Een nimmer afgebouwde droom Reïncarnatie Denkwijzer Sneltram nu surrogaat voor mislukt Amsterdams metrobeleid Onze taal EXTRA i- w i Het had feest moeten zijn, de afgelopen maand. Tien jaar metro in Amsterdam, de verbinding tussen Amsterdam Centraal en Station-Bijlmer. Met op een gemiddelde dag 125.000 reizigers. De prognoses dus ver overtroffen. Maar het was geen feest. Enerzijds omdat het Amsterdamse gemeentebestuur toch al krap bij kas zit, maar voornamelijk omdat de metro in de hoofdstad nooit datgene is geworden wat het had moeten zijn. Een nimmer afgebouwde droom. Tien jaar metro, maar het doodvonnis lijkt getekend. door Huub Klompenhouwer Het is 1968 als burgemeester Ivo Samkalden in een speciale Stads- spoorkrant 'spreekt over de „belang rijkste beslissing sedert de Tweede Wereldoorlog". Het had ook twee dagen en avonden van debatteren in de gemeenteraad gevergd alvorens diezelfde raad op 16 mei 1968 uitein delijk met 38 stemmen voor en drie tegen het principebesluit nam om een stadsspoornet te bouwen. Vijf miljoen gulden werd beschikbaar gesteld voor de uitwerking van het plan voor een oostlijn en het ontwerpen van een noord-zuidlijn. Het zou een heel mooi net moeten worden. De Stads- spoorkrant maakte de Amsterdammers lekker met een plan volgens welk in de binnenstad geen enkel station op meer dan 400 meter loopafstand zou komen te liggen. Veertig tot vijftig jaar werk, 78 ki lometer in totaal, waarvan 26 kilometer ondergronds. Maar anno nu bedraagt de totale lengte van de Amsterdamse metro niet meer dan 18 kilometer, waarvan 3,5 kilometer ondergronds. Het prijskaartje dat eraan hangt is niet mis: een kleine 960 miljoen gulden. Er komt, als^het aan het huidige stadsbestuur ligt, geen meter metro meer bij en er zijn zelfs al geluiden te ho ren dat de metrotreinstellen straks inge ruild kunnen worden voor de sneltram. Mooie plannen Het oorspronkelijke idee van een metro was een netwerk van lijnen dat begon met de oost-westlijn. De huidige lijn naar Amsterdam-Zuidoost en de Bijlmer liep vanaf het Centraal Station via de Prin sengracht naar Osdorp en zou verlengd kunnen worden naar Schiphol. Een tweede oost-westlijn zou vanuit Amster dam-Zuidoost via de Watergraafsmeer, Stadhouderskade en Nassaukade naar Geuzenveld lopen. Er moest een noord- zuidlijn komen die Amstelveen via de Vijzelstraat met het Centraal Station ver bond en die doorgetrokken kon worden onder het IJ richting Zaanstad, Purmer- end en Monnickendam. Over het tracé van de ringspoorbaan zou een ringlijn Diemen met Sloterdijk moeten verbin den, die aan beide uiteinden ook weer zou aansluiten op de metro in Noord. Prachtige plannen. Een veelbelovend perspectief. Het paste ook perfect in de- plannen die Amsterdam had om als stadsprovincie te gaan functioneren. De Groot Amsterdamse gedachte van de ja ren zestig. Maar er was tegenwind. Om te beginnen vanuit de provincie,, die de hoofdstad betichtte van grootheids waanzin en die niets zag in een stadspro vincie, omdat men dan nog minder greep op de hoofdstad zou hebben. Er was ook tegenwerking van de spoorwegen. Want de NS claimde zelf het agglomeratiever- voer. En won die strijd ook, want de Schiphollijn is nu al een populair stads vervoer geworden met buurtstations als Sloterdijk, Vlugtlaan en Lelylaan. De hardste tegenwind echter kwam van een deel van de bewoners van de Nieuwmarkt. Totaan het Waterlooplein was er nog niet zoveel weerstand tegen de lijn vanuit de Bijlmer, die als eerste werd aangelegd. Maar vanaf dat Water looplein kenmerkte de aanleg van de me tro zich als een sloperskogel, ook al paste de sloop van die woningen i^ eerder vast gestelde sanerings- en renovatieplannen voor deze buurt. Dat werd niet gepikt. Roerige tijden Het jaar 1974 werd een van de roerigste perioden uit de naoorlogse geschiedenis van Amsterdam. Tegelijk kwamen er ook beschuldigingen van frauduleuze handelingen, die later overigens nooit bewezerl zijn. Wel was er sprake van een forse kredietoverschrijding. Kostte de aanleg van de metrolijn in 1968 nog 405 miljoen gulden, het werd met elf jaar in flatie en een forse kredietoverschrijding van 18 procent ten slotte 960 miljoen gul den. Vier dagen nadat de sloop Van de Nieuwmarkt daadwerkelijk begonnen is, valt op 19 maart 1975 de beslissing in de gemeenteraad dat de bouw van de Bijlmerlijn totaan het Centraal Station dan nog wel afgemaakt mag worden, maar dat daarna metro-uitbreiding ver der taboe zal zijn. Overigens zal het nog tot oktober 1982 duren voordat de oost- lijn met de stations Reigersbos en Gein definitief zijn voltooid. Wat is nu nog het verschil tussen een metro en een sneltram? Dat is de veel ge hoorde kreet van Amsterdamse politici die inmiddels, net als de minister van verkeer, voorstander zijn geworden van het verschijnsel sneltram. Het verschil is inderdaad niet zo groot. De sneltram is een redelijk alternatief. Maar waar de metro ongestoord van beginstation tot eindstation kan rijden, daar heeft de sneltram wel degelijk met het overige verkeer te maken. Er mag dan sprake zijn van beïnvloeding van verkeerslich- eu. ij- ui. oe DOOR JOOP VAN DER HORST Wie ruzie zoekt kan het in elk gezel schap eens proberen met de volgende vraag: moet je na een aantal bezoekers het werkwoord in het enkelvoud zetten of in het meervoud? Met andere woor den: is het een aantal bezoekers kwam te laat? Onmiddellijk zal er iemand zeg gen: kwamen, want kwam is fout. En een ander beweert het omgekeerde en zegt: het is kwam want kwamen is hier fout. De discussie loopt steeds hoger op, totdat de gastvrouw zegt dat we nu maar eens over iets anders moeten pra ten. Nel, hebben jullie al vakantieplan nen? Welke argumenten worden er dan zo al genoemd? Dat interesseert mij, want ik ga een fikse discussie niet uit de weg en ik heb nog geen vakantieplannen. Slechte argumenten zijn natuurlijk die welke niet op de zaak zelf ingaan. Bij voorbeeld dat Trees wel gelijk zal heb ben omdat zij nu eenmaal kweekschool gedaan heeft. Dat heeft er niets mee te maken en ook onderwijzers en leraren kunnen zich vergissen, of zelfs iets ver keerds geleerd hebben. Ook een slecht argument is het als iemand beweert dat het zo in een boek staat. Als in alle boe ken van de wereld alleen maar over de ze kwestie onjuiste dingen geschreven stonden, zag de wereld er beslist beter uit. Een beter argument is dit: aantal is in onze zin enkelvoud en daarom moet het werkwoord eveneens in het enkelvoud. Maar de tegenpartij zal dan zeggen dat bezoekers meervoud is en dat dus het werkwoord in het meervoud moet staan. Wie heeft er gelijk? De moeilijkheid is dat ze allebei een beetje gelijk hebben. Het hangt er maar van af, of je een aan tal het belangrijkste vindt of bezoekers. In onze voorbeeld zin maakt het weinig uit en daarom is zowel kwam als kwa men goed. Anders ligt het met Het aantal bezoe kers is in twee jaar verdubbeld. Hier zijn niet de bezoekers verdubbeld, maar is het aantal verdubbeld. Aantal is dus de kern en daarom zeggen we is en niet de meervoudsvorm zijn. Aan de andere kant ligt in een zin als Een aantal bezoekers brachten bloe men mee mijns inziens het meervoud voor de hand. Niet het aantal bracht bloemen mee maar enkele bezoekers. In dit geval is dus bezoekers de kern en we geven aan dat een stuk of wat van hen bloemen meebrachten?). Dikwijls moeten we het aan de spreker of schrij ver overlaten wat hij of zij het belanglijk- ste vindt. Vergelijkbaar zijn ook combinaties met een menigte, troep, bende, massa, stel, een bepaald soort, percentage, hoeveelheid en kilo. Een kilo erwten is een geheel zolang de erwten in een zak bij elkaar zitten. Daarom zeggen we dat er een kilo erwten op het aanrecht staat. Maar als de zak valt en de erwten rollen alle kanten op, dan kan ik zeggen dat er een kilo erwten over de grond rollen. Met andere woorden, als je in de eer ste plaats denkt aan al die erwten bij el kaar. of aan al die bezoekers samen, dan zal kilo, aantal en massa het be langrijkste zijn. Het werkwoord komt dan in het enkelvoud. Maar zodra het om allemaal losse erwten gaat of om al lemaal bezoekers stuk voor stuk, dan zetten we het werkwoord in het meer voud. Kilo, aantal, massa en al dergelij ke woorden kunnen namelijk ook ge bruikt worden als een soort telwoord. Vergelijk: Een miljoen werklozen is te veel tegenover Een miljoen vluchtelin gen staken de grens over. Met veertien jaar werd Bobby Fischer kampioen schaken van de Verenigde Sta ten en de jongste grootmeester aller tij den. Een paar jaar later, nog maar 19 jaar oud, werd hij zelfs wereldkampioen. Gevraagd naar de herkomst van zijn on gelooflijke schaaktalent antwoordde Fi scher steevast dat hij een reïncarnatie (een wedergeboorte) van de al'even legen darische Cubaanse schaker Capablanca was. Deze was wereldkampioen geweest van 1921 tot 1926 en van grote invloed op de ontwikkeling van het moderne scha ken. Met zijn reïncarnatie-verklaring geeft Fischer een gedurfd antwoord op de vraag waarop al tientallen jaren lang kinderpsychologen hun tanden stuk bij ten. Namelijk hoe het verschijnsel van de 'wonderkinderen' eigenlijk verklaard, moet worden. Kinderen die al op heel jon ge leeftijd opvallen door ongewone intel lectuele, artistieke en wetenschappelijke prestaties. Op de leeftijd van 11 jaar vol tooide de Franse filosoof en wiskundige Blaise Pascal zijn eerste wetenschappe lijke onderzoek over akoestiek. Op vijfja rige leeftijd zette Samuel Reshevsky in een simultaanwedstrijd de drie beste schakers van Europa voor schut. Met ze ven jaar stond Yehudi Menuhin, de viool virtuoos al concerten te spelen en Mozart deed dat zelfs al op vijfjarige leeftijd en hij componeerde er toen ook al op los. Vroegrijpe kinderen? Of juist laatrijpen, die door middel van een wedergeboorte een door de dood onderbroken ontwikke ling alsnog konden afsluiten? De discussie over reïncarnatie is de laatste jaren weer volop ontbrand. De re den daarvan is gelegen in publicaties van psychologen en psychiaters die on der hypnose van sommige van hun pa tiënten beschrijvingen krijgen van ge beurtenissen uit vroegere levens. Die be schrijvingen zijn soms zo gedetailleerd, levensecht en spontaan, dat de veronder stelling van een geest die eerder in ande re lichamen heeft gewoond, zich lijkt op te dringen. Nu is op zich het geloof in reïncarnatie niets ongewoons. Een groot gedeelte van de wereldbevolking gelooft in wederge boorte en het is vermoedelijk de meest verbreide levensbeschouwing op onze planeet. Wat wel ongewoon is, is dat seri euze westerse wetenschappers zich met het onderzoek naar reïncarnatie zijn gaan bezighouden. Een daarvan is de hoogleraar in de psychiatrie aan de Uni versiteit van Virginia in de Verenigde Staten, Ian Stevenson. Hij heeft 1700 ge vallen van 'bewuste' herinneringen aan vroegere levens verzameld. De twintig overtuigendste gevallen be treffen kinderen die zich 'dingen van vroeger' herinnerden zo gauw ze konden praten. Gemiddeld zeven jaar lang iden tificeerden ze zich met een gestorven per soon totdat de herinneringen steeds zwakker werden en ten slotte volledig verdwenen. Stevenson rapporteert onder meer een geval dat begint met een beest achtige kindermoord. Op 19 januari 1951 werd Munna Prasad, de zesjarige zoon van kapper Jagheswar in de Indiase stad Kanauj door twee buren meegelokt. Met een scheermes sneden ze de jongen de keel door, onthoofden het lijk en begroe ven hoofd en romp op verschillende plaatsen. Zes maanden later werd in een andere wijk van de stad een jongen met de naam Ravi Shankar geboren, die van af zijn tweede levensjaar zijn ouders voortdurend raadsels opgaf Hardnek kig beweerde hij dat zijn echte vader een zekere Jagheswar is, beschreef bijzonder heden van zijn eigen (Munnas) vermoor ding, noemde moordenaars, plaats van handeling en omstandigheden. Hij identificeerde zich volledig met Munna en kende diens levensomstandigheden tot in de kleinste details. Hij vroeg naar speelgoed, dat in het huis van zijn 'ou ders' lag en wilde erheen gebracht wor den. Hij klaagde dat zijn huidige woning niet 'zijn' huis was. Toen de beide fami lies voor de eerste keer bij elkaar kwamen herkende Ravi ouders, familieleden, stra ten, huizen, kamer en persoonlijke voor- door René Diekstra hoogleraar psychologie te Leiden werpen meteen terug. Daarnaast viel aan Ravi iets anders opmerkelijks op. Hij kwam met een zeldzame lange vlek op zijn hals op de wereld. Een Amerikaanse arts die hem in 1964 onderzocht beschreef de vlek als iets dat er uitzag als een litte ken van een snijwond. Ravi zelf beweer de dat hij het had 'sinds hij vermoord was'. Stevenson vond in 200 andere ge vallen soortgelijke lichaamskenmerken op plaatsen, waar 'in een vroeger leven' kogels of steekwapens dodelijke verwon dingen hadden toegebracht. Hoe moeten bevindingen als die van Stevenson verklaard worden? Zijn be schrijvingen zijn van een zodanige nauwkeurigheid en grondigheid en zijn bronnenonderzoek is zo uitgebreid, dat men ze onmogelijk als verzinsels kan aanmerken. Opvallend is wel dat zijn ge vallen uitsluitend uit niet-westerse lan den afkomstig zijn, zoals India, Thai land, Burma, Srilanka, het Midden-Oos ten en Zuid-Amerïka. Als de menselijke geest niet aan een en kel lichaam gebonden is, dan moet dat natuurlijk zowel gelden voor westerlin gen als niet-westerlingen. Uit het onder zoek van de psychologe Helen Wambach zou men inderdaad kunnen afleiden dat dit ook het geval is. Een persoonlijke reïn carnatie-ervaring onder hypnose was voor haar aanleiding een grootscheeps onderzoek te beginnen. Zij bracht men sen in groepjes onder hypnose en liet ze dan in hun verbeelding teruggaan in de tijd. Zij bood haar proefpersonen onder hypnose verschillende tijdperken aan, waaruit ze steeds het tijdperk moesten kiezen, waarbij ze zich de levendigste voorstellingen konden maken. Ook vroeg ze hen zich een wereldkaart voor te stellen en daarop naar die plaatsen toe te gaan, waartoe ze zich het meest voelden aange trokken. Na afloop van de hypnose liet ze haar proefpersonen steeds een uitvoerige vragenlijst over levensomstandigheden, landschap, klimaat, kleding, woon- en eetgewoonten, gebruiksvoorwerpen en andere details over de desbetreffende pe riode en plaats invullen. Overeen periode van 10 jaar verzamel de ze op die manier bijna 1100 beschrij vingen van zogenaamde vroegere levens. Bestudering van haar bevindingen le verde een aantal conclusies op die in elk geval tot nadenken stemmen. Als we er van uitgaan dat mensen die over vroege re levens vertellen in feite niet anders doen dan kennis spuien die ze in hun le ven hebben verzameld of gewoon maar wat 'verzinnen', dan zouden we ver wachten dat hun verhalen tal van on nauwkeurigheden, onvolledigheden en ongerijmdheden ('een beurskrach bij de Batavieren') zouden bevatten. Maar Wambach vond, dat van de 1100 vragen lijsten maar 1 procent echte missers be vatte. Verder zouden verdraaiingen van historische feiten vaker moeten voorko men bij die tijdperken waarover weinig onderzoek is gedaan en waarover weinig is gepubliceerd. Want 'gewone' weten over zulke perioden minder en moeten dus meer verzinnen. Maar dat bleek niet het geval. De herinneringen aan 2000 vóór Christus in de Oeral waren even uitvoerig en nauwkeurig als aan het jaar 1789 in Parijs. Opvallend was verder dat mensen die naar ongeveer de zelfde periode en plaats teruggingen een grote overeenstemming in gegevens lie ten zien. In sommige gevallen was zelfs de vorm van muntstukken en hun vervaar diging identiek. Als we aannemen dat reïncarnatie- beelden vaak wensdromen van mensen zijn, dan zouden we verwachten dat veel proefpersonen in hun vroegere levens rijk, machtig, aantrekkelijk, enzovoort waren. In werkelijkheid bleken de mees ten zich zelf als eenvoudige landlieden te herinneren, met een karig bestaan, met weinig vermaak, veel ziekten en veel hin der van de willekeur van de machtigen. Ten slotte bleek dat de onderverdeling in sociale klassen in de reïncarnatie-erva ringen, over alle proefpersonen bere kend, vaak zeer nauwkeurig met de gege vens van geschiedkundigen over de des betreffende perioden overeen kwam. Wat bewijst nu een dergelijk onder zoek? In elk geval, dat mensen zich onder bepaalde omstandigheden, zoals hypno se, dingen kunnen voorstellen of herinne ren die ze normaliter niet in hun geheu gen paraat hebben. Daarmee is natuur lijk nog niet bewezen dat die informatie uit een vroeger leven komt. Wij doen in de loop van ons leven zo geweldig veel infor matie op die we vaak ook weer 'vergeten', dat het herinneren daarvan in combina tie met logisch denken veel van de zoge naamde reïncarnatie-ervaringen zou kunnen verklaren. Maar zelfs als we zo niet alles kunnen verklaren is het niet uit gesloten dat we ook een erfelijk of gene tisch overgebracht geheugen hebben hoe wel we eerlijk gezegd daarvan niet weten hoe we ons dat precies moeten voorstellen. Maar het voornaamste probleem met de reïncarnatie-theorie is ook dat we ab soluut niet weten hoe we ons het proces precies moeten voorstellen en evenmin weten waarvoor het hebben van zoveel le vens zou moeten dienen. Maar misschien komt mijn twijfel wel voort uit het feit dat ik al een paar eeuwen meeloop. ten op kruispunten, als het verkeer op een kruispunt vast staat - en dat gebeurt nogal eens - dan komt ook de sneltram geen meter verder. In 1990 gaat de eerste sneltram in Am sterdam rijden op het traject Amstel- veen-Amsterdam Centraal Station. Van af de Spaklerweg gebeurt dat op het tra ject van de metro. Daarbij krijgt die me tro overigens voorrang op de sneltram. Pessimisten zien nu al de problemen-die zich in de spits zullen voordoen op het Centraal Station, waar de grote meute met evenveel gemak die sneltram zal ne men tot bijvoorbeeld het Amstelstation in plaats van de metro. Het gevolg is dan overlast voor de reizigers die Amstel veen of Buitenveldert als einddoel heb ben. Want die hebben nu eenmaal niet de keus uit drie verschillende lijnen. De Amstelveenlijn is gesplitst in twee lij nen, waarbij de tweede lijn via net Leidseplein de route van lijn 5 volgt. Ringspoorbaan Een tweede sneltram komt te rijden op de ringspoorbaan. Die sneltram kan het industriegebied Sloterdijk verbinden met de RAI, het AMC en ten slotte de Bijlmer. Een zuidelijke ringspoorlijn die de totale afstand in maximaal een half uur kan afleggen. De derde sneltram zal in het jaar 2000 van de toekomstige wijk Sloten naar het Centraal Station rijden. En met die lijn tekent zich ook de beperking van de sneltram het best af. Want vanaf het Cen traal Station totaan het Aalsmeerplein rijdt deze lijn als een normale tram. En juist daar zit het verkeer dus altijd vast. Vrije trambaan of niet. Nog onlangs pleitte prof. dr. J. G. Lam- booy op een studiedag voor een oplos sing op niveau voor het openbaar ver voer in de Amsterdamse binnenstad. De hoogleraar, die economische geografie en regionale economie doceert aan de universiteit van Amsterdam, waar schuwde bij die gelegenheid tegen het dichtslibben van de hoofdstad. Het zal in de toekomst gemakkelijker zijn om met het openbaar vervoer van Rotterdam naar Amsterdam te komen dan om in Amsterdam van het ene punt naar het an der te rijden, zo zei hij. Lambooy: „Dat die Amstelveense sneltram voor een deel het traject van de metro volgt is misschien wel een aardige tijdelijke oplossing, maar het beste is toch om die sneltrams vanaf bijvoor beeld het station Zuid samen te brengen en dan ondergronds naar het Centraal Station te laten rijden. Dat is de enige mogelijkheid. Aan de buitenkanten moe ten dan goede mogelijkheden komen voor het park and ride-systeem, wat er op neerkomt dat forenzen en andere rei zigers hun auto's kunnen stallen om per ondergrondse sneltram verder te reizen. De omliggende wijken zouden met klei ne bussen bediend moeten worden. Het enige antwoord op de toevloed aan au to's is een kwalitatief hoogwaardig open baar vervoer dat snel en stipt kan rijden zonder noemenswaardige wachttijden". Vanuit de provincie Noord-Holland wordt met name door D66 nogal wat kri tiek gespuit op het openbaar vervoerbe- Met een gemiddeld vervoersaanbod van 125.000 reizigers per dag voldoet de Amsterdamse metro ruimschoots aan de prognoses, maar blijft financieel een onverantwoorde uitgave. (foto anp> Het metrolijnennet zoals dat in 1968 werd ontworpen: 78 kilome ter in totaal, waarvan 26 kilometer onder gronds. Wat er uitein delijk werd aangelegd was niet meer dan 18 kilometer, waarvan 3,5 kilometer onder gronds. leid van de hoofdstad. Die kritiek is tweeledig. Enerzijds is er het verwijt dat de hoofdstad z'n beleid te zeer richt op de eigen gemeente en nauwelijks mogelijk heden biedt de bereikbaarheid ervan voor de regio te verbeteren. Aan de ande re kant het ontbreken van de moed om de mogelijkheden van een ondergrondse radiaalverbinding voor metro of snel tram (maar dan wel ondergronds) te ont wikkelen. Opgerekt Het D'66 statenlid Maarten Verwey wijst op de motie die bij de behandeling van het Streekplan Noordzeekanaalge- bied is aangenomen, en waarin heel voorzichtig gesproken wordt de concrete uitgangspunten voor een agglomeratie- railnet uit te werken, zonder zich daar mee aan toekomstige lijnen te binden. Daarin wordt gesproken over hoogwaar dige railverbindingen die de kwaliteit van de metro zo dicht mogelijk benade- Een sneltram is volgens Verwey in Amsterdam niet meer dan een opgerekte tramlijn. "Wil Amsterdam werkelijk ernst maken met de aanpak van filepro blemen, dan moet men er ook voor zor gen dat het openbaar vervoer op kwali teitsniveau kan wedijveren met de auto". Hij waarschuwt ervoor dat Amsterdam wel aandacht geeft aan het openbaar ver voer rond de binnenstad maar om de he te brij blijft draaien als het om die bin nenstad zelf gaat. „Er zijn nu technieken die het mogelijk maken om ook zonder te slopen die metro ondergronds aan te leggen. Verwey verwoordt daarmee de wens van een groter aantal criticasters van het Amsterdamse beleid. Sneltram of metro, als de hoofdstad niet onder gronds wil in de binnenstad, dan raakt die stad onafwendbaar verstopt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 29