'Het blijft een donders moeilijk vak'
De wonderbaarlijke wereld van
Nijntje, Betje Big en Dick Bruna
EXTRA
Dick Bruna, de schepper van wereldberoemde figuurtjes als
de Kleine Koning, Nijntje, Betje Big, en hond Snuffie,
voltooide onlangs zijn zestigste prentenboek en werd zelf
bovendien ook zestig jaar. Met de prentenboeken van Dick
Bruna groeit nu al een tweede generatie kleine lezers op.
Niet alleen in Nederland, maar over de hele wereld. De
populariteit van de tekenaar in Italië, Australië, Nieuw-
Zeeland, China, Engeland en vooral Japan is enorm. Maar
ook Griekse, Arabische, Russische, en Israëlische kinderen
kunnen Bruna-boekjes in hun eigen taal lezen. Interview
met een schrijver die al dertig jaar droog blijft in de
prijzenregen van de Kinderboekenweek.
door Inge van den Blink
Dick Bruna's atelier in het hart van
Utrecht: een ruime, lichte zolderver
dieping, toepasselijk genoeg boven
een drukkerij. Hoewel hij onlangs
zestig jaar werd, maakt de kunste
naar een allesbehalve bejaarde in
druk: zijn enthousiasme, energie en
plezier vullen de ruimte tot in alle
uithoeken. Witte kasten vol Bruna-
boekjes, op de grond en aan de mu
ren veel oud en nieuw werk in de be
kende felle kleuren en eenvoudige
vormen.
Hij kijkt je recht in gezicht, zoals zijn
boekfiguren de lezer altijd rechtstreeks
aankijken. Een openhartige man, die in
een niet-aflatende woordenstroom over
zijn werk, zijn grote liefde praat.
In zijn atelier ook een Gouden Penseel,
die heeft hij gekregen van een jonge fan,
een meisje dat zelf een penseel helemaal
met goudverf beschilderde. Het heeft
een plaats gekregen in een kast met ca
deautjes en aandenken. Met de CPNB,
de instantie die de 'echte' Gouden Pense
len en Griffels uitdeelt, heeft dit cadeau
tje echter niets te maken. Bij de jaarlijkse
prijzenregen ter gelegenheid van de Kin
derboekenweek worden de Nijntjes, Bet-
jes Big en overige Bruna-scheppingen
om duistere redenen al ruim dertig jaar
overgeslagen.
Dick Bruna, Nederlands bekendste,
populairste en wereldwijd ongetwijfeld
best verkopende kinderboekenmaker
kan zich er niet al te druk over maken.
Wat de reden of oorzaak is dat hij voor de
jury van de griffels en penselen niet be
staat, weet hij niet: „Ik had het natuurlijk
wel leuk gevonden, vooral vroeger, toen
zou het een aanmoediging zijn geweest,
zo'n prijs. Voor mijn affiches en boekom
slagen heb ik wel prijzen gekregen, en de
CPNB heeft mijn prentenboeken ver
schillende keren bekroond als 'best ver
zorgde uitgaven'. Maar ik heb altijd erg
veel reacties van kinderen gehad, en dat
vind ik in mijn hart veel leuker. Zo heb ik
eens van een kind zijn eerste tandjes ge
kregen. Zoiets zegt je toch veel meer".
Uitgever
Dick Bruna had eigenlijk uitgever
moeten worden, net als zijn vader, groot
vader en overgrootvader. Om het vak te
leren liep hij na de Tweede Wereldoorlog
stages in Londen en Parijs. Het werd
echter al snel duidelijk dat de jonge Bru
na geen commerciële aanleg had.
„Het bleek steeds meer dat ik onstel-
lend onzakelijk was, en ben. Ik zat in Pa
rijs altijd te tekenen, landschappen en
stadsgezichten. Thuis begrepen ze ook
wel dat ik ongeschikt was voor het za
kenleven. Toen heb ik nog een halfjaar
les gehad van een leraar aan de Rijksaca
demie voor Beeldende Kunsten. Maar ik
ben altijd nogal een eigenheimer ge
weest, ik wilde veel liever gewoon mijn
eigen gang gaan".
„Doordat ik opgroeide in een uitge
versgezin kwamen er altijd veel teke
naars en schrijvers bij ons over de vloer.
Dat vond ik hartstikke spannend, en
leuk ook. Toen we tijdens de oorlogsja
ren ondergedoken zaten in Loosdrecht,
heb ik les gehad van de omslagtekenaar
Rein van Looy. Met hem ging ik in een
roeiboot huisjes tekenen die langs de wal
stonden. Daarna ben ik als autodidact
verder gegaan".
„Het is natuurlijk toch wel een geluk
geweest voor mij dat ik in die Bruna-fa-
milie zat, want ik kon meteen in de uitge
verij terecht als ontwerper van boekom
slagen. Met de serie Zwarte Beertjes ben
ik toen met mijn neus in de boter geval
len, want dat liep op tot honderd vijftig
omslagen per jaar, en het werden er alles
bij elkaar zo'n twaalfhonderd. Dat vond
ik heerlijk werk".
„Ik heb altijd gevonden dat als' ik een
omslag maakte, eerst het boek heel goed
moest lezen, 's Avonds las ik, overdag te
kende ik. Na dat ontwerpen van boek
omslagen ben ik ook affiches gaan ma
ken voor de Zwarte Beertjes, en toen
kwamen al snel de opdrachten. Voor
kunstmarkten, voor musea. Zo ging dat
op een gegeven moment lopen".
„In 1952 leek het me leuk om eens een
kinderboek te maken, niet omdat ik zo
vreselijk met kinderen bezig was, hoor.
Ik heb het gevoel dat dat een hele gewo
ne gang van zaken is geweest. Ik was erg
onder de indruk van het werk van Henri
Matisse, vooral van zijn knipsels. Ik denk
dat daaruit voortgekomen is dat ik, na de
boekomslagen en affiches, e^n heel een
voudig kinderboek wilde maken. De
meeste kinderboeken die er in die tijd
waren vond ik te af, te gecompliceerd. Ze
waren eigenlijk meer voor de juffen en
de ouders bedoeld dan voor de kinderen
zelf'.
„Ik heb altijd geprobeerd echt voor
kinderen bezig te zijn en geen grappen
waarom mijn werk daar zo aanslaat is
heel moeilijk te zeggen. Ik ben wel altijd
geïnteresseerd geweest in wat ze in Ja
pan doen, omdat het vaak heel simpel en
mooi gemaakt is".
..Japan is een heel ander land dan alle
andere landen waar je komt. Er is me
daar niet één keer naar oplagecijfers of
iets dergelijks gevraagd, de interesse
was veel meer op het menselijke vlak. In
de Verenigde Staten beginnen ze altijd
meteen naar cijfers en getallen te vragen.
In Japan vroegen ze me uit wat voor ge
zin ik kom, hoe ik met mijn eigen kinde
ren omga, zulk soort dingen".
Eigen kinderen
De kinderen van Dick Bruna zijn maar
voor een deel in zijn voetsporen getre
den. Zijn oudste zoon Sierk is 33 jaar en
advocaat. Mare, de tweede, heeft de Riet
veldacademie gedaan en is beeldhouwer.
Madeion tenslotte, is 26 jaar en zit op de
Utrechtse Academie voor Beeldende
Kunsten.
Hoewel de eerste prentenboeken ont
stonden in de tijd dat zijn eigen kinderen
klein waren, heeft Dick Bruna zijn werk
nooit op hen 'uitgeprobeerd'. „Ik nam de
boeken als ze af waren wel mee naar
huis, en vond het dan ook wel spannend
om te zien of ze ze leuk vonden. Vooral
mijn vrouw is altijd een belangrijke criti
cus voor me geweest. Er gaat hier niets
de deur uit dat ze niet heeft gezien".-
Als een boek af is komt ze kijken. Dan
ga ik aan de tekentafel zitten, omdat ik
dan toch wel een beetje zenuwachtig
ben. Ze hoeft niets te zeggen, ik zie aan
haar gezicht of ze het goed vindt of niet.
Als zij nee zegt is het ook nee. Zo'n con
trole geeft je net het houvast datje nodig
hebt. Want als je een paar maanden bezig
bent, zie je je eigen fouten niet meer. Je
blijft toch ontzettend onzeker, en dat
wordt eerder erger dan minder. Dat heb
ik wel gemerkt".
„Het leukste stadium van het werk? Er
zijn een péar leuke stadia. Eerst als je al
leen nog aan het fantaseren bent over het
verhaal. Het meest griezelige stadium is
om echt te beginnen. Dat is een beetje de
angst om het koude water in te gaan. Ik
begin meestal eerst met het verhaal in
twaalf tekeningen te maken. Dan is er
een moment dat je houvast krijgt, dat je
denkt: deze tekening krijgt spanning.
Dat is een heerlijk moment. Ik teken ge
woon met een penseel, plakkaatverf op
aquarelpapier. Nooit met een pen of zo
iets".
Op een gegeven moment heb ik het ge
voel: nu is het klaar. Dan heb ik m'n rust
erover. En als het werk naar de drukker
is, dan ben ik het ook kwijt. Ik ga wel al
tijd nog zelf op de drukkerij kijken. Om
dat ik maar in enkele kleuren werk moet
het helemaal perfect zijn. En je ontdekt
toch vaak nog kleine foutjes".
Dick Bruna in zijn atelier: "Ik ben een eigenheimer, ik ga mijn eigen gang". Illustraties boven zijn afkomstig uit 'Nijntje'.
over hun hoofden heen te maken. Ik
dacht: als je er zo min mogelijk op zet,
geef je de fantasie van kinderen zelf de
ruimte. En zo blijkt het ook te gaan, want
kinderen sturen me bijvoorbeeld boek
jes op die ze gemaakt hebben, met het
verzoek of ik er zo'n mooi hard kaft om
heen wil maken".
„Ik heb het geluk dat als ik het zelf fijn
vind, de kinderen het ook mooi blijken te
vinden. Ik probeer nooit te onderwijzen,
het is mij in de eerste plaats te doen om
het plezier van die kinders. Ik wil zoveel
mogelijk dat het prentjes zijn, mooie din
gen op zich. Daarom worden ze ook soms
wel uitvergroot voor in de kinderka
mer".
„Ik vind het zalig om voor kinderen te
werken. Kinderen zijn zo ontzettend
rechtstreeks. Ze schrijven je ook rustig
als ze iets niet mooi vinden. Maar als ik
bezig ben aan mijn boeken heb ik hele
maal niet veel contact met kinderen. Ik
ben een paar maanden in m'n dooie een
tje bezig aan een boek, en dan probeer je
uiteindelijk alleen maar iets te maken
dat je zelf heel mooi vindt. Ik denk nooit:
'dit is een boek voor kinderen van twee
jaar', of: 'dit is voor vier jaar'. Dat blijkt
pas achteraf. Ik ben geen pedagoog".
„Ze vragen me weieens: wil je niet een
boekje maken over luchtvervuiling. Dat
wil ik wel, daar denk ik dan ook wel over
na, maar kinderen moeten er toch in de
eerste plaats plezier van kunnen hébben
Zo heb ik net een boekje af over kinde
ren en verkeer, daar zit ook wel een
boodschap in. Het gaat over een jongetje
dat op de stoep moet lopen. Hij mag
steeds niet hollen omdat dat gevaarlijk is
met al die auto's, maar uiteindelijk komt
hij dan in een park, en daar holt hij wat
hij kan. Ik bedoel: het moet toch een
beetje prèt blijven".
Voor werken in opdracht voelt Dick
Bruna zich niet te goed, integendeel, hij
doet het graag en veel. Zo maakte hij een
serie van affiches voor het Nederlands
Zuivelbureau om het drinken van karne
melk te propageren, hij werkte voor het
Rode Kruis en ontwierp een serie wens
kaarten voor 'het gehandicapte kind'. En
in Engeland verscheen 'The Blue Boat',
een boekje over en voor dove kinderen.
Het werd speciaal gemaakt in opdracht
van een ziekenhuis in Newcastle.
Nuttig
Dick Bruna: „Zulke dingen vind ik
heerlijk om te doen. Ik heb ook een boek
je over hemofilie gemaakt voor de afde
ling neurologie van het Academisch Zie
kenhuis in Utrecht. Toen ik eraan begon
wist ik niet eens wat hemofilie beteken
de. Ik moet me er dan echt helemaal in
storten, met dokters praten en met de ou
ders van die kinderen. Het gaat erom dat
het boekje nuttig is. Ik probeer er altijd
een beetje blije boekjes van te maken,
ook al is het niet zo'n leuk onderwerp".
Opdrachten weigeren doet Bruna niet
vaak. „Maar wel meer dan vroeger. Toen
pakte je alles aan omdat het nodig was.
Maar nu weten ze zo'n beetje wat je
maakt, dus meestal ligt het wel in de lijn
van de kinderboeken. Ik maak bijvoor
beeld voor volgend jaar - het jaar van het
museum - een serie kaarten over 'kind
en kunst'. Het is leuk om daarop te laten
zien dat een museum niet altijd iets is
waar ie doodstil moet zyn, dat je er ook
op je kop kunt staan
"Pas belde iemand op of ik iets voor
wasmiddelen wilde doen. Dat zeg ik af,
want het zegt me weinig, ik ben er ook
niet zo voor. Maar als het iets leuks is, bij
voorbeeld voor de Dierenbescherming,
dan doe ik het. Het is heerlijk om dingen
te maken die nuttig kunnen zijn. Ik hoef
niet zo nodig prenten te maken die er
gens in de kelder van een museum ko
men te staan".
De prentenboeken van Dick Bruna
zijn altijd klein én vierkant (de grote eer
ste versie van Kleine Koning ruim dertig
jaar geleden was een uitzondering, en is
in die vorm niet herdrukt). Ze bestaan al
tijd uit twaalf prenten op de rechterpagi
na's met de tekst links ernaast. Het rijm
schema ligt vast: de tweede en laatste re
gel rijmen.
Gevraagd of hij dat met opzet doet,
zegt Bruna: „Vroeger, als ik voor de hele
familie sinterklaasgedichtjes moest ma
ken, deed ik dat ook al in deze vorm. Ik
heb het kennelijk altijd in me gehad. Ik
denk dat het met eenvoud te maken
heeft. Het is een makkelijk deuntje voor
kinderen, je merkt dat ze het snel in hun
hoofd hebben. Ik kan er bovendien net
genoeg in kwijt voor één paginaatje.
Maar ik heb altijd als ideaal gehad om
een boekje te maken zonder tekst, omdat
je een kind dan helemaal de ruimte laat
voor z'n eigen fantasie".
Geen tekst
Een van de laatste Bruna-boekjes,
'Lente, zomer, herfst, winter', is tekst
loos. In de Engelse edities heet het fi
guurtje dat erin optreedt Boris Beer. Een
naam die Bruna wel bevalt. Misschien
dus dat er nog meer Boris Beer-boekjes
gaan komen. Op Nijntje, waarschijnlijk
zijn bekendste schepping, is Bruna ech
ter ook nog niet uitgekeken: „Ik denk
wel dat ik nog meer Nijntjes ga maken.
Omdat dat figuurtje sterk familie van me
is geworden. Het hangt er een beetje van
af wat er in me opkomt. Ik vind het pret
tig om aan verschillende dingen tegelijk
te werken, en er komen meestal drie
boekjes tegelijk uit. Er staan er altijd drie
tegelijk bij de drukker, dat is ook een
technische kwestie".
Op de kwaliteit van de reprodukties
van zijn prenten houdt Bruna nauwlet
tend toezicht, maar wat de tekst betreft is
dat voor de buitenlandse uitgaven soms
moeilijker. In Japan, vertelt hij, werken
er twee vertaalsters aan, die de Engelse
tekst als basis nemen. Met hun resultaat
gaan ze naar de Nederlandse ambassade,
waar de Japanse vertalingen weer naast
het Nederlandse origineel worden ge
legd.
Het moet een wonderlijke ervaring
zijn voor de tekenaar om zijn werk in zijn
Utrechtse atelier - over de hele wereld te
rug te zien. "Dat geeft je toch een beetje
het gevoel datje als mensen over de hele
wereld een klein beetje bij elkaar hoort.
Op die leeftijd dan".
„In Japan was dit voorjaar een bijeen
komst van bekende kinderboekenschrij
vers en -tekenaars. Daar was ook zo'n.
enorm contact. Al die mensen hadden
iets met mijn figuren gedaan, we hebben
uren zitten praten, Geen sprake van ja
loezie. Gewoon lekker over je vak praten,
dat vond ik heerlijk".
"Ik heb ook veel bewondering voor
wat ze in Japan maken, het werk van An
no vind ik bijvoorbeeld heel mooi. Maar
Ochtendmens
„Ik zie dit als een gewoon vak. Ik zal
nooit gaan zitten wachten op inspiratie,
daarom heb ik ook nooit thuis gewerkt.
Ik ben een echt ochtendmens, ik begin
om half acht of zo op mijn atelier, dan ga
ik aan het werk. Als het niet lukt met de
tekeningen ga ik post beantwoorden, of
opruimen, maar ik blijf doorgaan met
proberen. De teksten maak ik meestal als
de prenten af zijn. Als ik er doorhalingen
in heb, begin ik opnieuw. Ik wil het heel
schoon hebben, heel gaaf'.
„Ik heb weieens gedacht dat ik er hele
maal niet uitkwam met een verhaal. Aan
'De puppies van Snuffie' (1986) ben ik
wel vijf jaar bezig geweest. Ik heb het
steeds weggelegd, maar op een gegeven
moment was ik zover dat het ging. Dat
heb ik wel meer gehad, dat een verhaal
moest rijpen. Ik blijf het een donders
moeilijk vak vinden".
„Je krijgt er ook geen ervaring in. Als
je alle tekeningen ziet die in de prullen
bak verdwijnen, dan zijn die net zo klun
zig als die voor mijn allereerste boek. Je
wordt bovendien steeds kritischer, om
dat je jezelf niet wilt herhalen. Je moet
nieuwe figuren verzinnen, andere verha
len bedenken De lezers zien misschien
niet veel verschil, maar ik wel. Ik heb elf
of twaalf Nijntjes gemaakt, en de laatste
Nijntjes zijn heel anders dan de eerste.
Pierre Jansen heeft ze eens allemaal
naast elkaar gehangen op een tentoon
stelling in het Arnhems Museum, en dan
zie je heel goed het verschil".
„Wat ik wel geloof is, dat als het alle
maal niet was gelukt, als mijn boeken
niet waren aangeslagen, ik er toch mee
doorgegaan zou zijn. Ik vind het zulk fijn
werk, ik ben er constant mee bezig. Vaak
als ik op de fiets zit, ben ik al weer nieu
we dingen aan het bedenken. Ik ga door
zolang ik kan. Het is begonnen als m'n
hobby en dat is het nog steeds. Ik kan het
gewoon niet laten".