Van 'boekkamer' tot een
bolwerk van wetenschap
Universiteitsbibliotheek
bestaat in oktober 400 jaar
ZATERDAG 12 SEPTEMBER 1987
EXTRA
PAGINA 29
De universiteit van Leiden heeft
zich in de eerste twaalf jaar van haar
bestaan moeten behelpen met een
uiterst mager boekenbezit. In het
stichtingsjaar 1575 schonk Prins
Willem I, verheugd als hij was over
de totstandkoming van dit instituut,
de Alma Mater een prachtige, vierta
lige bijbel, maar van een 'echte' bi
bliotheek was toen nog bij lange na
geen sprake. Er werd dan ook ge
sproken van een 'boekkamer', een
kleine leeszaal die gevestigd was in
de kerk der Witte Nonnen.
Pas in 1587 was het aantal boeken door
schenkingen zo toegenomen dat de pro
fessoren het raadzaam achtten iemand
aan te stellen die erop zou toezien dat de
folianten bleven waar ze hoorden. Dat
werd Jan van der Does, die zoals in die
tijd bij geleerden gebruikelijk was zijn
naam verlatiniseerde tot Janus Dousa.
Al vrij snel na de komst van deze ge
leerde bibliothecaris werd er een ruime
re huisvesting voor de boeken gezocht.
Die vond men in de Faliede Bagijnkerk,
die aan de noordkant van het Rapenburg
lag.
Bibliothecaris Van Gent: "Wij weten
door een gravure van Woudanus hoe die
bibliotheek er in het jaar 1610 uitzag. In
een vrij kleine zaal, waarin het licht door
boogvensters binnenstroomde, had men
twee rijen kasten dwars opgesteld met
een klein middenpad ertussen. In die
kasten waren de boeken gerangschikt
naar het vakgebied. Elk boek lag vast aan
een ketting. Aan de boekenkasten was
een kleine lessenaar bevestigd, zodat je
de werken staande kon lezen. De kleine
re boeken gingen in een kast waarvan
Dousa de sleutel bij zich droeg. Dat hei
ligdom kon op verzoek door hem worden
geopend".
Ontmoetingsplaats
Van Gent haalt de bewuste gravure te
voorschijn. Nadere bestudering ervan
leert dat de bibliotheek niet alleen een
plek moet zijn geweest waar men naar
toe ging om te studeren maar tevens een
ontmoetingsplaats voor de intellectueel
van die tijd. Minstens de helft van de aan
wezigen op de prent is druk aan het pra
ten. Opvallend zijn ook de twee hondjes,
waarvan het gekef van het keesje op de
voorgrond na zoveel eeuwen nog te ho
ren lijkt.
Behalve aan de bibliotheek bood de
Faliede Bagijnkerk ook een onderkomen
aan een schermschool en een anato
misch instituut. Die schermschool werd
destijds druk bezocht. Hoe zat dat met de
bibliotheek? Onderbibliothecaris Lin-
mans: "Die bibliotheek van toen is niet te
vergelijken met die gigantische organi
satie van nu. Ze was alleen 's woensdags
en 's zaterdags van twee tot vier uur ge
opend. Wilden de heren professoren in
de tussentijd iets raadplegen, dan moest
de sleutel worden opgehaald bij Dousa
of, als deze niet thuis was, bij zijn huis
houdster. Daar werd wel eens misbruik
van gemaakt. Studenten of hoogleraren
lieten dan een kopie van de sleutel ma
ken. Op zondag kon het gebeuren dat de
geleerde Salmasius, die dicht bij de Fa
liede Bagijnkerk in de buurt woonde,
slechts gekleed in zijn kameijas even een
bezoekje bracht aan de bibliotheek.
Vooral na de dood van Dousa werd het
een rommeltje. Maar ach, zo frequent
werd er niet van de bibliotheek gebruik
gemaakt. De mensen die toen aan de weg
timmerden hadden vrijwel allemaal een
eigen boekenverzameling".
Vorsten en andere hooggeplaatste per
sonen beschouwden de universiteit als
hun oogappel. Ze stelden er dan ook een
eer in om zo af en toe een boek aan de bi
bliotheek te schenken. In 1609 liet Josep-
hus Scaliger meer dan tweehonderd
Griekse, Latijnse en Oosterse werken na
aan de bibliotheek. In 1947 spoelde er
nog iets aan op de branding van de tijd:
het was Scaligers versleten boekentasje.
In de Universiteitsbibliotheek aan de
Witte singel wordt het als een relikwie
bewaard.
Vossius
Zo'n tachtig jaar later gebeurde er iets,
waaraan de universiteitsbibliotheek ook
nu nog veel van zijn vermaardheid te
danken heeft: men kwam in het bezit van
de bibliotheek van Vossius. Het is een
verzameling voor de wetenschap zeer
waardevolle boeken, waarvoor destijds
beslist niet teveel is betaald. Toch had
den de bestuuïderen van de universiteit
uit die dagen de koop nog bijna onge
daan gemaakt. Ze beschuldigden de ver
koper van oplichting en daagden hem
voor het gerecht. Oxford keek in gespan
nen afwachting toe hoe een en ander zou
aflopen: de universiteit zou graag het
driedubbele hebben betaald voor de col
lectie van Vossius. Gelukkig stelde de
Haagse rechter de klagers in het onge
lijk. Zo bleven de boeken voor Leiden
behouden.
De Faliede Bagijnkerk werd al gauw te
klein voor de snel aangroeiende verza
meling. De boeken voelden zich prima
thuis in dit godshuis, misschien wel
meer dan ooit de gelovigen. Er moesten
huizen tegen de kerk worden aange
bouwd en men brak de toren af. Ook in
de kerk zelf vonden de nodige verande
ringen plaats. Van het oude gebouw ble
ven alleen de muren staan.
Een gunstige bijkomstigheid was dat
de afdeling anatomie, gevestigd op de
benedenverdieping van het gebouw, een
nieuw onderkomen kreeg. Daardoor
kwam er weer wat ruimte vrij. De hoge
boekenwanden, waarvan de bovenste
planken alleen waren te bereiken met
lange ladders, werden vervangen door
een gaanderij op halve hoogte. Om er
voor te zorgen dat het daglicht dat door
de glazen koepel naar binnen viel ook de
benedenverdieping zou kunnen berei
ken, liet men tussen de roostervloer van
de gaanderij en de boekenkasten een be
hoorlijke ruimte open. Dat moet niet he
lemaal ongevaarlijk zijn geweest, want
na verloop van tijd werden er vangnetten
onder de roostervloer aangebracht.
Eeuwig nieuwsgierig
De mannen die in het verleden de lei
ding hadden van de bibliotheek waren
niet allemaal even bekwaam, maar één
ding hadden ze dan toch gemeen: erudi
tie. Op de post van bibliothecaris moest
volgens de eisen van die tijd 'een man
van wetenschappelijk karakter staan, die
daaruit zelfstandigheid en kracht ont
leent, dat hij in een bepaald vak een uit
stekende geleerde is'.
Bibliothecaris Van Gent: "Vroeger
was men geleerde en bibliothecaris tege
lijk. Nu met al die organisatorische werk
zaamheden, is zoiets bijna niet meer mo
gelijk. Natuurlijk moet je wel een brede
kennis hebben van de wetenschappelij-
De Leidse Universiteitsbibliotheek bestaat bijna vier eeuwen. Met
twee tentoonstellingen, een in het Rijksmuseum van Oudheden en
een in eigen huis, zal dit jubileum op 30 oktober worden gevierd.
'Goed gezien. Tien eeuwen wetenschap in handschrift en druk'. Dat
is de naam van de expositie in het museum. In de vitrines aldaar
zuilen boeken te bewonderen zijn die een breed overzicht geven van
de wetenschap in de periode van 800 tot 1800, boeken waarvan er
een aantal speciaal uit de bibliotheekskluis is gehaald.
De tentoonstelling in het bibliotheekcomplex aan de Witte Singel richt
zich meer op het heden. De naam zegt het al: 'Beeld en tekst in het
moderne wetenschappelijke boek'. De inrichters van deze expositie
hebben een aantal gerenommeerde wetenschappelijke uitgeverijen
bereid gevonden boeken in te sturen, waarin beeld en tekst perfect op
elkaar zijn afgestemd.
Ter gelegenheid van de op handen zijnde 'verjaardag' van de UB een
blik in in de geschiedenis van deze Leidse tempel der wijsheid. Een
belezen driemanschap diende daarbij van advies.
door Cees van Hoore
ke literatuur. Je moet ergens over mee
kunnen praten als een onderzoeker je
voor een praatje aanklampt. En hem zo
nodig inlichtingen kunnen geven over
de plaats waar hij bepaalde zaken kan
aantreffen. Dat wil niet zeggen dat ik van
A tot Z weet wat er allemaal in huis is.
Daarvoor is het boekenbezit van een uni
versiteitsbibliotheek te kolossaal. Ik
denk dat elke bibliothecaris tenminste
deze eigenschap moet hebben: hij moet
'eeuwig nieuwsgierig' zijn".
Een van de meest markante bibliothe
carissen die de universiteitsbibliotheek
heeft gehad, was Jacob Geel, de auteur
van het beroemde 'Gesprek op de Dra-
chenfels', een verhandeling in dialoog
vorm over de Romantiek. Hij wordt nog
steeds beschouwd als een eminent ge
leerde. Wat betreft de organisatie in de
bibliotheek zélf is zijn invloed echter niet
erg groot geweest. P.A. Tiele, die op 1 fe
bruari 1866 werd aangesteld als conser
vator van de drukwerken, heeft op dat
gebied wel veel gepresteerd. Aan hem
heeft de bibliotheek de zogenaamde
'Leidse boekjes' te danken, de catalogus
die nu nog naast het geautomatiseerde
systeem wordt gebruikt.
Maar niet alleen voor de catalogisering
heeft Tiele zich met hart en ziel ingezet,
hij bracht ook een indeling van de collec
tie op onderwerp en vakgebied tot stand.
Een voorbeeld: een boek dat handelde
over het aanleggen van beerputten kon
naar zijn mening onmogelijk zij aan zij
staan met een verhandeling over de con
stitutionele monarchie. Die indeling
naar onderwerp heeft men later losgela
ten. Het publiek mocht immers toch niet
in het magazijn komen en met behulp
van signaturen kon ieder boek in no time
worden opgespoord voor de lener.
Oorlog
Van de beerputten over naar de Twee
de Wereldoorlog. Vreemd genoeg is die
niet in alle opzichten ongunstig geweest
voor de universiteitsbibliotheek. Con
servator westerse handschriften, P. Ob-
bema: "Toen wij net in oorlog waren met
Duitsland, drongen de Duitsers aan op
het terugbrengen van 'verschlepptes
Kulturgut'. Daarmee bedoelden zij dat in
vroegere oorlogen buitgemaakte hand
schriften en boeken weer naar het land
van herkomst zouden worden terugge
bracht. Nu bevonden er zich in de Leidse
bibliotheek nogal wat waardevolle hand
schriften die eigenlijk in Teutonië thuis
hoorden. Maar geen haar op het hoofd
van de Leidse UB die eraan dacht om die
af te staan. Hier moest diplomatiek wor
den opgetreden".
"Nu wilde het geval dat er ook een ver
zoek bij was van een bibliotheek uit
Breslau om een codex terug te sturen die
weliswaar fraai was geschreven, maar
die niet behoorde tot een van onze we
reldberoemde gesloten collecties, zoals
de Vossius bijvoorbeeld. Die konden wij
dus wel missen. Of 'missen', liever 'rui
len' natuurlijk. Maar tegen wat? Een van
de bibliothecarissen kwam er bij toeval
achter dat zich in de Universiteitsbiblio
theek van Breslau het oudste hand
schrift van een bewerking van Egmond's
oudste annalen bevond. Dat was een
De Universiteitsbibliotheek anno
1610: niet alleen een plek om te stude
ren, maar tevens een ontmoetings
plaats. Op de foto links de biblio
theek zoals hij nu is. Op de voor
grond het drietal Obbema, Van Gent
eil LinmanS. (foto Wim Dijkman)
meevaller. De transactie geschiedde
snel. Breslau was tevreden en de Leidse
UB had zijn 'goede wil' getoond. Mooi
dus. Maar nog mooier was dat zich tus
sen die annalen ook het enige tot nog toe
teruggevonden boekwerk van Philips
van Leiden bevond! Erg jammer voor
Breslau. De bibliotheek is later nog ge
bombardeerd".
Vorstelijk
Genoeg geschiedenis. Terug naar het
heden. Naar de Witte Singel, waar het
boekenbezit van de Rijksuniversiteit
Leiden een vorstelijk onderkomen heeft
gevonden in het door architect Bart van
Kasteel met zoveel allure ontworpen ge
bouw. Wie een blik werpt in het maga
zijn, ziet onafzienbare, kaarsrechte lanen
van boeken, boeken waarin miljarden
wijze, domme, grappige en hoogst origi
nele gedachten rustig het moment af
wachten waarop zij een arm hoofd kun
nen binnenglippen. Maar wat als zo'n
boek verkeerd wordt weggezet? Is het
dan niet voor eeuwig verdwaald? Onder
bibliothecaris Linmans: "Een boek dat
verkeerd is weggezet, laat zich inderdaad
nog maar moeilijk terugvinden in deze
massa. Gelukkig gebeurt dat niet al te
vaak. De magazijnmensen zijn wat dat
betreft uiterst nauwkeurig".
Conservator Obbema: "Als je hier een
tijdje meedraait, heb je meer kans om
een boek terug te vinden. Bij een plank
waarop de boeken erg 'knel' staan, krijg
je argwaan. Alles past in het magazijn im
mers precies. En ja, dan de cijfers 69 en
96, dat kan ook wel eens voor verwarring
zorgen". Onderbibliothecaris Linmans:
"Wat een veel groter probleem is, is de
zogenaamde 'verzuring van boeken', een
proces dat boeken op de lange duur uit
een doet vallen. Na 1830 gebruikte men
geen lompen meer om papier te maken
maar hout. In dat papier bevindt zich
soms nog houtslijp, iets dat verzuring in
de hand werkt. Er wordt bij het TNO wel
gewerkt aan methoden om de 'verzuring'
te bestrijden, maar een oplossing is er
nog niet. Ontzuringsinstallaties bestaan,
maar die zijn enorm kostbaar".
De zeldzame handschriften en oude
drukken van de Universiteitsbibliotheek
lopen minder gevaar te verzuren dan hun
jongere 'broeders'. Het papier ervan is
van een betere kwaliteit en bovendien
worden ze opgeborgen in een speciaal
voor de conservering geklimatiseerde
kluis. Het is het Heilige der Heiligen van
de Universiteitsbibliotheek.
Fris
Voorzichtig haalt Obbema een zware
foliant uit de cassette. "Kijk. Dit is een
van de mooiste stukken die we bezitten.
Het is het psalterium van de Heilige Lo-
dewijk, eind twaalfde eeuw. De Heilige
heeft er in zijn jeugd uit leren lezen. Kijk
eens, hoe fris en mooi die kleuren nog
zijn. Dat komt omdat boeken meestal ge
sloten blijven en er geen licht bij kan.
Hoe we daar aan zijn gekomen? Het is bij
een verovering in de 18e eeuw 'in beslag
genomen'. Het is dus min of meer oor
logsbuit".
Van Gent staat stil bij de afdeling 'Li-
bri Annotati'. Hij laat enkele delen zien
die wemelen van aantekeningen in de
marge. Van Gent:"Inderdaad, wij biblio
thecarissen verfoeien mensen die zitten
te knoeien in boeken. Maar, tegen aante
keningen van een man van het kaliber
van een Erasmus hebben wij natuurlijk
geen bezwaar. Maar ja, zo iemand kom je
als boek niet gauw tegen".
Op een plank liggen wat kleinere boe
ken, die hard aan restauratie toe zijn. Wie
doet zoiets. Obbema: 'Wij laten het vaak
doen door een kloosterzuster, een Bene
dictines. Inderdaad, monnikenwerk!".
Een erg aardige afdeling in de kluis, is
wat men binnenshuis 'het strooigoed'
noemt. "Het gedicht in de lies van Marcel
van Maele heeft wel iets, maar de creatie
van Jan Vanhaelen is interessanter. Van
hem staat er in de kluis een potje waar
waarschijnlijk babyvoeding in heeft ge
zeten. Om dat potje zit een wikkel, met
daarop de tekst: 'Jerqentje. 9 voor, 9 na:
gebruikwijze: deksel lichten, gedichtjes
één voor één van binnen aan uithalen en
traag lezen". Dat deze verzen gaan over
Jeroentje is duidelijk. Maar wat is dat
met die negens? Bedoelt Vanhaelen
soms: '9 (gedichten) voor (Jeroentjes
dood), 9 na'? In ieder geval: in het deksel
van het potje is geen beweging meer te
krijgen, hoe hard Van Gent ook wrikt.
Niet rooskleurig
Vierhonderd jaar UB. Aanleiding om
terug te blikken, maar ook het moment
om vooruit te zien. Hoe zit het met de gel
den, met het budget? Dreigen er door de
bezuinigingen bij de Leidse Universi
teitsbibliotheek dezelfde wantoestanden
te ontstaan als bij de Amsterdamse, waar
men een chronisch tekort heeft aan me
dewerkers. Van Gent: "Wantoestanden,
nee, die zijn er hier nog niet. Maar ook
onze situatie is bepaald niet rooskleurig.
Ook hier is er ten gevolge van de bezuini
gingen een permanente onderbezetting.
Dankzij de inzet van de medewerkers
heeft dat nog geen desastreuze gevolgen
gehad, maar aan de energie van die men
sen komt natuurlijk ook een keer een
eind. En dan, ja, wat er dan zal gebeuren
weet ik niet".
"Een ander moeilijk punt is het aan
koopbeleid. Vooral bij de Beta-vakken
geeft dat nogal wat problemen en dan in
het bijzonder bij de aanschaf van tijd
schriften. Die tijdschriften zijn erg be
langrijk. Maar er verschijnen er ontel
baar veel en er wordt nu al 90% van het
budget door opgeslokt. Dan blijft er nog
tien procent over voor boeken. Belache
lijk natuurlijk. Maar ja, neem je zo'n tijd
schrift een jaar niet, dan valt er ineens
een gat. Later weer aanvullen, dat wordt
dat een enorm kostbare zaak".
Een hoofdstuk uit een boek over de ge
schiedenis van de Leidse Universiteits
bibliotheek opent met een ontroerend ci
taat. Het geeft kernachtig weer hoe on
misbaar deze instelling voor Leiden ooit
was en nog steeds is. Het luidt: "Voor
den geenen, die alsnoch van boucken
niet en zijn voorsien ende geenen middel
en hebben omme voor hem te coopen'.
Wat er aan verborgen rijkdom ligt op
getast in de bibliotheek zal voor een ge
deelte dus worden getoond op de twee
exposities ter gelegenheid van het jubile
um. 'Goed gezien' in het Museum van
Oudheden wordt geopend door Profes
sor Casimir met een voordracht, getiteld
'De bibliotheek en de toekomst van het
boek'. Misschien zal Casimir enkele
lichtpuntjes zien, maar de teneur van zijn
voordracht zal over het geheel genomen
vermoedelijk toch vrij somber zijn. Dat
moet haast wel in een land waar zelfs vol
wassen mensen nu al spreken over de
'bieb' wanneer zij de 'BIBLIOTHEEK'
bedoelen.
de mooiste stukken van de Universiteitsbi-
(foto Wim Dijkman)
Het psalterium van de Heilige bodewijk, eind twaalfde eeuw. Eén
bliotheek.
BIBLIOTHECA. LUGDUNO-BATAVA CUM PULPITIS ET ARCIS VERA IXNOGRAPHIA,
RAT ORE.