Een smeltkroes van vormen en stijlen Parijs en de hedendaagse architectuur PAGINA 10 EXTRA MAANDAG 17 AUGUSTUS 1987 De openstelling van het vermaarde Centre Pompidou bleek ruim tien jaar geleden slechts het begin van een grootschalige architectonische renaissance in Parijs. Niet alleen in het stadscentrum, ook in de vele buitenwijken schieten de hoogstandjes van vermaarde architecten als paddestoelen uit de grond. Waartoe politieke geldingsdrang allemaal kan leiden. Parijs heeft een nieuw gezicht. Kon je vroeger bij thuiskomst nog verze kerd zijn van de vraag of je de Eiffel- toren had gezien en de Are de Tri- omphe, de laatste jaren is die vraag vervangen door een andere: "Heb je het Centre Pompidou gezien? Of de woonpaleizen van architect Bofill?". door Jan Rijsdam Nog actueler is de vraag of je naar het Musée d'Orsay bent geweest en of je de glazen pyramide van het Louvre al hebt gezien. Het lijkt wel alsof de culturele en architectonische bezienswaardigheden in Parijs de laatste jaren als paddestoelen uit de grond schieten. Sterker nog: alsof de tijden van de wereldwonderen zijn te ruggekeerd in de metropool aan de Sei- Een bezoek eraan is dan ook niet lan ger compleet zonder een tocht langs bouwputten, steigers en reeds voltooide actuele architectonische hoogstandjes die wereldvermaarde gebouwen als de Eiffeltoren en het Louvre in de schaduw hebben gezet. Het nieuwe gezicht van Parijs staat garant voor een ontmoeting met praktisch alle denkbare vormen en stijlen die de hedendaagse architectuur te bieden heeft en die hun weerga niet kennen. Dallas De grote verandering begon in de jaren zestig met de bouw van het Quartier de la Défense, de Parijse zakenwijk vol he- melreikende gebouwen. Een soort Dal las of z'n Frans. Maar in 1977 begon het eigenlijk pas goed toen het Centre Pom pidou, het nieuwe culturele centrum van Parijs werd geopend. Dat was pas echt een hoogtepunt van eigentijdse architec tuur. De schepping van de architecten Pia no en Rogers werd door critici aanvanke lijk met een schreeuwerige 'olieraffina derij' vergeleken, maar thans erkent me nigeen dat het gebouw zijn tijd ver voor uit was en is. Als geen ander bouwwerk symboliseert het Centre Pompidou het tijdperk van de high-tech. Ook de be stemming van het complex is een succes gebleken. Het cultuurpaleis heeft in de tien jaar van zijn bestaan niet minder dan 80 miljoen bezoekers getrokken en is daarmee de populairste trekpleister van de Lichtstad geworden. Sinds de bouw van het Centre Pompi dou is er ook heel wat veranderd in de omgeving. De wijk waar vroeger de be roemde Parijse hallen stonden heeft een grootscheepse metamorfose ondergaan. Waar ooit kooplui hun levensmiddelen verhandelden, waar het nachtleven zich afspeelde, waar clochards hun weinige centen in spiritualiën omzetten en waar ratten - volgens de overlevering zo gijoot als konijnen - de laatste etensresten ver slonden, daar is nu het centrum van het moderne leven. 'De buik van Parijs', zoals Emile Zola de wijk omschreef, werd in 1971 met de grond gelijk gemaakt. Architecten en stedebouwkundigen uit de hele wereld werden vervolgens uitgenodigd hun vi sie te geven op hoe het ontstane gat zou kunnen worden opgevuld. Uit de enor me bouwput die daarna ontstond is thans het Forum des Halles verrezen. Een aaneenschakeling van luxe hotels, woningen, bioscopen, parken, modieuze cafés, terrassen en sjieke boetieks die zich zelfs drie verdiepingen diep in de grond boren. Yuppiedom Van dit luxe-labyrint houden alleen de paraplu-achtige bouwsels op het boven grondse plateau de herinnering aan de vroegere hallen nog enigszins levend. Voor het overige is de tegenstelling groot. Moderne cafés zoals Costes en Beaubourg, ontworpen door coryfeeën als Philip Starck en Christian de Port- zamparc (respectievelijk de ontwerpers van het nieuwe meubilair voor het Ely- sée en van het nieuwe Parijse conserva torium), trekken veel jong publiek dat hier vooral is om te kijken en bekeken te worden. Dit is het ware mekka voor het yuppiedom. Is het Centre Pompidou en omgeving een bouwlokatie waar elke vorm van tra ditie overboord lijkt gezet, heel anders is dat met de gebouwen van de Spaanse ar chitect Ricardo Bofill in de buitenwijken van Parijs. Voor Saint-Quentin en Yveli- nes ontwierp hij de wooncomplexen Le Viaduc en Les Arcades du Lac. Statige gebouwen aan een vijver en langs grote pleinen. Paleizen voor de gewone man worden ze genoemd, omdat de bouwstijl van de Spaanse architect zich vooral kenmerkt door een arsenaal van klassie ke zuilen, profielen en tempelfronten van onvervalst prefab-beton. Aan de andere kant van de stad, in Marne la Valée, heeft Bofill een tweede woonwijk gebouwd, Les Espaces d'A- braxas. Het is van grote afstand zicht baar door het halfronde gebouw Le The atre dat al eens als achtergrond diende voor een opvallende modereportage in Avenue. Op een regenachtige zondag ziet het complex er echter naargeestig uit en valt vooral de massaliteit ervan op. De scheppingen van de Spaanse archi tect hebben vanaf het allereerste begin de tongen heftig in beroering gebracht. Zijn ontwerpen worden bewonderd en verguisd. Veel Fransen zijn vol lof over de betonnen droomhuizen. Maar onder vakgenoten lijken de classicistische bouwsels van Bofill alleen maar ergenis op te roepen. Kippenren De gewone man is helemaal niet gehol pen met een gevelartiest als Bofill, me nen zijn critici. Achter de spectaculaire gevels bevinden zich namelijk woningen die vaak niet groter zijn dan een kippen ren, die onaantrekkelijke plattegronden hebben, waarvan de ramen te hoog zitten en de we's te klein zijn. Volksverlakkerij, zo luidt nog het mildste oordeel. Ande ren noemen de produkten van Bofill ronduit weerzinwekkende kitsch. Maar de zwaarste beschuldiging is wel dat de grote poorten, zuilen en pleinen in de woonprojecten van de Spaanse architect lijken op de fascistische architectuur van Hitiers Derde Rijk. In het stadsvernieuwingsgebied Mont- parnasse staat intussen al het derde nog niet voltooide complex van Bofill, Les Collonnes genaamd. Alweer een reeks rondlopende neo-classicistische gevels met zuilen van glas en beton die in al zijn werk terugkeren. Elementen daaruit zul len straks ongetwijfeld ook zijn terug te vinden in het woningbouwcomplex dat Bofill heeft ontworpen voor de gemeente Den Haag. De Spaanse architect werd onlangs door het Haagse gemeentebestuur uitge nodigd een complex van 850 woningen te ontwerpen voor het Burgemeester de Monchyplein, waar het oude stadhuis moet verdwijnen. En ook dat gebeurde onder gemor van Nederlandse collega's. Niet te ontkennen valt dat Den Haag met Bofill een architect van allure in huis haalt. Alleen is het de vraag of dat het soort allure is waar de hofstad zo'n be hoefte aan heeft. Het laatste woord zal er nog niet over zijn gezegd. Abottoir De architectuur van Bofill ondervindt intussen niet alleen gretig aftrek, maar ook navolging. Op een steenworp af stand van zijn wooncomplex in het Parij se Marne la Valée is namelijk een zo mo gelijk nog prestigieuzer project gereali seerd: Les Arènes de Picasso. Werkelijk adembenemende kitsch. Een wooncom plex bestaande uit een arena met arcades van alweer geprefabriceerde betonnen zandkleurige elementen. Op de kopse kanten staan twee gigantische ronde ge bouwen. Hier moet de Spaanse architect Nunes in gedachten op z'n minst de co lossus van Rhodos hebben willen evena ren. De Parijzenaars hebben hem intus sen uit de droom geholpen en met een veel voor de hand liggender associatie het complex le camembert gedoopt. Het vroegere stationsgebouw wordt overwelfd door een reusachtige kap van glas en staal die prachtig is gerestaureerd en een zee van licht doorlaat. Daaronder loopt een 135 meter lange middengang waar een indrukwekkende verzameling sokkels met bronzen sculpturen staat opgesteld. Vanuit de hal bestaat ook een fraai uitzicht op de monumentale in neo- barok uitgevoerde stationsklok. Links en rechts van de centrale hal is een aantal kleinere, meer intieme ruim ten gesitueerd. Daarboven lopen langge rekte galerijen waarlangs ook weer een reeks kleinere ruimten liggen. De aan het oorspronkelijk gebouw toegevoegde af scheidingen en doorgangen zijn uitge voerd in zwarte, blauwe, grijze en zand kleurige steen die het monumentale ka rakter nog versterken. Het is vooral de Italiaanse architecte Gae Aulenti die de hand heeft gehad in deze inrichting. Niet geblust De veelheid aan objecten, schilderijen, trapjes, op- en afstapjes, doorgangen en doorkijkjes laten de bezoeker na enkele uren in bewondering en verwondering achter. Niet in de eerste plaats vanwege de monumentale stationshal of de impo nerende glazen wijzerplaten van de bui- tenklokken waardoor je over de stad kunt uitkijken. Ook niet om de fraai ge restaureerde balzaal waar enorme spie gels, kroonluchters en plafond- en wand decoraties in bladgoud overdadig aan wezig zijn, maar veeleer om de constate ring dat geld hier nauwelijks een rol kan hebben gespeeld. Wie moaht dénken dat de bouwwoede van de Fransen nu wel is geblust heeft het mis. Er staat nog meer op stapel. Zo als de 19 meter hoge, glazen pyramide die in aanbouw is tussen de twee eeu wenoude vleugels van het Louvre en die in het tweede kwartaal van 1988 klaar zal zijn. De pyramide (een schepping van de Amerikaanse architect Ieoh Ming Pei) is het dak van een ondergrondse, 110 bij 200 meter grote ontvangst- en informa tiehal. Het glazen gevaarte komt in een vijver te staan en wordt omringd door drie kleinere pyramides die straks de toegang vormen tot de ondergrondse en tot het museum. Aan de Place de La Bastille is ook een nieuwe opera in aanbouw die in 1989 ge reed zal zijn. En aan het eind van de as die begint bij de Are de Triomf wordt in de zakenwijk La Défense een glanzende triomfboog (met alweer winkels en cul turele attracties) gebouwd. De vele pro jecten (er zijn er nog meer) worden met veel elan gepresenteerd als 'een opening van de maatschappij voor revolutionaire technieken en communicatiemiddelen' en als 'een bijdrage aan de vernieuwing van de stedelijke beschaving die de Fransen in staat stellen deze tijd te be grijpen en z'n verleden te bewaren', zo luidt de officiële presentatie van al dit fraais. Respect Het is niet zo dat de Parijse nieuw bouw zich qua omvang alleen maar laat karakteriseren in superlatieven. Tot het vernieuwde gezicht van Parijs behoren bijvoorbeeld ook de glazen telefooncel len, de moderne hygiënische toiletten en de elektronische mededelingenborden. En een wandeling door wat minder toe ristische wijken leert dat het ontwerpen van nieuwe gebouwen ook op kleinscha- Adembenemende kitsch in de buitenwijken van'Parijs. Op de foto boven het woningbouwproject Les Arènes de Pi casso in Marne la Valée(foto-s jan Rijsdam) De fraai vormgegeven parkeerga rage in de wijk St. Denis. Tot de nieuwste attracties van Parijs behoort het museum voor wetenschap, techniek en industrie in Porte de La Vi- lette. Een enorm project dat aanvanke lijk het grootste abattoir van Europa had moeten worden, compleet met beursge bouwen 'en ondergrondse stations. Het plan werd een groot fiasco waarna de on afgemaakte gebouwen door architect Fainsilber zijn omgetoverd in een 'pret park' waar men zich kan vergapen aan de wonderen der techniek, de wereld van de informatica, een planetarium, de ruimte vaart, maar ook over de ecologische ge volgen van de industrialisatie voor onze aarde. Een museum dat zich er op be roept nu eens niet het verleden maar de toekomst als thema te hebben. Bezoekers - de aantallen overtreffen weer alle verwachtingen - kunnen met computergestuurde en met infrarood- zenders uitgeruste koptelefoons hun ontdekkingstocht door het gebouw be ginnen. Een nadeel is datje toch al gauw het overzicht kwijtraakt. Maar de fasci nerende architectuur, de enorme roltrap pen en de glazen loopbrug, waar planten onder mysterieus licht op een kunstbo dem groeien, maken het complex wel tot een van de spannendste gebouwen waar in je kunt ronddwalen. De meest in het oog springende ele menten aan de buitenkant van het com plex zijn de grote blauwgekleurde stalen vakwerkliggers, de drie enorme glazen serres die voor het oorspronkelijke ge bouw zijn geplaatst en de twee koepels op het dak die door middel van een inge De wijk waar vroeger de beroemde hallen stonden is omgetoverd in een la byrint van luxe hotels, modieuze cafés, terrassen en boetieks waar het mo derne leven van Parijs zich afspeelt. nieus computergestuurd systeem van spiegels het daglicht naar binnen zuigen en naar ieder deel van het gebouw kun nen reflecteren. Maar de grootste blik vanger is natuurlijk de geode, een gigan tische roestvrijstalen bol (36 meter in doorsnede) die pal voor het gebouw staat. Deze geode herbergt een zaal met een bolvormig scherm waarop met veel succes films worden vertoond, vergelijk baar met het omniversum in Den Haag. Onder de monumentale stationskap van het vroegere station cT ursay is een indrukwekkende verzameling sokkels met bronzen sculpturen samenge bracht. Het Musée d'Orsay is de jongste parel aan de kroon van Parijs. Het museum voor wetenschap, techniek en industrie is een van de nieuwste attracties van Parijs. Blikvanger is de glanzende stalen bol die pal voor het gebouw staat en een omniversum herbergt. liger niveau gebeurt. Wat opvalt is dat al die nieuwe bouwwerken wel met veel respect voor de oude stad zijn ontworpen en toch in hedendaagse architectuur weet aan te sluiten bij de gebouwen in de omgeving. Parijs telt zo'n twintig stadsvernieu wingsgebieden waar in de afgelopen ja ren zo'n 100.000 woningen zijn neergezet. Hoe goed nieuwe bouwwerken zich voe gen in de bestaande stad is bijvoorbeeld te zien in de dichtbebouwde wijk Invali des waar de bouw van 51 bejaardenwo- ningen is gecombineerd met de bouw van een nieuw conservatorium. Een speels en tegelijkertijd elegant gebou wencomplex dat bijna poëtisch is van vorm en in variëteit. Maar het respect voor de bestaande stad komt nog beter tot uitdrukking in de bouw van een parkeergarage in de wijk St. Denis (architect Christian Devil- lers). Zelden zal een gebouw met deze functie en omvang zo fraai zijn vormge geven, en met zoveel aandacht voor de- taillerirtg en eigentijds karakter aan de oude stad zijn toegevoegd. De wonderen zijn de wereld dus nog niet uit. Of dat ook de conclusie recht vaardigt dat de Fransen per definitie zo veel cultuurbewuster zijn dan andere volken valt te betwijfelen. Waar Parijs vooral van profiteert is van politieke machtswisselingen en van staatslieden die de stad iets willen nalaten waarin ze- hun voorgangers overtreffen. Dat geldt voor Pompidou, Giscard d'Estaing, voor Mitterrand en zeker ook voor de huidige premier en burgemeester van Parijs, Jac ques Chirac, die met name op het gebied van de stadsvernieuwing zijn sporen nal aat. Station De Cité des Sciences et de l'Industrie zoals het officieel heet, werd vorig jaar twee dagen voor de Franse verkiezingen door president Mitterrand geopend (al was het idee van zijh voorganger Giscard d'Estaing). Geholpen heeft het de socia listische president niet, want rechts won die verkiezingen. Mitterrand heeft zich daaraan echter weinig gelegen laten lig gen en zich inmiddels als een fanatiek bouwheer ontpopt. De jongste parel aan de kroon is het Musée d'Orsaygelegen aan de Seine. Een museum onder een monumentale stationskap. Het oude station d'Orsay werd al in 1939 gesloten. In het begin van de jaren zeventig werd het bijna ge sloopt, maar de discussie over de afbraak van de oude hallen had tot resultaat dat het station niet hetzelfde lot was bescho ren. Het kwam op de monumentenlijst, werd gerestaureerd en ingericht als mu seum van de negentiende eeuw waar de impressionistische schilderkunst, de kunstnijverheid en de art-nouveau een plek hebben gekregen. Maar ook de soci ale strijd, de industriële ontwikkeling, de modernisering en artistieke doorbraak worden er belicht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 10