OEKEN Dienen als levensdoel DE KEER Alfred Bimey en Frits van Noord: boeiend en verbluffend Engelse zedenschets vol humor en details Jeugdpoëzie: alledaags met een enkele uitschieter De bescheiden huisknecht van Robert Walser Zwart haar, blauwe ogen Agnes: een slordig leven s VRIJDAG 24 JULI 198f Dc structuur, de opbouw van een boek is ddorgaans geen aspect waar de lezer zich bewust, al lezende, mee bezighoudt. De schrijver zelf wel natuurlijk: die kletst niet zomaar een hele roman achter elkaar vol, doorgaans, maar zorgt voor een afgewogen opbouw waarbinnen zijn verhaal past. Als de lezer iets kriegels krijgt bij een roman - het belang van de structuur is by een (kort) verhaal beduidend minder - komt dat dan niet zelden doordat de opbouw niet deugt. Teveel flashbacks, te gezochte constructie (zoals het achterstevoren vertelde "Rookof- fer", boekenweekgeschenk van Tessa de Loo) of een te ingewikkel de vormgeving, waardoor de lezer het spoor bijster raakt. Redenen om het beoogde pracht werk niet uit te lezen, dan wel geïr riteerd in een hoek te werpen. Vooral beginnende auteurs wor stelen nogal eens met het pro bleem van een evenwichtige en toch afwisselende, doeltreffende opbouw. Neem nu "Tamara's Lu napark" van de debuterende Al fred Birney. In een begeleidend kennismakingsschrijven meent de uitgever: "Verrassend is ook de doordachte compositie. In het eer ste hoofdstuk sluit de dertigjarige tekeniaar Leo Sanders zich op in zijn flat. Op de met tekenpapier be- Alfred Bimey. (pr-foto) de fragmenten uit zijn leven voor de geest, die in de volgende hoofd stukken in verhaalvorm gepresen teerd worden". Dat labyrint - ik snap het alle maal best - wordt zo nadrukkelijk gepresenteerd als symbool voor het verwarde zoeken naar de wor tels van de hoofdpersoon, die zijn hangen jnuren^ heeft hij een trap- jeugd in een gevangenisachtig kin dertehuis heeft doorgebracht. Met behulp van veel te pront gepresen- de juiste weg teerde doolhofsymboliek laat de auteur zijn lezer warrig rondzwer ven door het tobberige heden en verleden van zijn hoofdpersoon. penlabyrint ontworpen dat 'de perfecte schuilkelder' moet lei den. Op zoek brengt de aanblik van opgeplakte foto's, plattegronden en vetge- schreven data hem belangwekken Die heeft een hoogst verstoorde relatie met zijn vrouw (zij wil een kind, hij niet, gezien zijn ongeluk kige kindeijaren), terwijl min of meer zijdelings ook een ander echtpaar wordt opgevoerd, dat een vermoedelijk belangrijke, maar mij tamelijk duistere rol in zijn kronkelleven speelt. Er is iets merkwaardigs aan "Ta mara's Lunapark". Tot halverwege de roman, zeg tot hoofdstuk 5, ge beurt er weinig verklaarbaars en wordt zoveel gesuggereerd, dat ik het boek afdeed met opgeklopte kunstenmakerij, literatuur als kunstje. Zwendel. Maar vanaf ge noemd hoofdstuk verlaat de schrij ver plots zijn wartaal en keert hij ordelijk terug naar de plek waar, letterlijk alles om draait: herinne ringen aan het tehuis. Opeens vergeten we het lange, inleidende geploeter met doolho ven en labyrinten en krijgen we in ordelijk bestek een prima beschre ven blik in wat de jonge Sanders zoal heeft meegemaakt. Een prach tige terugblik naar de vergane wor tels van zijn leven. Verderop, vanaf hoofdstuk 7, krijgt de symboliek van het bezoek van de kleine Leo, begeleid door een mooie, geheim zinnige filmsterachtige dame, een fraai reliëf. Dan pas begrijpen we de zin van en Leo's verlangen naar de uitgang van het doofhof of naar het diepst geborgene. Dan pas zijn we blij de roman te hebben uitgelezen. Dan pas kunnen we concluderen dat Birney wel degelijk een schrijver is met toekomst. Met weglating van de malle structurele of composito rische fratsen der eerste vier hoofdstukken kunnen we van een veelbelovend debuut spreken. Tenslotte breekt de vent toch door de vorm heen. Maar een werkelijk verbluffend Zó zelfs dat ik boek en schrijver al bij voorbaat tot de kanslozen re kende. Wat een prachtige klassieke fout: je ergernis over een vervelend romanpersonage projecteren op de roman zelf! Want met opzet ver schaft de schrijver zijn psycholoog, vanuit wiens perspectief we zijn liefde voor zijn brave gezin èn voor ex-patiënte Roosje beleven, op slinkse wijze in helder, soms gort droog Nederlands een misselijk karakter. JVK is een ellendeling, een stui tende hypocriet, die zowel zijn vrouw als zijn vriendin doortrapt weet te bedriegen. Maar dan: is zijn liefde niet toch echt voor elk van beiden? Om de flaptekst te citeren: "In achttien korte, ironische hoofd stukjes worstelt de hoofdfiguur Het dubbelleven van JVK" Frits Noord, evenzeer met de realiteit: wat jonge auteur uit ons taalgebied" Zelden heb ik mij door een auteur met zo'n magistrale schijnbewe ging op het verkeerde been laten zetten. Hoofdpersoon in deze, achteraf, subtiele en sluwe roman is een psycholoog van een jaar of vijftig die worstelt met zijn bele ving van de midlevencrisis, "le dé mon de midi". Omdat de auteur gebruik maakt van de ik-vorm voor zijn, aan een dubbel leven lijdende psycholoog, krijgt de lezer hoofdzakelijk in zicht in het karakter van deze JVK. JVK is, dacht ik halverwege ver wijtend, een dorre, vervelende zei kerd, iemand die mij gaandeweg steeds meer ging tegenstaan. niet meer beeld, wat is spiegelbeeld, Franz Kafka's werk werd door een vooraanstaand criticus eens als volgt getypeerd: 'Wat Kafka schrijft, klinkt als opgetekend uit de mond van een van die stille, lie ve naturen, een van die tegen de muur gedrukte levens die je alleen maar kunt tegenkomen in de Do- naumonarchie'. sterk. Al heeft de man geen kwade inborst, maar al te vaak reageert hij zijn frustraties af op zijn bediende. Die slikt dat. Hij houdt van Tobler en diens gezin, een omgeving die het hem toestaat om 'hersenloos' te zijn, te dromen. 's Avonds, als de baas 'op zaken reis' is, d.w.z. in het café zit te mij meren over het welslagen van zijn projecten, moet Jozef een potje 'jassen' met zijn vrouw. Zij beseft wel dat de onderneming van haar man op zand is gebouwd en dat zijn escapades het gezin naar de af- grond zullen brengen, maar ze al een keer van zich af bijt, zijn houdt haar heer en meester de Ik moest daar aan denken na het lezen van de roman 'De bediende' van de Zwitserse schrijver Robert Walser. Jozef Marti, de hoofdper soon in dit boek, is ook zo'n stille, lieve natuur. Hij is een dromerige, i fatsoenlijke man, die als hij woorden daarna meestal al vlug weer terugneemt. Naar macht streeft hij niet. Hij zoekt liefde en geborgenheid. Om dat te bereiken is hij bereid veel te slikken, zelfs vernederingen. Af en toe krijg je het vermoeden dat hij hand boven het hoofd. Soms wil ze tegen Jozef nog wel eens vertrou welijk worden, maar nooit te. Ze laat niet na te wijzen op de dienen de functie die hij heeft. Er zijn in het leven nu eenmaal knechten en meesters. Soms veroorlooft Jozef het zich dat wel lekker vindt, dat hij geniet 0m zelf eens naar het café te gaan, J u* Op een dag ziet hij daar zijn voor ganger Wirsich, met wie hij in het begin van zijn loopbaan als bedien de al heeft kennis gemaakt. De man, een alcoholist, is door Tobler ontslagen J^t hij hem tijdens een dronken bui flink'de waarheid heeft gezegd. Jozef steunt deze Wirsich waar en wanneer hij maar kan. Tegen het eind van het boek, als de zaak van Tobler niet meer te redden valt, gaat hij samen met de ze Wirsich het ongewisse tege moet. het hem aangedane onrecht. Jozef Marti is de bediende van Tobler, een uitvinder en indus trieel. De projecten die Tobler on der handen heeft zijn gedoemd te mislukken. Toch zet Jozef zich er voor de volle honderd procent voor in. Hij schrijft brieven naar even tuele geldschieters en poeiert schuldeisers af. Het uitblijven van succes beïn vloedt het humeur van zijn patroon Plaats van handeling: de hal van een hotel in een badplaats aan de Franse kust. Een jonge vrouw wordt aangesproken door een vreemdeling met zwart haar en blauwe ogen. Getuige van het tafe reel is een man. De vrouw en de toekijkende man zullen elkaar later in een café ont moeten, zonder te weten dat ze door dezelfde schakel worden ver bonden: de vreemdeling met het zwarte haar en de blauwe ogen. Zij heeft een korte relatie met hem ge had, hij is wanhopig omdat de vreemdeling onbereikbaar is voor hem. Lotgenoten. De man vraagt of de vrouw bij hem wil intrekken. "Hij had noch haar achternaam, noch haar voor naam gevraagd. Hij had niets ge zegd en zij had niets gevraagd. Hij had haar het adres gegeven. Ze wist waar het lag, het huis, ze ken de de stad goed". Plaats van handeling: een kamer. In die kamer kijkt de man naar de vrouw. Hij verlangt niet naar haar, hij kijkt. "Hij huilt om een ver beeld van de zomernacht. Hij heeft haar, haar aanwezigheid in de ka mer, nodig om de jonge vreemde ling met zwart haar en blauwe ogen te kunnen betreuren". vergelijken met steentjes die in een put worden gegooid? Duras zegt het mooier, zij heeft het over de wanverhouding tussen de woor den, hun schraalheid en de reus achtige omvang van de pijn. Soms had ik tijdens het lezen van dit boek het gevoel dat Duras de grens van de gekunsteldheid overschrijdt. Bijvoorbeeld als ze schrijft: "Ze zegt dat het met hen is alsof zij samen noodgedwongen in een boek optreden en dat zij aan het eind van het boek weer spoor loos in de stad zullen verdwijnen, weer gescheiden zullen worden". De vergelijking is treffend, maar net iets té. De zinnen, een paar pagina's ver derop, maken meer indruk: "Ze zegt dat het mogelijk zou moeten zijn te leven zoals zij doen, het li chaam achterlaten in een woestijn met, in de geest, de herinnering aan een enkele kus, een enkel woord, een enkele blik die niette min een hele liefde omvat". Maar het is niet mogelijk. We zijn trieste zoogdieren die hun haar kammen, heeft iemand ooit eens gezegd. Je zou daaraan kunnen toevoegen: zoogdieren met een enorme dadendrang, die veel ver dragen. "Hij weet niet waar bij hen Soms gaat ze weg, ze slaapt dan dat vermogen vandaan komt alles met een andere man, maar ze komt altijd weer terug. Ze weet wat hen verbindt. "Ze sluit haar ogen. Ze zegt: "U bent in dit huis aan zee verdwaald als een volk zonder af stamming. In dat café zag ik dat u die reputatie, die status ook wilde hebben, ik ben bij u gebleven op een moment in mijn leven - mid den in mijn jeugd - dat het mij voorkwam alsof dat dolende volk ook het mijne was". Een vrouw en een man voortdu rend in een kamer - het heeft iets kunstmatigs. Maar Duras preten deert natuurlijk ook niet dat ze een realistisch boek heeft geschreven. Dat wil zeggen: het probleem - de onbereikbare geliefde - is natuur lijk zo reëel als maar mogelijk is, maar de literare vormgeving waar voor Duras heeft gekozen lijkt ont leend té zijn aan het toneel. En op dat toneel peilen de man en de vrouw hun verdriet. Maar zijn daar wel woorden voor? Kun ie de woorden voor verdriet niet wat zich voordoet te verdragen als door God bevolen". WIM BRANDS Zwart haar blauwe ogen, Marguerite Duras, vertaling Jan Versteeg, uitgeve rij Van Gennep, prijs 24,50 gulden. BOEKHANDEL LEIDEN LEIDERDORP OEGSTGEEST KATWIJK VOORSCHOTEN Alle op deze pagina besproken boeken zijn bij ons dlrekt lever baar, óf vla onze TERMINAL te bestellen en dan binnen drie da gen verkrijgbaar. Walser - zo schreef Jeroen Brou wers in zijn boek 'De laatste deur', een bundel met intrigerende es says over zelfmoord in de Neder landse letteren - hoorde in zijn hoofd soms twee stemmen die hem om de beurt uitscholden. Dat wijst op een zekere gespletenheid. Ook in 'De bediende' komt dit tot uit drukking. De persoon van Wirsich kan wor den beschouwd als Jozefs 'andere ik'. Hij vertegenwoordigt het op standige element dat ook in Jozefs karakter soms de kop opsteekt maar dat steeds weer wordt onder drukt. Hij is er het levende bewijs van dat het met ongehoorzame be dienden slecht afloopt. Want ook al is de autoriteit die Tobler zich aan matigt op niets gegrondvest, hij is en blijft de baas. Dat is nu eenmaal de rolverdeling. Jeroen Brouwers heeft het prachtig geciseleerde, uiterst nauwkeurige, proza van Walser met meesterhand vertaald. Mis schien kan alleen iemand die zelf schrijver is zoveel liefde opbren gen voor de tekst van een ander. Met name het fragment waarin Jo zef gaat zwemmen is een mooi voorbeeld van Brouwers' zorgvul dige woordwegerij. Ook in het Ne derlands gaat er van deze tekst een - welhaast lijfelijk voelbare - verfrissende werking uit. (Als er ooit nog eens een boek moet ko men over het thema 'Zwemmen' in de literatuur, moet dit stuk van Walser er zeker in!) Brouwers heeft ook als eerste ge wezen op de overeenkomst tussen Robert Walser en Jan Arends. Net als Jan Arends, zo schreef hij, vond Walser het heerlijk om als huis knecht in dienst te zijn van strenge dames. Net als Arends heeft Walser zelfmoord 'gepleegd'. Hij is een wandeling gaan maken in de sneeuw en van die wandeling nooit Robert Walser. meer teruggekomen. Hij is met ge- dempte stap de wereld uitgelopen. Bescheiden was zijn leven, -be scheiden zijn dood. De bediende Jozef maakt in dit boek over het algemeen een sym pathieke indruk. Hesse schreef dat het met de wereld heel wat beter gesteld zou zijn, als er meer men sen als Jozef op rondliepen. Dat ben ik niet met hem eens. Bescheidenheid is inderdaad een mooi iets. Nederigheid echter zorgt debuut is "Roosjes thuiskomst of met zijn eigen identiteit, maar houdt de werkelijkheid op en be gint de droom? En hoe reëel zijn de gestalten tegenover hem?" Naar mijn overtuiging is "Roos jes thuiskomst" met zijn spiegelef fecten, tal van lagen en verrassen de wendingen (de schitterende, volstrekt onverwachte afloop!) een van de beste romans van de laatste jaren. Voor één keer gaat een zeke re overeenkomst met het werk van Willem Elsschot niet mank. Een subliem debuut! ROB VOOREN. Tamara's Lunapark. Alfred Birney, Uitg. In de Knipscheer 25,-. Roosjes thuiskomst of Het dubbelle ven van JVK. Frits van Noord, Uitg. (pr-foto) ervoor dat de macht in handen van de verkeerde mensen blijft. Af en toe moet de vuist er aan te pas ko men. En dan niet alleen maar bij het plakken van postzegels. Van dat soort klappen voelen presiden ten en koningen niks. Zo sla je ze geen geweten. CEES VAN HOORE De Bediende, Robert Walser, ver taald door Jeroen Brouwers, De Arbei derspers, Amsterdam 1987. Wat stellen wij ons voor bij het En gelse kostschoolleven? Jongens die beschaafd met elkaar praten, dassen dragen, keurig hun lessen volgen, 's middags bij elkaar op de thee gaan, en zeker weten dat ze later een belangrijke rol zullen spe len. Ik heb me wel eens afgevraagd waarom die wereld tot de verbeel ding van veel mensen spreekt, ook tot die van hen die nooit op een kostschool hebben gezeten. Waar schijnlijk heeft het iets te maken met het feit dat dat kostschoolle ven nog het meest weg heeft van een besloten wereld, met eigen wetten. Geheime genootschappen laten onze fantasie knetteren. Op pagina 160 van 'Een kwestie van opvoeding' schrijft Anthony Powell: "Het leven op La Grena- dière was niet helemaal te vergelij ken met dat in de wereld daarbui ten. De hier geldende usances de den denken aan een stadium in het inwijdingsritueel van een of ande re clandestiene orde". Deze woor den slaan op het vakantie verb hjf van de hoofdpersoon, Nicholas Jenkins, maar ze gelden volgens mij ook voor de schoolgemeen schap waarvan Jenkins deel uit maakt. Die Jenkins is trouwens een goed waarnemer. Aan het begin van het boek, dat zich overigens afspeelt in de jaren twintig van deze eeuw, zegt hij bijvoorbeeld het volgende over zijn oom, die hem opzoekt: "Hoe hij kans had gezien het leer lingen verblijf te vinden zonder van het bestaan van Le Bas op de hoog te te zijn was raadselachtig, nee, onverklaarbaar zelfs. Het strookte echter met de manier waarop mijn oom zijn leven leidde dat hij zijn bestemming wist te bereiken zon der de naam van het doel te ken nen". Ook andere figuren weet Jenkins zo mooi te typeresi. En la ten we hemzelf niet vergeten: hij besteedt veel aandacht aan z'n zie- leroerselen. De grootste kracht van het boek is echter - wat mij betreft - dat Powell er voortdurend in slaagt om humo ristisch te zijn. Neem de scène waarin Jenkins wordt voorgesteld aan de zus van een vriend. Een ge voel van onrust overvalt hem. Dat gevoel verdwijnt weer even snel als blijkt dat het meisje nauwelijks een woord zegt, behalve: "De ver harde baan heeft een nieuwe laag gruis nodig". Over een docent: "Hoe het ook zij, de Omstandigheden hadden hem zulke schitterende gelegenheden gegeven om zich bezig te houden met zijn voornaamste activiteit, het zich bemoeien met andermans za ken, dat alleen diegenen die niet door hadden hoe groot zijn poten tieel op zijn uitverkoren terrein was van hem zouden verwachten - of verlangen - dat hij zich zou con centreren op zoiets platvloers als zijn plichten als docent". In 'Een kwestie van opvoeding' ge beurt feitelijk even weinig als tij dens een theepartijtje op een re genachtige middag, maar dank zij dit soort beschrijvingen is het boek allesbehalve vervelend. Dat Powell de tijd neemt om uit voerig bij zeer kleine gebeurtenis sen stil te staan, kent ook een ande re verklaring: hij heeft een uitvoe rige zedenschets willen schrijven. 'Een kwestie van opvoeding' is dan ook het eerste deel van de twaalf delige romanserie 'Een dans op de muziek des tijds'. Ik hoop maar dat uitgeverij Aga- thon alle twaalf boeken in verta ling brengt. Ze zullen wel moeten: wie dient er nu één gang op als het diner uit twaalf gangen bestaat? Laat ik tenslotte Powell nog één IA keer citeren. Terug naar het begijn' van het boek als oom Giles op be-ty zoek is. Meestal gebruikt Jenkinss1 de middagthee met twee andere jongens. De ene, Templer, is er dit a keer niet bij. Oom Giles vraagt zicht, af waar die Templer dan wel is,__ "ietwat achterdochtig, alsof hij de verdenking koesterde dat iemandU hem wellicht ongemerkt bespio-p neerd had, of dat hij om iets bedro-L gen was". Jenkins antwoordt dat Templer in Londen is, bij de oog-- arts. F "Wat mankeert er dan aan zijnj ogen?" "Ze doen pijn wanneer hij stu deert". "Mijn oom dacht even na over deze mededeling, waarmee ik Templers persoonlijke diagnose weergaf, en in diens eigen woorden. Oom Giles was blijkbaar getroffen door een ofr andere overeenkomst met een ei- gen ervaring, want gedurende ver-11 scheidene seconden zei hij niets". Een kwestie van stijl. WIM BRANDS 9 Een kwestie van opvoeding, Anthony Powell, vertaald door J. Verheydt, uit geverij Agathon, prijs 29.90 gulden. n Agnes. Voor lezers van Vrij Neder- land is dit niet zomaar een naam. j. Zij zullen inmiddels zijn gaan hou- e den van deze eigentijdse vrouw, van wier slordige maar o zo amu- y santé levenswandel Peter van j Straaten elke week op de achterpa- gina van dit blad verslag doet. Hij jj vertelt telkens maar een klein stuk- r je uit haar leven. Jammer dat het al uit is, denk je na lezing. En de vol gende week: waar waren we ook J weer gebleven? Uitgeverij De Harmonie heeft die stukjes nu gebundeld onder de ti tel 'Agnes, scènes uit een slordige leven'. Dat is een gouden greep ge weest. Achter elkaar gezet laten de stukjes zich lezen als een verrukke lijke hedendaagse zedenschets, die de aandacht van de lezer van begin tot eind vasthoudt. De dialogen zijn puntig, verrassend. Het teke naarsoog van Van Straaten zorgt voor scherpe observaties. Vaak van hele gewone dingen. Als Ag nes' vader na een bezoek aan zijn dochter weggaat, schrijft Van Straaten: 'Agnes haalde zijn jas en keek hoe hij er zich langzaam in hees, zyn shawl met zijn kin op zijn plaats houdend'. Door dat gebaar met die kin te vermelden, weet de schrijver meteen duidelijk te ma-1 ken met wat voor type man we hier te maken hebben. Het is een karak terschets, samengebald in een bij- Overigens zijn de types die in dit boek voorkomen wel wat frivoler dan deze man. Het zijn vooral kun stenaars en notoire stappers die j Agnes' wereldje bevolken. Met de alcohol wordt door Agnes niet zui nig omgesprongen. Ook met de liefde is zij niet karig. Op zeker mo ment komt daar zelfs een abortus van. Als Max, de homosexuele jon gen die haar zwanger heeft ge maakt, vraagt hoe ze zich voelt na de ingreep, antwoordt ze: 'Mo dern'. Cynisch. Maar dat is dit boek on- I danks de humor die er in voorkomt ook. Het toont een vrouw die er al les aan doet om niet. ten onder te gaan in de maalstroom van het mo derne leven. Of dat haar lukt? Dat zult u weten als u het boek leest. Van harte aanbevolen. Na een kwijnend bestaan van jaren en het herkauwen van oude rotten als Annie MG Schmidt, hebben de uitgevers eindelijk de jeugdpoëzie een face-lift gegeven. Nieuwe ta lenten krijgen meer kans. Er wor den zelfs series opgezet, zoals De Zonnewijzer van uitgever Holland. Prima, deze ontwikkeling, waar van ik hoop dat het geheel niet spoedig als een plumpudding in el kaar zakt. Voor gedichten is maar een klein publiek, weinig kinderen grijpen uit zichzelf een poëziebun del. De stimulans van vooral leer krachten op school is heel belang rijk. Er valt veel te zeggen over wat poë zie is. Ik houd het maar simpel en geef mijn 'definitie': poëzie brengt algemene herinneringen, gevoe lens, stemmingen en indrukken onder woorden op een sterk asso ciatieve manier. Daardoor kan goe de poëzie veel indringender zijn dan proza. Poëtische taal verschilt duidelijk met proza: woorden wor den anders gerangschikt om een bepaald effect te verkrijgen, klan ken en metrum spelen een rol- Een proza-zin in stukjes hakken, zoals je wel eens ziet in de Viva, is naar mijn mening geen poëzie. Goed dichten is dus allerminst een werkje dat op een druilerige na middag 'effe' kan worden gedaan, maar een proces van eindeloos schrijven en schaven. Hoe moeilyk het is boeiende poë zie te schrijven, blijkt uit 'Ben ik dat?', een bundel van Frank Eer hart voor jongeren van 12 jaar. De onderwerpen verrassen nauwe lijks, maar dat is tot daar Het kinderachtige karakter wordt versterkt door de tekeningen van Dick van der Maat. Een bundel die zijn nut kan hebben als opstapje naar betere poëzie voor die leeftijd (Van Lieshout, Ekkers, Pijlman). Aardiger is 'Trappen om vooruit te komen', een bundel van Thera Coppens voor 12 jaar en ouder uit de eerder genoemde Zonnewijzer- reeks. Poëtische teksten waarin de overgangsgevoelens van kind naar puber worden verbeeld. De ver werking van nieuwe emoties en ge waarwordingen, het loslaten van kinderspelletjes. Coppens geeft dit op een glasheldere en aanspreken de manier vorm. Vooral het ope ningsgedicht is ijzersterk. Een mooie observatie van een kind dat volwassen wordt: warm, invoel baar en herkenbaar voor leeftijdge noten. Een verrassing is 'Bananeschillen in jeans' van de Vlaming Daniël Billiet. Gedichten voor hedendaag se jongeren van 13 tot 133 jaar, zo als de dichter aankondigt. Daar zit iets in. Grote verdienste van Billiet is dat zijn poezie voor een breed publiek interessant is, niet alleen voor jongeren. Billiet schrijft over van alles: bananen, lachen, roken, de poes, emoties, verdriet enzo voorts. Zijn vormgeving is opmerkelijk en intrigerend. Zo dat je gedwongen bent wat langer bij een gedicht stil te staan. Dat maakt deze bundel de moeite waard. De kwaliteit van de gedichten is heel wisselvallig: prachtige teksten worden gevolgd door al te eenvoudige of te ver ge- Erger is de uitwerking die grenst zochte constructies. Billiet gaat banaliteit en afgezaagdheid. Een soort Candlelight-gedichten die hoofdzakelijk interessant zijn voor 12-jarigen. Voor ouderen is de bundel te kinderachtig, vrees ik. vrij met zyn taal om, soms tegen alle regels in. Dat mag, maar hij slaat wel eens door, met als gevolg verwarring of onbegrip bij de lezer. Billiet komt in deze bundel tot fraaie prestaties, die je gedachten vasthouden. Als voorbeeld het ge dicht Vader en zoon: - Hij wou zijn hoofd op mijn schouder. Het lukte niet. Of hij was te groot of ik te klein. Wanneer zijn we sa- even groot en klein? Zijn hand gepakt. Kan dat wel zo'n grote hand zo zacht? 'Nu moetje flink zijn', zei ik hem. Duwde hem zachtjes veertien da gen ver. Ik kan niet. Het kan niet. Het ge beurt. En iedere keer is de trap weer steiler. - Een aanwinst deze Daniel Billiet. Minder geslaagd is 'De geur van natte meisjesharen' van Lidy Pe ters, ook afkomstig uit de Zonne- wijzer-reeks. Een matige bundel voor jongeren vanaf 12 jaar met te veel nietszeggende teksten of ge kunstelde constructies ('De och tend raakt je aan in licht/ en nau welijks merkbaar gapen'). Woordkeus, vorm en beelden zijn te weinig interessant om te boeien. 'Ik breng je weg/ zonder te weten voor hoe lang/ en vraag me af/ hoe veel verlatenheid/ een mens ver dragen kan'. Viva-poëzie. Ergerlijk zijn de haiku's die Peters produceert: 'Zodra het donker/ vi trage in neonlicht/ dringen voor dromen'. Kan iemand me vertellen wat hiermee wordt bedoeld? De il lustraties van Marijke Brugmans daarentegen zijn prachtig: ze voe gen iets eigens toe aan de gedich ten en raken heel goed de kern en sfeer ervan. 'Het veterdiploma' is de tweede dichtbundel van Wiel Kusters voor kinderen vanaf 10 jaar. Een stuk minder geslaagd dan zijn eerste 'Salamanders vangen'. Het zijn ge dichten over alledaagse dingen. 'Zo gemaakt dat al die gëwone din gen een beetje bijzonder worden', meldt de uitgever op de omslag. Dat valt knap tegen. De enige die in deze opzet slaagt is tekenaar Joep Bertrams. Kusters daarente gen slaagt er zelden in zijn gedich ten uit te tillen boven het alledaag se en banale. Bij menig gedicht denk je: dat had toch wel spitsvon- diger of subtieler gekund. Ook hier weer veel te ver gezochte beelden en vergelijkingen die niet meer te volgen zijn. En ook hier weer de conclusie: soms prachtige, krachti ge teksten, die te veel worden over schaduwd door weinig zeggende poëzie. Kusters verprutst het zelf. Als voorbeeld het gedicht 'In de groei', dat als volgt begint: 'Je borst/ is al bijna/ met z'n tweetjes'. Dat is mooi. Maar hoe banaal is het ver volg: '(Wat rijmt er op ietjes?)' Laat maar verder. Hier en daar laat Kusters zien dat hij wel degelijk iets moois kan dichten. 'Verkeersexamen' bij voorbeeld: - De vraag komt van rechts, het antwoord van links. De vraag heeft voorrang. Jouw vraag komt snel, mijn antoord langzaam. De vraag heeft voorrang. Ik vind jou wel lief. ■Ik zeg het zacht. Het is een vraag. - Als laatste de verzamelbundel 'Ik voel me wat. bijzonder', bijeen gelezen door de Vlamingen Teo Jo- chems en Guy Segers. Een bloem lezing gerangschikt volgens een aantal thema's, zoals taal, gewoon ten, leven en dood, seizoenen, rei zen, oorlog en vrede enzovoorts. De keuze is gemaakt uit het Vlaam se en Nederlandse aanbod. Dat levert een gevarieerde bundel op met onder anderen Herman de Coninck, Levi Weemoedt, Cees Buddingh', Guido Gezelle, Paul van Ostaijen, Hans Lodeizen, Fetze Pijlman en Willem Wilmink. Dich ters uit het verleden naast heden daagse. Het lijkt me voor het onderwijs een bruikbare bundel, al is de samen stelling wel erg breed. 'Wij zochten gewoon bevattelijke poëzie die je kan boeien, vermaken, ontroeren of inspireren', schrijven de samen stellers in hun voorwoord. Ik zet daar vraagtekens bij. Som mige gedichten zyn ronduit verve lend, langdradig of oubollig. De mooiste bijdragen zijn die waarin met weinig woorden veel wordt ge zegd. Sommige dichters lijden te veel aan woorddiarree. Bovendien overheersen de oudere, bekende namen en worden relatief te weinig bladzijden besteed aan de jongere garde dichters. MARGOT KLOMPMAKER Ben ik dat, Frank Eerhart, uitg. Lemniscaat, f 17,50 Trappen om vooruit te komen, The ra Coppens, uitg. Holland, f9,90 Bananeschillen in jeans, Daniel Bil liet, uitg. Infodok, f 14,- De geur van natte meisjesharen, Li dy Peters, uitg. Holland, f9,90 Het veterdiploma, Wiel Kusters, uitg. Querido, f 18,50 Ik voel me wat bijzonder, uitg. Info dok. f22,50

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 16