljoen vluchtelin
gen staken de grens over.
Met veertien jaar werd Bobby Fischer
kampioen schaken van de Verenigde Sta
ten en de jongste grootmeester aller tij
den. Een paar jaar later, nog maar 19
jaar oud, werd hij zelfs wereldkampioen.
Gevraagd naar de herkomst van zijn on
gelooflijke schaaktalent antwoordde Fi
scher steevast dat hij een reïncarnatie
(een wedergeboorte) van de al'even legen
darische Cubaanse schaker Capablanca
was. Deze was wereldkampioen geweest
van 1921 tot 1926 en van grote invloed op
de ontwikkeling van het moderne scha
ken.
Met zijn reïncarnatie-verklaring geeft
Fischer een gedurfd antwoord op de
vraag waarop al tientallen jaren lang
kinderpsychologen hun tanden stuk bij
ten. Namelijk hoe het verschijnsel van de
'wonderkinderen' eigenlijk verklaard,
moet worden. Kinderen die al op heel jon
ge leeftijd opvallen door ongewone intel
lectuele, artistieke en wetenschappelijke
prestaties. Op de leeftijd van 11 jaar vol
tooide de Franse filosoof en wiskundige
Blaise Pascal zijn eerste wetenschappe
lijke onderzoek over akoestiek. Op vijfja
rige leeftijd zette Samuel Reshevsky in
een simultaanwedstrijd de drie beste
schakers van Europa voor schut. Met ze
ven jaar stond Yehudi Menuhin, de viool
virtuoos al concerten te spelen en Mozart
deed dat zelfs al op vijfjarige leeftijd en
hij componeerde er toen ook al op los.
Vroegrijpe kinderen? Of juist laatrijpen,
die door middel van een wedergeboorte
een door de dood onderbroken ontwikke
ling alsnog konden afsluiten?
De discussie over reïncarnatie is de
laatste jaren weer volop ontbrand. De re
den daarvan is gelegen in publicaties
van psychologen en psychiaters die on
der hypnose van sommige van hun pa
tiënten beschrijvingen krijgen van ge
beurtenissen uit vroegere levens. Die be
schrijvingen zijn soms zo gedetailleerd,
levensecht en spontaan, dat de veronder
stelling van een geest die eerder in ande
re lichamen heeft gewoond, zich lijkt op te
dringen.
Nu is op zich het geloof in reïncarnatie
niets ongewoons. Een groot gedeelte van
de wereldbevolking gelooft in wederge
boorte en het is vermoedelijk de meest
verbreide levensbeschouwing op onze
planeet. Wat wel ongewoon is, is dat seri
euze westerse wetenschappers zich met
het onderzoek naar reïncarnatie zijn
gaan bezighouden. Een daarvan is de
hoogleraar in de psychiatrie aan de Uni
versiteit van Virginia in de Verenigde
Staten, Ian Stevenson. Hij heeft 1700 ge
vallen van 'bewuste' herinneringen aan
vroegere levens verzameld.
De twintig overtuigendste gevallen be
treffen kinderen die zich 'dingen van
vroeger' herinnerden zo gauw ze konden
praten. Gemiddeld zeven jaar lang iden
tificeerden ze zich met een gestorven per
soon totdat de herinneringen steeds
zwakker werden en ten slotte volledig
verdwenen. Stevenson rapporteert onder
meer een geval dat begint met een beest
achtige kindermoord. Op 19 januari 1951
werd Munna Prasad, de zesjarige zoon
van kapper Jagheswar in de Indiase
stad Kanauj door twee buren meegelokt.
Met een scheermes sneden ze de jongen de
keel door, onthoofden het lijk en begroe
ven hoofd en romp op verschillende
plaatsen. Zes maanden later werd in een
andere wijk van de stad een jongen met
de naam Ravi Shankar geboren, die van
af zijn tweede levensjaar zijn ouders
voortdurend raadsels opgaf Hardnek
kig beweerde hij dat zijn echte vader een
zekere Jagheswar is, beschreef bijzonder
heden van zijn eigen (Munnas) vermoor
ding, noemde moordenaars, plaats van
handeling en omstandigheden. Hij
identificeerde zich volledig met Munna
en kende diens levensomstandigheden tot
in de kleinste details. Hij vroeg naar
speelgoed, dat in het huis van zijn 'ou
ders' lag en wilde erheen gebracht wor
den. Hij klaagde dat zijn huidige woning
niet 'zijn' huis was. Toen de beide fami
lies voor de eerste keer bij elkaar kwamen
herkende Ravi ouders, familieleden, stra
ten, huizen, kamer en persoonlijke voor-
door René Diekstra
hoogleraar psychologie te Leiden
werpen meteen terug. Daarnaast viel
aan Ravi iets anders opmerkelijks op.
Hij kwam met een zeldzame lange vlek op
zijn hals op de wereld. Een Amerikaanse
arts die hem in 1964 onderzocht beschreef
de vlek als iets dat er uitzag als een litte
ken van een snijwond. Ravi zelf beweer
de dat hij het had 'sinds hij vermoord
was'. Stevenson vond in 200 andere ge
vallen soortgelijke lichaamskenmerken
op plaatsen, waar 'in een vroeger leven'
kogels of steekwapens dodelijke verwon
dingen hadden toegebracht.
Hoe moeten bevindingen als die van
Stevenson verklaard worden? Zijn be
schrijvingen zijn van een zodanige
nauwkeurigheid en grondigheid en zijn
bronnenonderzoek is zo uitgebreid, dat
men ze onmogelijk als verzinsels kan
aanmerken. Opvallend is wel dat zijn ge
vallen uitsluitend uit niet-westerse lan
den afkomstig zijn, zoals India, Thai
land, Burma, Srilanka, het Midden-Oos
ten en Zuid-Amerïka.
Als de menselijke geest niet aan een en
kel lichaam gebonden is, dan moet dat
natuurlijk zowel gelden voor westerlin
gen als niet-westerlingen. Uit het onder
zoek van de psychologe Helen Wambach
zou men inderdaad kunnen afleiden dat
dit ook het geval is. Een persoonlijke reïn
carnatie-ervaring onder hypnose was
voor haar aanleiding een grootscheeps
onderzoek te beginnen. Zij bracht men
sen in groepjes onder hypnose en liet ze
dan in hun verbeelding teruggaan in de
tijd. Zij bood haar proefpersonen onder
hypnose verschillende tijdperken aan,
waaruit ze steeds het tijdperk moesten
kiezen, waarbij ze zich de levendigste
voorstellingen konden maken. Ook vroeg
ze hen zich een wereldkaart voor te stellen
en daarop naar die plaatsen toe te gaan,
waartoe ze zich het meest voelden aange
trokken. Na afloop van de hypnose liet ze
haar proefpersonen steeds een uitvoerige
vragenlijst over levensomstandigheden,
landschap, klimaat, kleding, woon- en
eetgewoonten, gebruiksvoorwerpen en
andere details over de desbetreffende pe
riode en plaats invullen.
Overeen periode van 10 jaar verzamel
de ze op die manier bijna 1100 beschrij
vingen van zogenaamde vroegere levens.
Bestudering van haar bevindingen le
verde een aantal conclusies op die in elk
geval tot nadenken stemmen. Als we er
van uitgaan dat mensen die over vroege
re levens vertellen in feite niet anders
doen dan kennis spuien die ze in hun le
ven hebben verzameld of gewoon maar
wat 'verzinnen', dan zouden we ver
wachten dat hun verhalen tal van on
nauwkeurigheden, onvolledigheden en
ongerijmdheden ('een beurskrach bij de
Batavieren') zouden bevatten. Maar
Wambach vond, dat van de 1100 vragen
lijsten maar 1 procent echte missers be
vatte. Verder zouden verdraaiingen van
historische feiten vaker moeten voorko
men bij die tijdperken waarover weinig
onderzoek is gedaan en waarover weinig
is gepubliceerd. Want 'gewone'
weten over zulke perioden minder en
moeten dus meer verzinnen. Maar dat
bleek niet het geval. De herinneringen
aan 2000 vóór Christus in de Oeral waren
even uitvoerig en nauwkeurig als aan
het jaar 1789 in Parijs. Opvallend was
verder dat mensen die naar ongeveer de
zelfde periode en plaats teruggingen een
grote overeenstemming in gegevens lie
ten zien. In sommige gevallen was zelfs de
vorm van muntstukken en hun vervaar
diging identiek.
Als we aannemen dat reïncarnatie-
beelden vaak wensdromen van mensen
zijn, dan zouden we verwachten dat veel
proefpersonen in hun vroegere levens
rijk, machtig, aantrekkelijk, enzovoort
waren. In werkelijkheid bleken de mees
ten zich zelf als eenvoudige landlieden te
herinneren, met een karig bestaan, met
weinig vermaak, veel ziekten en veel hin
der van de willekeur van de machtigen.
Ten slotte bleek dat de onderverdeling in
sociale klassen in de reïncarnatie-erva
ringen, over alle proefpersonen bere
kend, vaak zeer nauwkeurig met de gege
vens van geschiedkundigen over de des
betreffende perioden overeen kwam.
Wat bewijst nu een dergelijk onder
zoek? In elk geval, dat mensen zich onder
bepaalde omstandigheden, zoals hypno
se, dingen kunnen voorstellen of herinne
ren die ze normaliter niet in hun geheu
gen paraat hebben. Daarmee is natuur
lijk nog niet bewezen dat die informatie
uit een vroeger leven komt. Wij doen in de
loop van ons leven zo geweldig veel infor
matie op die we vaak ook weer 'vergeten',
dat het herinneren daarvan in combina
tie met logisch denken veel van de zoge
naamde reïncarnatie-ervaringen zou
kunnen verklaren. Maar zelfs als we zo
niet alles kunnen verklaren is het niet uit
gesloten dat we ook een erfelijk of gene
tisch overgebracht geheugen hebben hoe
wel we eerlijk gezegd daarvan niet weten
hoe we ons dat precies moeten voorstellen.
Maar het voornaamste probleem met
de reïncarnatie-theorie is ook dat we ab
soluut niet weten hoe we ons het proces
precies moeten voorstellen en evenmin
weten waarvoor het hebben van zoveel le
vens zou moeten dienen. Maar misschien
komt mijn twijfel wel voort uit het feit
dat ik al een paar eeuwen meeloop.
ten op kruispunten, als het verkeer op
een kruispunt vast staat - en dat gebeurt
nogal eens - dan komt ook de sneltram
geen meter verder.
In 1990 gaat de eerste sneltram in Am
sterdam rijden op het traject Amstel-
veen-Amsterdam Centraal Station. Van
af de Spaklerweg gebeurt dat op het tra
ject van de metro. Daarbij krijgt die me
tro overigens voorrang op de sneltram.
Pessimisten zien nu al de problemen-die
zich in de spits zullen voordoen op het
Centraal Station, waar de grote meute
met evenveel gemak die sneltram zal ne
men tot bijvoorbeeld het Amstelstation
in plaats van de metro. Het gevolg is dan
overlast voor de reizigers die Amstel
veen of Buitenveldert als einddoel heb
ben. Want die hebben nu eenmaal niet de
keus uit drie verschillende lijnen. De
Amstelveenlijn is gesplitst in twee lij
nen, waarbij de tweede lijn via net
Leidseplein de route van lijn 5 volgt.
Ringspoorbaan
Een tweede sneltram komt te rijden op
de ringspoorbaan. Die sneltram kan het
industriegebied Sloterdijk verbinden
met de RAI, het AMC en ten slotte de
Bijlmer. Een zuidelijke ringspoorlijn die
de totale afstand in maximaal een half
uur kan afleggen.
De derde sneltram zal in het jaar 2000
van de toekomstige wijk Sloten naar het
Centraal Station rijden. En met die lijn
tekent zich ook de beperking van de
sneltram het best af. Want vanaf het Cen
traal Station totaan het Aalsmeerplein
rijdt deze lijn als een normale tram. En
juist daar zit het verkeer dus altijd vast.
Vrije trambaan of niet.
Nog onlangs pleitte prof. dr. J. G. Lam-
booy op een studiedag voor een oplos
sing op niveau voor het openbaar ver
voer in de Amsterdamse binnenstad. De
hoogleraar, die economische geografie
en regionale economie doceert aan de
universiteit van Amsterdam, waar
schuwde bij die gelegenheid tegen het
dichtslibben van de hoofdstad. Het zal in
de toekomst gemakkelijker zijn om met
het openbaar vervoer van Rotterdam
naar Amsterdam te komen dan om in
Amsterdam van het ene punt naar het an
der te rijden, zo zei hij.
Lambooy: „Dat die Amstelveense
sneltram voor een deel het traject van de
metro volgt is misschien wel een aardige
tijdelijke oplossing, maar het beste is
toch om die sneltrams vanaf bijvoor
beeld het station Zuid samen te brengen
en dan ondergronds naar het Centraal
Station te laten rijden. Dat is de enige
mogelijkheid. Aan de buitenkanten moe
ten dan goede mogelijkheden komen
voor het park and ride-systeem, wat er
op neerkomt dat forenzen en andere rei
zigers hun auto's kunnen stallen om per
ondergrondse sneltram verder te reizen.
De omliggende wijken zouden met klei
ne bussen bediend moeten worden. Het
enige antwoord op de toevloed aan au
to's is een kwalitatief hoogwaardig open
baar vervoer dat snel en stipt kan rijden
zonder noemenswaardige wachttijden".
Vanuit de provincie Noord-Holland
wordt met name door D66 nogal wat kri
tiek gespuit op het openbaar vervoerbe-
Met een gemiddeld vervoersaanbod van 125.000 reizigers per dag voldoet de Amsterdamse
metro ruimschoots aan de prognoses, maar blijft financieel een onverantwoorde uitgave. (foto anp>
Het metrolijnennet
zoals dat in 1968 werd
ontworpen: 78 kilome
ter in totaal, waarvan
26 kilometer onder
gronds. Wat er uitein
delijk werd aangelegd
was niet meer dan 18
kilometer, waarvan
3,5 kilometer onder
gronds.
leid van de hoofdstad. Die kritiek is
tweeledig. Enerzijds is er het verwijt dat
de hoofdstad z'n beleid te zeer richt op de
eigen gemeente en nauwelijks mogelijk
heden biedt de bereikbaarheid ervan
voor de regio te verbeteren. Aan de ande
re kant het ontbreken van de moed om
de mogelijkheden van een ondergrondse
radiaalverbinding voor metro of snel
tram (maar dan wel ondergronds) te ont
wikkelen.
Opgerekt
Het D'66 statenlid Maarten Verwey
wijst op de motie die bij de behandeling
van het Streekplan Noordzeekanaalge-
bied is aangenomen, en waarin heel
voorzichtig gesproken wordt de concrete
uitgangspunten voor een agglomeratie-
railnet uit te werken, zonder zich daar
mee aan toekomstige lijnen te binden.
Daarin wordt gesproken over hoogwaar
dige railverbindingen die de kwaliteit
van de metro zo dicht mogelijk benade-
Een sneltram is volgens Verwey in
Amsterdam niet meer dan een opgerekte
tramlijn. "Wil Amsterdam werkelijk
ernst maken met de aanpak van filepro
blemen, dan moet men er ook voor zor
gen dat het openbaar vervoer op kwali
teitsniveau kan wedijveren met de auto".
Hij waarschuwt ervoor dat Amsterdam
wel aandacht geeft aan het openbaar ver
voer rond de binnenstad maar om de he
te brij blijft draaien als het om die bin
nenstad zelf gaat. „Er zijn nu technieken
die het mogelijk maken om ook zonder
te slopen die metro ondergronds aan te
leggen.
Verwey verwoordt daarmee de wens
van een groter aantal criticasters van
het Amsterdamse beleid. Sneltram of
metro, als de hoofdstad niet onder
gronds wil in de binnenstad, dan raakt
die stad onafwendbaar verstopt.