Cossery's tijdloze trotse bedelaars
DE
KEER
Voorleesverhalenmagere oogst
De produktiviteit en
invloed van vertaler
Charles B. Timmer
Boeiende wandeltocht met Gustave Flaubert
Juweeltjes bij Rentes de Carvalho's juwelier
DONDERDAG 17 SEPTEMBER 1987
Voordat de stortregen van nieuwe
herfstboeken uit binnen- en bui
tenland over ons neerdaalt, is het
goed nog bijtijds te genieten van
wat kalme, nazomerse literatuur
die aan het naderende lawijt voor
afgaat.
Die kalmte, helderheid en door
lichte weemoed getemperde
schrijfstijl is bijvoorbeeld te genie
ten in 'De juwelier', een bundel
anekdotische vertellingen van de
in Nederland wonende Portugese
schrijver J. Rentes de Carvalho,
die al eerder de aandacht trok met
'Waar die andere God' woont.
In dit laatstgenoemde boek hield
de auteur zijn gastland scherp, ge
nadeloos en toch geestig tegen het
licht, "getemperd (schreef Rudy
Kousbroek) door een liefde voor
Nederland die ik niet beter weet te
omschrijven dan als intelligent:
dat wil zeggen niet om de verkeer
de redenen, zoals zo vaak het geval
is".
Diezelfde liefde, maar dan voor
zijn vaderland, betuigt Rentes de
Carvalho in 'De juwelier', een ver
zameling verhalen die zich in Por-
tugal afspelen (een enkeling ook in
Parijs of Sevilïa) en erg gevarieerd
zijn van inhoud. Er zijn korte de-
tective-achtige verhalen bij, die het
moeten hebben van een min of
meer verrassende pointe, andere
richten zich meer op onderlinge,
vaak in het absurde doorgetrokken
menselijke verhoudingen, of op
anekdotische jeugdherinneringen,
waarvan het waarheidsgehalte er
overigens weinig toe doet.
Het is moeilijk hier een keuze te
doen uit de vijftien vertellingen,
daarvoor is de kwaliteit over de he
le linie van een te gelijk, hoog ni
veau. Toch zijn het vooral de ver
halen die menselijk leed, noodlot
en treurigheid als thema hebben,
die mij het best bevallen: eenvou
dige verhalen waarin de auteur
met zijn bondige stijl, zachtmoedi
ge distantie en weemoedige humor
het best tot zijn recht komt.
Tot mijn persoonlijke top 3 be
hoort in elk geval 'Het bewijs'.
waarin de zwijgzame Jaime de
trieste hoofdrol speelt. Jaime leeft,
"zonder de dorpsgek te zijn", in
een eigen, bijzondere wereld. Hij is
getrouwd, vader van zeven kinde
ren, stil en in zichzelf gekeerd,
maar als landarbeider een harde
werker. Op een gegeven moment
halen zijn makkers een wat wreed
geintje met hem uit - die gedachte
loze wreedheid van de mensen in
Rentes de Carvalho's verhalen, net
als hun even makkelijk opkomen
de, sussende medeleven, is een
steeds terugkerend motief. Men
haalt een bevriende korporaal van
de Guarda over Jaime aan het
schrikken te maken door hem te la
ten arresteren wegens een niet ge
pleegd, gering vergrijp, "om te zien
of ze hem konden dwingen te pra
ten".
De simpele Jaime schrikt zich in
derdaad een ongeluk: "Van die dag
af werd Jaime een ander mens, en
langzaam verloor hij zijn krachten.
Urenlang zat hij voor de deur van
zijn huis, zonder te knikken naar
de voorbijgangers, apatisch, onbe
weeglijk, alleen wanneer zijn
vrouw hem riep ging hij naar bin
nen". Hij bereikt niettemin de pen
sioengerechtigde leeftijd en elke
maand ontvangen hij en zijn
vrouw, arme mensen, een cheque
per post. "Arm zouden ze wel blij
ven, maar honger? Nooit meer".
Op een gegeven moment verneemt
Jaimes vrouw dat voor het blijven
ontvangen van die onmisbare che
que voortaan een "levensbewijs"
nodig is - een foto die bewijst dat
de pensionaris nog in leven is. De
daaropvolgende trieste clou zal ik
natuurlijk niet verklappen...
Ook heel mooi is 'De loterij van
Sint-Antonius in 1962', overtui
gend door zijn vormgeving, een
monoloog van een vrouw over haar
man en dochter, die vooral veel
zegt over de spreekster en de rod-
delarijen die onder de personages
van de auteur eveneens schering
en inslag zijn.
Het sterkste verhaal is naar mijn
smaak toch zonder meer 'De juwe
lier', het titelverhaal, waarin de
verteller zich de juwelier Leitao
herinnert die hij op jeugdige leef
tijd eens in het beroemde Casino
van Lissabon aantrof. Later hoort
hij hoe het de juwelier is vergaan:
een klassiek noodlot, veroorzaakt
door hebzucht en oplichting. In de
kern een simpel detective-gege
ven, maar door de kleur van per
soonlijke herinneringen en de
meeslepende verteltrant die de
pointe tot het einde toe verborgen
houdt, een schitterende vertelling.
Omdat, zoals ik hierboven al zei.
de verhalen onderling nauwelijks
voor elkaar onderdoen, is deze
nieuwe bundel van Rentes de Car
valho geen boek dat in de naderen
de literaire onweer ten onder mag
gaan. Daarvoor bevat het teveel ju
weeltjes van vertelkunst.
ROB VOOREN
J. Rentes de Carvalho, De juwelier.
Uitg. De Arbeiderspers, 34,50.
Werken uit Russisch
Bedelaars zijn voorbij alle schaam
te. Wat dat betreft zijn ze misschien
wel een stapje verder dan de keuri
ge stamvaders en moeders die de
hele dag bezig zijn om de schijn op
te houden. Voor de bedelaar geen
maskerade meer, zijn stinkende
lompen lenen zich sowieso slecht
voor carnaval.
Punt is natuurlijk dat de meeste
bedelaars niet uit vrije wil zo zijn
geworden. De kans is niet gering
dat hij 's avonds - slapend onder
een brug - droomt van alle verwor
venheden van het burgermansle
ven. Een mooi huis, twee aardige
kinderen, één jongen, één meisje,
en natuurlijk een auto. Vaak is de
bedelaar de ongewassen broer van
de grootste burgerman die je je
kunt voorstellen.
En de bedelaar uit overtuiging
dan? De romantische bedelaar? De
man die eigenlijk schatrijk is, maar
uiteindelijk de valsheid van de we
reld heeft ingezien en zijn geld zijn
geld heeft gelaten? Ik ben nooit zo
iemand tegengekomen - en als dat
wel was gebeurd had ik hem met
een mijn banknummer gegeven.
Ik ben wel mensen tegengekomen
die ooit, op een goede dag, huis en
haard verlieten om nooit meer te
rug te gaan. Ze waren het huiselij
ke leven zat, wilden niet meer wer
ken voor valse zekerheden als pen
sioen en bejaardentehuis en ken
den nog maar één waarheid: dat je
nu leeft en morgen misschien niet
meer.
Dit soort mensen lijken niet op de
bedelaar die als een geslagen hond
op de hoek van een straat staat. Het
zijn trotse bedelaars, arm als kerk
ratten, maar tegelijkertijd on
kwetsbaar, want met onze levens
willen ze niets te maken hebben.
Zij wonen op een andere planeet.
Gohar, de hoofdpersoon van 'De
trotse bedelaars', is zo iemand. Ooit
was hij hoogleraar, nu leeft hij in de
armenwijk van een Egyptische
stad. Hij beschouwt die wijk als
een oasgi Dat hij ooit een man van
aanzien was, een professor, stemt
hem niet bitter. Integendeel: die ja
ren stonden volgens hem in het te
ken van de verblinding.
"Hét had jaren geduurd voordat
hij, na een heel saai leven lang aan
de studie te hebben gewijd, zijn on
derricht eindelijk had weten te
schatten op wat het was, namelijk
één grote oplichterij".
Gohar is geen profeet en ook geen
hervormer, laat staan een marte
laar. Hij wil een eenvoudig leven
leiden, kent slechts één genoegen:
op z'n tijd een bolletje hasj. Heeft
hij zich neergelegd bij het idee dat
de wereld absurd is? "De wereld
was niet absurd, ze werd alleen ge
regeerd door de grootste bende
schoften die de aardbodem ooit
had moeten dragen. Deze wereld
zat in werkelijheid bitter eenvou
dig in elkaar, maar de grote den
kers aan wie de taak ten deel viel
dit aan leken uit te leggen, durfden
het niet te accepteren omdat ze
bang waren voor simpele ziel te
worden uitgemaakt".
Gohar oefent een grote aantrek
kingskracht uit op anderen. De
mensen in zijn directe omgeving
mogen hem graag. De dichter en
oplichter Yéghen bijvoorbeeld, die
overigens lelijker is dan de nacht,
voelt zich gesterkt bij de gedachte
dat er iemand als Gohar op deze
aardkloot rondloopt, een man die
hem niet veroordeelt en hem, de
oerlelijke, rustig in de ogen durft te
kijken.
Belangrijkste gebeurtenis in het
boek is een moord op een hoer. Go
har en Yéghen raken bij die moord
betrokken. Ik zal niet vertellen op
welke manier; in elk geval worden
ze achtervolgd en verhoord door
rechercheur Nour El Dine, een po
litieman met een ongelukkig lief
desleven. Tijdens de gesprekken
wordt voortdurend duidelijk dat
Nour El Dine geen greep kan krij
gen op het tweetal. Ze sidderen
niet voor hem. Dreigen met de ge
vangenis heeft geen zin.
Voor Yéghen verloopt het leven in
de gevangenis niet anders dan
daarbuiten. "In zekere zin had hij
het zelfs beter, aangezien hij niet
gekweld werd door problemen van
materiéle aard. Hij had een dak bo
ven zijn hoofd, eten, en een groep
gedetineerden om zich heen van
wie de een nog buitenissiger was
dan de ander en die vol kostelijke
verhalen zaten waarin humor wed
ijverde met geweld".
Het zal niemand verbazen dat de
rechercheur geen vat krijgt op het
tweetal. Dat wordt vooral duidelijk
als hij tijdens een verhoor Yéghen
in elkaar laat slaan. De bedelaar is
al bont en blauw geslagen als het
kanonschot van twaalf uur valt. Hij
doet zijn ogen open en zegt dat het
twaalf uur is.
"De agent, die net zijn arm hief om
hem te slaan, stopte en vroeg stom
verbaasd: "Nou en?"
"Nou, dan is hét volgens mij tijd
om een hapje te eten", zei Yéghen
met een zwak stemmetje. "Ik heb
honger".
Cynisch? Volgens mij zijn Yéghen
en Gohar niet cynisch. Cynisch zijn
u en ik; wij kunnen immers nog be
drogen uitkomen. Zij zijn voorbij
het cynisme.
'De trotse bedelaars' werd geschre-
Albert Cossery. dotopr)
ven door Albert Cossery, een
schrijver die in 1913 in Cairo werd
geboren. Het boek verscheen voor
het eerst in 1955, in Parijs. Geda
teerd is het zeker niet. Integendeel:
zoals alle goede boeken is 'De trot
se bedelaars' tijdloos. Albert Cos
sery - nog nooit van gehoord. Als
zijn andere boeken even goed zijn
als 'De trotse bedelaars' staat uitge
verij Meulenhoff maar één ding te
doen: vertalen!
WIM BRANDS
De trotse bedelaars, Albert Cossery,
vert. Rosalie Siblcsz, uitg. Meulen
hoff, 36,50 gulden.
Christus lijkt op de kapper
Enige tijd geleden heb ik een fiets
tocht gemaakt met iemand die een
ware passie heeft voor landkaar
ten. Dat mag natuurlijk, maar het
wordt wel wat vervelend als zo ie
mand een woedeaanval krijgt om
dat de weg waarop hij zich bevindt
doorgaat terwijl die volgens zijn
landkaart moet ophouden. Ik heb
de Engelse sleutels nog net in mijn
fietstas weten te houden, maar het
scheelde niet veel.
Ik zou mij meer op mijn gemak
hebben gevoeld met Gustave Flau
bert en zijn reisgenoot Maxime du
Camp, die tussen 1 mei en 6 augus
tus 1847 te voet een reis langs de
Loire en door Bretagne maakten.
Zij begonnen 'zonder gids of zon
der welke informatie dan ook (da-
tis de enige goede manier) te lopen,
vastbesloten waar dan ook heen te
gaan, vooropgesteld dat het ver zou
zijn, en wanneer dan ook terug te
keren, vooropgesteld dat het laat
zou zijn.'
Oorspronkelijk was het de be
doeling dat de reis door beide
vrienden zou worden vastgelegd in
een reisboek, waarvan Flaubert de
oneven hoofstukken zou schrijven
en Du Camp de even. Alleen Flau
bert heeft zich aan deze afspraak
gehouden. Du Camp liet het bij wat
dorre notities.
In de vertaling van Ernst van Al-
tena is dit boek onlangs in de on
volprezen serie 'Op schrijvers voe
ten' uitgegeven bij Veen onder de
titel 'Langs velden en oevers, Een
wandeling langs de Loire en door
Bretagne'
Wat in dit reisverslag vooral op
valt, is het uiterst eigenzinnige oor
deel van de zesentwintigjarige
Flaubert over zaken als kunst, reli
gie en cultuurgeschiedenis. Met
bijtende spot stelt hij de fraaie leu
gens aan de kaak van die weten
schappers die alle cultuurhistori
sche verschijnselen in een sluiten
de theorie proberen onder te bren
gen, ook al blijven die verschijnse
len zich daar uit alle macht tegen
verzetten.
Een voorbeeld van deze 'annexa
tiedrift' ziet Flaubert in de zoge
naamde stenen van Carnac, een
groep zwerfkeien die al sinds men
senheugenis in het landschap ligt
en waaraan 'de ijdelheid van klets
kousen een vorm en een kroniek'
heeft proberen te geven. Het pa
troon waarin deze stenen voorko
men, is het onderwerp geweest van
vele geleerde verhandelingen. Vol
gens Olaus Magnus zouden onder
de stenen die in een rechte lijn la
gen dode krijgers rusten die in een
tweegevecht waren gesneuveld,
een cirkelvormig patroon wees op
een familiegraf, terwijl de stenen
die een punt vormden duidden op
graven van ruiters of voetknechten
en dan vooral van die van de win
nende partij. Flauberts commen
taar:'...Olaus Magnus heeft ons ver
geten te vertellen hoe je het moest
aanleggen om twee neven te begra
ven die elkaar in een duel te paard
gedood hebben...O mijn beste Ol
aus Magnus! U moet dus veel ge
houden hebben van Monte-Puclia-
no-wijn? En hoeveel roemers daar
van had u nodig om ons al die scho
ne zaken te leren?'
Indrukwekkend zijn de beschrij
vingen die Flaubert geeft van het
ruige natuurschoon in het Breton
se landschap, waarin behalve veel
'gaspeldoorns'(?) ook heel wat ker
ken voorkomen. Gelovigen heb
ben bij de bezichtiging van kerken
de blik nogal eens op oneindig: de
eerbied kleurt hun waarneming.
Nu hoefje een godshuis natuurlijk
ook niet te bekijken als een inspec
teur van bouw- en woningtoezicht,
maar dat er nog een middenweg
bestaat, bewijst Flaubert. Voor
hem is de kerk niet een plaats waar
de relatie met het gewone leven
door nevelen van wijwater wordt
versluierd, nee, die kerk blijft voor
hem deel uitmaken van dat leven.
Zo komt hij bijvoorbeeld tot de
constatering dat de Christus in een
van de kerken die hij bezoekt lijkt
op zijn kapper.
'Langs velden en oevers' werd in
1885 gevonden in de nalatenschap
van Flaubert. 'Madame Bovary', de
roman waarin de schrijver erin is
geslaagd zijn emoties achter een
objectieve, onpersoonlijke be
schrijvingskunst te verbergen, was
toen al geschreven. Ook in 'Langs
velden en oevers' worden de per
soonlijke emoties gemaskeerd
door de stijl. Bij het zien van een
begrafenis 'smelten' de ogen van
de schrijver niet: ze blijven kijken
en registreren hoe in de motregen
de aarde aan de spaden blijft plak
ken. Maar - zo af en toe laat Flau
bert zich toch gaan.
Een voorbeeld. Bij het bezoek
aan het bagno (een gevangenis,
CvH) van Brest schrijft Flaubert:
"In het ziekenhuis van het bagno
was ik kinderlijk ontroerd toen ik
op het bed van een dwangarbeider
een nest jonge katjes zag, die op
zijn knieën speelden. Hij rolde pa
pieren balletjes voor ze en daar ren
den ze over de deken achteraan,
zich met hun scherpe klauwtjes
aan de randen vastklampend.
Daarna legde hij ze op de rug,
streelde ze, kuste ze, stopte ze on
der zijn hemd. Als hij weer aan het
werk gezet wordt, zal hij ongetwij
feld meer dan eens, als hij erg ver
drietig en erg moe is, op zijn bank
terugdromen naar de rustige uren
die hij alleen met hen doorbracht,
met het in zijn ruwe handen voelen
van de zachtheid van hun dons, en
naar hun warme lijfjes, weggedo
ken tegen zijn hart....Ik wil echter
graag aannemen dat de reglemen
ten dat soort vermaak verbieden en
dat het hier ongetwijfeld de lief
dedaad van een non betrof.'
Tussen de hoofdstukken door
geeft Ernst van Altena telkens een
korte samenvatting van de door Du
Camp genoteerde reisindrukken.
Deze Du Camp schijnt zich heel
wat minder te hebben geamuseerd
Binnenkort zal door de universiteit
van Amsterdam een welverdiend
eredoctoraat in de letteren worden
uitgereikt aan Charles B. Timmer,
kenner en vertaler van Russische
literatuur. Op 17 februari van dit
jaar werd hij tachtig jaar. Charles
B. Timmer was aanvankelijk hout
handelaar van beroep en werd later
als Ruslandkenner adjunct-direc
teur van het Internationale Insti
tuut voor Sociale Geschiedenis te
Amsterdam. Hij is echter bij het
grote publiek vooral bekend om
zijn talrijke vertalingen.
In 1953 werd Charles B. Timmer
hoofdredacteur van de Russische
Bibliotheek, die op initiatief van
die andere grote autodidact Van
Oorschot werd uitgegeven. (Deze
belangrijke reeks is de laatste jaren
weer gepubliceerd in een goedko
pe herdruk). In de Russische Bi
bliotheek is het leeuwedeel ver
schenen van het werk van de klas
sieken uit de gouden, negentiende,
eeuw van de Russische literatuur,
zoals Poesjkin, Toergenjev, Tol
stoi, Dostojevski, Tsjechov, Gogol
en Gontsjarov. Timmer trok be
kwame vertalers aan als Tom Eek
man, Wils Huisman, Hans Leerink
en Karei van het Reve, om er een
paar te noemen. Zelf vertaalde hij
onder andere(!) zes delen Tsjechov
en afzonderlijke werken van Poesj
kin, Dostojevski, Tolstoi en Gogol.
In 1963 kreeg hij voor zijn presta
ties de Nijhoffprijs voor vertalin
gen.
Een tweede initiatief in samen
werking met Van Oorschot, gerea
liseerd tussen 1978 en 1982, was de
reeks Russische miniaturen.
Daarin werden minder omvangrij
ke werken van minder bekende,
maar daarom niet minder belang
wekkende auteurs uit de negen
tiende en twintigste eeuw opgeno
men. Ook voor deze reeks nam hij
een aantal vertalingen voor eigen
rekening. Deze activiteiten over
ziende zou men al van een zeer wel
gevuld leven kunnen spreken.
Maar Timmer had nog energie over
en vertaalde meer dan Van Oor
schot kon uitgeven. Buiten ge
noemde reeksen vertaalde hij, vaak
zeer omvangrijke, autobiografi
sche geschriften en memoires van
Alexander Herzen, Pasternak,
Sjklovski en Tsvetajeva. En van
Isaac Babel is, dank zy Timmer,
nergens zoveel gepubliceerd als in
het Nederlands. Ook de moeilijke
maar grote symbolische roman Pe
tersburg van Bjelyj is door hem
vertaald. In totaal heeft Timmer
een boek of zestig uit de Russische
ADVERTENTIE
- Gustave Flaubert.
tijdens de tocht. Van enige irritatie
daarover is in het verslag van Flau
bert echter geen sprake. Was hem
dat soms te persoonlijk?
CEES VAN HOORE
Gustave Flaubert, Langs velden en
oevers, een wandeling langs de Loire
en door Bretagne, In de serie: Op
schrijvers voeten. Vertaling: Ernst
van Altena. Veen, uitgevers. Utrecht-
/Antwerpen, 1987.
BOEKHANDEL
LEIDEN LEIDERDORP
OEGSTGEEST KATWIJK
VOORSCHOTEN
Alle op deze pagina besproken
boeken zijn bij ons dlrekt lever
baar, óf vla onze TERMINAL te
bestellen en dan binnen drie da-
gen verkrijgbaar.
Voorleesverhalen voor kinderen
vanaf 4 jaar: is daar nog variatie in
mogelijk? Na het doornemen van
de recente oogst voorleesboeken -
die trouwens mager was - blijkt dat
auteurs weliswaar hun best doen,
maar datje niet eindeloos kunt va
rieren op één thema. Jonge kinde
ren zijn voornamelijk geïnteres
seerd in zichzelf en hun directe om
geving. Het aantal aan te snijden
onderwerpen is dus klein. Daarbij
komt nog eens de beperking wat
schrijfstijl - eenvoudig - en opbouw
- niet te lange hoofdstukjes - be
treft.
Niet dat men niet zijn best doet.
Neem het boekje 'Tommie en Lotje
lopen weg en andere lieve en stoute
verhalen' van Jacques Vriens. Het
tweede deel alweer over de beleve
nissen van Tommie en grote zus
Lotje.
Het zijn stuk voor stuk ontwape
nende verhalen over voorvallen en
gebeurtenissen met alle emoties
vandien die elk kind zal herken-'
nen. Prettige voorleesverhalen die
bovendien zo zijn geschreven dat
kinderen van 7, 8 jaar ze ook zelf
standig kunnen lezen, (al zijn de
hoofdstukken net even te lang)
Tot zover prima. Wat tegenstaat
is het zoetige toontje en de betutte
lende verkleinwoordjes. Vergele
ken met het eerste boekje is de stijl
iets verbeterd.
r Illustratie Rick de Haas uit 'Gat in de zandbak'.
Een vergelijkbaar voorleesboek
is 'Sebastiaan rare banaan' van
Mieke van Hooft. Ook hier: aardige
verhalen over alledaagse dingen
met soms een uitschieter. Bijvoor
beeld het verhaal waarin Sebasti
aan wordt gevolgd door zijn vader
om te zien of hij wel alleen een
boodschap kan doen. Sebastiaan
wordt - terecht - boos. Een boek dat
dicht bij het kind en zijn belevings
wereld staat.
Maar evenals bij Vriens hebben
we het allemaal wel eens eerder ge
lezen: sneeuw, logeren, bood
schappen doen, feest, niet willen
eten, oppassen. Natuurlijk, het zijn
de zaken waarmee jonge kinderen
zich bezig houden. Maar de erom
heen gesponnen verhalen blijven
wat oppervlakkig en voorspelbaar.
Pluspunten van 'Sebastiaan rare
banaan' zijn de korte hoofdstukjes
en de leuke, gevarieerde tekenin
gen van Monica Maas. De verhalen
zijn te moeilijk geschreven voor
zelfstandig lezen, maar zeer ge
schikt voorleesmateriaal voor kin
deren van 4 tot en met 6 jaar.
Tot slot enkele prentenboeken,
ook altijd leuk om voor te lezen. Al
lereerst 'Gat in de zandbak' van
Rick de Haas. Een vermakelijk ver
haal over de jongen Tim die een gat
graaft in de tuin en een tunnel ont
dekt. Aan de andere kant wordt hij
opgewacht door een figuur in een
geel jasje dat hem aanspreekt met
de naam Jodokus. Vervolgens
komt Tim terecht in het kasteel van
mevrouw Amalia, een onvriende
lijke dame die het aan de stok heeft
met haar goeiige zuster Galathea.
Een verrrassend fraai getekend
prentenboek. Het verhaal wordt
vlot verteld met gevoel voor hu
mor. Wat het geheel een beetje ont
siert is de flauwe afloop van het
verhaal, het begin was zo veelbelo
vend. Een prentenboek dat kinde
ren vanaf 8 jaar zelf kunnen lezen.
Twee van de leukste prentenboe
ken van de afgelopen tijd komen
uit Zweden: 'Pannekoekentaart'
en 'Vossjacht' van de illustrator
Sven Nordqvist. Vermakelijke
prentenboeken over opa Pettson
en zijn poes Findus die ergens op
een huisje buiten wonen. Zijn om
geving beschouwt opa als een zon
derling. Dat is hij echter aller
minst: opa is alleen anders dan an
deren. Hij bakt bijvoorbeeld pan
nekoekentaart voor zijn poes om
dat die zijn verjaardag viert. En
niet één keer per jaar, maar drie
keer.
Als het weer eens zover is, levert
het maken van de taart echter heel
wat problemen op. Het meel is op,
opa's fiets heeft een lekke band, de
deur van het timmerhok met plak-*
spullen zit op slot, de sleutel ligt in
de waterput enzovoorts. Het komt
zelfs zo ver dat poes Findus voor
stierevechter moet spelen.
Een doldwaas boek met een ko
misch verhaal en grote kleurige te
keningen waarop allerlei details.
De vertaling is behoorlijk, soms he
laas typisch Vlaams. Even warm
aanbevolen 'Vossejacht', waarin
opa Pettson afrekent met een vos
en een vervelende buurman, ge
bruik makend van een nep-kip, pe
per en vuurwerk. Poes Findus
speelt dit keer voor spook. Prima
om voor te lezen of zelf lezen vanaf
8 jaar.
MARGOT KLOMPMAKER
Tommic en Lotje, Jacques Vriens, ill.
Ruud Bruijn, uitg. Van Goor. 20,-.
Sebastiaan rare banaan. Mieke van
Hooft. ill. Monica Maas, uitg. Holland,
ƒ16,90.
Gat in de zandbak. Rick de Haas, uitg.
Lemnlscaat, 16,90.
Pannckoekentaart/vossejacht, Sven
Nordqvist, vert. Griet van Raemsdock,
uitg. Infodok.
literatuur in het Nederlands over
gezet.
Timmer is bovendien een infor
matief en soms polemisch essayist.
Zijn bundels over Rusland en Rus
sische auteurs zouden veel meer
gelezen moeten worden. Hij
schreef er drie: Rusland zwart op
wit (1966); De kinderen van Jes-
senin (1969); en Russische notities
(1981). In 1945 verscheen voor het
eerst Timmers veelgebruikte en
verscheidene malen herdrukte
Leerboek van de Russische taal.
Timmer heeft zich nimmer be
perkt tot een bepaald tijdperk of
tot een bepaald genre. Zijn verta
lingen beslaan de Russische litera
tuur vanaf Poesjkin in het begin
van de negentiende eeuw tot Ajgi
nu. Hij vertaalde zowel wereldbe
roemde als aanvankelijk bij ons ta
melijk onbekende auteurs
(Charms, Platonov, Kazakov, Ajgi).
Hij vertaalde niet alleen proza,
maar ook toneel en poëzie. Ik ge
loof overigens niet dat zijn kracht
op het terrein van de poëzieverta-
lingen ligt. In Kwartet bundelde
hij een bloemlezing poëzie uit de
zilveren periode van de Russische
literatuur: Pasternak, Mandelstam,
Achmatova en Tsvetajeva. Die ver
talingen waren niet erg geslaagd.
Dat werd naar mijn gevoel niet zo
zeer veroorzaakt door de moeilijk
heidsgraad van deze poëzie, maar
meer door de wil om bepaalde
vormkenmerken te handhaven.
Behalve de betekenis probeerde
Timmer - die nooit zal aarzelen
aan zichzelf de hoogste eisen te
stellen - ook zoveel mogelijk rijm
en ritme van de Russische origine
len te behouden. Dat leidde tot een
Nederlands dat in veel gevallen on
begrijpelijk was of gewrongen of
ronduit lelijk. Om het maar eens
streng in zijn eigen woorden te zeg
gen: deze poëzievertalingen zijn
misschien wel equivalent, dwz. ze
geven weer wat er in het Russisch
staat; maar ze zijn onvoldoende
adequaat, dwz. de weergave in het
Nederlands is niet echt goed ge
slaagd. Timmer heeft vertalen wel
eens vergeleken met een moord
aanslag op het oorspronkelijke
werk. Die vergelijking lijkt me te
negatief. Eleganter en passender is
zijn vergelijking met een goochel
truc. "De vertaler is de man met de
hoge hoed, waarin hij een rode zij
den doek stopt om er even later
met een stalen gezicht een groene
wollen doek uit te halen, - waarna
hij zijn hoed voor het publiek om
keert om aan te tonen dat er verder
niets in zit en blijft volhouden dat
ér sprake is van één en dezelfde
doek". Van Kwartet zou je kunnen
zeggen dat de moeite die de goo
chelaar heeft met zijn goocheltrucs
te zichtbaar is.
Met de gedichten van Gennadi
Ajgi, verschenen onder de merk
waardige titel Geoormerkte win
ter, had Timmer het verstechnisch
gezien ongetwijfeld gemakkelij
ker. Ajgi is nl. één van de weinige
Russische dichters die, onder in
vloed van de moderne Franse poe-
zie, vrije verzen schrijft. Zodoende
hoeft overbrenging van rijm en me
trum niet te worden nagestreefd en
valt een belangrijke oorzaak voor
gewrongenheid weg. Daar staat te
genover dat de gedichten vaak
moeilijk toegankelijk zijn, tamelijk
elliptisch en nogal brokkelig van
syntactische structuur. En dat
brengt voor de vertaler een ander
soort moeilijkheden teweeg. De
poëzie van Ajgi is kaal, zowel in
taalgebruik als in sfeer. Het is een
poëzie van kreten in de leegte
Sleutelwoorden zijn: veld, bos.
huis, sneeuw, leegte, stilte, kreet.
Veel van de door Timmer vertaalde
gedichten hebben de intentie en
sfeer van een requiem (voor Paster
nak, Malevich, Baudelaire, Ajgi's
moeder, een meisje).
Ik heb moeite om deze vertaalde
poëzie te beoordelen. Ergens zit er
iets niet lekker. Maar wat? Verlang
ik teveel naar klassieke gedichten
van Leopold, Bloem, Rilke, Ach
terberg? Heb ik een, mogelijk tijde
lijke, afkeer van de sisyfusarbeid
van het lezen van elliptische her
metische poëzie nu die zovéél ver
schijnt? Is de poëzie van Ajgi niet
teveel aangepast aan de normen
van de internationale poëzie van
het moment? Is de vertaling eigen
lijk wel adequaat; poëzie vertalen
was nooit Timmers sterkste punt;
hoe zou Marko Fondse het gedaan
hebben? Hoe het ook zij, het staat
als een paal boven water dat Char
les B. Timmer, meer dan wie ook,
het gezicht van de Russische litera
tuur in Nederlandse vertaling heeft
bepaald. Voor zijn inspanningen
en vasthoudendheid kunnen we
hem niet dankbaar genoeg zijn.
CHRISTIAAN VISSER
Gennadi Ajgi. Geoormerkte winter.
Gedichten. Keuze, vertaling en na
woord Charles B. Timmer. Meulen
hoff: 29,50.
Kwartet. Osip Mandelsjtam - Anna
Achmatova - Marina Tsvetajeva - Bo
ris Pasternak. Vertaald en van com
mentaar voorzien door Charles B.
Timmer. Arbeiderspers.