Een dandy tegen wil en dank Louis Couperus komt als keiharde werker uit biografie naar voren ZATERDAG 3 OKTOBER 1987 EXTRA PAGINA 27 "Ik bedacht dat ik in mijn leven te veel boeken geschreven had en te weinig gebokst". Het zal menigeen vreemd in de oren klinken, maar de ze zin werd geschreven door Louis Couperus. door Cees van Hoore Hij noteerde hem nadat hij in Algiers een bokswedstrijd had gezien. Zijn be langstelling voor het edele vuistscher- men was gewekt door een Romeins mo zaïek van twee vuistvechters uit de oud heid en het lezen van een boek over deze sport. Bokswedstrijden hoefden voor hem dan ook niet uitsluitend te worden gehouden in lokaliteiten waarin een blind paard geen schade kon aanrichten, maar mochten naar zijn mening rustig plaats vinden in de met pluche gevoerde Prinsesseschouwburg. 'Mevrouw Couperus', zoals de schrij ver eens snerend is genoemd, was ook een liefhebber van worstelen. Geregeld bezocht hij het boks- en worstelpaleis Alhambra in de Haagse Boekhorststraat. Temidden van de hofstedelijke penose applaudisseerde hij daar geestdriftig bij elke goed aangezette wurggreep of dub bele Nelson. Nieuw licht Deze curieuze feiten uit het leven van de Haagse dandy-schrijver kunnen wor den aangetroffen in de biografie van Bastet. Ze werpen een geheel nieuw licht op de figuur van Couperus. Wie Bastets relaas leest komt er al snel ach ter dat Couperus niet alleen maar de wat fatterige man was, die naar een theevisi te zijn eigen porceleinen kopje meenam in een apart daarvoor bestemd foudraal- tje. Nadat Bastet in 1981 'Een zuil in de mist' had gepubliceerd, een verzameling essays over Couperus, werd vrij alge meen aangenomen dat hij de definitieve Couperus-biografie voor zijn rekening zou nemen. Bastet: "Het werd een my the die een eigen leven begon te leiden. Uiteindelijk ben ik gezwicht. Ik kan ove rigens best begrijpen waarom anderen niet stonden te popelen om aan die bio grafie te beginnen: Couperus had zo'n enorm uitgebreide familie, hij heeft zo veel gereisd en geschreven - al die 'ten takels' in één lichaam te laten uitkomen, dat was natuurlijk een hels karwei. Ik ben in de loop van de jaren tachtig aan het schrijven ervan begonnen. Ik liep naar de zestig en de angst besloop mij dat ik sommige dingen zou gaan verge ten. Ik dacht bij mezelf: hoe lang heb ik het allemaal nog in mijn hoofd?" In 1933 publiceerde Henri van Booven een vrij uitgebreide levensbeschrijving van Couperus onder de titel 'Leven en werken van Louis Couperus'. Het boek leek meer op een 'heiligenleven' dan op een biografie. Zaken die een te ongun stig licht wierpen op de persoon van Couperus waren door Van Booven op verzoek van de weduwe van de auteur weggelaten. Een goed voorbeeld van Van Boovens 'selectieve' manier van werken is de kwestie Orlando. Het is nu wel komen vast te staan dat Couperus er in zijn leven enkele homo-erotische rela ties op na heeft gehouden, zij het dat de ze van platonische aard waren. Een man met wie hij nogal 'close' schijnt te zijn geweest is Giulio Lodomez, een vrij ge fortuneerde losbol die hij op een van zijn vele reizen moet hebben ontmoet. In het latere werk van Couperus duikt deze Giulio veelvuldig op onder de naam Or lando. Notities In de inleiding van zijn boek schrijft Bastet dat Couperus minstens tweeënze ventig brieven, briefkaarten en tele grammen moet hebben gewisseld met Emma Garzes, de zuster van Orlando. Daarvan is gek genoeg maar de helft bo ven water gekomen. Er is reden te ver onderstellen dat de andere helft is ver nietigd door Couperus' weduwe. Zij schijnt het ook geweest te zijn die Henri van Booven op het hart moet hebben ge drukt in zijn boek niet te reppen over Orlando. Bastet: "Toen ik na de dood van Van Booven, die ik goed heb gekend, inzage kreeg in zijn nalatenschap, trof ik daarin een mapje aan over Couperus. Het be vatte tien, twaalf velletjes met aanteke ningen, niet meer. Niet bepaald een rijke vondst dus. Wat echter wel interessant was, was een aantal notities over de fa milie Garzes. In zijn verhalen schreef Couperus over Orlando en Elettra, waar mee hij Emma en haar broer Giulio op het oog had. Toen ik Van Booven eens vroeg naar deze mensen, antwoordde hij mij dat hij niets van hen of hun familie wist. 'Die zijn dood', zei hij. Uit zijn aan tekeningen bleek echter dat hij wel de gelijk goed van hun bestaan op de hoog te moet zijn geweest". "Er zijn overigens nog wel meer voor beelden te noemen van zaken die Van Booven niet behandelt. Zo heeft Coupe rus gecorrespondeerd met L.S.A. Ro mer, de man die in 1904 'Ongekend leed' publiceerde, een voor die tijd nogal op hef makende brochure over homosek sualiteit. Daarvan is in het boek van Van Booven niets terug te vinden". Op licht spottende toon voegt Bastet daar aan toe: "In het jaar 2000 kan het Römer-ar- chief worden geopend. Misschien dat we daarin nog zoiets zullen aantreffen als een 'anamnese' (herinnering van de voorgeschiedenis) van Couperus". Een andere belangrijke bron die Van Booven niet heeft geraadpleegd is de uitgebreide correspondentie die Coupe rus heeft gevoerd met zijn uitgever L.J. Veen. Deze correspondentie heeft Bas tet gebruikt als 'geraamte' voor de re constructie van een groot gedeelte van Couperus' leven. Vlechtwerk Bastet: "Ik moest enkele grote groe pen gegevens in elkaar gaan schuiven: gegevens uit het familie-archief, de brie ven aan L.J. Veen en de brieven van Em ma Garzes die ik vanuit het Frans in het Nederlands heb vertaald. Verder waren er dan nog de brieven die Van Tricht destijds in 'Maatstaf heeft gepubliceerd. Al met al een enorm vlechtwerk. Dit ge heel heb ik gecombineerd met Coupe rus' literaire werk, voorzover dat ten minste controleerbare biografische ge gevens bevatte. Het accent daarbij wis selt. Voor de vroege periode heb ik mij vooral moeten verlaten op de romans en novellen, voor de latere heb ik gebruik gemaakt van brieven". Om te kunnen nagaan hoe de jeugd van de schrijver is verlopen moest de Louis Couperus. biograaf natuurlijk andere bronnen zien te vinden. Dat was niet makkelijk. De Couperussen waren niet erg kwistig met het doen van mededelingen over wat zich binnen de familie afspeelde. Geluk kig vond Bastet enige jaren geleden een gedeelte van het familie-archief in het Algemeen Rijksarchief te Den Haag, een archief waarvan de nazaten van Coupe rus niet wisten dat het nog bestond. In dat archief bevond zich een map met manuscripten van de hand van de vader van de schrijver, Johan Ricus Couperus. Deze rnan heeft niet alleen veel over de afstamming van het ge slacht aan het papier toevertrouwd, maar bovendien een aantal 'biografi sche' verzen in het Frans geschreven. In een daarvan memoreert hij hoe zijn in Indië geboren kinderen bij aankomst in Europa de hagel aanzien voor een snoep jesregen. Louis was bij deze 'traktatie' van de hemel nog niet aanwezig. Hij moest toen nog geboren worden in een Holland, met een regenachtig klimaat dat hij zijn leven lang zou blijven veraf schuwen. De vader van Louis ging er prat op dat hij van adellijke afkomst was. Onder zoek heeft uitgewezen dat de oude heer zich hierin vergiste. "De stamvader van het geslacht Couperus", zo schrijft Bas tet in de biografie, "is een Friese kuiper geweest, wiens beroep naamgevend werd. In een latere generatie is er de def tige Latijnse uitgang -us aan toege voegd". Nakomertje In het eerste hoofdstuk van deze bio grafie worden de prille levensjaren van Louis Couperus door Bastet voorzover mogelijk nauwgezet opgetekend. We le zen hoe de jongen - die de voornamen van drie vroeg gestorven zusjes heeft geeerfd en door de verwarring die dit bij de niet erg snuggere ambtenarij veroor zaakte tot zijn achttiende levensjaar in het bevolkingsregister zou blijven inge schreven als meisje - opgroeit in een sta tig huis aan de Mauritskade. Als nako mertje heeft hij minder contact gehad met zijn in Indië geboren broers dan met zijn zusters. Deze zusters, zijn moeder, de huisnaaister en de dienstboden zijn de enigen die zich werkelijk met hem bezighouden. Zo groeit de jonge Louis op temidden van vrouwen. Een van de aardigste speculaties waar aan Bastet zich in deze biografie waagt, heeft te maken met de geaffecteerd- Haagse tongval van de familie Coupe rus. In zijn jeugdherinneringen heeft Couperus het over een jongetje dat Ka- reltje heet. Dat is een nogal uitzonderlij ke naam voor een verhaalfiguur van Couperus. Bastet vermoedt dat Louis in zijn jeugd door zijn familieleden 'kerel tje' werd genoemd. Dit woord, op z'n Hègs uitgesproken, zou dan dat 'Karel- tje' hebben opgeleverd. Het 'kereltje' houdt zich in zijn jeugd bezig met spelletjes die je nu niet direkt van een jongen zou verwachten. Voor Louis geen bolderwagens of tinnen sol daatjes, nee, hij ziet meer in de prachtige lapjes stof die hij krijgt van de naaister. Hij verandert die in een koningsmantel of maakt er prachtige baldakijntjes van voor zijn fantasiepaleizen. Ook later, als de familie zich voor een paar jaar weer in Indië vestigt en Louis daar al op het gymnasium zit, zal hij zich het genoegen dat hij beleeft aan deze wat meisjesachti ge spelletjes niet ontzeggen. Overhoop De geslachtsverwisseling bij de bur gerlijke stand, het wat nuffige karakter van de spelletjes van Louis - ze lijken vooruit te wijzen naar Couperus' andro gyne aanleg. Daarop wordt in de biogra fie op tal van plaatsen ingegaan. In te genstelling echter tot Van Tricht, die in zijn boek 'Louis Couperus. Een verken ning' Freud losliet op het werk van Cou perus en zo tot de conclusie kwam dat zijn romans en verhalen eigenlijk het produkt waren van een geest die met zichzelf overhoop lag, stelt Bastet dat de schrijver naar de maatstaven van die tijd gemeten openlijk uitkwam voor het vrouwelijke in zijn karakter, ja, dit zelfs cultiveerde. Bastet: "Voor mij is dat een van de re denen waarom ik het werk en de figuur van Couperus zo bewonder. Het maakt hem tot een schrijver die zijn tijd ver vooruit was en daarbij toch ook weer volledig in de cultuur van zijn eigen tijd stond. Van wat moralisten destijds ver oordeelden als een zwakte, heeft hij zijn kracht gemaakt. Couperus was iemand die zichzelf goed had doorgrond. Ken u zelve, die spreuk was op hem zeer van toepassing. Het is natuurlijk een vloeiend proces geweest, maar ik geloof zeker dat hij later, toen hij zich als schrij ver begon te ontwikkelen, dat vrouwelij ke in zijn karakter heeft gecultiveerd en geëxploiteerd. Immers, er is bijna geen schrijver die zich zo goed heeft weten in te leven in zijn vrouwelijke romanfigu- Net als de dichter Petrarca verheer lijkte Couperus in zijn eerste verzen de kuise, geslachtelijk onbereikbare vrouw of, zoals Bastet het noemt: de a-seksuele madonna. Een van zijn romanfiguren zou hij later de volgende woorden in de mond leggen: 'Over een vrouw in een ge dicht had hij wel eens dagen, een week gepeinsd, gedroomd; over een vrouw in het gewone leven nooit'. Hij vond een compromis. In 1891 trouw de hij met zijn nichtje Elisabeth Baud. Elisabeth wist wat voor vlees zij in de kuip had met Louis, die in zijn roman 'Metamorfoze' een schrijver over zijn vrouwelijke hoofdpersoon laat zeggen 'dat hij haar niet alleen maar liefhad als een vader, maar dat hij haar als zelve werd...' Niettegenstaande het tweeslachtige in zijn wezen en zijn streven naar een 'niet- geconsumeerde liefde', heeft het er soms de schijn van dat Couperus seksueel ge zien toch de voorkeur gaf aan mannen. Hij werd zich daar voor het eerst van be wust toen hij de homoseksuele luitenant Ram ontmoette. Toen kwamen bij de schrijver voor het eerst 'het Beest en de Ziel' in strijd met elkaar. De twee man nen konden erg goed met elkaar op schieten. Het vermoeden dringt zich op dat Couperus in het huwelijk is gevlucht om zichzelf voor zijn 'tegennatuurlijke' gevoelens te beschermen. Dat Elisabeth het daarmee nogal moeilijk heeft gehad is niet verwonderlijk. Bastet: "Zij was soms zo zenuwziek dat ze niet meer kon lopen. Couperus Bij uitgeverij Querido verscheen vorige maand 'Louis Couperus. Een biografie'. De schrijver ervan is Frédéric Bastet, archeoloog en - tot voor kort - conservator van het Leidse Museum van Oudheden, alsmede auteur van talloze essays, romans, novellen en gedichtenbundels. Wat bezielt iemand die zélf schrijver is nu eigenlijk om een boek van bijna negenhonderd pagina's te wijden aan een andere schrijver? Moet zo iemand zich niet in hoge mate kunnen vereenzelvigen met de auteur wiens leven en werk hij met zoveel liefde en aandacht napluist? Bastet: "Ach, bij een mooi schilderij hoort een passende lijst". schrijft dan dat zij het aan haar 'nerfjes' heeft. Dat klinkt wat badinerend, maar zo is het denk ik niet bedoeld. Op zijn manier hield hij van haar. En zij van hem. Vergeet niet dat hij haar een enorm boeiend leven heeft bezorgd. Ze is met hem door de hele wereld gereisd en dat zal een en ander toch wel hebben ge compenseerd. Het is echter wel opval lend dat ze, waar er in de brieven of ver halen gewag wordt gemaakt van Orlan do, vrijwel volledig uit het beeld ver dwijnt". Mum van tijd Bastet rekent in deze biografie af met de wijdverbreide misvatting dat Coupe rus niet voor het geld hoefde te schrij ven. 'De Stille Kracht' bijvoorbeeld, hebben we te danken aan het feit dat de schrijver als de bliksem geld nodig had om een hem door zijn uitgever verstrekt voorschot te kunnen terugbetalen. In een mum van tijd is het werk tot stand gekomen. Om maar zo snel mogelijk aan pecunia te komen heeft hij Leonie als het ware 'met een schop achter haar mooie derrière de wereld in gestuurd'. Hij schreef aan zijn uitgever: 'Aardsch slijk? Helaas, ja...Het is den laatsten tijd nooit erg modderig om me heen'. Bastet: "Couperus' familie was dan wel niet onbemiddeld, maar je moet niet vergeten dat er heel wat familieleden waren onder wie dat geld moest worden verdeeld. Bovendien vergde de levens stijl die Couperus er op na hield enorm veel geld. Hij schreef dan ook met grote snelheid en werkte zeer gedisciplineerd. Net als Zola verplichtte hij zich ertoe ie dere dag een stuk of vier bladzijden te schrijven. Zo krijg je op den duur na tuurlijk een enorme produktie". De manier waarop Couperus zijn uit gever voor het blok zette als hij weer eens geld nodig had doet soms bijna denken aan chantage. Over literaire aan gelegenheden raadpleegde hij hem nau welijks, en ook in het persoonlijke leven van Veen was hij hoegenaamd niet geïn teresseerd. Als een van Veens kinderen sterft, kan er maar net een condoléance- briefje af. De auteur ontpopt zich in het contact met zijn uitgever als een gewiekste en keiharde zakenman. Dat hij daarbij niet uitsluitend mikt op een uitgelezen pu bliek, blijkt wel uit het feit dat hij Veen herhaaldelijk probeert warm te maken om zijn boeken in een wat goedkoper jasje te steken en ze uit te geven als spoorweglectuur. Des duivels Wat betreft de omslag van zijn boeken en het zetwerk stond de schrijver op zijn strepen. Toen een zetter eens eigenhan dig in een boek overal 'de salon' veran derde in 'het salon' was hij des duivels. Al maakte Couperus ook korte tijd deel uit van de redaktie van De Gids, erg veel op met zijn collega's, de Tachtigers, had hij niet. Vooral in het begin van zijn carrière werd hij door hen niet geaccep teerd. Bij Couperus' debuut bracht Kloos zwaar geschut in stelling. De ge dichtenbundel werd door hem gety peerd als 'literaire trash'. Toen enige tijd later 'Een liefde' van Van Deyssel ver scheen zou Couperus, volgens Bastet, hebben gedacht: dat kan ik beter. En hij schreef 'Eline Vere'. Van Deyssel besprak dat boek lovend, en na verloop van tijd trad Couperus toe tot de Gidsredaktie. Niet voor lang. Kan het ook anders bij een auteur die, met Fatsoenlijk De familie Couperus was een fatsoen lijke familie. Had een man een zekere leeftijd bereikt dan diende hij netjes te trouwen. Maar hoe moest dat met Louis, die tegen de vervulling van zijn huwe lijkse plichten opzag als tegen een berg? een knipoog naar de 'goddelijke' Kloos, schreef: 'Ik ben een mier, in 't midden mijns gemijmers'? Er ontstaat in de loop der tijd natuur lijk een wildgroei aan anekdotes over een schrijver van het formaat van Cou perus. Gelukkig is Bastet niet gezwicht voor de verleiding al die anekdotes op te lepelen. Hij heeft er met zuinige hand enkele door zijn boek gestrooid. Dat is een verademing, want we zien in biogra fieën nog wel eens het tegendeel. Om de andere alinea moet dan de brille, gevat heid of eigenaardigheid van de schrijver worden gedemonstreerd, iets dat de le zer al gauw doet verlangen naar een ge woon mens van vlees en bloed, naar een schepsel dat, zoals het hoort, ontwaakt met een geeuw opi de lippen en nu eens niet met een puntig aforisme. Dandy Aan de dandy die Couperus was, wordt in deze biografie natuurlijk de no dige aandacht besteed. We treffen er een Couperus in aan die soms lacht achter zijn zakdoek, misschien omdat hij bang is dat deze activiteit zijn gelaatstrekken te zeer verwringt. We zien hem samen met Elisabeth flaneren door Florence, Rome en Parijs, niet in een rustige om geving maar over drukke boulevards, goed in het pak gestoken, een gardenia in zijn knoopsgat. We mogen als Hollan ders even meewarig glimlachen wan neer hij bij het eerste spatje regen onzeg baar droevig wordt. Maar het sympathieke bij dit alles is dat Couperus door Bastet nergens wordt gereduceerd tot een clown, een pias. Uit de biografie komt naar voren dat de schrijver een dandy was omdat hij niet anders kón. Wie niet geheel en al van een vrouw kan houden en leeft in een tijd dat hij niet mag toegeven aan zijn liefde voor mannen, moet wel op zichzelf te ruggeworpen worden. Hij wordt een nareist tegen wil en dank. Hij moet zich tevreden stellen met de liefde voor zich zelf. En ja, wie ziet zijn 'geliefde' niet graag zo mooi en verzorgd mogelijk? De 'andere' Couperus die uit dit boek naar voren komt is een man die werkt tot de stukken er van af vliegen. Iemand die zijn werk het liefst laat lezen aan de mensen die hij liefheeft, familieleden en vriendinnen bij voorkeur. Een schrijver die het niet zoekt in hooggestemde lite raire beginselverklaringen, maar die al leen maar schrijft en nog eens schrijft. Een auteur die met zijn zachte, met ca meeën getooide hand een oeuvre bij el kaar schrijft vol verfijning en schoon heid, maar die ook verrassend provoce rend uit de hoek kan komen, bijvoor beeld in zijn Japanse reisverslagen waarin hij de Japanners 'de Duitschers van het Oosten' noemt. Fluimpjes bloed 'Ik zal heel lief feestvarkengeknor doen hooren', schrijft Couperus enkele weken voor zijn huldiging ter gelegen heid van zijn zestigste verjaardag. Hij heeft zich samen met Elisabeth dan al teruggetrokken in een kleine villa in De Steeg. Na een reis naar Japan is het bergafwaarts gegaan met zijn gezond heid. Hij schrijft aan een vriend dat hij de brief nu maar eindigt omdat hij klei ne fluimpjes bloed opgeeft. Elke dag echter kruipt hij trouw achter zijn werk tafel. Om wat lichaamsbeweging te heb ben heeft hij een hond genomen, Brinio. Bastet: "Ik werd een tijd geleden op gebeld door een familielid van Couperus die zei veel fotomateriaal over hem te be zitten. Ik ging naar hem toe en bekeek dat. Op een gegeven ogenblik wees deze heer naar zijn oog. Ik zag een klein litte ken. Het bleek dat hij door de hond van Couperus was gebeten". Tijdens de huldiging wordt Couperus een som geld aangeboden waarmee hij in staat is het huis in De Steeg te kopen. Dat heeft hij hard nodig, wil hij dagelijks zijn 'gefrappeerde champagne' kunnen blijven drinken. De huldigingscommissie probeerde Couperus de onderscheiding van Com mandeur in de Orde van Oranje Nassau te bezorgen. Het zat er niet in. Hij werd 'slechts' Ridder in de Orde van de Ne derlandse Leeuw. Dat had al heel wat moeite gekost. Johan de Meester zei la ter 'dat, wanneer hij een groote schrijver wederom eens een "Leeuw" wilde be zorgen, hij maar liever naar de Sahara zoude gaan om er een te vangen'. Op 16 juli 1923 stierf Couperus aan verzwakking en een complex van ziek ten, waaronder tuberculose. In een Fran se krant werd zijn elegante verschijning gememoreerd. De auteur van het artikel schreef dat de meeste artiesten in Neder land er wel heel anders uitzagen dan Couperus en betitelde hem als 'een or chidee onder de uien'. Als dat zo is, dan is Bastet 'de graaf onder de biografen'. Hij schrijft in de biografie dat het een kenmerk van een groot en belangrijk kunstenaar is, dat zijn diepste wezen niet valt te doorgron den, maar met dit boek over Couperus laat hij zien dat hij de kern van dat kun stenaarschap toch wel zeer dicht is gena derd. Couperus' Leidse biograaf Frédéric Bastet: "Bij een mooi schilderij hoort een mooie lijst". (fou mm Dijkmarll

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 27