Cossery's tijdloze trotse bedelaars DE KEER Voorleesverhalenmagere oogst De produktiviteit en invloed van vertaler Charles B. Timmer Boeiende wandeltocht met Gustave Flaubert Juweeltjes bij Rentes de Carvalho's juwelier DONDERDAG 17 SEPTEMBER 1987 Voordat de stortregen van nieuwe herfstboeken uit binnen- en bui tenland over ons neerdaalt, is het goed nog bijtijds te genieten van wat kalme, nazomerse literatuur die aan het naderende lawijt voor afgaat. Die kalmte, helderheid en door lichte weemoed getemperde schrijfstijl is bijvoorbeeld te genie ten in 'De juwelier', een bundel anekdotische vertellingen van de in Nederland wonende Portugese schrijver J. Rentes de Carvalho, die al eerder de aandacht trok met 'Waar die andere God' woont. In dit laatstgenoemde boek hield de auteur zijn gastland scherp, ge nadeloos en toch geestig tegen het licht, "getemperd (schreef Rudy Kousbroek) door een liefde voor Nederland die ik niet beter weet te omschrijven dan als intelligent: dat wil zeggen niet om de verkeer de redenen, zoals zo vaak het geval is". Diezelfde liefde, maar dan voor zijn vaderland, betuigt Rentes de Carvalho in 'De juwelier', een ver zameling verhalen die zich in Por- tugal afspelen (een enkeling ook in Parijs of Sevilïa) en erg gevarieerd zijn van inhoud. Er zijn korte de- tective-achtige verhalen bij, die het moeten hebben van een min of meer verrassende pointe, andere richten zich meer op onderlinge, vaak in het absurde doorgetrokken menselijke verhoudingen, of op anekdotische jeugdherinneringen, waarvan het waarheidsgehalte er overigens weinig toe doet. Het is moeilijk hier een keuze te doen uit de vijftien vertellingen, daarvoor is de kwaliteit over de he le linie van een te gelijk, hoog ni veau. Toch zijn het vooral de ver halen die menselijk leed, noodlot en treurigheid als thema hebben, die mij het best bevallen: eenvou dige verhalen waarin de auteur met zijn bondige stijl, zachtmoedi ge distantie en weemoedige humor het best tot zijn recht komt. Tot mijn persoonlijke top 3 be hoort in elk geval 'Het bewijs'. waarin de zwijgzame Jaime de trieste hoofdrol speelt. Jaime leeft, "zonder de dorpsgek te zijn", in een eigen, bijzondere wereld. Hij is getrouwd, vader van zeven kinde ren, stil en in zichzelf gekeerd, maar als landarbeider een harde werker. Op een gegeven moment halen zijn makkers een wat wreed geintje met hem uit - die gedachte loze wreedheid van de mensen in Rentes de Carvalho's verhalen, net als hun even makkelijk opkomen de, sussende medeleven, is een steeds terugkerend motief. Men haalt een bevriende korporaal van de Guarda over Jaime aan het schrikken te maken door hem te la ten arresteren wegens een niet ge pleegd, gering vergrijp, "om te zien of ze hem konden dwingen te pra ten". De simpele Jaime schrikt zich in derdaad een ongeluk: "Van die dag af werd Jaime een ander mens, en langzaam verloor hij zijn krachten. Urenlang zat hij voor de deur van zijn huis, zonder te knikken naar de voorbijgangers, apatisch, onbe weeglijk, alleen wanneer zijn vrouw hem riep ging hij naar bin nen". Hij bereikt niettemin de pen sioengerechtigde leeftijd en elke maand ontvangen hij en zijn vrouw, arme mensen, een cheque per post. "Arm zouden ze wel blij ven, maar honger? Nooit meer". Op een gegeven moment verneemt Jaimes vrouw dat voor het blijven ontvangen van die onmisbare che que voortaan een "levensbewijs" nodig is - een foto die bewijst dat de pensionaris nog in leven is. De daaropvolgende trieste clou zal ik natuurlijk niet verklappen... Ook heel mooi is 'De loterij van Sint-Antonius in 1962', overtui gend door zijn vormgeving, een monoloog van een vrouw over haar man en dochter, die vooral veel zegt over de spreekster en de rod- delarijen die onder de personages van de auteur eveneens schering en inslag zijn. Het sterkste verhaal is naar mijn smaak toch zonder meer 'De juwe lier', het titelverhaal, waarin de verteller zich de juwelier Leitao herinnert die hij op jeugdige leef tijd eens in het beroemde Casino van Lissabon aantrof. Later hoort hij hoe het de juwelier is vergaan: een klassiek noodlot, veroorzaakt door hebzucht en oplichting. In de kern een simpel detective-gege ven, maar door de kleur van per soonlijke herinneringen en de meeslepende verteltrant die de pointe tot het einde toe verborgen houdt, een schitterende vertelling. Omdat, zoals ik hierboven al zei. de verhalen onderling nauwelijks voor elkaar onderdoen, is deze nieuwe bundel van Rentes de Car valho geen boek dat in de naderen de literaire onweer ten onder mag gaan. Daarvoor bevat het teveel ju weeltjes van vertelkunst. ROB VOOREN J. Rentes de Carvalho, De juwelier. Uitg. De Arbeiderspers, 34,50. Werken uit Russisch Bedelaars zijn voorbij alle schaam te. Wat dat betreft zijn ze misschien wel een stapje verder dan de keuri ge stamvaders en moeders die de hele dag bezig zijn om de schijn op te houden. Voor de bedelaar geen maskerade meer, zijn stinkende lompen lenen zich sowieso slecht voor carnaval. Punt is natuurlijk dat de meeste bedelaars niet uit vrije wil zo zijn geworden. De kans is niet gering dat hij 's avonds - slapend onder een brug - droomt van alle verwor venheden van het burgermansle ven. Een mooi huis, twee aardige kinderen, één jongen, één meisje, en natuurlijk een auto. Vaak is de bedelaar de ongewassen broer van de grootste burgerman die je je kunt voorstellen. En de bedelaar uit overtuiging dan? De romantische bedelaar? De man die eigenlijk schatrijk is, maar uiteindelijk de valsheid van de we reld heeft ingezien en zijn geld zijn geld heeft gelaten? Ik ben nooit zo iemand tegengekomen - en als dat wel was gebeurd had ik hem met een mijn banknummer gegeven. Ik ben wel mensen tegengekomen die ooit, op een goede dag, huis en haard verlieten om nooit meer te rug te gaan. Ze waren het huiselij ke leven zat, wilden niet meer wer ken voor valse zekerheden als pen sioen en bejaardentehuis en ken den nog maar één waarheid: dat je nu leeft en morgen misschien niet meer. Dit soort mensen lijken niet op de bedelaar die als een geslagen hond op de hoek van een straat staat. Het zijn trotse bedelaars, arm als kerk ratten, maar tegelijkertijd on kwetsbaar, want met onze levens willen ze niets te maken hebben. Zij wonen op een andere planeet. Gohar, de hoofdpersoon van 'De trotse bedelaars', is zo iemand. Ooit was hij hoogleraar, nu leeft hij in de armenwijk van een Egyptische stad. Hij beschouwt die wijk als een oasgi Dat hij ooit een man van aanzien was, een professor, stemt hem niet bitter. Integendeel: die ja ren stonden volgens hem in het te ken van de verblinding. "Hét had jaren geduurd voordat hij, na een heel saai leven lang aan de studie te hebben gewijd, zijn on derricht eindelijk had weten te schatten op wat het was, namelijk één grote oplichterij". Gohar is geen profeet en ook geen hervormer, laat staan een marte laar. Hij wil een eenvoudig leven leiden, kent slechts één genoegen: op z'n tijd een bolletje hasj. Heeft hij zich neergelegd bij het idee dat de wereld absurd is? "De wereld was niet absurd, ze werd alleen ge regeerd door de grootste bende schoften die de aardbodem ooit had moeten dragen. Deze wereld zat in werkelijheid bitter eenvou dig in elkaar, maar de grote den kers aan wie de taak ten deel viel dit aan leken uit te leggen, durfden het niet te accepteren omdat ze bang waren voor simpele ziel te worden uitgemaakt". Gohar oefent een grote aantrek kingskracht uit op anderen. De mensen in zijn directe omgeving mogen hem graag. De dichter en oplichter Yéghen bijvoorbeeld, die overigens lelijker is dan de nacht, voelt zich gesterkt bij de gedachte dat er iemand als Gohar op deze aardkloot rondloopt, een man die hem niet veroordeelt en hem, de oerlelijke, rustig in de ogen durft te kijken. Belangrijkste gebeurtenis in het boek is een moord op een hoer. Go har en Yéghen raken bij die moord betrokken. Ik zal niet vertellen op welke manier; in elk geval worden ze achtervolgd en verhoord door rechercheur Nour El Dine, een po litieman met een ongelukkig lief desleven. Tijdens de gesprekken wordt voortdurend duidelijk dat Nour El Dine geen greep kan krij gen op het tweetal. Ze sidderen niet voor hem. Dreigen met de ge vangenis heeft geen zin. Voor Yéghen verloopt het leven in de gevangenis niet anders dan daarbuiten. "In zekere zin had hij het zelfs beter, aangezien hij niet gekweld werd door problemen van materiéle aard. Hij had een dak bo ven zijn hoofd, eten, en een groep gedetineerden om zich heen van wie de een nog buitenissiger was dan de ander en die vol kostelijke verhalen zaten waarin humor wed ijverde met geweld". Het zal niemand verbazen dat de rechercheur geen vat krijgt op het tweetal. Dat wordt vooral duidelijk als hij tijdens een verhoor Yéghen in elkaar laat slaan. De bedelaar is al bont en blauw geslagen als het kanonschot van twaalf uur valt. Hij doet zijn ogen open en zegt dat het twaalf uur is. "De agent, die net zijn arm hief om hem te slaan, stopte en vroeg stom verbaasd: "Nou en?" "Nou, dan is hét volgens mij tijd om een hapje te eten", zei Yéghen met een zwak stemmetje. "Ik heb honger". Cynisch? Volgens mij zijn Yéghen en Gohar niet cynisch. Cynisch zijn u en ik; wij kunnen immers nog be drogen uitkomen. Zij zijn voorbij het cynisme. 'De trotse bedelaars' werd geschre- Albert Cossery. dotopr) ven door Albert Cossery, een schrijver die in 1913 in Cairo werd geboren. Het boek verscheen voor het eerst in 1955, in Parijs. Geda teerd is het zeker niet. Integendeel: zoals alle goede boeken is 'De trot se bedelaars' tijdloos. Albert Cos sery - nog nooit van gehoord. Als zijn andere boeken even goed zijn als 'De trotse bedelaars' staat uitge verij Meulenhoff maar één ding te doen: vertalen! WIM BRANDS De trotse bedelaars, Albert Cossery, vert. Rosalie Siblcsz, uitg. Meulen hoff, 36,50 gulden. Christus lijkt op de kapper Enige tijd geleden heb ik een fiets tocht gemaakt met iemand die een ware passie heeft voor landkaar ten. Dat mag natuurlijk, maar het wordt wel wat vervelend als zo ie mand een woedeaanval krijgt om dat de weg waarop hij zich bevindt doorgaat terwijl die volgens zijn landkaart moet ophouden. Ik heb de Engelse sleutels nog net in mijn fietstas weten te houden, maar het scheelde niet veel. Ik zou mij meer op mijn gemak hebben gevoeld met Gustave Flau bert en zijn reisgenoot Maxime du Camp, die tussen 1 mei en 6 augus tus 1847 te voet een reis langs de Loire en door Bretagne maakten. Zij begonnen 'zonder gids of zon der welke informatie dan ook (da- tis de enige goede manier) te lopen, vastbesloten waar dan ook heen te gaan, vooropgesteld dat het ver zou zijn, en wanneer dan ook terug te keren, vooropgesteld dat het laat zou zijn.' Oorspronkelijk was het de be doeling dat de reis door beide vrienden zou worden vastgelegd in een reisboek, waarvan Flaubert de oneven hoofstukken zou schrijven en Du Camp de even. Alleen Flau bert heeft zich aan deze afspraak gehouden. Du Camp liet het bij wat dorre notities. In de vertaling van Ernst van Al- tena is dit boek onlangs in de on volprezen serie 'Op schrijvers voe ten' uitgegeven bij Veen onder de titel 'Langs velden en oevers, Een wandeling langs de Loire en door Bretagne' Wat in dit reisverslag vooral op valt, is het uiterst eigenzinnige oor deel van de zesentwintigjarige Flaubert over zaken als kunst, reli gie en cultuurgeschiedenis. Met bijtende spot stelt hij de fraaie leu gens aan de kaak van die weten schappers die alle cultuurhistori sche verschijnselen in een sluiten de theorie proberen onder te bren gen, ook al blijven die verschijnse len zich daar uit alle macht tegen verzetten. Een voorbeeld van deze 'annexa tiedrift' ziet Flaubert in de zoge naamde stenen van Carnac, een groep zwerfkeien die al sinds men senheugenis in het landschap ligt en waaraan 'de ijdelheid van klets kousen een vorm en een kroniek' heeft proberen te geven. Het pa troon waarin deze stenen voorko men, is het onderwerp geweest van vele geleerde verhandelingen. Vol gens Olaus Magnus zouden onder de stenen die in een rechte lijn la gen dode krijgers rusten die in een tweegevecht waren gesneuveld, een cirkelvormig patroon wees op een familiegraf, terwijl de stenen die een punt vormden duidden op graven van ruiters of voetknechten en dan vooral van die van de win nende partij. Flauberts commen taar:'...Olaus Magnus heeft ons ver geten te vertellen hoe je het moest aanleggen om twee neven te begra ven die elkaar in een duel te paard gedood hebben...O mijn beste Ol aus Magnus! U moet dus veel ge houden hebben van Monte-Puclia- no-wijn? En hoeveel roemers daar van had u nodig om ons al die scho ne zaken te leren?' Indrukwekkend zijn de beschrij vingen die Flaubert geeft van het ruige natuurschoon in het Breton se landschap, waarin behalve veel 'gaspeldoorns'(?) ook heel wat ker ken voorkomen. Gelovigen heb ben bij de bezichtiging van kerken de blik nogal eens op oneindig: de eerbied kleurt hun waarneming. Nu hoefje een godshuis natuurlijk ook niet te bekijken als een inspec teur van bouw- en woningtoezicht, maar dat er nog een middenweg bestaat, bewijst Flaubert. Voor hem is de kerk niet een plaats waar de relatie met het gewone leven door nevelen van wijwater wordt versluierd, nee, die kerk blijft voor hem deel uitmaken van dat leven. Zo komt hij bijvoorbeeld tot de constatering dat de Christus in een van de kerken die hij bezoekt lijkt op zijn kapper. 'Langs velden en oevers' werd in 1885 gevonden in de nalatenschap van Flaubert. 'Madame Bovary', de roman waarin de schrijver erin is geslaagd zijn emoties achter een objectieve, onpersoonlijke be schrijvingskunst te verbergen, was toen al geschreven. Ook in 'Langs velden en oevers' worden de per soonlijke emoties gemaskeerd door de stijl. Bij het zien van een begrafenis 'smelten' de ogen van de schrijver niet: ze blijven kijken en registreren hoe in de motregen de aarde aan de spaden blijft plak ken. Maar - zo af en toe laat Flau bert zich toch gaan. Een voorbeeld. Bij het bezoek aan het bagno (een gevangenis, CvH) van Brest schrijft Flaubert: "In het ziekenhuis van het bagno was ik kinderlijk ontroerd toen ik op het bed van een dwangarbeider een nest jonge katjes zag, die op zijn knieën speelden. Hij rolde pa pieren balletjes voor ze en daar ren den ze over de deken achteraan, zich met hun scherpe klauwtjes aan de randen vastklampend. Daarna legde hij ze op de rug, streelde ze, kuste ze, stopte ze on der zijn hemd. Als hij weer aan het werk gezet wordt, zal hij ongetwij feld meer dan eens, als hij erg ver drietig en erg moe is, op zijn bank terugdromen naar de rustige uren die hij alleen met hen doorbracht, met het in zijn ruwe handen voelen van de zachtheid van hun dons, en naar hun warme lijfjes, weggedo ken tegen zijn hart....Ik wil echter graag aannemen dat de reglemen ten dat soort vermaak verbieden en dat het hier ongetwijfeld de lief dedaad van een non betrof.' Tussen de hoofdstukken door geeft Ernst van Altena telkens een korte samenvatting van de door Du Camp genoteerde reisindrukken. Deze Du Camp schijnt zich heel wat minder te hebben geamuseerd Binnenkort zal door de universiteit van Amsterdam een welverdiend eredoctoraat in de letteren worden uitgereikt aan Charles B. Timmer, kenner en vertaler van Russische literatuur. Op 17 februari van dit jaar werd hij tachtig jaar. Charles B. Timmer was aanvankelijk hout handelaar van beroep en werd later als Ruslandkenner adjunct-direc teur van het Internationale Insti tuut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam. Hij is echter bij het grote publiek vooral bekend om zijn talrijke vertalingen. In 1953 werd Charles B. Timmer hoofdredacteur van de Russische Bibliotheek, die op initiatief van die andere grote autodidact Van Oorschot werd uitgegeven. (Deze belangrijke reeks is de laatste jaren weer gepubliceerd in een goedko pe herdruk). In de Russische Bi bliotheek is het leeuwedeel ver schenen van het werk van de klas sieken uit de gouden, negentiende, eeuw van de Russische literatuur, zoals Poesjkin, Toergenjev, Tol stoi, Dostojevski, Tsjechov, Gogol en Gontsjarov. Timmer trok be kwame vertalers aan als Tom Eek man, Wils Huisman, Hans Leerink en Karei van het Reve, om er een paar te noemen. Zelf vertaalde hij onder andere(!) zes delen Tsjechov en afzonderlijke werken van Poesj kin, Dostojevski, Tolstoi en Gogol. In 1963 kreeg hij voor zijn presta ties de Nijhoffprijs voor vertalin gen. Een tweede initiatief in samen werking met Van Oorschot, gerea liseerd tussen 1978 en 1982, was de reeks Russische miniaturen. Daarin werden minder omvangrij ke werken van minder bekende, maar daarom niet minder belang wekkende auteurs uit de negen tiende en twintigste eeuw opgeno men. Ook voor deze reeks nam hij een aantal vertalingen voor eigen rekening. Deze activiteiten over ziende zou men al van een zeer wel gevuld leven kunnen spreken. Maar Timmer had nog energie over en vertaalde meer dan Van Oor schot kon uitgeven. Buiten ge noemde reeksen vertaalde hij, vaak zeer omvangrijke, autobiografi sche geschriften en memoires van Alexander Herzen, Pasternak, Sjklovski en Tsvetajeva. En van Isaac Babel is, dank zy Timmer, nergens zoveel gepubliceerd als in het Nederlands. Ook de moeilijke maar grote symbolische roman Pe tersburg van Bjelyj is door hem vertaald. In totaal heeft Timmer een boek of zestig uit de Russische ADVERTENTIE - Gustave Flaubert. tijdens de tocht. Van enige irritatie daarover is in het verslag van Flau bert echter geen sprake. Was hem dat soms te persoonlijk? CEES VAN HOORE Gustave Flaubert, Langs velden en oevers, een wandeling langs de Loire en door Bretagne, In de serie: Op schrijvers voeten. Vertaling: Ernst van Altena. Veen, uitgevers. Utrecht- /Antwerpen, 1987. BOEKHANDEL LEIDEN LEIDERDORP OEGSTGEEST KATWIJK VOORSCHOTEN Alle op deze pagina besproken boeken zijn bij ons dlrekt lever baar, óf vla onze TERMINAL te bestellen en dan binnen drie da- gen verkrijgbaar. Voorleesverhalen voor kinderen vanaf 4 jaar: is daar nog variatie in mogelijk? Na het doornemen van de recente oogst voorleesboeken - die trouwens mager was - blijkt dat auteurs weliswaar hun best doen, maar datje niet eindeloos kunt va rieren op één thema. Jonge kinde ren zijn voornamelijk geïnteres seerd in zichzelf en hun directe om geving. Het aantal aan te snijden onderwerpen is dus klein. Daarbij komt nog eens de beperking wat schrijfstijl - eenvoudig - en opbouw - niet te lange hoofdstukjes - be treft. Niet dat men niet zijn best doet. Neem het boekje 'Tommie en Lotje lopen weg en andere lieve en stoute verhalen' van Jacques Vriens. Het tweede deel alweer over de beleve nissen van Tommie en grote zus Lotje. Het zijn stuk voor stuk ontwape nende verhalen over voorvallen en gebeurtenissen met alle emoties vandien die elk kind zal herken-' nen. Prettige voorleesverhalen die bovendien zo zijn geschreven dat kinderen van 7, 8 jaar ze ook zelf standig kunnen lezen, (al zijn de hoofdstukken net even te lang) Tot zover prima. Wat tegenstaat is het zoetige toontje en de betutte lende verkleinwoordjes. Vergele ken met het eerste boekje is de stijl iets verbeterd. r Illustratie Rick de Haas uit 'Gat in de zandbak'. Een vergelijkbaar voorleesboek is 'Sebastiaan rare banaan' van Mieke van Hooft. Ook hier: aardige verhalen over alledaagse dingen met soms een uitschieter. Bijvoor beeld het verhaal waarin Sebasti aan wordt gevolgd door zijn vader om te zien of hij wel alleen een boodschap kan doen. Sebastiaan wordt - terecht - boos. Een boek dat dicht bij het kind en zijn belevings wereld staat. Maar evenals bij Vriens hebben we het allemaal wel eens eerder ge lezen: sneeuw, logeren, bood schappen doen, feest, niet willen eten, oppassen. Natuurlijk, het zijn de zaken waarmee jonge kinderen zich bezig houden. Maar de erom heen gesponnen verhalen blijven wat oppervlakkig en voorspelbaar. Pluspunten van 'Sebastiaan rare banaan' zijn de korte hoofdstukjes en de leuke, gevarieerde tekenin gen van Monica Maas. De verhalen zijn te moeilijk geschreven voor zelfstandig lezen, maar zeer ge schikt voorleesmateriaal voor kin deren van 4 tot en met 6 jaar. Tot slot enkele prentenboeken, ook altijd leuk om voor te lezen. Al lereerst 'Gat in de zandbak' van Rick de Haas. Een vermakelijk ver haal over de jongen Tim die een gat graaft in de tuin en een tunnel ont dekt. Aan de andere kant wordt hij opgewacht door een figuur in een geel jasje dat hem aanspreekt met de naam Jodokus. Vervolgens komt Tim terecht in het kasteel van mevrouw Amalia, een onvriende lijke dame die het aan de stok heeft met haar goeiige zuster Galathea. Een verrrassend fraai getekend prentenboek. Het verhaal wordt vlot verteld met gevoel voor hu mor. Wat het geheel een beetje ont siert is de flauwe afloop van het verhaal, het begin was zo veelbelo vend. Een prentenboek dat kinde ren vanaf 8 jaar zelf kunnen lezen. Twee van de leukste prentenboe ken van de afgelopen tijd komen uit Zweden: 'Pannekoekentaart' en 'Vossjacht' van de illustrator Sven Nordqvist. Vermakelijke prentenboeken over opa Pettson en zijn poes Findus die ergens op een huisje buiten wonen. Zijn om geving beschouwt opa als een zon derling. Dat is hij echter aller minst: opa is alleen anders dan an deren. Hij bakt bijvoorbeeld pan nekoekentaart voor zijn poes om dat die zijn verjaardag viert. En niet één keer per jaar, maar drie keer. Als het weer eens zover is, levert het maken van de taart echter heel wat problemen op. Het meel is op, opa's fiets heeft een lekke band, de deur van het timmerhok met plak-* spullen zit op slot, de sleutel ligt in de waterput enzovoorts. Het komt zelfs zo ver dat poes Findus voor stierevechter moet spelen. Een doldwaas boek met een ko misch verhaal en grote kleurige te keningen waarop allerlei details. De vertaling is behoorlijk, soms he laas typisch Vlaams. Even warm aanbevolen 'Vossejacht', waarin opa Pettson afrekent met een vos en een vervelende buurman, ge bruik makend van een nep-kip, pe per en vuurwerk. Poes Findus speelt dit keer voor spook. Prima om voor te lezen of zelf lezen vanaf 8 jaar. MARGOT KLOMPMAKER Tommic en Lotje, Jacques Vriens, ill. Ruud Bruijn, uitg. Van Goor. 20,-. Sebastiaan rare banaan. Mieke van Hooft. ill. Monica Maas, uitg. Holland, ƒ16,90. Gat in de zandbak. Rick de Haas, uitg. Lemnlscaat, 16,90. Pannckoekentaart/vossejacht, Sven Nordqvist, vert. Griet van Raemsdock, uitg. Infodok. literatuur in het Nederlands over gezet. Timmer is bovendien een infor matief en soms polemisch essayist. Zijn bundels over Rusland en Rus sische auteurs zouden veel meer gelezen moeten worden. Hij schreef er drie: Rusland zwart op wit (1966); De kinderen van Jes- senin (1969); en Russische notities (1981). In 1945 verscheen voor het eerst Timmers veelgebruikte en verscheidene malen herdrukte Leerboek van de Russische taal. Timmer heeft zich nimmer be perkt tot een bepaald tijdperk of tot een bepaald genre. Zijn verta lingen beslaan de Russische litera tuur vanaf Poesjkin in het begin van de negentiende eeuw tot Ajgi nu. Hij vertaalde zowel wereldbe roemde als aanvankelijk bij ons ta melijk onbekende auteurs (Charms, Platonov, Kazakov, Ajgi). Hij vertaalde niet alleen proza, maar ook toneel en poëzie. Ik ge loof overigens niet dat zijn kracht op het terrein van de poëzieverta- lingen ligt. In Kwartet bundelde hij een bloemlezing poëzie uit de zilveren periode van de Russische literatuur: Pasternak, Mandelstam, Achmatova en Tsvetajeva. Die ver talingen waren niet erg geslaagd. Dat werd naar mijn gevoel niet zo zeer veroorzaakt door de moeilijk heidsgraad van deze poëzie, maar meer door de wil om bepaalde vormkenmerken te handhaven. Behalve de betekenis probeerde Timmer - die nooit zal aarzelen aan zichzelf de hoogste eisen te stellen - ook zoveel mogelijk rijm en ritme van de Russische origine len te behouden. Dat leidde tot een Nederlands dat in veel gevallen on begrijpelijk was of gewrongen of ronduit lelijk. Om het maar eens streng in zijn eigen woorden te zeg gen: deze poëzievertalingen zijn misschien wel equivalent, dwz. ze geven weer wat er in het Russisch staat; maar ze zijn onvoldoende adequaat, dwz. de weergave in het Nederlands is niet echt goed ge slaagd. Timmer heeft vertalen wel eens vergeleken met een moord aanslag op het oorspronkelijke werk. Die vergelijking lijkt me te negatief. Eleganter en passender is zijn vergelijking met een goochel truc. "De vertaler is de man met de hoge hoed, waarin hij een rode zij den doek stopt om er even later met een stalen gezicht een groene wollen doek uit te halen, - waarna hij zijn hoed voor het publiek om keert om aan te tonen dat er verder niets in zit en blijft volhouden dat ér sprake is van één en dezelfde doek". Van Kwartet zou je kunnen zeggen dat de moeite die de goo chelaar heeft met zijn goocheltrucs te zichtbaar is. Met de gedichten van Gennadi Ajgi, verschenen onder de merk waardige titel Geoormerkte win ter, had Timmer het verstechnisch gezien ongetwijfeld gemakkelij ker. Ajgi is nl. één van de weinige Russische dichters die, onder in vloed van de moderne Franse poe- zie, vrije verzen schrijft. Zodoende hoeft overbrenging van rijm en me trum niet te worden nagestreefd en valt een belangrijke oorzaak voor gewrongenheid weg. Daar staat te genover dat de gedichten vaak moeilijk toegankelijk zijn, tamelijk elliptisch en nogal brokkelig van syntactische structuur. En dat brengt voor de vertaler een ander soort moeilijkheden teweeg. De poëzie van Ajgi is kaal, zowel in taalgebruik als in sfeer. Het is een poëzie van kreten in de leegte Sleutelwoorden zijn: veld, bos. huis, sneeuw, leegte, stilte, kreet. Veel van de door Timmer vertaalde gedichten hebben de intentie en sfeer van een requiem (voor Paster nak, Malevich, Baudelaire, Ajgi's moeder, een meisje). Ik heb moeite om deze vertaalde poëzie te beoordelen. Ergens zit er iets niet lekker. Maar wat? Verlang ik teveel naar klassieke gedichten van Leopold, Bloem, Rilke, Ach terberg? Heb ik een, mogelijk tijde lijke, afkeer van de sisyfusarbeid van het lezen van elliptische her metische poëzie nu die zovéél ver schijnt? Is de poëzie van Ajgi niet teveel aangepast aan de normen van de internationale poëzie van het moment? Is de vertaling eigen lijk wel adequaat; poëzie vertalen was nooit Timmers sterkste punt; hoe zou Marko Fondse het gedaan hebben? Hoe het ook zij, het staat als een paal boven water dat Char les B. Timmer, meer dan wie ook, het gezicht van de Russische litera tuur in Nederlandse vertaling heeft bepaald. Voor zijn inspanningen en vasthoudendheid kunnen we hem niet dankbaar genoeg zijn. CHRISTIAAN VISSER Gennadi Ajgi. Geoormerkte winter. Gedichten. Keuze, vertaling en na woord Charles B. Timmer. Meulen hoff: 29,50. Kwartet. Osip Mandelsjtam - Anna Achmatova - Marina Tsvetajeva - Bo ris Pasternak. Vertaald en van com mentaar voorzien door Charles B. Timmer. Arbeiderspers.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 25