Bloem van bougainvillea is eigenlijk het blad Echovrije kamer voor ruimte-antennes Komt de maan toch uit de aarde? VISSPORT GROOTHUIf-SlireMOILIES Boilies winnen snel terrein in vissport VRIJDAG 17 JULI 1987 PAGINA 9 -VRIJE TIJD jgg|MgjtgH Je kunt tegenwoordig geen hengelsportzaak meer binnen stappen of je blik wordt wel ge vangen door plastic zakken die zijn gevuld met knikkergrote balletjes in alle mogelijke felle kleuren. Je zou ze eerder ver wachten in een zuurstokken- kraam op 3 oktober. Rose, vuur rood, geel en oranje. Het zijn de boilies, die volgens de producen ten of de bekende hengelaars die hun naam eraan verbonden heb ben, de faam hebben verworven bij uitstek geschikt te zijn om karpers mee te vangen. De iets kleinere uitvoeringen worden te genwoordig ook al aangeprezen voor de vangst van brasem en Met de populariteit van de boi- lie in ons land is het zeer snel ge gaan. Overgewaaid uit Engeland heeft de toepassing zich als een inktvlek verspreid over ons land. Aanvankelijk waren er alleen de uitvoeringen die je in het vries vak van de koelkast moest bewa ren om bederf te voorkomen. Maar tegenwoordig zijn er ook al pakken boilies die je zo in de vis tas of viskoffer maandenlang kunt bewaren. De ontwikkelin gen gaan dus in rap tempo. Inmiddels is er een soort cul tus ontstaan binnen de karper- visserij om boilies zelf te vervaar digen. Op de markt zie je allerlei hulpmiddelen als boiliepersjes, deegtrollertjes en dergelijke ver schijnen. Verder worden de meest uit eenlopende ingrediënten gepro pageerd. Zoals plantaardige en dierlijke eiwitten, diverse soor ten suikers, aminozuren, plantaardige en dierlijke oliën en vetten, vitaminen, mineralen en spore-elementen om er een paar Maar de basis van elke boilie vormen toch de toegepaste geur- stoffen die de boilie zijn fancy- namen geven zoals strawberry, tutti-frutti, mango, honey of pep permint. Bij de bereiding van de meeste boilies vormt het gebruik van eieren het uitgangspunt om dat daarmee wordt bereikt dat de deegballetjes als ze in heet water .worden bereid, een stevig om hulsel krijgen. En dat harde omhulsel is vol gens de boilie-kenners het grote geheim. Want daarmee wordt voorkomen dat hpt aas ook wordt geconsumeerd door ande re vissoorten als voorn en bra sem. Immers alleen de karper be schikt over zogenaamde keeltan- den en is daardoor in staat deze Gezonde ïts in gezond viswater 1 /Sm w Inde hengelsportbladen worden de voordelen van boilies als o< advertenties breed uitgemeten. harde deegballetjes te kraken. Zoals diezelfde krachtpatser ook in staat is om met die keeltanden watermosselen te ontdoen van hun pantser. Resteert de vraag of boilies nu werkelijk die breed uitgemeten faam waard zijn? Daarop is geen 1 eenduidig antwoord te geven. Het succes van de boilie hangt volgens mij sterk af van de plaats waar dit aas wordt toegepast. Want één ding is zeker: de karper moet aan de boilies gewend ra ken. Je zult dus op een voerplek geregeld boilies moeten depone ren om de karper een bepaald voedingspatroon op te dringen. En dat lukt op een kleine plas be ter dan op uitgestrekt water. De karper moet de aanwezig heid van de boilies zo normaal gaan vinden dat ook wanneer die als aas worden gepresenteerd ze zonder een spoortje van achter docht via de stofzuigerbek naar binnen worden gezogen. Die ge wenning aan dat nieuwe soort aas kan overigens verrassend snel gaan. Voorafin die wateren waar ge bruikelijker aassoorten als aard appel, deegballen of wormen en mais inmiddels zo verdacht zijn geworden voor de karper dat hij die aassoorten niet meer pakt, kan de boilie uitkomst brengen. Voor het grote water moeten de ontwikkelingen nog even wor den afgewacht. Bij een steeds omvangrijker toepassing van de boilie zal het aas steeds belang rijker worden. Immers de geur en de toegepaste stoffen maken de boilie favoriet boven andere aassoörten. Maar voorlopig zie ik dat een zakje kleibintjes op groot water nog meer kans op succes biedt. Tenzij zich in dat water zulke onvoorstelbaar grote hoeveelhe den witvis ophouden dat de kar per gewoon geen kans krijgt om de pieper te consumeren. Voor wie het fenomeen boilie nog niet kent nog dit: de beste toepassing van dit aas gaat met behulp van de zogenaamde hair-rig-metho- de. De boilie wordt in dat geval met een draadje aan de haak be vestigd. De karper pakt de boilie en zuigt met het aas ook de daar mee verbonden haak naar bin- Een dergelijke viswijze bete kent dat de toepassing van de waker volledig tot zijn recht kan komen. De hengelaar hoeft na melijk piet direct na de aanbeet te slaan maar kan wachten totdat de karper het aas heeft geslikt en de haak zich in de karperbek be vindt. In de meeste gevallen zal de vis zich bij het wegzwemmen zelf haken. Wie met de pen vist zal zich dienen te beheersen en te wach ten met aanslaan totdat er een duidelijk signaal komt dat de karper het aas heeft opgepakt en ermee wegzwemt. Ik heb daar in het begin ook erg veel moeite mee gehad met als gevolg vele De bezoeker van zonnige, zuidelijke oorden kent de kleurige guirlandes v muren, tuinhekken en pergola's daar zijn gesierd door bougainvillea. Het ligt dan ook voor de hand te denken dat deze plant uit een van onze favoriete vakantieoorden afkomstig is. Ze komt echter uit Zuid-Amerika, al heeft ze een Frans klinkende naam, die van de ontdekkingsreiziger Louis Antoine de Bougainville. Hij had omstreeks 1766 de leiding over een expeditie met het schip l'Etoile, met aan boord de 'plantenjager' Philibert de Commerson. Deze nam planten mee uit de landen die het schip op de Stille Oceaan aandeed, waaronder Brazilië. Onder die 25.000 planten bevond zich ook de bougainvillea, genoemd naar de leider van de expeditie. door Frans Wegman De diepviolette bloemen van de bougainvillea zijn eigenlijk geen bloemen. Het zijn papierachtige schutbladeren, die heel lang hun frisheid blijven behouden, terwijl het eigenlijke crèmekleurige bloe metje in 't hart al gauw verdord is. Er zijn overigens cultuurvarietei- ten gekweekt met kersrode, zalmo ranje, gele, rose en zelfs witte schutbladeren. Die laatste bestaat nog niet zo lang, d.w.z. dat u hem Tips voor trips BOERENMARKT - Nog niet zo be kend en ook daarom juist zo aar dig: de boerenmarkt die elke zater dag van 10.00 tot 15.00 uur op de Noordermarkt in de Amsterdamse Jordaap wordt gehouden. Twintig kramen vol verse groente en fruit. „Gisteren geplukt en vandaag te koop" is het motto van deze markt. LUCHTSHOW - Boven de Gin-' kelse heide zal op zaterdag 29 au gustus een lucht-spektakel te zien zijn. Dan is er namelijk weer de Air" Show Ede, met vele vliegtuigen van ver-schillende aard. Voor alle 'Spotters' in Nederland is er ruimte om favoriete vliegtuigtypen te zien en te fotograferen. Inlichtingen: tel. 08380-14444. pas sinds enkele jaren in de bloe menwinkel tegenkomt. Hij heeft dan ook de dubbele prijs van de veel gekweekte bougainvillea spectabilis-hybriden, die ook gauw zo'n 25 gulden kosten. De witte 'bloemen' zijn groter dan die van laatstgenoemde. Van B. spectabilis beminnelijk, lieflijk) is 'Ale xandra' de drager van de diepvio lette schutbladeren en 'Orange Queen' past meer in 't koninklijk huis. Indien u uw bougainvillea de zelfde afmetingen wilt laten aanne men als u ze van uw buitenlandse reizen kent, dan dient u een flinke kas of op z'n minst een serre aan uw huis te laten bouwen. Daar kunt u voor de juiste temperatuur, hoeveelheid frisse lucht en ruimte zorgen, want de plant maakt ran ken van zo'n vier meter. Ook voor de vermeerdering hebt u een kasje nodig, waar u de stekjes een bo- demwarmte van maar liefst 30-35 graden C. moet kunnen geven. Er komt groeistof aan te pas en plastic folie of waternevel. Zorg intussen goed voor uw bou gainvillea, die in de kamer op een heel lichte plek moet staan, waar in de zomer vaak kan worden ge lucht. Buiten, op een beschutte plek kan ook, maar bij aanhou dend nat weer doet u er beter aan hem binnen te halen. Meestal zult u de plant bloeiend van de bloemist in huis krijgen. Dan krijgt hij van u veel water op kamertemperatuur en om de twee weken mest in 't gietwater. Is de plant uitgebloeid en ziet u geen knoppen meer dan snoeit u de tak ken wat terug. Tenzij u ruimte ge noeg hebt om hem zijn gang te la ten gaan, waarbij hij in een zonnige ruimte toch ook aardig lange ran ken kan vormen. Tijdens de groei blijven mesten. Heeft de bougainvillea in 't voor jaar of de zomer - de periode met de meeste veilingaanvoer - ge bloeid, dan laat u hem op een lichte plek overwinteren. Geen mest en heel weinig water geven, met een temperatuur van max. 10 graden C. om de aanleg van bloemknoppen te stimuleren. De plant zal aardig wat blad verliezen, wat u kunt be perken door vaak op de bladeren te nevelen. Het hout mag ook niet in drogen, de potkluit niet uitdrogen. Laat u in 't voorjaar, als de nieuwe scheuten zo'n 25 cm lang zijn, niet verleiden om dan veel water te gaan geven en te mesten. Even wachten, want dat bevordert de bloei. Is uw bougainvillea uit de pot ge groeid, zet hem in een iets grotere pot met verse aarde, waar u wat ou de koemest en rivierzand aan hebt toegevoegd. Na het verpotten de plant goed warm houden (20 gra den C.), want het is en blijft een 'kas'plantje. Dan ook de bladeren blijven bespuiten. Dierlijke aantasting kunt u bestrij den met zeepspiritus. Bladverge- ling kan het gevolg zijn van gebrek aan ijzer of stikstof. De giraffen Elly (links) en Eric rechtsklaar voor hun 'luchtreis' over de muur van de Amsterdamse dierentuin Artis. De dieren, die uit de Rotter damse dierentuin Blijdorp komen, gaan hun de giraffe Petra een poosje gezelschap houden. (foto anp) Vogel-foto vraagt heel veel geduld Met elke gewone camera kun je een in de boom neergestreken vo gel fotograferen. Maar veel meer kans op succes heb je met een tele lens; dan kun je buiten de 'veilig- heidscirkel' van het dier blijven (de grootte daarvan verschilt tussen de ene en de andere vogelsoort sterk) en krijg je het object toch scherp in de lens. Omdat de afstand tussen foto graaf en vogel zelden gelijk is en vogels in alle maten voor uw lens verschijnen, is het niet eenvoudig een bepaalde vaste brandpuntsaf stand van de lens of een bepaald bereik van een vaste telelens op te geven. In dit verband zijn tele- zoomlenzen, bijzonder handig. Vo gels zijn vaak nogal beweeglijk. Daarom zult u ze met een korte sluitertijd moeten werken, althans wanneer u ze zonder bewegingson- scherpte wilt vastleggen. Denkt u daarbij aan 1/250 seconde. En als u van héél dichtbij fotografeert, vooral als het om van die hele be weeglijke vogeltjes gaat, dan mag dat wel 1/500 seconde zijn. Heeft u een ISO-lOO-film in de camera? Dan zult u al gauw op een lensope ning uitkomen van f/8 of f/5,6. Komt u lager uit dan zal de scherp tediepte meestal niet voldoende zijn, vooral als u een telelens ge bruikt. Als de zon zich niet of nau welijks laat zien, dan kunt u beter een gevoeliger film kiezen. Met ISO 400 bent u er dan meestal wel uit. Belangrijk is ook dat u leert ont dekken hoe de vogels, naar uw ge voel, het beste tot hun recht ko men. Dat kunt u alleen als u ze gaat fotograferen. Begin daarom met een wat rustiger soort. En probeer de vogels zoveel mogelijk herken baar te fotograferen. Dat gaat het beste als ze in de richting van de camera kijken, of althans niet te i zijn afgewend. WETENSCHAP Lockheed heeft Onlangs een zogeheten echo-vrije testkamer in gebruik genomen voor het testen van schotelantennes die in de ruimtevaart worden gebruikt. Hoe belangrijk zo'n antenne is, bleek eens te meer in januari van het vorig jaar, tijdens het bezoek van de ai in 1977 gelanceerde ruimterobot Voyager-2 aan de verre planeet Uranus. door Ben Apeldoorn De afstand waarover de Voyager zijn metingen en foto's naar de aar de zond, bedroeg maar liefst drie miljard kilometer. De door het ruimtevaartuigje uitgezonden bun del radiostraling was, eenmaal bij de aarde aangekomen, dan ook dermate 'uitgewaaierd' dat we er hier op aarde (ruim drie uur na de uitzending!) maar een stukje van op konden pikken. Daarnaast was van de oorspron kelijke hoeveelheid uitgezonden energie, vanwege de gigantische afstand, haast niets meer overge bleven. Net als bij licht neemt de hoeveelheid uitgezonden radio- straling af met het kwadraat van de afstand. Anders gezegd: wordt een afstand tweemaal zo groot dan is de ontvangen stralingssterkte vier maal kleiner. Een straatlantaarn op 500 meter afstand lijkt viermaal zwakker dan van 250 meter afstand bezien. In de ruimtevaart rekent men niet met dergelijke onooglijke af standen maar vaak met miljoenen tot miljarden kilometers: lichturen in het laatste geval. De enige ver binding met een zich op een derge lijke duizelingwekkende afstand bevindend ruimtevaartuig, vindt plaats via de schotelantenne van het vaartuig. De schotel weerkaatst de inko mende stralen naar het brandpunt waar de eigenlijke ontvanger zit. Vandaar gaat het signaal, na de no dige versterking te hebben onder gaan, naar de elektronische cir cuits (bijvoorbeeld de boordcom puter) om te worden vertaald in één of meerdere handelingen, zoals bijvoorbeeld het in stelling bren gen van de camera's of het uitvoe ren van de nodige koerscorrecties. Ook kan de schotelantenne zuiver der in de richting van de aarde worden gericht. Met dat laatste valt of staat een (goede) verbinding met dp aardp pn daarvan hanfrt. dp kwa liteit van de ontvangen foto's en verdere gegevens af. Nu is het geven van een com mandosignaal vanaf de aarde niet zo'n probleem. Op aarde kan men daarvoor gebruik maken van zeer grote radioschotels (radiotelesco pen) en buitengewoon krachtige signaalversterkers, zodat er ook op miljarden kilometers afstand nog een voldoende duidelijk restant signaal overblijft. De omgekeerde weg, dus van ruimtevaartuig naar de aarde, is echter veel moeilijker. Fietslampje Om economische redenen moet een ruimtevaartuig zo licht moge lijk, maar toch ook zo functioneel mogelijk zijn. Dit stelt strenge grenzen aan afmetingen en, vooral, het gewicht van de vitale onderde len van het ruimtevaartuig. Daar om moet de Voyager-2 het doen met een schotelantenne van slechts enkele meters middellijn en een zender met een beperkt ver mogen. Het Voyager-signaal dat hier op aarde, noodzakelijkerwijs weer met die reusachtige radiotelesco pen, wordt opgevangen, is zó mi niem dat het vele jaren zou moeten worden opgezameld om een fiets lampje één seconde te laten bran den. Des te meer respect moeten we hebben voor de technologie waarmee dat signaaltje omge vormd werd tot de adembenemen de foto's van Uranus, van zijn ma nen en van zijn ringenstelsel! Ook de vorm van de antenne schotels van ruimtevaartuigen is van zeer groot belang. Reeds gerin ge afwijkingen in de holle vorm (een paraboloïde) van de schotel kunnen de onderlinge communica tie verstoren. Net als bij de spiegel van een spiegel-telescoop (beter bekend als 'sterrenkijker') moet de straling van diverse golflengten precies in één punt terechtkomen en dat wordt bereikt met een para- boolvorm. "Testbank" Net als spiegels van telescopen moeten ook antenneschotels wor den getest om te zien of ze de ver eiste vorm hebben. Telescoopspie- gels worden daartoe, meestal, rechtop gezet en vanaf een zekere afstand met een puntbron besche nen. Met een speciaal instrumentje kan men dan zien of er afwijkingen in de spiegelvorm zitten. Bij antenneschotels gaat dat on geveer ook zo, alleen heeft de daar bij te gebruiken radiostraling een (veel) grotere golflengte dan dat van licht. Daarom moet de 'test- bank' voor een antenneschotel ook veel groter zijn dan die van een op tische spiegel. Lockheed heeft dit probleem ondervangen door ge bruik te maken van een enorme pa rabolische reflector in een als het ware 'radio-akoestisch-dichte' ka- De te testen antenne wordt opge steld in het midden van de kamer en gericht op de grote radiospiegel. Alles in de kamer, behalve de grote reflector en de testantenne zelf, is volledig bekleed met materiaal van een dusdanige samenstelling dat alle ongewenste weerkaatsingen (echo's) worden geabsorbeerd. Op die manier bereikt men dat alleen de tussen de beide reflectoren be staande straling kan worden geme ten en omzeilt men een anders noodzakelijke testopstelling van kilometers lengte. Eén van de talloze astronomische vragen waar de moderne sterrenkundige heden ten dage mee worstelt, lijkt wat dichter bij een antwoord gekomen te zijn: waar komt onze maan vandaan? Botsingssimulaties met behulp van moderne computers, waarmee ook werd nagegaan hoe ons planetenstelsel zou kunnen zijn ontstaan, laten zien dat we misschien weer terug moeten naar een oude theorie. Een oude theorie volgens welke de maan, tijdens een kosmische katastrofe, uit de aarde werd losgescheurd. Zonnestelstel Ons zonnestelsel telt, voor zover bekend, negen planeten. Van die negen zijn er zeven die één of meerdere manen bezitten. Alleen de planeten Mercurius en Venus, die dichter bij de zon staan dan de aarde, bezitten geen manen; er zijn er althans geen waargenomen. On ze aarde heeft een maan die in iets minder dan een maand om onze planeet draait. Reuzenplaneten als Jupiter en nen, in grootte variërend van iets groter dan onze maan tot tientallen kilometers grote, onregelmatig ge vormde, rotsblokken. Vergelijken we het systeem aar- de-maan met de Jupiter- en Satur- nussystemen, dan valt op dat we met onze toch betrekkelijk kleine planeet voorzien zijn van een fors uit de kluiten gewassen maan. Om die reden wordt ons systeem door sommige onderzoekers ook wel als een dubbelplaneet beschouwd, zij het dat beide hemellichamen vol komen verschillend van aange zicht zijn. Dat verschil wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door het op de maan volkomen afwezig zijn van lucht en water; twee elementen waarvan de aarde rijkelijk is voorzien. De maan is gewoonweg te klein om een dampkring vast te kunnen houden. Theorieën Over de wordingsgeschiedenis van het zonnestelsel als geheel is in de loop der tijden een aantal theo rieën in omloop gebracht. De meest betrouwbaar ogende theorie Zo zou de maan, volgens de theo rie van professor Quiruin, zijn on- staan. draaiende), zich op een aantal plaatsen sterk samentrekkende, gas- en stofwolk: de 'oerwolk'. Uit de grootste, centrale, ver dichting ontstond later de zon en Bemoedigend voor deze theorie is, dat we dergelijke oernevels, 'proto- zonnestelsels' dus, op een aantal plaatsen in het heelal lijken te heb ben gevonden. Over het ontstaan van aarde en maan bestaan ook diverse hypo thesen. Zo zouden beide hemelli chamen gelijktijdig uit dicht bij el kaar optredende verdichtingen in de oerwolk zijn ontstaan; aarde en maan zouden ook geheel onafhan kelijk van elkaar kunnen zijn ont staan, waarbij de maan later door de (grotere) aarde werd 'ingevan gen'. Eeuw Eén bepaalde theorie werd al bij na een eeuw geleden geopperd: de aarde werd getroffen door een reu- zenmeteoriet, eigenlijk meer een kleine planeet. De botsing was zo hevig dat er een stuk van de aarde werd losgescheurd; dat stuk werd De inslag zou zich voltrokken hebben in het gebied wat nu de Stille Oceaan is. In wetenschappe lijke kringen werden direct al vele bezwaren tegen deze theorie geuit. Tmmprs ?n rprlpnpprde mpn. dp af stand aarde-maan zou dan, zeg een minuut na de klap, zo rond de 250 kilometer hebben bedragen en om natuurkundige redenen is een der gelijke kleine afstand tussen twee komplete hemellichamen onmoge lijk. De grootste van de twee (de aarde) zou de kleinere, door getij de-werkingen, meteen in stukken uit elkaar hebben getrokken. Botsing Bovendien werd de kans op een botsing met een groot hemelli chaam uiterst onwaarschijnlijk geacht. Toch haalde men in 1977 die oude, onmogelijk Lijkende, theorie weer van stal. Dat kwam enerzijds omdat onderzoek van de enkele honderden kilo's monsters van de maanbodem, die de Apollo- expedities tussen juli 1969 en de cember 1972 opleverden, leerde dat de maankorst veel gelijkenis vertoont met de aardkorst. Ander zijds was men er met computermo dellen achtergekomen dat het aan tal in de oernevel gevormde proto- planeten, tijdens de beginfase van ons zonnestelsel, veel groter moet ziin eeweest. Het planetengala, zoals we dat thans kennen, is dus eigenlijk min of meer een overblijfsel van dat dichtbevolkte geheel waarin ge weldige botsingen eerder regel dan uitzondering waren. Computer Recente computerberekeningen laten zien dat het beste scenario voor het ontstaan van onze huidige maan een frontale botsing is tussen de oer-aarde en een (kleiner) oerli- chaam ongeveer ter grootte van de huidige planeet Mars. Uit die bere keningen blijkt verder nog dat er bij die ontmoeting (samensmelting is in feite een betere uitdrukking) enorme hoeveelheden materie ver dampten. Dat werd voor een groot deel weggeslingerd in een, allengs schijfvormige, baan om de aarde. Later verdichtte die 'ring' zich dan weer tot onze huidige maan. Als dit scenario juist is, dan heeft onze aarde tijdens haar beginfase dus een ring gehad. Interessant is de vraag of de bestaande stof- en gruisringen rond de reuzenplane ten Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus ook op die manier zijn gevormd. RTTM A PPT TiAOR M

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 9