Schuldig: geboren
'Hij is tot zijn laatste
uur gesloten gebleven'
'Zijn lot laat ons met met rust'
Nazi-kinderen doen een boekje open
Peter Sichrovksy
PAGINA 24
ZATERDAG 19 SEPTEMBER 1987
Onder de titel 'Schuldig geboren' verscheen eerder dit jaar in West-Duitsland een boek over
kinderen van ouders die in de oorlog 'fout' waren: fanatieke nazi's, bewakers van
concentratiekampen en hoge militairen die bij oorlogsmisdaden betrokken waren. Allemaal
kinderen die zelf praktisch niets van de oorlog hebben meegemaakt en het dus ook allemaal
van horen zeggen hebben. Het interview-boek; geschreven voor de Oostenrijkse journalist
Peter Sichrovsky, trok in de Bondsrepubliek sterk de aandacht. Dit najaar zal bij Bruna de
Nederlandse vertaling van 'Schuldig geboren' verschijnen.
Vandaag enkele delen uit de interviews van Sichrovsky. In het ene vertelt Anna hoe haar
ouders de meest dramatische gebeurtenissen een leven lang konden wegstoppen. Het
andere is een twistgesprek tussen een broer en een zuster.
Anna: Ik zou mijn leven in een paar zin»
nen kunnen omschrijven. Ik ben in 1947
in München geboren. In München opge
groeid. En in München naar school ge
gaan. Vervolgens opgeleid tot verpleeg
kundige. Toen ik 28 was ben ik ge
trouwd. Nu ben ik thuis. Moeder van
twee kinderen. Mijn man werkt bij een
bank. We hebben het goed.
De rest valt niet zo gemakkelijk te ver
tellen. Je zou het misschien als volgt
kunnen samenvatten. Toen ik dertien
was, kwam ik te weten dat mijn vader, in
tegenstelling tot wat mijn moeder mij
had verteld, tijdens de oorlog niet aan het
front was geweest, maar in een concen
tratiekamp had gewerkt. En dat mijn
moeder niet, zoals ze altijd had gezegd,
thuis had gezeten en op bericht van haar
echtgenoot had gewacht. Mijn vader
kwam iedere avond gewoon thuis. Net
alsof hij uit kantoor kwam. Ging aan tafel
zitten en at zijn soep op, die mijn moeder
voor de hard werkende man had klaarge
maakt. Hij deed zijn werk, zij deed het
hare.
Toen ik twaalf was, ik weet het nog
precies, het was in 1959, kwam er een
brief die alles, maar dan ook alles volko
men veranderde. Maar toch ook alles liet
zoals het was. Ik weet dat dit tegenstrij
dig klinkt, maar dat was het ook. Hoe be
langrijk en ernstig deze gebeurtenissen
ook waren, uiteindelijk is er daarna niet
veel veranderd.
Mijn vader is indertijd aangegeven.
Door vroegere gevangenen. Mijn vader
was in die tijd bij de politie. Hij kreeg die
baan al vrij snel na de oorlog. Hij had zijn
werk, we hadden het tamelijk goed en we
vormden een doodgewoon gezin. Maar
fascisme? Nazi-tijd? Jodenvervolging?
Daarover werd bij ons thuis niet gepraat.
„Pappie heeft aan het front gevochten,
net als alle andere mannen", zei mijn
moeder altijd. En ik moest hem er maar
niet naar vragen, omdat het hem te veel
van streek zou maken. Dus ik vroeg
niets. Waarom zou ik? Oorlog? Dat was
lang voor mijn tijd.
Maar toen kwam die brief. Op een
avond, een paar dagen na die brief,
kwam mijn vader niet thuis. Ik zat bij
mijn moeder in de keuken en we aten sa
men. Ik voelde dat er iets was. Ef werd al
dagen nauwelijks meer met mij gepraat.
Vader en moeder keken heel ernstig,
moeder had zelfs vaak tranen in haar
ogen. Vader telefoneerde steeds en ging
niet meer naar zijn werk. Iedere avond
kwamen er mannen met gewichtig uit
ziende mappen onder hun arm.
Nu zat ik dus met mijn moeder in de
keuken en ik at mijn soep. Zonder veel
trek. Totdat ze mij eindelijk aankeek en
zei: „Anna, je bent nu volwassen genoeg,
ik moet met je praten". Ik legde mijn le
pel weg, keek haar aan, luisterde naar
haar en begreep er niets van. Ik vond
haar bijna belachelijk doen, en nog her
inner ik me die situatie als tamelijk
vreemd. Mijn moeder was voor het eerst
echt onzeker tegenover mij. Het was een
opgewonden, hysterisch gestotter. Ge
klets dat onderbroken werd door gesnik
en steeds weer eindigde met de zin:
„Wanneer iemand ooit iets over je vader
vraagt, weetje nergens van. En wanneer
ze je vragen wat je ouders je over de oor
log hebben verteld, dan zeg je niets. Heb
je me begrepen? Het doet er niet toe wie
het vraagt, je weet niets!"
Vervolgens probeerde ze me iets uit te
leggen; ze had het over vergissingen,
over kwaadsprekerij en over slechte
mensen die onze pappie wilden wegha
len. Ik begreep er helemaal niets van. En
omdat ik er niet aan gewend was vragen
te stellen en al helemaal niet om iets niet
te geloven, accepteerde ik het verbod
iets te zeggen. Wat had ik trouwens moe
ten zeggen?
Ontweken
Ons leven werd steeds onrustiger.
Mijn vader was onaanspreekbaar gewor
den voor mij. Hij ging niet meer naar zijn
werk, was de hele dag thuis en praatte
nauwelijks meer. Ik ontweek hem,
vermeed contact met hem en - ook al
klinkt het nog zo gek - begon me heel
langzaam van mijn ouders los te maken.
Dat ging zo een jaar lang door. Toen vond
de volgende dramatische gebeurtenis
plaats. Ik was ondertussen dertien en
een klein beetje volwassen.
Op een middag, viak voor de grote va
kantie, toen mijn ouders al dagen nerv
euzer waren dan anders, ging de tele
foon. Mijn moeder zat er vlakbij en leek
erop te hebben gewacht. Ze pakte de
hoorn op en behalve een 'ja, ja', dat
steeds harder klonk, zei ze niets. Toen
legde ze hem neer, liep met tranen in
haar ogen naar me toe, omhelsde me en
zei: „Nu is alles weer in orde. Ze konden
niets bewijzen. Nu is alles weer goed".
Toen kwam die vraag van mij. Ik vroeg
toen pas voor de allereerste keer: „Moe
der, wat is er weer in orde?" En mijn
moeder antwoordde: „Je vader is vrijge
sproken. Hij is onschuldig. Hij is altijd al
onschuldig geweest".
En alsof dit telefoontje en de reactie
van mijn moeder mij in een nieuwe le
vensfase hadden geduwd, vroeg ik ner
veus en geïrriteerd waarom hij dan was
vrijgesproken, wat hij dan had gedaan,
wie hem dan had aangeklaagd en waar
om. Er kwam geen eind aan mijn vragen.
Ik hoef niet te vertellen dat mijn moe
der niets meer zei. Ze draaide erom heen,
er vielen woorden die ik kende: „Brutali
teit, leugens, overheidsterreur en -
schrikt u niet - de joden". Maar dit woord
viel voor het eerst. Mijn ouders hadden
nooit eerder over joden gesproken. Dat
woord leek niet te bestaan.
Vanaf dat moment was het uit met
mijn naïviteit en mijn kinderlijke dom
heid. Mijn wantrouwen groeide. Ik had
voor het eerst het idee dat er iets voor mij
werd achtergehouden.
Een uur later kwam mijn vader thuis.
Hij was al een beetje aangeschoten. Ge
lijk met hem kwamen een paar mannen
en vrouwen met rode gezichten, luid la
chend binnen en iedereen omhelsde en
kuste mij. Ik vond het walgelijk. Toen
werden er vaten bier gehaald. Ze vierden
zijn vrijspraak. Als ik er nu aan terug
denk, is dat verschrikkelijk. Ik voel me
niet in staat hem te beoordelen en al hele
maal niet om hem te veroordelen. Ik wil
hier niet spreken over wat hij tijdens de
oorlog heeft gedaan. Missch'en is hij be
dreigd, misschien is hij onder druk gezet.
Wie weet wat ik toen zou hebben gedaan.
Maar later, waarom moest er feest wor
den gevierd? Waarom moesten ze zich
gedragen alsof de plaatselijke voetbal
club had gewonnen? Het was zonder
overdrijving de naarste avond van mijn
leven.
Na een paar dagen was alles weer als
vanouds. Mijn vader ging weer aan het
werk. Mijn moeder hield het huis
schoon, kookte en deed boodschappen.
En ik ging naar school. Maar in mij groei
de de nauwelijks te onderdrukken
nieuwsgierigheid om achter dit geheim
te komen. Uit mijn ouders kreeg ik niets.
En de opmerkingen en aanwijzingen,
vaak cynische zinnetjes van buren, me
descholieren en ook leraren, begreep ik
helemaal niet. Mijn vader was in de oor
log toch een heel normale soldaat ge
weest, zoals ieder ander, dat was vanzelf
sprekend. Twee weken later wist ik wel
beter.
Pathetisch
Dat klinkt nu zo eenvoudig. En ook zo
pathetisch. Hoe vaak heb ik er al niet met
mijn man over gesproken? Maar wat is
dan het belangrijkste in een mensenle
ven? Voor mij was het in ieder geval niet
de ontdekking dat mijn vader opzichter
van een bewakingseenheid in een con
centratiekamp was geweest en aange
klaagd was wegens moord. Op een dag
wist ik het, nou en? Denkt u dat er daar
door iets verandert? Moest ik van huis
weglopen? Of een privé-aanklacht indie
nen tegen een vader en een moeder die
hun dochter jarenlang hadden voorge
logen? Ze hebben me te eten gegeven,
*s winters warme kleren gegeven en met
Kerstmis stond er een boom en waren er
cadeautjes. Doe ik meer voor mijn kinde
ren? Je vader is een moordenaar, de
kreet alleen al. Mijn leven is niet zo op
windend geweest als een roman van
Dostojevski. Daarvoor zat ik bij de ver
keerde helden.
We hadden in die tijd een leraar op
school die al wat ouder was, maar steeds
vriendelijk en aardig. Het deed er niet toe
wat wij tijdens de les uithaalden, hij bleef
altijd rustig. We namen hem niet serieus.
Maar op een keer hield hij mij na de les
even achter. De andere kinderen waren
al bijna allemaal het lokaal uit en hij zei
zachtjes: „Anna, als je op een goed mo
ment niet meer weet wat je moet doen,
vooral wat betreft de zaak met je vader,
kom dan rustig naar mij toe. Ik kan im
mers proberen om je te helpen".
Dat had nog nooit iemand tegen mij
gezegd. Ik was een paar dagen later al bij
hem. Hij had mij bij hem thuis uitgeno
digd. Ik ken hem nog steeds. Hij is bijna
tachtig. We praten nooit over mijn vader.
Hij is een soort grootvader - en waar
schijnlijk een soort plaatsvervangende
vaderfiguur.
Wat hij me indertijd vertelde? Wat
denk je? Wie kan zich een dertienjarig
meisje voorstellen, dom genoeg om nooit
iets over de ellende van de concentratie
kampen te hebben gehoord en naïef ge
noeg om haar ouders altijd te hebben ge
loofd. Toen ik te weten kwam wat er was
gebeurd, kwam de eerste schok. De
tweede kwam toen ik erachter kwam dat
mijn vader eraan had meegedaan. Na
tuurlijk wist ik dat er concentratiekam
pen waren geweest en dat er zes miljoen
joden waren vermoord. Er bestond im
mers een school.
Maar op die school had ik ook gehoord
dat Roodkapje door de wolf was opgege
ten en dat ongehoorzaamheid wordt be
straft. En je had de Kruistochten en toen
ik ouder werd de Franse Revolutie. En
toen ik nog ouder werd de Tweede We
reldoorlog en de gaskamers. Maar wie in
hemelsnaam had ons ooit verteld dat het
onze eigen ouders waren geweest? Dat er
tijdens de Franse Revolutie duizenden
werden terechtgesteld? Ja, ik kan me
nog herinneren hoe indrukwekkend on
ze geschiedenisleraar de wandaden van
Robespierre beschreef.
Maar dat de bakker van hiernaast, de
Engelse leraar misschien of die aardige
agent die steeds auto's tegenhield wan
neer ik naar school ging, dat die met de
moorden tijdens de oorlog te maken had
den? En dan ook nog je eigen vader!
Maar wanneer u nu verwacht dat het
tot een grote ruzie in mijn familie kwam,
dan moet ik u teleurstellen. Wanneer ik
nu aan die tijd terugdenk, is er eigenlijk
niet veel gebeurd. Misschien was er niet
veel dat vernield had kunnen worden.
Natuurlijk kwam het wel tot een heftige
woordenwisseling. Ik confronteerde
mijn vader met de vraag: vader, wat heb
je in de oorlog gedaan?
Woedend
Maar voor mijn vader de kans kreeg
om te antwoorden, kwam mijn moeder al
tussenbeide, woedend, bijna schreeu
wend dat ik mijn vader met rust moest
laten, dat hij genoeg had meegemaakt in
de oorlog en nu opgelucht was er niet
meer over te hoeven praten. En toen ik
aanhield dat we op school over kampen
hadden geleerd, .over joden die werden
vergast en over het doodschieten van
vrouwen en kinderen en toen ik vroeg of
vader daar iets mee te maken had gehad,
of hij er op het eind bij was geweest en
met deze krankzinnige daden had mee
gedaan, toen stonden ze allebei te brul
len
Stonden voor me met grote rode ogen;
de een schreeuwde nog harder dan de an
der. Ze hadden het over hun eigen doch
ter die haar ouders beschuldigde, over de
scholen die de kinderen tegen hun vader
en moeder opzetten en ze zeiden dat dit
alles nu de dank was voor alle offers en
leed, voor de verschrikkelijke tijden die
ze hadden doorgemaakt, voor alle zorgen
waar ze mij mee hadden omringd. En zo
ging dat maar door. Wat zou ik ze nog
meer aandoen? Maar ik hield nog steeds
niet op. Ik stelde de laatste vraag: of het
waar was dat hij als bewaker in een do
denkamp had gewerkt. Toen stortten ze
allebei in. Ze huilden en jammerden en
zeiden steeds weer dezelfde zinnen. Dat
had je er nu van... Je eigen dochter... Na
alles wat je had meegemaakt... Enzo
voorts, enzovoorts.
Geen nee, geen ja. Geen 'ik zal je pro
beren iets uit te leggen'. Geen schuld.
Geen berouw. Geen betrokkenheid. En
desondanks, het klinkt misschien ver
schrikkelijk, gebeurde er niets. Ik ging
verder naar school, zat samen met mijn
ouders aan tafel, we gingen zondags,
wandelen en we vierden samen Kerst-
Ik heb tot mijn eindexamen thuis ge
woond, toen ben ik direct het huis uitge
gaan. Ik heb de verpleegstersopleiding
alleen gedaan, omdat ik daardoor een ka
mer in het zusterhuis kreeg. Ik zocht
mijn ouders iedere zondag regelmatig
op. Jarenlang elke zondag op dezelfde
tijd. Mijn moeder had dan een taart ge
bakken, er was koffie met slagroom. Er
werd over mijn werk* gepraat en over de
ziektes van oude mensen. Een tijdlang
probeerde ik het gesprek af en toe op het
onderwerp oorlog en de bezigheden van
mijn vader te brengen. Het had geen zin.
Ik had net zo goed tegen de wastafel kun
nen praten. Ieder woord van mij werd
weggespoeld. Hoe oud ze ook werden.
Twee jaar geleden is mijn vader gestor
ven. Hij is lang ziek geweest. Hij heeft
een vol jaar in het ziekenhuis gelegen. De
laatste maanden zelfs in het ziekenhuis
waar ik werkte. Ik zag hem toen bijna da
gelijks, maar hij bleef tot zijn laatste uur
gesloten en er kwam niets nieuws over
zijn lippen. Hij herhaalde steeds hetzelf
de wanneer ik probeerde iets nieuws van
hem te weten te komen. Een tijdlang
dacht ik dat het gemakkelijker was wan
neer mijn moeder er niet bij was. Maar
het was hopeloos. Hij werd wel iets mil
der. sprak er vaak over hoe nutteloos de
oorlog was geweest, dat die hem van zijn
jeugd had beroofd en dat ik het nu zon
der oorlog veel beter had. Hij was geen
fanatieke nazi geweest, hij had alleen
maar de plotselinge kans op promotie ge
grepen. De rest was plicht.
Promotie
Maar hoe ouder ik word, des te vaker
komen er gedachten bij me op of wij,
mijn man en ik, werkelijk zo anders zijn.
En steeds weer de gedachte: hoe zouden
wij toen hebben gehandeld? Stel dat
mijn maii vandaag thuis zou komen en
vertelt dat hij de kans krijgt om zijn sala
ris te verdubbelen en dat hij misschien
over een paar jaar een mooie promotie
kan maken, maar hij zou dan een tijdlang
bij de administratie van een gevangen
kamp moeten werken. De mensen daar
zijn toch maar geboefte en dus zou hij
nog nuttig werk doen ook. Zou ik bezwa
ren hebben? Of zou ik zeggen dat hij
moest doen wat hij dacht dat goed was?
Zou ik navragen wat hij daar werkelijk
deed of doen alsof dat mij niets aanging?
Dit zijn gedachten die mij niet met rust
laten. Kunnen wolven binnen één gene
ratie in schapen veranderen? Het zijn
toch dezelfde families, dezelfde ouders,
grootouders, leraren en priesters?
Peter Sichrovsky werd in 1947 in We
nen geboren. Zijn joodse ouders had
den de Tweede Wereldoorlog over
leefd door op tijd naar Londen te
vluchten. Pas na zijn studendentijd
ging Sichorvsky zich sterk interesse
ren voor wat er met de joden was ge
beurd en wat daarvan de gevolgen
waren voor de overlevenden en hun
kinderen. Dat leidde tot een boek met
interviews met jonge joden, de kinde
ren van de vervolgden, dat in 1985
verscheen. Het kreeg in West-Duits
land en de Verenigde Staten veel pu
bliciteit maar werd geen verkoopsuc
ces.
Dat werd wel zijn volgende boek
waarin hij de kinderen van de vervol
gers hun ervaringen liet vertellen.
Voor hem was die overgang van de ge-
jaagden naar de jagers niet zo groot.
"Het één is onlosmakelijk met het an
der verbonden", zegt hij zelf daar
over. "Ik heb in de schoolbanken geze
ten naast de kipderen van degenen
die een paar jaar eerder jacht maak
ten op mijn ouders". De grote belang
stelling vindt hij logisch: "De doel
groep is ny eenmaal heel groot. In
Oostenrijk en Duitsland leven vele
honderdduizenden kinderen van na
zi's".
Heinrich Himmler met zijn dochter Gudrun, maart 1938. Nog maar enkele
jaren geleden vertelde Gudrun dat haar moeder, Marga Himmler, nooit
heeft geloofd dat er masaal joden zijn vernietigd in de cc ncentratiekampen
gedurende de Tweede Wereldoorlog. (foto api
Rainer: Ik ben Rainer, dat is Brigitte,
mijn zuster. Wij komen uit een nazi-fa
milie. Onze vader was...
Brigitte: We komen niet uit een nazi
familie, maar uit een officiersfamilie. Ik
weet dat we er wat onze ouders betreft
niet dezelfde mening op na houden.
Maar misschien kunnen we toch ten
minste hetzelfde taalgebruik handha
ven.
Rainer: Je kunt het krijgen zoals je het
hebben wilt. Je kunt bovendien je eigen
versie vertellen. Voor mij was het een
nazi-familie. Eigenlijk nog meer een fa
milie van oorlogsmisdadigers. Iedere na
zi was immers niet per definitie een oor
logsmisdadiger. Maar onze vader heeft
het voor elkaar gekregen om beiden te
zijn.
Brigitte: Wanneer je meteen zo be
gint, doe ik niet mee. Ik voel er niets
voor om meteen in de verdediging te
worden gedrongen.
Rainer: Goed, goed, we houden het za
kelijk. Onze vader was een hoge officier
bij de Wehrmacht. Hij stelde bij de gene
rale staf, samen met andere collega's,
plannen op voor noodzakelijke veld
tochten tegen Untermenschen. Hij ver
schafte de Duitsers Lebensraum, bracht
ze jenever uit de Oekraïne, aardolie uit
Roemenië en kolen uit Polen. Voor hem
was de oorlog een gezelschapsspel met
bonte vlaggetjes op de landkaart. Een
paar divisies naar het noorden, een paar
naar het zuiden. Vliegtuigen naar rechts,
tankformaties naar links. En de zege is
net zoveel waard als een goede zakelijke
overeenkomst.
Brigitte: Jouw cynisme brengt je geen
stap verder. Hij wasje vader! En ik zie je
nog op zijn schoot zitten terwijl hij je
verhaaltjes voorleest. Ik zie je in onze
-tuin met hem voetballen en ik zie je bij
wandelingen zijn hand zoeken, omdat je
moe en uitgeput was. Hij was een vader
voor je, een voorbeeld en een held. Je
wist niets van zijn verleden en het zou je
ook niets hebben kunnen schelen.
Toen jij werd geboren, was de oorlog
voorbij. Je hebt de laatste maanden van
de chaos niet meegemaakt. Wat weet jij
van bommen, vluchten voor de Russen,
de angst in de familie toen vader werd
gearresteerd? En toen na zijn veroorde
ling: de buren, de vroegere vrienden -
plotseling waren ze allemaal altijd al te
genstanders van de nazi' geweest. Me
neer M„ de schoft, woont nog steeds in
een van de joden gestolen villa, vlakbij
ons in de buurt. Maar bij het proces
heeft hij tegen vader getuigd.
Vader heeft vier jaar in de gevangenis
gezeten. Kun jij me vertellen waarom?
Miljoenen zijn hoera-roepend de oorlog
ingetrokken. Duizenden hebben meege
daan aan de jodenvervolgingen en zijn
er beter van geworden. Onze vader is al
tijd fatsoenlijk geweest. Hij was een sol
daat. Maar nooit een misdadiger. Ik be
grijp niet hoe je zo over hem kunt pra
ten.
Ijzige blik
Rainer: Hij was noch het ene noch het
andere. Hij was geen vader öf een misda
diger. Hij was allebei. En dat verwijt ik
hem. Hoe kon hij met mij ballen alsof er
niets aan de hand was geweest? Wat
heeft hij in zijn leven nog meer gecombi
neerd? Generaal, vader, echtgenoot en
lid van de directie van de bank, zijn late
re eervolle taak? Ik weet nog, toen ik
klein was wilde moeder altijd dat ik hem
niet lastig viel. Hij zou zich verschrikke
lijk opwinden.
Wanneer er een woord over de nazi-
tijd viel, reageerde mijn moeder meteen
met haar ijzige blik en de eeuwige zin:
laat vader met rust! Hij heeft genoeg
meegemaakt! Zeven jaar oorlog en vier
jaar gevangenisstraf is al te veel voor één
leven. Hij zat er altijd bij als een opge
stopte pop.
Brigitte: Ik herinner me je anders.
Hoe je als zesjarige met je eerste rapport
thuiskwam. Hoe trots je je medailles van
de zwemwedstrijden hebt getoond. Hoe
je zondagmiddags met hem naar de bio
scoop ging en je door hem de verhalen
van karl May liet voorlezen. Jullie waren
altijd twee handen op één buik. Geloof
je datje een klein kind kunt voorliegen?
Hij hield van je en was steeds een goede
vader voor je, net als voor mij. Die hate
lijke verhalen van je tegenwoordig zijn
minder voor hem bestemd dan voor je
zelf. Wat heb je niet allemaal gedaan om
slachtoffer te worden! Je angst om van
een misdadiger af te stammen heeft ver
schrikkelijke dingen met je gedaan.
Maak jezelf niets wijs; je blijft de zoon
van een Duitse officier. Ook al heb je in
een kibboets in Israël gewerkt.
Rainer: Je doet alsof er voor jou nooit
een probleem is geweest.
Brigitte: Het was nooit een probleem,
omdat ik trots op onze vader ben. Hij be
zat de moed zich bij een beweging aan te
sluiten die een nieuwe toekomst beloof
de. Ik heb hem altijd verdedigd, omdat
ik hem ook begrijp. Op school, tegen
leugenachtige leraren, die plotseling al
lemaal antifascisten waren. Tegenover
zogenaamde vrienden die het opwin
dend vonden met de dochter van een be
roemde nazi naar bed te gaan en tegen
ander vrienden die een voortzetting van
het verleden wilden en in mij een bond
genoot zochten. Ik weet wat er indertijd
is gebeurd. Mij hoefje niets te vertellen.
Maar ik weet ook dat mijn vader, toen hij
zich in de jaren dertig met enthousiasme
bij de nazi's aansloot, in de vaste overtui
ging verkeerde juist te handelen.
Kristallnacht
Rainer: Houd op, ik word misselijk als
je zo in clichés kletst. Wat betekent dat:
'juist handelde'? Wat betekent: 'hij
dacht'? Was het onmogelijk voor hem
om in 1933 al te zien wat er zou gaan ge
beuren? Was het niet mogelijk om na de
Kristallnacht op te houden?
Weetje wat die vader van ons was: een
lafaard! Een misdadige lafaard! Een
ambtelijke slappeling. Een marionet
met pensioenrechten. De Russen, de
Fransen of de Engelsen waren zijn vijan
den niet. Zijn vijanden waren de Duit
sers. De Duitsers in zijn eigen land. En
daarom had hij de laatste jaren ook zo de
pest aan mij. Omdat ik op de Duitsers
leek die hij met behulp van de partij
dacht te hebben uitgeroeid. Hij had de
pest aan mij, omdat ik nee kon zeggen.
Hij had de pest aan mij, omdat ik minder
bang was dan hij.
Brigitte: Jij bent niet minder bang
dan hij was. Jij bent alleen voor andere
dingen bang. Je hebt er geen idee van
hoe je op hem lijkt. Dat fanatisme, waar
mee je je nu op het tegendeel stort. Dat
eeuwige rechtvaardig zijn is vaak zo on
menselijk. Hoor toch een hoe je zelf over
je politieke tegenstanders spreekt! Ik
heb al vaker gedacht dat vader vroeger
net zo gepraat moet hebben. Misschien
sta je alleen maar toevallig aan de andere
kant. Ik geloof dat ik heel anders ben
dan jij. Ik probeer de mensen te begrij
pen, waarom ze zo doen en waarom ze zo
geworden zijn. Maar jij wilt in een we
reld leven met bondgenoten en vijan
den. Dat is zo ongeveer zoals het al een
keer geweest is.
Rainer: Ik heb altijd eerlijk gepro
beerd een nieuwe, een andere Duitser te
worden. Ik heb geweigerd om in welk
opzicht dan ook op mijn vader te lijken.
Waarom is dat zo verschrikkelijk?
Mijn vader heeft me daar niet bij ge
holpen. Hij had het altijd over de neutra
liteit van de soldaat. Voor hem bestond
er blijkbaar niets anders dan dienst en
plicht. Hij voelde zich altijd verplicht te
genover de regerende macht. En waar is
de plicht tot ongehoorzaam zijn? Kende
hij die niet? Maar één keer is mijn vader
wat eerlijker tegenover mij geweest over
die tijd toen. Hij was al erg ziek. Hij ver
telde dat er onder de officieren vaak in
discussies werd gezegd dat de oorlog
eerst moest worden gewonnen om dan
in vredestijd Hitler ten val te brengen.
Hij had het erover dat de officieren
werkelijk van plan waren na de oorlog
een democratisch systeem op te zetten!
Maar na de oorlog! Wat een fatale men
geling van naïviteit en waanzin. Hij heeft
werkelijk geloofd de oorlog te kunnen
winnen. Dat is iets wat ik nog steeds niet
kan geloven.
Brigitte: Zeg eens eerlijk: houd jij
hem werkelijk voor een massamoorde
naar? Of is dat alles hier een perfect to
neelstuk? Heb jij hem altijd op één rij
met concentratiekampbewakers en SS-
moordenaars gezien? Ik kan dat nauwe
lijks geloven. Jouw verontwaardiging is
vaak zo belachelijk hysterisch, zo ge
maakt. Je schreeuwt, je raast, gooit een
glas op de grond, wat betekent dat alle
maal? Je had moeten zien hoe je je hebt
aangesteld. Rainer, de schrik der bur
gers, om je dood te lachen!
Waarom ben je niet het huis uit ge
gaan? Waarom heb je niet gezegd dat ze
hun geld konden houden? Waarom heb
je je niet van de familie teruggetrokken
om ergens anders echt opnieuw te be-
ginnen? Dan had ik je nog kunnen gelo
ven. Maar jouw protest werd door vader
gefinancieerd. Ieder rood boekje van
Mao werd op de bank waar hij werkte
verdiend. En zelfs de stof van protest
spandoeken kwam van hem. Je hebt
nooit ook maar een cent verdiend. Ei
genlijk heb ik medelijden met je.
Pogingen
Rainer: Ik barst zo in tranen uit, zusje.
Het is mooi als je medelijden met mij
hebt. Maar het zal je niet veel helpen en
mij ook niet. Ik haat hem namelijk, zelfs
nu hij dood is. Iedere actie van mij, ook
al was hij nog zo belachelijk, was een po
ging om me tegen hem te verzetten.
Maar het waren tenminste pogingen. In
tegenstelling tot wat jij deed. Jouw le
ven is een grote poging tot aanpassen ge
weest. Een wanhopige manier om hem
niet alleen te behagen, maar ook om zijn
leven voort te zetten. Kijk toch eens naar
jouw man! Een slechte kopie van vader.
Werkt ook op de bank en wordt mis
schien ook lid van de directie als hij lang
genoeg de hielen van zijn bazen likt.
Wanneer je nu samen met je man en
moeder bij elkaar zit, zie ik vader naast
jullie. Er is niets veranderd. Je spreekt
zoals hij, beweegt zoals hij en leeft de
zelfde boeken.
Brigitte: We hebben het geen van bei
den gemakkelijk, dat weet ik ook. We
komen een familie die de oorlog heeft
verloren. Een familie die meer heeft ver
loren dan anderen, omdat ze mee heeft
geholpen de oorlog te beginnen. We heb
ben allemaal verloren, niet alleen jij. En
het is allemaal niet zo eenvoudig om je
uit dit niets, dit onderste van het onder
ste weer omhoog te werken. We zijn
overwonnen. Als een verslagen bokser
slepen we ons terug naar ons hokje en
proberen langzaam weer bij te komen.
Overal op ons en in ons zijn wonden van
het gevecht. Sommige genezen snel, an
dere zullen nooit genezen.
Ik wist wat.er toen gebeurde en wat de
rol van mijn vader was. Wat had hij me
dan nog te vertellen? En een vader die
voor me zit en schuld bekent? Een ver
schrikkelijke gedachte! Zo'n vader kan
ik missen als kiespijn. Een vader die uit
huilt en medelijden met zichzelf heeft?
Een vader die zit te jammeren dat hij al
les verkeerd heeft gedaan? In gods
naam. Na de nederlaag had hij vier jaar
de tijd om in de gevangenis na te denken
over wat hij fout had gedaan. Ons heeft
hij godzijdank niet lastig gevallen. En
daarmee heeft hij ons leven niet moeilij
ker gemaakt, maar gemakkelijker. Ik
kan daar niets negatiefs in zien.
Natuurlijk was hij veranderd. Hij was
na de oorlog geen nazi-aanhanger meer.
Hij heeft zich bij geen enkele rechtse
groepering meer aangesloten en al die
reünies van oud-nazi's heeft hij ontlo
pen. Hij had zich tot een echte demo
craat ontwikkeld. En dat was voor mij
voldoende.
Dat het leven van mijn vader zulke
verschillende reacties uitlokt, is waar
schijnlijk de eigenlijke tragedie. De cata
strofe van het Derde Rijk en zijn neder
laag zet zich in onze familie voort. Als
familie hebben wij gefaald. Je praat en
denkt niet zomaar anders dan ik, maar je
bent me vreemd. Alsof je nooit mijn
broer bent geweest. Wanneer ik zo naar
je kijk en naar je luister, begrijp ik niet
dat wij dezelfde ouders kunnen hebben,
in hetzelfde huis zijn opgegroeid en ook
jarenlang met elkaar hebben gespeeld.
Ik trek me van je terug, zou je eigenlijk
niet meer willen zien. Soms is het alsof
mijn kleine broertje allang dood is. Te
genwoordig zit er een vreemde voor me.
En vaak, als je over vader spreekt, is
mijn eerste reactie: wat weetje eigenlijk
over mijn vader. Het is pas de volgende
gedachte dat hij ook jouw vader was.
Dat is misschien het enige dat ik mijn
vader verwijt: dat zijn geschiedenis geen
normaal familieleven toelaat. Zolang wij
leven, zal zijn lot ons niet met rust laten -
ook wanneer hij allang dood is en nog
langer dood zal zijn...