Een estafette van jubel en verguizing Nederlands Olympisch Comité vijfenzeventig jaar in beweging Oudste Olympiër: 'Mijn baas vond 't flauwekul' ZATERDAG 12 SEPTEMBER PAGINA 21 Het NOC vierde gisteren dan wel het 75-jarig bestaan, in werkelijkheid loopt sportief Nederland al langer achter de Olympische beweging aan. Om precies te zijn negenentach tig jaar. Met de benoeming van F.W.C.H. baron van Tuyll van Se- rooskerken tot lid van het Interna tionaal Olympisch Comité werd in 1898 de Nederlandse sport -of wat daar destijds voor doorging- opge nomen in de zogeheten Olympische familie. door Gerard van Putten en Ruud Paauw Aan wie de baron zijn aanstelling had te danken, laat zich overigens tot op de dag van vandaag raden. Hoe het ook zij, de edelman zou zich in Nederland gaan deweg opwerpen als een fervent ver spreider van het ideaal van Pierre baron de Coubertin. Tot 1961 leefde men ook binnen het NOC in de veronderstelling dat Neder land pas in 1908 in Olympisch verband is gaan sporten. Leeuwardenaar Ton Bij kerk, bij uitstek een kenner van de Olym pische historie, toonde ruim een kwart eeuw geleden aan dat er in 1900 in Parijs al Nederlanders aan de start waren ver schenen. Sterker nog: dat de twee met stuurman van het Delftse Laga in 1900 voor Nederland de eerste Olympische ti tel had veroverd. De roeiers Klein, Brandt en stuurman Brockmann hebben daar naar alle waar schijnlijkheid het flauwste benul niet van gehad. Uit oude kronieken valt op te maken dat ze zich wereldkampioen waanden. En aan die gedachte werd maar al te graag voedsel gegeven door de organisatoren van de wedstrijdenreeks, die tegelijkertijd met de Wereldtentoon stelling werd gehouden. De term Olym pische Spelen namen de Franse wed strijdleiders bij voorkeur niet in de mond, ook al omdat ze hartgrondig de pest hadden aan de meer universeel dan Frans denkende De Coubertin. Bronzen juffrouw Gouden medailles kregen de Delftena ren overigens niet, ze mochten een "zeer zware bronzen juffrouw" in ontvangst nemen. Voor stuurman Brockmann trouwens wel een geflatteerde onder scheiding, omdat deze 'kolos' van zestig kilo in de finale zijn plaats had moeten afstaan aan een tienjarig Frans jongetje, dat door Klein en Brandt zomaar van de straat was opgepikt. De Nederlandse sport functioneerde in de eerste jaren van de twintigste eeuw voornamelijk vanuit de beperking. Naar de Spelen van 1904 in het Amerikaanse St. Louis werd geen afvaardiging ge stuurd, dat was te ver en te kostbaar. Maar vier jaar later trommelde baron Van Tuyll de bestuursleden op van de Nederlandsche Atletiek Unie, van de zwembond, van de gymnastiekbond en van de wielerbond. Een half jaar voor de Spelen in Londen deed de edelman dat. Geheel in de geest van die tijd was de Voorbereiding doortrokken van wat met hedendaagse opvattingen het beste als chaos kan worden bestempeld. Uiteindelijk werden er op de grasba- nen in Rotterdam en in Héarlem selectie wedstrijden gehouden. Die in Haarlem leverden als gevolg van de grote toeloop van toeschouwers zelfs een aardig finan cieel douceurtje op. En dat was maar goed ook, want bij de overheid kon er niet meer af dan een minimale vergoe ding per deelnemer. Het benodigde res tantbedrag voor de reis- en verblijfkos ten van de 116 sporters zou Van Tuyll, zo had hij zich althans voorgenomen, zelf bijeen collecteren. Ijverig liep de baron zijn amices af. Maar helaas voor hem, erg scheutig bleken de gefortuneerde heren niet te zijn. Tijdens zijn bedeltocht werd hem herhaaldelijk de vraag gesteld: "Mijn waarde, wat moeten we nu met Sport?" Doof De heer van stand wist dat wèl. Hij heette enigszins doof te zijn. Maar meer dan eens laadde hij de verdenking op zich vooral die woorden niet te willen ho ren, die hem niet aanstonden. Enkel voorstellen die hem redelijk voorkwa men, vonden bij Van Tuyll gehoor. Zoals het idee van C.A.W. Hirschman, de secre taris-penningmeester van de Nederland sche Voetbalbond, om het Olympische overleg met de bonden niet langer uit de losse pols op zomaar een achternamid dag te houden. Betrekkelijk kort na de Spelen van 1912 in Stockholm, op 11 september richtten zeven sportbonden in het Am sterdamse Krasnapolsky een permanent Nederlands(ch) Olympisch Comité op. Overeenkomstig de oprichtingsstatuten beoogde het NOC een overkoepelend or gaan te zijn van de Nederlandse sport, met inachtneming van de zelfstandig heid van de aangesloten bonden. De Voornaamste taak van het NOC: sport in het algemeen bevorderen en in het bij zonder mogelijkheden scheppen voor het uitzenden van Nederlandse sportlie den naar de Spelen. Intussen had Van Tuyll op het nationa le en internationale podium al menig maal laten doorschemeren de Spelen naar Nederland te willen halen. In 1921 vond hij De Coubertin (met wie hij hecht bevriend was) bereid daarvoor een he renakkoord te sluiten. De Fransman stel de het IOC voor de Spelen van 1924 aan Parijs te geven (in verband met het der tigjarig bestaan van de Olympische be weging) én die van 1928 aan Amsterdam. Gezien het enorme prestige dat De Cou- Het was niet alles goud dat er in de afgelopen 75 jaar blonk voor het Nederlands Olympisch Comité. Hoogtepunten en dieptepunten losten elkaar af. Sportieve successen vielen samen met sportieve wanprestaties, zoals verdienstelijke bestuurders en rechtgeaarde erebaantjesjagers elkaar opvolgden. In de Nieuwe Kerk in Amsterdam werd gisteren het glas geheven op al die gebeurtenissen, maar de kater die de mislukte lobby voor Amsterdam 1992 naliet, is nog steeds niet weggespoeld. Chaos was troef tijdens het Olympische zeiltoernooi dat in 1920 voor de kust van het Belgische Oostende werd af gewerkt. In niet minder dan dertien klassen werd geva ren, maar op slechts twee onderdelen verschenen meer dan twee boten aan de start. Nederland dankte aan de primitieve organisatie een in dubbel opzicht vreugdevolle uitslag. Ook bij de 12-voets jollen kwamen er maar twee boten aan de start. Twee Ne derlandse.. Opmerkelijk genoeg werd de beslissende race om goud en zilver op 2 september gevaren op het Amsterdamse IJ, bijna twee maanden na de sluitingsceremonie. In de eer ste week van juli was bij Oostende alleen de eerste van de reglementair drie verplichte drie races enigszins ordelijk verlopen. Van der Biessen en Beukers gingen met hun boot 'Boreas' als eerste door de finish. De gebroeders Hin schreven vervolgens de tweede heat op hun naam, maar die uitslag werd vervolgens weer ongeldig verklaard. Bij gebrek aan Belgische officials hadden een Engelse en een Nederlandse journalist zich belast met de startprocedure. De Belgische organisatie, die het weinig kon schelen welke Nederlanders er nu goud of zilver zouden winnen, voelde er weinig voor als scherprechter van het gekisse bis van den Ollanders op te treden. Baron van Tuyll van Serooskerken werd gevraagd in een later stadium de res terende races op Nederlands water te laten varen. Op het Amsterdamse IJ gaven Van der Biessen en Beukers de strijd op, omdat er naar hun gevoelen te weinig wind stond. Zodoende wonnen de gebroeders Hin als eerste en laatste olympiërs hun gouden medailles op een andere plek dan in het land waar de Olympische Spelen werden gehouden.. De Nederlandse ploeg paradeert tijdens het ope- ningsdefilé van de Olympische Spe len van 1912 in Stockholm. Willem Winkelman: "Er ging in Londen een we reld voor mij open(foto Wim Dijkman» Willem Winkelman is de oudste Nederlandse Olympiër, die nog in leven is. In het Voorburgse bejaardenhuis 'De Mantel' vierde hij op 14 juli zijn honderdste verjaardag. Winkelman nam in 1908 als snelwandelaar deel aan de Spelen "Ik zal eens even haarfijn vertellen hoe ik snel wandelaar ben geworden. Als jongen werkte ik bij de Holland China Handelscompagnie in Rot terdam. Elke dag liep ik van Delfshaven naar Rotterdam en terug. Samen met mijn vriend Jan Huigen. De paardentram was te duur voor ons gewone jongens, dat kostte een dubbeltje. Dus gingen we elke dag te voet naar ons werk, we raakten eraan gewend flink door te tippelen". Op zekere dag vertelde zijn vriend dat hij had meegelopen met echte snelwandelaars. "In die wedstrijd die op een zondag op het marinierster rein was gehouden, had Jan die gasten met ge mak kunnen bijhouden". Daardoor aangemoedigd besloten Huigen en Winkelman zich als lid aan te melden bij de atle tiekvereniging Pro Patria. "Om precies te zijn was dat in 1906. Twee jaar lang kwamen we op zondag uit in wedstrijden. Daar kregen we geen cent voor, integendeel, we moesten alleen maar geld meebrengen. Ik kan me nog herinneren dat ik niet eens meer mijn eten kon betalen, nadat ik had gelopen in de wedstrijd van Amsterdam naar Breukelen. Ik barstte van de honger na die 56 kilometer, maar al mijn geld was opgegaan aan de trein". Winkelman meldde zich aan de start van twee selectiewedstrijden, die de Nederlandsche Atle tiek Unie in Rotterdam en in Haarlem organi seerde met het oog op de Olympische Spelen in Londen. "En laat ik nou beide keren in de prij zen vallen. Ik kreeg een uitnodiging om naar Londen te gaan, ik vertelde dat mijn moeder die dat heel leuk vond. Maar, zei ze, alles goed en wel, je zult toch permissie van je baas moeten krijgen". „Nou, mijn baas vond het maar niks, die Olym pische Spelen. Met die flauwekul hield hij zich niet op. En daar stond ik dan. Ik wilde graag naar het buitenland want daar was ik nog nooit van m'n leven geweest en ik wilde graag tegen bui tenlanders lopen, want dat had ik nog nooit ge daan. Maar mijn moeder zei: denk erom jongen, als je ontslag neemt gooi je wel dertig gulden per maand weg". Veertien dagen naderhand werd bij huize Win kelman een groot postpakket bezorgd. "Daar bleek al mijn Olympische kleding in te zitten. Ik heb het pak meegenomen naar mijn werk en heb daar de spullen voor de ogen van mijn baas op mijn dooie gemak staan uitpakken. Toen mijn baas dat oranje shirt van de Nederlandsche Atle tiek Unie zag, zei hij: Nou gaan dan maar, Win kelman". In Londen werd Winkelman ondergebracht in een pension. Zijn moeder had hem bij het ver trek voorgehouden op vrijdag als goed katholiek vooral geen vlees te eten en hij hield zich daar voorbeeldig aan. "De wedstrijden op de 3,5 kilo meter en de tien mijl brachten geen succes, maar ik heb ze wel als enige Nederlander uitgelopen. Van de andere wedstrijden hebben mijn vriend en ik niets gezien. Ik zei tegen Jan: laat ze maar lekker aanmodderen, daar op het terrein, wij gaan de stad bekijken. En we hebben veel ge zien, Buckingham Palaca, noem maar op, er ging een nieuwe wereld voor ons open. Het was voor ons een onbetaalde vakantie. Hoewel, toen wij in Hoek van Holland terugkwamen bleek Van Tuyll van Serooskerken nog geld over te heb ben. Gaf hij de man 25 gulden. Maak er nog maar een leuke dag van, zei Van Tuyll. Dat hebben we dan maar gedaan". bertin genoot, durfde het merendeel van de IOC-leden hem niet tegen te spreken, te meer omdat de Fransman had aange kondigd weldra als voorzitter te zullen aftreden. Loterij Zelf zou baron van Tuyll van Seroos kerken de Olympische Spelen van Am sterdam niet meemaken. Hij overleed op 13 februari 1924 aan de gevolgen van een longontsteking. Luttele maanden voor zijn dood had Van Tuyll van Seroosker ken nog met leedwezen moeten vaststel len dat de politiek nauwelijks warm liep voor de Spelen in Amsterdam. Het NOC en dan met name het speciaal geformeer de Comité 1928 zat vanzelfsprekend ver legen om geld. Om die reden werd de overheid toestemming gevraagd een lo terij te mogen organiseren. Maar dat ver zoek werd in december 1924 afgewezen, omdat een loterij volgens de overwegend confessionele bewindslieden van die da gen "van de duivel" was. Het kabinet-Colijn was in principe wel bereid bij de Tweede Kamer een subsi- dievoorstel in te dienen. Bij goedkeuring ervan zou het Comité 1928 vier jaar lang een subsidie van 250.000 gulden worden verstrekt. Dr. J.Th. de Visser verdedigde als minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen, het voorstel met verve. Maar hij werd weggehoond door de con fessionele kamerleden, onder wie zijn ei gen partijgenoten van de CHU. De te neur van de interrupties: "De Spelen wa ren in oorsprong en in wezen heidensch, een uiting van brute kracht, een kermis der ijdelheid"(..) "Het Nederlandse volk wordt door de Spelen niet aangezet tot zuinigheid en soberheid, maar integen deel aangespoord tot uitgaan, genieten en uitgeven'X..) Het subsidievoorstel haalde het niet. Klaplopers Mr. Alphert baron Schimmelpenninck van der Oye, ruim een jaar na de dood van F.W.C.H. baron Van Tuyll van Se rooskerken gekozen tot voorzitter van het NOC, zette zich in scherpe bewoor dingen af tegen de politieke beslissing. "Sinds 1896 zijn we om de vier jaar te gast geweest in diverse landen. Thans was het onze beurt om gastheer te zijn en nu dreigen we de zaak te moeten terug geven. Nederland heeft zich door het Ka- merbesluit verlaagd tot de klasse van in ternationale klaplopers". De CHU-burgemeester van Maarn en Doorn bespeelde de publieke opinie en Baron van Tuyll van Seroosker ken: de eerste voorzitter van het NOC. hij deed dat niet tevergeefs. Binnen twee weken kwam er ten bate van het organi satiecomité een bedrag van anderhalf miljoen uit het land los. Vooral door de opbrengst van die landelijke collecte vertoonde de afrekening van de Spelen een tekort van 'slechts' 296.948 gulden. Maar daar stond tegenover dat Amster dam een Olympisch Stadion rijker was. Lang niet alle reporters beklommen met enthousiasme de tribunes om het sportieve feest van de verbroedering te verslaan. De vermaarde NRC-journalist Meerum Terwogt beleefde bijvoorbeeld weinig genoegen aan de Olympische pri meur die Amsterdam met het vrouwen- atletiektoernooi had. Een afbeelding van twee finishende atletes voorzag hij van het volgende onderschrift: "Wenscht ge zoo uw moeder... uw zuster... uw bruid?" De geldkas van het NOC liet zich ook na de Spelen van Amsterdam met moeite vullen. Voetbalbestuurder Karei Lotsy, in 1932 toegetreden tot het NOC-bestuur, vond er uiteindelijk het volgende op. Hij organiseerde jaarlijks een Olympische Dag ten bate van het Olympisch Fonds. „Wij moeten niet afhankelijk zijn van de giften van anderen". De eerste Olympische Dag werd op 25 juni 1933 gehouden in het Olympisch Stadion. Het programma vermeldde voetbal, atletiek, wielrennen en paarden sport. De kassa van het Olympisch Fonds rinkelde uitbundig, want de toe schouwers brachten hartje crisistijd 20.000 gulden binnen. Met weemoed zag het NOC zich vijfentwintig jaar later ge noodzaakt de Dag van Lotsy af te schaf fen, omdat het publiek steeds minder be langstelling voor het evenement aan de dag legde. Als één van de eerste NOC'ers doorzag Karei Lotsy in 1959 ook dat de sport zo zeer was geëvolueerd, dat het Neder lands Olympisch Comité de veelheid van taken niet langer alleen aankon. Op zijn initiatief werden de niet-Olympische ac tiviteiten (zoals onder meer planning, on derhoud en financiering van sportterrei nen, zwembaden en gymnastieklokalen) ondergebracht in de Nederlandse Sport Federatie, waarvan het NOC zelf ook lid werd. Geschiedenis Het was in de afgelopen 75 jaar -van- zelfsprekend- niet alles goud wat er voor het NOC blonk. De geschiedenis ver meldt hoogtepunten en dieptepunten, successtory's en zwarte bladzijden. De namen ook van erebaantjes najagende politici en zakenlieden naast die van meer dan verdienstelijke bestuurders als Charles Pahud de Mortagnes, jonkheer Herman A. van Karnebeek (die het zou brengen tot vice-voorzitter van het IOC) en Kees Kerdel. En uiteraard losten in die 75 jaar NOC ook op het sportieve vlak mislukkingen en heldendaden elkaar af. Ze doken in talloze Spelen op, de zogenaamde spor tieve toeristen wier namen naderhand nauwelijks in de uitslagenlijsten vielen terug te vinden. Maar daarnaast zond het NOC ook winnaars uit, erkende medail leverzamelaars. Zoals Charles Pahud de Mortagnes, die in zijn loopbaan als ruiter vier maal goud en een zilveren plak ver overde. Zoals Fanny Blankers-Koen, die in 1948 in Londen de rest van het deelne mersveld vier maal haar hielen liet zien. Zoals Anton Geesink, die in 1964 Kami- naga en düs Japan in de houdgreep hield. Zoals ook Ard Schenk die in 1972 de Winterspelen in het Japanse Sapporo opluisterde met drie gouden ritten. Driehoeksverhouding Tegen wil en dank hebben de Olympi sche Spelen zich in de loop der jaren la ten inkapselen in een driehoeksverhou ding met politiek en commercie. De poli tiek infiltreerde voor het eerst in de jaren dertig in het sportieve feest van de ver broedering. Berlijn-1936 stond door de gewiekste aanpak van de nazi's bol van de propaganda. Bokser Ben Bril was in die tijd Neder lands kampioen weltergewicht en het was daarom dat het NOC hem wilde uit zenden naar de Duitse hoofdstad. Hij weigerde, zoals ook de Nederlandse Krachtsportbond en de Nederlandse Gymnastiekbond ervan afzagen hun me dewerking aan Berlijn te verlenen. Vele jaren later motiveerde Bril die afzegging in het maandblad Sport International: "Ik heb meteen gezegd: heren, jullie wor den bedankt. Ik ga absoluut niet naar dat fascistische land. In 1934 was Ik op uitno diging van Maccabi Berlijn daar ge weest. Toen, in dat jaar heb ik het ge zien... bruinhemden overal. Op de joodse winlcels stonden al hakenkruizen ge schilderd. Ik las: Jude heraus.. Winkel ruiten werden ingegooid. Ik zag het ge vaar, wat anderen waarschijnlijk toen nog niet zagen",. Dat laatste ging met name op voor lui tenant-kolonel Scharroo, in die tijd het Nederlandse lid van het IOC. Hij gaf in 1935 zijn visie als volgt weer: "Men moet scherp uit elkaar houden de vervolging van de Joden in Duitschland en het deel nemen van niet-ariërs aan de Olympi sche Spelen. En dit laatste nu tracht men maar al te dikwijls te gebruiken als mid del om de Jodenvervolging in Duitsch land te bestrijden. Dit is niet juist en zelfs ontoelaatbaar". Afzijdig Ter voorkoming van conflicten met de bezetter heeft het NOC tijdens de Twee de Wereldoorlog geen politieke stand punten ingenomen. Jaarvergaderingen werden er na 1941 niet meer gehouden, het contact met de leden verwaterde als gevolg van de vervoersproblemen. Zie verder pagina 23

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 21