Schuldig: geboren 'Hij is tot zijn laatste uur gesloten gebleven' 'Zijn lot laat ons met met rust' Nazi-kinderen doen een boekje open Peter Sichrovksy PAGINA 24 ZATERDAG 19 SEPTEMBER 1987 Onder de titel 'Schuldig geboren' verscheen eerder dit jaar in West-Duitsland een boek over kinderen van ouders die in de oorlog 'fout' waren: fanatieke nazi's, bewakers van concentratiekampen en hoge militairen die bij oorlogsmisdaden betrokken waren. Allemaal kinderen die zelf praktisch niets van de oorlog hebben meegemaakt en het dus ook allemaal van horen zeggen hebben. Het interview-boek; geschreven voor de Oostenrijkse journalist Peter Sichrovsky, trok in de Bondsrepubliek sterk de aandacht. Dit najaar zal bij Bruna de Nederlandse vertaling van 'Schuldig geboren' verschijnen. Vandaag enkele delen uit de interviews van Sichrovsky. In het ene vertelt Anna hoe haar ouders de meest dramatische gebeurtenissen een leven lang konden wegstoppen. Het andere is een twistgesprek tussen een broer en een zuster. Anna: Ik zou mijn leven in een paar zin» nen kunnen omschrijven. Ik ben in 1947 in München geboren. In München opge groeid. En in München naar school ge gaan. Vervolgens opgeleid tot verpleeg kundige. Toen ik 28 was ben ik ge trouwd. Nu ben ik thuis. Moeder van twee kinderen. Mijn man werkt bij een bank. We hebben het goed. De rest valt niet zo gemakkelijk te ver tellen. Je zou het misschien als volgt kunnen samenvatten. Toen ik dertien was, kwam ik te weten dat mijn vader, in tegenstelling tot wat mijn moeder mij had verteld, tijdens de oorlog niet aan het front was geweest, maar in een concen tratiekamp had gewerkt. En dat mijn moeder niet, zoals ze altijd had gezegd, thuis had gezeten en op bericht van haar echtgenoot had gewacht. Mijn vader kwam iedere avond gewoon thuis. Net alsof hij uit kantoor kwam. Ging aan tafel zitten en at zijn soep op, die mijn moeder voor de hard werkende man had klaarge maakt. Hij deed zijn werk, zij deed het hare. Toen ik twaalf was, ik weet het nog precies, het was in 1959, kwam er een brief die alles, maar dan ook alles volko men veranderde. Maar toch ook alles liet zoals het was. Ik weet dat dit tegenstrij dig klinkt, maar dat was het ook. Hoe be langrijk en ernstig deze gebeurtenissen ook waren, uiteindelijk is er daarna niet veel veranderd. Mijn vader is indertijd aangegeven. Door vroegere gevangenen. Mijn vader was in die tijd bij de politie. Hij kreeg die baan al vrij snel na de oorlog. Hij had zijn werk, we hadden het tamelijk goed en we vormden een doodgewoon gezin. Maar fascisme? Nazi-tijd? Jodenvervolging? Daarover werd bij ons thuis niet gepraat. „Pappie heeft aan het front gevochten, net als alle andere mannen", zei mijn moeder altijd. En ik moest hem er maar niet naar vragen, omdat het hem te veel van streek zou maken. Dus ik vroeg niets. Waarom zou ik? Oorlog? Dat was lang voor mijn tijd. Maar toen kwam die brief. Op een avond, een paar dagen na die brief, kwam mijn vader niet thuis. Ik zat bij mijn moeder in de keuken en we aten sa men. Ik voelde dat er iets was. Ef werd al dagen nauwelijks meer met mij gepraat. Vader en moeder keken heel ernstig, moeder had zelfs vaak tranen in haar ogen. Vader telefoneerde steeds en ging niet meer naar zijn werk. Iedere avond kwamen er mannen met gewichtig uit ziende mappen onder hun arm. Nu zat ik dus met mijn moeder in de keuken en ik at mijn soep. Zonder veel trek. Totdat ze mij eindelijk aankeek en zei: „Anna, je bent nu volwassen genoeg, ik moet met je praten". Ik legde mijn le pel weg, keek haar aan, luisterde naar haar en begreep er niets van. Ik vond haar bijna belachelijk doen, en nog her inner ik me die situatie als tamelijk vreemd. Mijn moeder was voor het eerst echt onzeker tegenover mij. Het was een opgewonden, hysterisch gestotter. Ge klets dat onderbroken werd door gesnik en steeds weer eindigde met de zin: „Wanneer iemand ooit iets over je vader vraagt, weetje nergens van. En wanneer ze je vragen wat je ouders je over de oor log hebben verteld, dan zeg je niets. Heb je me begrepen? Het doet er niet toe wie het vraagt, je weet niets!" Vervolgens probeerde ze me iets uit te leggen; ze had het over vergissingen, over kwaadsprekerij en over slechte mensen die onze pappie wilden wegha len. Ik begreep er helemaal niets van. En omdat ik er niet aan gewend was vragen te stellen en al helemaal niet om iets niet te geloven, accepteerde ik het verbod iets te zeggen. Wat had ik trouwens moe ten zeggen? Ontweken Ons leven werd steeds onrustiger. Mijn vader was onaanspreekbaar gewor den voor mij. Hij ging niet meer naar zijn werk, was de hele dag thuis en praatte nauwelijks meer. Ik ontweek hem, vermeed contact met hem en - ook al klinkt het nog zo gek - begon me heel langzaam van mijn ouders los te maken. Dat ging zo een jaar lang door. Toen vond de volgende dramatische gebeurtenis plaats. Ik was ondertussen dertien en een klein beetje volwassen. Op een middag, viak voor de grote va kantie, toen mijn ouders al dagen nerv euzer waren dan anders, ging de tele foon. Mijn moeder zat er vlakbij en leek erop te hebben gewacht. Ze pakte de hoorn op en behalve een 'ja, ja', dat steeds harder klonk, zei ze niets. Toen legde ze hem neer, liep met tranen in haar ogen naar me toe, omhelsde me en zei: „Nu is alles weer in orde. Ze konden niets bewijzen. Nu is alles weer goed". Toen kwam die vraag van mij. Ik vroeg toen pas voor de allereerste keer: „Moe der, wat is er weer in orde?" En mijn moeder antwoordde: „Je vader is vrijge sproken. Hij is onschuldig. Hij is altijd al onschuldig geweest". En alsof dit telefoontje en de reactie van mijn moeder mij in een nieuwe le vensfase hadden geduwd, vroeg ik ner veus en geïrriteerd waarom hij dan was vrijgesproken, wat hij dan had gedaan, wie hem dan had aangeklaagd en waar om. Er kwam geen eind aan mijn vragen. Ik hoef niet te vertellen dat mijn moe der niets meer zei. Ze draaide erom heen, er vielen woorden die ik kende: „Brutali teit, leugens, overheidsterreur en - schrikt u niet - de joden". Maar dit woord viel voor het eerst. Mijn ouders hadden nooit eerder over joden gesproken. Dat woord leek niet te bestaan. Vanaf dat moment was het uit met mijn naïviteit en mijn kinderlijke dom heid. Mijn wantrouwen groeide. Ik had voor het eerst het idee dat er iets voor mij werd achtergehouden. Een uur later kwam mijn vader thuis. Hij was al een beetje aangeschoten. Ge lijk met hem kwamen een paar mannen en vrouwen met rode gezichten, luid la chend binnen en iedereen omhelsde en kuste mij. Ik vond het walgelijk. Toen werden er vaten bier gehaald. Ze vierden zijn vrijspraak. Als ik er nu aan terug denk, is dat verschrikkelijk. Ik voel me niet in staat hem te beoordelen en al hele maal niet om hem te veroordelen. Ik wil hier niet spreken over wat hij tijdens de oorlog heeft gedaan. Missch'en is hij be dreigd, misschien is hij onder druk gezet. Wie weet wat ik toen zou hebben gedaan. Maar later, waarom moest er feest wor den gevierd? Waarom moesten ze zich gedragen alsof de plaatselijke voetbal club had gewonnen? Het was zonder overdrijving de naarste avond van mijn leven. Na een paar dagen was alles weer als vanouds. Mijn vader ging weer aan het werk. Mijn moeder hield het huis schoon, kookte en deed boodschappen. En ik ging naar school. Maar in mij groei de de nauwelijks te onderdrukken nieuwsgierigheid om achter dit geheim te komen. Uit mijn ouders kreeg ik niets. En de opmerkingen en aanwijzingen, vaak cynische zinnetjes van buren, me descholieren en ook leraren, begreep ik helemaal niet. Mijn vader was in de oor log toch een heel normale soldaat ge weest, zoals ieder ander, dat was vanzelf sprekend. Twee weken later wist ik wel beter. Pathetisch Dat klinkt nu zo eenvoudig. En ook zo pathetisch. Hoe vaak heb ik er al niet met mijn man over gesproken? Maar wat is dan het belangrijkste in een mensenle ven? Voor mij was het in ieder geval niet de ontdekking dat mijn vader opzichter van een bewakingseenheid in een con centratiekamp was geweest en aange klaagd was wegens moord. Op een dag wist ik het, nou en? Denkt u dat er daar door iets verandert? Moest ik van huis weglopen? Of een privé-aanklacht indie nen tegen een vader en een moeder die hun dochter jarenlang hadden voorge logen? Ze hebben me te eten gegeven, *s winters warme kleren gegeven en met Kerstmis stond er een boom en waren er cadeautjes. Doe ik meer voor mijn kinde ren? Je vader is een moordenaar, de kreet alleen al. Mijn leven is niet zo op windend geweest als een roman van Dostojevski. Daarvoor zat ik bij de ver keerde helden. We hadden in die tijd een leraar op school die al wat ouder was, maar steeds vriendelijk en aardig. Het deed er niet toe wat wij tijdens de les uithaalden, hij bleef altijd rustig. We namen hem niet serieus. Maar op een keer hield hij mij na de les even achter. De andere kinderen waren al bijna allemaal het lokaal uit en hij zei zachtjes: „Anna, als je op een goed mo ment niet meer weet wat je moet doen, vooral wat betreft de zaak met je vader, kom dan rustig naar mij toe. Ik kan im mers proberen om je te helpen". Dat had nog nooit iemand tegen mij gezegd. Ik was een paar dagen later al bij hem. Hij had mij bij hem thuis uitgeno digd. Ik ken hem nog steeds. Hij is bijna tachtig. We praten nooit over mijn vader. Hij is een soort grootvader - en waar schijnlijk een soort plaatsvervangende vaderfiguur. Wat hij me indertijd vertelde? Wat denk je? Wie kan zich een dertienjarig meisje voorstellen, dom genoeg om nooit iets over de ellende van de concentratie kampen te hebben gehoord en naïef ge noeg om haar ouders altijd te hebben ge loofd. Toen ik te weten kwam wat er was gebeurd, kwam de eerste schok. De tweede kwam toen ik erachter kwam dat mijn vader eraan had meegedaan. Na tuurlijk wist ik dat er concentratiekam pen waren geweest en dat er zes miljoen joden waren vermoord. Er bestond im mers een school. Maar op die school had ik ook gehoord dat Roodkapje door de wolf was opgege ten en dat ongehoorzaamheid wordt be straft. En je had de Kruistochten en toen ik ouder werd de Franse Revolutie. En toen ik nog ouder werd de Tweede We reldoorlog en de gaskamers. Maar wie in hemelsnaam had ons ooit verteld dat het onze eigen ouders waren geweest? Dat er tijdens de Franse Revolutie duizenden werden terechtgesteld? Ja, ik kan me nog herinneren hoe indrukwekkend on ze geschiedenisleraar de wandaden van Robespierre beschreef. Maar dat de bakker van hiernaast, de Engelse leraar misschien of die aardige agent die steeds auto's tegenhield wan neer ik naar school ging, dat die met de moorden tijdens de oorlog te maken had den? En dan ook nog je eigen vader! Maar wanneer u nu verwacht dat het tot een grote ruzie in mijn familie kwam, dan moet ik u teleurstellen. Wanneer ik nu aan die tijd terugdenk, is er eigenlijk niet veel gebeurd. Misschien was er niet veel dat vernield had kunnen worden. Natuurlijk kwam het wel tot een heftige woordenwisseling. Ik confronteerde mijn vader met de vraag: vader, wat heb je in de oorlog gedaan? Woedend Maar voor mijn vader de kans kreeg om te antwoorden, kwam mijn moeder al tussenbeide, woedend, bijna schreeu wend dat ik mijn vader met rust moest laten, dat hij genoeg had meegemaakt in de oorlog en nu opgelucht was er niet meer over te hoeven praten. En toen ik aanhield dat we op school over kampen hadden geleerd, .over joden die werden vergast en over het doodschieten van vrouwen en kinderen en toen ik vroeg of vader daar iets mee te maken had gehad, of hij er op het eind bij was geweest en met deze krankzinnige daden had mee gedaan, toen stonden ze allebei te brul len Stonden voor me met grote rode ogen; de een schreeuwde nog harder dan de an der. Ze hadden het over hun eigen doch ter die haar ouders beschuldigde, over de scholen die de kinderen tegen hun vader en moeder opzetten en ze zeiden dat dit alles nu de dank was voor alle offers en leed, voor de verschrikkelijke tijden die ze hadden doorgemaakt, voor alle zorgen waar ze mij mee hadden omringd. En zo ging dat maar door. Wat zou ik ze nog meer aandoen? Maar ik hield nog steeds niet op. Ik stelde de laatste vraag: of het waar was dat hij als bewaker in een do denkamp had gewerkt. Toen stortten ze allebei in. Ze huilden en jammerden en zeiden steeds weer dezelfde zinnen. Dat had je er nu van... Je eigen dochter... Na alles wat je had meegemaakt... Enzo voorts, enzovoorts. Geen nee, geen ja. Geen 'ik zal je pro beren iets uit te leggen'. Geen schuld. Geen berouw. Geen betrokkenheid. En desondanks, het klinkt misschien ver schrikkelijk, gebeurde er niets. Ik ging verder naar school, zat samen met mijn ouders aan tafel, we gingen zondags, wandelen en we vierden samen Kerst- Ik heb tot mijn eindexamen thuis ge woond, toen ben ik direct het huis uitge gaan. Ik heb de verpleegstersopleiding alleen gedaan, omdat ik daardoor een ka mer in het zusterhuis kreeg. Ik zocht mijn ouders iedere zondag regelmatig op. Jarenlang elke zondag op dezelfde tijd. Mijn moeder had dan een taart ge bakken, er was koffie met slagroom. Er werd over mijn werk* gepraat en over de ziektes van oude mensen. Een tijdlang probeerde ik het gesprek af en toe op het onderwerp oorlog en de bezigheden van mijn vader te brengen. Het had geen zin. Ik had net zo goed tegen de wastafel kun nen praten. Ieder woord van mij werd weggespoeld. Hoe oud ze ook werden. Twee jaar geleden is mijn vader gestor ven. Hij is lang ziek geweest. Hij heeft een vol jaar in het ziekenhuis gelegen. De laatste maanden zelfs in het ziekenhuis waar ik werkte. Ik zag hem toen bijna da gelijks, maar hij bleef tot zijn laatste uur gesloten en er kwam niets nieuws over zijn lippen. Hij herhaalde steeds hetzelf de wanneer ik probeerde iets nieuws van hem te weten te komen. Een tijdlang dacht ik dat het gemakkelijker was wan neer mijn moeder er niet bij was. Maar het was hopeloos. Hij werd wel iets mil der. sprak er vaak over hoe nutteloos de oorlog was geweest, dat die hem van zijn jeugd had beroofd en dat ik het nu zon der oorlog veel beter had. Hij was geen fanatieke nazi geweest, hij had alleen maar de plotselinge kans op promotie ge grepen. De rest was plicht. Promotie Maar hoe ouder ik word, des te vaker komen er gedachten bij me op of wij, mijn man en ik, werkelijk zo anders zijn. En steeds weer de gedachte: hoe zouden wij toen hebben gehandeld? Stel dat mijn maii vandaag thuis zou komen en vertelt dat hij de kans krijgt om zijn sala ris te verdubbelen en dat hij misschien over een paar jaar een mooie promotie kan maken, maar hij zou dan een tijdlang bij de administratie van een gevangen kamp moeten werken. De mensen daar zijn toch maar geboefte en dus zou hij nog nuttig werk doen ook. Zou ik bezwa ren hebben? Of zou ik zeggen dat hij moest doen wat hij dacht dat goed was? Zou ik navragen wat hij daar werkelijk deed of doen alsof dat mij niets aanging? Dit zijn gedachten die mij niet met rust laten. Kunnen wolven binnen één gene ratie in schapen veranderen? Het zijn toch dezelfde families, dezelfde ouders, grootouders, leraren en priesters? Peter Sichrovsky werd in 1947 in We nen geboren. Zijn joodse ouders had den de Tweede Wereldoorlog over leefd door op tijd naar Londen te vluchten. Pas na zijn studendentijd ging Sichorvsky zich sterk interesse ren voor wat er met de joden was ge beurd en wat daarvan de gevolgen waren voor de overlevenden en hun kinderen. Dat leidde tot een boek met interviews met jonge joden, de kinde ren van de vervolgden, dat in 1985 verscheen. Het kreeg in West-Duits land en de Verenigde Staten veel pu bliciteit maar werd geen verkoopsuc ces. Dat werd wel zijn volgende boek waarin hij de kinderen van de vervol gers hun ervaringen liet vertellen. Voor hem was die overgang van de ge- jaagden naar de jagers niet zo groot. "Het één is onlosmakelijk met het an der verbonden", zegt hij zelf daar over. "Ik heb in de schoolbanken geze ten naast de kipderen van degenen die een paar jaar eerder jacht maak ten op mijn ouders". De grote belang stelling vindt hij logisch: "De doel groep is ny eenmaal heel groot. In Oostenrijk en Duitsland leven vele honderdduizenden kinderen van na zi's". Heinrich Himmler met zijn dochter Gudrun, maart 1938. Nog maar enkele jaren geleden vertelde Gudrun dat haar moeder, Marga Himmler, nooit heeft geloofd dat er masaal joden zijn vernietigd in de cc ncentratiekampen gedurende de Tweede Wereldoorlog. (foto api Rainer: Ik ben Rainer, dat is Brigitte, mijn zuster. Wij komen uit een nazi-fa milie. Onze vader was... Brigitte: We komen niet uit een nazi familie, maar uit een officiersfamilie. Ik weet dat we er wat onze ouders betreft niet dezelfde mening op na houden. Maar misschien kunnen we toch ten minste hetzelfde taalgebruik handha ven. Rainer: Je kunt het krijgen zoals je het hebben wilt. Je kunt bovendien je eigen versie vertellen. Voor mij was het een nazi-familie. Eigenlijk nog meer een fa milie van oorlogsmisdadigers. Iedere na zi was immers niet per definitie een oor logsmisdadiger. Maar onze vader heeft het voor elkaar gekregen om beiden te zijn. Brigitte: Wanneer je meteen zo be gint, doe ik niet mee. Ik voel er niets voor om meteen in de verdediging te worden gedrongen. Rainer: Goed, goed, we houden het za kelijk. Onze vader was een hoge officier bij de Wehrmacht. Hij stelde bij de gene rale staf, samen met andere collega's, plannen op voor noodzakelijke veld tochten tegen Untermenschen. Hij ver schafte de Duitsers Lebensraum, bracht ze jenever uit de Oekraïne, aardolie uit Roemenië en kolen uit Polen. Voor hem was de oorlog een gezelschapsspel met bonte vlaggetjes op de landkaart. Een paar divisies naar het noorden, een paar naar het zuiden. Vliegtuigen naar rechts, tankformaties naar links. En de zege is net zoveel waard als een goede zakelijke overeenkomst. Brigitte: Jouw cynisme brengt je geen stap verder. Hij wasje vader! En ik zie je nog op zijn schoot zitten terwijl hij je verhaaltjes voorleest. Ik zie je in onze -tuin met hem voetballen en ik zie je bij wandelingen zijn hand zoeken, omdat je moe en uitgeput was. Hij was een vader voor je, een voorbeeld en een held. Je wist niets van zijn verleden en het zou je ook niets hebben kunnen schelen. Toen jij werd geboren, was de oorlog voorbij. Je hebt de laatste maanden van de chaos niet meegemaakt. Wat weet jij van bommen, vluchten voor de Russen, de angst in de familie toen vader werd gearresteerd? En toen na zijn veroorde ling: de buren, de vroegere vrienden - plotseling waren ze allemaal altijd al te genstanders van de nazi' geweest. Me neer M„ de schoft, woont nog steeds in een van de joden gestolen villa, vlakbij ons in de buurt. Maar bij het proces heeft hij tegen vader getuigd. Vader heeft vier jaar in de gevangenis gezeten. Kun jij me vertellen waarom? Miljoenen zijn hoera-roepend de oorlog ingetrokken. Duizenden hebben meege daan aan de jodenvervolgingen en zijn er beter van geworden. Onze vader is al tijd fatsoenlijk geweest. Hij was een sol daat. Maar nooit een misdadiger. Ik be grijp niet hoe je zo over hem kunt pra ten. Ijzige blik Rainer: Hij was noch het ene noch het andere. Hij was geen vader öf een misda diger. Hij was allebei. En dat verwijt ik hem. Hoe kon hij met mij ballen alsof er niets aan de hand was geweest? Wat heeft hij in zijn leven nog meer gecombi neerd? Generaal, vader, echtgenoot en lid van de directie van de bank, zijn late re eervolle taak? Ik weet nog, toen ik klein was wilde moeder altijd dat ik hem niet lastig viel. Hij zou zich verschrikke lijk opwinden. Wanneer er een woord over de nazi- tijd viel, reageerde mijn moeder meteen met haar ijzige blik en de eeuwige zin: laat vader met rust! Hij heeft genoeg meegemaakt! Zeven jaar oorlog en vier jaar gevangenisstraf is al te veel voor één leven. Hij zat er altijd bij als een opge stopte pop. Brigitte: Ik herinner me je anders. Hoe je als zesjarige met je eerste rapport thuiskwam. Hoe trots je je medailles van de zwemwedstrijden hebt getoond. Hoe je zondagmiddags met hem naar de bio scoop ging en je door hem de verhalen van karl May liet voorlezen. Jullie waren altijd twee handen op één buik. Geloof je datje een klein kind kunt voorliegen? Hij hield van je en was steeds een goede vader voor je, net als voor mij. Die hate lijke verhalen van je tegenwoordig zijn minder voor hem bestemd dan voor je zelf. Wat heb je niet allemaal gedaan om slachtoffer te worden! Je angst om van een misdadiger af te stammen heeft ver schrikkelijke dingen met je gedaan. Maak jezelf niets wijs; je blijft de zoon van een Duitse officier. Ook al heb je in een kibboets in Israël gewerkt. Rainer: Je doet alsof er voor jou nooit een probleem is geweest. Brigitte: Het was nooit een probleem, omdat ik trots op onze vader ben. Hij be zat de moed zich bij een beweging aan te sluiten die een nieuwe toekomst beloof de. Ik heb hem altijd verdedigd, omdat ik hem ook begrijp. Op school, tegen leugenachtige leraren, die plotseling al lemaal antifascisten waren. Tegenover zogenaamde vrienden die het opwin dend vonden met de dochter van een be roemde nazi naar bed te gaan en tegen ander vrienden die een voortzetting van het verleden wilden en in mij een bond genoot zochten. Ik weet wat er indertijd is gebeurd. Mij hoefje niets te vertellen. Maar ik weet ook dat mijn vader, toen hij zich in de jaren dertig met enthousiasme bij de nazi's aansloot, in de vaste overtui ging verkeerde juist te handelen. Kristallnacht Rainer: Houd op, ik word misselijk als je zo in clichés kletst. Wat betekent dat: 'juist handelde'? Wat betekent: 'hij dacht'? Was het onmogelijk voor hem om in 1933 al te zien wat er zou gaan ge beuren? Was het niet mogelijk om na de Kristallnacht op te houden? Weetje wat die vader van ons was: een lafaard! Een misdadige lafaard! Een ambtelijke slappeling. Een marionet met pensioenrechten. De Russen, de Fransen of de Engelsen waren zijn vijan den niet. Zijn vijanden waren de Duit sers. De Duitsers in zijn eigen land. En daarom had hij de laatste jaren ook zo de pest aan mij. Omdat ik op de Duitsers leek die hij met behulp van de partij dacht te hebben uitgeroeid. Hij had de pest aan mij, omdat ik nee kon zeggen. Hij had de pest aan mij, omdat ik minder bang was dan hij. Brigitte: Jij bent niet minder bang dan hij was. Jij bent alleen voor andere dingen bang. Je hebt er geen idee van hoe je op hem lijkt. Dat fanatisme, waar mee je je nu op het tegendeel stort. Dat eeuwige rechtvaardig zijn is vaak zo on menselijk. Hoor toch een hoe je zelf over je politieke tegenstanders spreekt! Ik heb al vaker gedacht dat vader vroeger net zo gepraat moet hebben. Misschien sta je alleen maar toevallig aan de andere kant. Ik geloof dat ik heel anders ben dan jij. Ik probeer de mensen te begrij pen, waarom ze zo doen en waarom ze zo geworden zijn. Maar jij wilt in een we reld leven met bondgenoten en vijan den. Dat is zo ongeveer zoals het al een keer geweest is. Rainer: Ik heb altijd eerlijk gepro beerd een nieuwe, een andere Duitser te worden. Ik heb geweigerd om in welk opzicht dan ook op mijn vader te lijken. Waarom is dat zo verschrikkelijk? Mijn vader heeft me daar niet bij ge holpen. Hij had het altijd over de neutra liteit van de soldaat. Voor hem bestond er blijkbaar niets anders dan dienst en plicht. Hij voelde zich altijd verplicht te genover de regerende macht. En waar is de plicht tot ongehoorzaam zijn? Kende hij die niet? Maar één keer is mijn vader wat eerlijker tegenover mij geweest over die tijd toen. Hij was al erg ziek. Hij ver telde dat er onder de officieren vaak in discussies werd gezegd dat de oorlog eerst moest worden gewonnen om dan in vredestijd Hitler ten val te brengen. Hij had het erover dat de officieren werkelijk van plan waren na de oorlog een democratisch systeem op te zetten! Maar na de oorlog! Wat een fatale men geling van naïviteit en waanzin. Hij heeft werkelijk geloofd de oorlog te kunnen winnen. Dat is iets wat ik nog steeds niet kan geloven. Brigitte: Zeg eens eerlijk: houd jij hem werkelijk voor een massamoorde naar? Of is dat alles hier een perfect to neelstuk? Heb jij hem altijd op één rij met concentratiekampbewakers en SS- moordenaars gezien? Ik kan dat nauwe lijks geloven. Jouw verontwaardiging is vaak zo belachelijk hysterisch, zo ge maakt. Je schreeuwt, je raast, gooit een glas op de grond, wat betekent dat alle maal? Je had moeten zien hoe je je hebt aangesteld. Rainer, de schrik der bur gers, om je dood te lachen! Waarom ben je niet het huis uit ge gaan? Waarom heb je niet gezegd dat ze hun geld konden houden? Waarom heb je je niet van de familie teruggetrokken om ergens anders echt opnieuw te be- ginnen? Dan had ik je nog kunnen gelo ven. Maar jouw protest werd door vader gefinancieerd. Ieder rood boekje van Mao werd op de bank waar hij werkte verdiend. En zelfs de stof van protest spandoeken kwam van hem. Je hebt nooit ook maar een cent verdiend. Ei genlijk heb ik medelijden met je. Pogingen Rainer: Ik barst zo in tranen uit, zusje. Het is mooi als je medelijden met mij hebt. Maar het zal je niet veel helpen en mij ook niet. Ik haat hem namelijk, zelfs nu hij dood is. Iedere actie van mij, ook al was hij nog zo belachelijk, was een po ging om me tegen hem te verzetten. Maar het waren tenminste pogingen. In tegenstelling tot wat jij deed. Jouw le ven is een grote poging tot aanpassen ge weest. Een wanhopige manier om hem niet alleen te behagen, maar ook om zijn leven voort te zetten. Kijk toch eens naar jouw man! Een slechte kopie van vader. Werkt ook op de bank en wordt mis schien ook lid van de directie als hij lang genoeg de hielen van zijn bazen likt. Wanneer je nu samen met je man en moeder bij elkaar zit, zie ik vader naast jullie. Er is niets veranderd. Je spreekt zoals hij, beweegt zoals hij en leeft de zelfde boeken. Brigitte: We hebben het geen van bei den gemakkelijk, dat weet ik ook. We komen een familie die de oorlog heeft verloren. Een familie die meer heeft ver loren dan anderen, omdat ze mee heeft geholpen de oorlog te beginnen. We heb ben allemaal verloren, niet alleen jij. En het is allemaal niet zo eenvoudig om je uit dit niets, dit onderste van het onder ste weer omhoog te werken. We zijn overwonnen. Als een verslagen bokser slepen we ons terug naar ons hokje en proberen langzaam weer bij te komen. Overal op ons en in ons zijn wonden van het gevecht. Sommige genezen snel, an dere zullen nooit genezen. Ik wist wat.er toen gebeurde en wat de rol van mijn vader was. Wat had hij me dan nog te vertellen? En een vader die voor me zit en schuld bekent? Een ver schrikkelijke gedachte! Zo'n vader kan ik missen als kiespijn. Een vader die uit huilt en medelijden met zichzelf heeft? Een vader die zit te jammeren dat hij al les verkeerd heeft gedaan? In gods naam. Na de nederlaag had hij vier jaar de tijd om in de gevangenis na te denken over wat hij fout had gedaan. Ons heeft hij godzijdank niet lastig gevallen. En daarmee heeft hij ons leven niet moeilij ker gemaakt, maar gemakkelijker. Ik kan daar niets negatiefs in zien. Natuurlijk was hij veranderd. Hij was na de oorlog geen nazi-aanhanger meer. Hij heeft zich bij geen enkele rechtse groepering meer aangesloten en al die reünies van oud-nazi's heeft hij ontlo pen. Hij had zich tot een echte demo craat ontwikkeld. En dat was voor mij voldoende. Dat het leven van mijn vader zulke verschillende reacties uitlokt, is waar schijnlijk de eigenlijke tragedie. De cata strofe van het Derde Rijk en zijn neder laag zet zich in onze familie voort. Als familie hebben wij gefaald. Je praat en denkt niet zomaar anders dan ik, maar je bent me vreemd. Alsof je nooit mijn broer bent geweest. Wanneer ik zo naar je kijk en naar je luister, begrijp ik niet dat wij dezelfde ouders kunnen hebben, in hetzelfde huis zijn opgegroeid en ook jarenlang met elkaar hebben gespeeld. Ik trek me van je terug, zou je eigenlijk niet meer willen zien. Soms is het alsof mijn kleine broertje allang dood is. Te genwoordig zit er een vreemde voor me. En vaak, als je over vader spreekt, is mijn eerste reactie: wat weetje eigenlijk over mijn vader. Het is pas de volgende gedachte dat hij ook jouw vader was. Dat is misschien het enige dat ik mijn vader verwijt: dat zijn geschiedenis geen normaal familieleven toelaat. Zolang wij leven, zal zijn lot ons niet met rust laten - ook wanneer hij allang dood is en nog langer dood zal zijn...

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 24