Met een minimum aan middelen zien rond te komen Onderwijs aan Turken in Nederland geen sinecure SSSSSÏÏSr, I Succesvol alfabetiseringsprogramma in Tlirkije vraagt groot financieel offer PAGINA 25 EXTRA ZATERDAG 13 JUNI 1987 het afgelopen decennium praktisch het hele land van scholen is voorzien. Aan die ontwikkeling hangt uiteraard ook een prijskaartje. Overbevolkte klassen, gebrekkige leermiddelen en een groot tekort aan leerkrachten, om maar eens wat te noemen. Helma Coolman bezocht een aantal vormen van Turks basisonderwijs, en peilde na terugkeer de situatie onder Turkse scholieren in Nederland, waar het al niet beter is. Vijftig Turkse schoolkinderen tussen zeven en negen jaar, allen ge kleed in een zwart jasje (de jongens) of jurkje (de meisjes), staan roerloos naast hun bank als het bezoek uit Nederland binnenkomt. De warmte in het klaslokaal, veroorzaakt door een potkachel, is aangenaam na de koele voorjaarswind buiten. door Helma Coolman Voor de klas staat de meester naast zijn tafel, waarop te kort geplukte paarse bloemetjes in een potje staan. Aan de wand hangen zelfgetekende en -gekleur de landkaarten van Turkije. Een gebaar van de onderwijzer doet de kinderen in hun bankjes ineen kruipen, meer be ducht voor de bewegingen van de bezoe kers dan voor de houding van de leer kracht. Het valt op dat de tafel te hoog is, of de kinderen te klein. In Nederland moet de grootte van het schoolmeubilair iedere 25 jaar worden aangepast omdat de gemiddelde grootte van de bevolking toeneemt. In Turkije lijken ze daarop al vast een voorschotje te hebben geno- Schaarste We zijn onaangekondigd op bezoek bij een dorpsschooltje in Susurluk, in het westen van Turkije. Zoals zo vaak op Turkse scholen valt de schaarste aan leermiddelen het meest op. Het school boek is gedrukt op krantepapier. En alle oefeningen - of dat nu taal. rekenen of wereldoriëntatie is - worden in één en hetzelfde schrift gemaakt. Dat schrift moeten de ouders kopen, de school zorgt er niét voor. Net als in Nederland" staan er overal krullen of handtekenin gen, die de beoordeling door de leraar aangeven. Het knip- en plakwerk in de laagste klassen gebeurt met natuurlijke materialen, zoals bloemen, veertjes en Italiaanse deegwaren. „Een idee voor mijn school," vindt een Nederlandse on derwijzer. De creativiteit van de Turkse leer krachten is wel nodig. Met een mini mum aan middelen moeten de scholen zien rond te komen. De Turkse overheid heeft zich ten doel gesteld het hele land van scholen te voorzien en dat vergt een groot financieel offer. Toch lijkt de doel stelling bijna te zijn gehaald: in 1985 volgde 95 procent van de Turkse kinde ren de lagere school. In 1981 was dat nog 90 procent. Analfabetisme komt vooral voor in het minder ontwikkelde en moeilijker bereikbare oosten van het land. Ieder kind is volgens de Turkse wet leerplichting van het zevende tot het veertiende jaar, of totdat het diploma van de lagere school is behaald. Dat kan op z'n vroegst op het twaalfde jaar. Wie op zijn veertiende nog geen diploma heeft gaat zonder het begeerde briefje van school. De vakken zijn taal, wereldo riëntatie, wiskunde, tekenen, gymnas tiek en godsdienst. Daarnaast zijn er fa cultatieve vakken als muziek, waarvoor de ouders echter apart moeten betalen. De eisen aan het basisonderwijs wor den centraal door de overheid vastge steld. Daardoor wordt praktisch op ie dere school op hetzelfde moment in de zelfde klas dezelfde stof onderwezen. De onderwijzer heeft een klasseboek waar- In de jaren zestig, toen er aan de groei van de economie geen einde leek te komen, haalden we de buitenlandse gastarbeiders met duizenden tegelijk naar ons land. Het waren grotendeels arme, ongeschoolde werknemers uit de landen rond de Middellandse Zee (Spanje, Griekenland, Marokko en Turkije), die afkwamen op de overvloed aan werk en het vooruitzicht van verhoudingsgewijs riante salarissen. Zo'n tien jaar later kwamen ook hun vrouwen en kinderen, in het kader van de gezinshereniging. Mensen die in veel gevallen geen of nauwelijks Nederlands spraken en hun eigen gewoonten, soms in versterkte mate, voortzetten. Inmid dels is het aantal niet-Nederlanders in ons land gegroeid tot ruim een half mil joen, van wie de 160.000 Turken de grootste groep vormen. De overheid heeft in veel gevallen nauwelijks een antwoord gehad op de problemen die zich na die immigratie heb ben voorgedaan. Dat geldt zeker voor de opvang van buitenlandse kinderen op de Nederlandse scholen. Een paar van die 'bruine gezichtjes' in een klas gaat nog wel, weet schoolhoofd Hans Hui- nink van de Europa-school in Enschede. „Maar als het er meer zijn, vragen de Ne derlandse ouders of 'onze Jan' nog wel aan zijn trekken komt. En als meer dan de helft van de leerlingen donker is, wor den Nederlandse kinderen niet meer aangemeld. Het omslagpunt ligt onge veer bij 45 procent". Steeds bruiner Huinink spreekt vanuit een rijke erva ring met Turkse kinderen. De Twentse textielindustrie haalde in de zestiger ja ren duizenden werknemers van het Turkse platteland. Hun kinderen meld den zich bij de lagere scholen en „het schoolplein werd steeds bruiner", aldus Huinink. Hij stelde vast dat de scholen geen antwoord hadden op dit verschijn sel en dat ook landelijk dit probleem on- in hij noteert wat hij van uur tot uur heeft gedaan. Dat moet dagelijks door de directeur van de school worden afge tekend en voor eventuele controle door de lokale overheid beschikbaar zijn. Parallel De groei die het onderwijs ten gevolge van het beleid heeft doorgemaakt, heeft een tekort aan leerkrachten en schoolge bouwen met zich meegebracht. De Tur ken hebben er echter wat op gevonden: waar te weinig ruimte of leraren zijn worden twee parallelle cursussen ver zorgd, één vanaf de vroege ochtend tot het middaguur, een tweede van de mid dag tot de vroege avond. In feite worden er twee scholen in één gebouw draaien de gehouden. Vooral op het platteland is er schaar ste aan leraren: wie afgestudeerd is gaat liever naar een grotere stad. Daarom heeft de overheid bepaald dat iedere af gestudeerde van de pedagogische acade mie een bepaalde tijd naar een door het ministerie aangewezen plaats kan wor den gestuurd, voordat hij of zij mag solli citeren naar een plaats van eigen keuze. Denizli, een middelgrote stad in het midden van Turkije, heeft zo'n lagere school. De belangrijke plaats die de Turkse hervormer Kemal Atatürk in het dagelijkse leven inneemt, wordt op deze school benadrukt met een beeld in de tuin. Net als op alle Turkse scholen hangt zijn portret in ieder klaslokaal. De lagere school telt 1350 leerlingen, de helft komt 's morgens, de andere helft 's middags. Datzelfde geldt voor de kleu terschool: 275 leerlingen gedeeld door twee. De school is trots op de kleu terklassen binnen haar muren. Een kleu terschool is in Turkije een minder nor maal verschijnsel dan in Nederland. Niet meer dan 300 heeft het land er. Een deel van de kinderen gaat na de lagere school niet meer naar school. Wie dat, wel wil of kan, gaat naar de driejari ge middenschool. In 1981 deed 41 pro cent van de leerlingen dat. De midden school is een vorm van verlengd basis onderwijs, met dezelfde vakken als op de lagere school. De Turkse overheid, die wil dat kinderen langer naar school gaan, probeert lagere en middenschool te integreren tot één achtjarige school tot het vijftiende jaar. Na de middenschool volgt een breed scala van beroeps- en algemeen vormen de opleidingen, van wie sommige het recht geven op een toelatingsexamen voor de universiteit. Dat varieert van deeltijdopleidingen naast een baan, via beroeps- en technisch onderwijs tot het voorbereidend wetenschappelijk onder wijs. Aan het hek De technische school van Izmir staat midden tussen de fabrieken op het in dustrieterrein. Het stage-adres en de mo gelijke toekomstige werkgever zijn vlak in de buurt, aldus blijkt de filosofie ach ter deze plaatskeuze. De school, een visi tekaartje van Turkije, verzorgt een lage re beroepsopleiding van drie jaar, een vieijarige middelbare opleiding en een vijfjarige hogere opleiding die naar alge meen gebruik in een buitenlandse taal wordt verzorgd. In Izmir is dat Engels. „Een goede voorbereiding op het bij houden van de buitenlandse ontwikke lingen op hun vakgebied," verklaart de leraar Engels Ahmet Türkoglu. De Turkse leraar Mustafa Akyar geeft, net als zijn Leidse collega De- mirbas, les aan Turkse kinderen op een Nederlandse school. (foto gpd> der de grond werd gestopt. Om te voor komen dat er 'zwarte' en 'witte' scholen ontstonden, besloot Enschede tot een unieke gemeentelijke aanpak en zo ging in 1978 het moedertaal-experiment van start. Dat heeft inmiddels landelijke en internationale bekendheid gekregen en Huinink heeft al vele deskundigen uit binnen- en buitenland rondgeleid. De opzet is eenvoudig. Alle Turkse (en Marokkaanse) kinderen krijgen in groep 3 en 4 (de vroegere klassen 1 en 2) in een alleen uit Turken bestaande klas gedu rende de helft van de week-taal, rekenen, lezen en dergelijke in de moedertaal, van een onderwijzer uit het eigen land. De andere helft wordt gedaan door een Ne derlandse leerkracht, die de in het Turks geleerde vaardigheden oefent in het Ne derlands en daarnaast Nederlandse les geeft. Ten slotte zijn er de integratieles- sen, waar Turkse en Nederlandse kinde ren door elkaar zitten en samen vakken als gymnastiek, tekenen en handvaar digheid krijgen. Om de klassen voldoen de omvang te geven, worden de kinde ren op zeven scholen verzameld. Het vervoer wordt door de gemeente be taald. Onderzoek heeft aangetoond dat Turkse kinderen na deze aanpak het Ne derlands beter beheersen dan hun land genoten, die in het gewone onderwijs te rechtkomen. Huinink merkt het ook zonder die onderzoeken: „Hun rekenen is beter, hun Nederlands op z'n minist gelijk, maar ze staan veel positiever te genover hun eigen cultuur. Ze voelen zich veilig en zijn evenwichtiger. Uit die onderzoeken bleek dat het effect na vier jaar nog meetbaar was en dan kun je rus tig aanr ^en dat het nog jaren na werkt" Schakt. assen Het zweven tussen twee culturen lijkt voor veel buitenlandse jongeren proble men op te leveren. Daarvan krijgen ook de docenten van de internationale scha kelklassen (ISK's) hun portie. De scha kelklassen namen tot voor kort een be langrijke plaats in bij de opvang van bui tenlandse jongeren die pas in Nederland zijn aangekomen en hier heg noch steg weten. In maximaal twee jaar worden deze jongeren zoveel mogelijk 'klaarge stoomd' voor de maatschappij. „Wij moeten ze in die twee jaar niet alleen le ren rekenen en schrijven en de Neder landse taal leren, maar ook zo veel socia le vaardigheden bijbrengen dat ze zich een beetje kunnen redden", aldus ad junct-directeur Roel Hodes van de ISK in Utrecht. De ISK's slagen maar gedeeltelijk in hun taak. Dat bleek onder meer uit een onderzoek in opdracht van de gemeente Utrecht. Daaruit kwamen schokkende cijfers over randgroep vorming, heroïne gebruik en crimineel gedrag onder met name de Marokkaanse jeugd, die zich blijkt te concentreren in Hoog Catharij- ne. Hodes heeft zich dat rapport wel aan getrokken: „Het grootste deel van hen is hier op school geweest". Toch komt een deel van de voormalige ISK-leerlingen wèl goed terecht en daar om zijn de plannen van minister Deet- man om het aantal leerkrachten op de ISK's terug te brengen hard- aangeko men. Huinink noemt deze plannen het feitelijke faillissement van de ISK's. Dat zou volgens hem niet zo erg zijn, als het Enschedese model van de moeder taalklassen ook op andere scholen in Ne derland zou worden ingevoerd. Dat is echter volgens hem niet (meer) moge lijk. „Het model past niet domweg op el ke school. Er moet aan een aantal rand voorwaarden worden voldaan die nu niet meer haalbaar zijn. Die zijn onder meer een evenwichtige spreiding van buitenlandse leerlingen over de scholen in een gemeente, overeenstemming tus sen de betrokken schoolbesturen en de mogelijkheid om met één taal per school te volstaan". Leidse model In Leiden is een experiment met moe dertaalklassen, hier 'opvangklassen' ge noemd, inmiddels ter ziele. Het experi ment begon in 1977 en duurde tot 1986, tot de komst van de nieuwe formatiere geling basisscholen (een jaar eerder van kracht geworden) en de invoering van het onderwijsvoorrangsbeleid. „Eigen lijk heeft Enschede het idee van ons ge pikt", vindt beleidsambtenaar L. de Jon ge van de gemeente Leiden. Een vast stelling waarmee Huinink geen moeite heeft. Volgens het Leidse model kregen Turkse en Marokkaanse kinderen in de eerste klas alle vakken in de eigen taal en Nederlands als tweede taal. Daar naast kende ook Leiden de integratieles- sen. In de tweede klas werd de eerste helft van de week door een Turkse leraar lesgegeven en de tweede helft door een Nederlandse collega. Nu moet Leiden volstaan met gemid deld tweëeneenhalf uur per week onder wijs in de eigen taal en cultuur (het z.g. oetc-onderwijs), net als alle andere ba sisscholen met buitenlandse leerlingen. In 1974 is deze vorm van onderwijs lan delijk in het basisonderwijs ingevoerd en vanaf het komende schooljaar wordt het ook verplicht in het voortgezet on derwijs. Het is het enige initiatief dat de overheid tot nu toe heeft ontplooid om tegemoet te komen aan de problemen van Turkse en Marokkaanse kinderen op Nederlandse scholen. Een leerplan is landelijk nog niet vastgesteld en ook zijn er geen leermiddelen ontwikkeld. Het gevolg is dat scholen het oetc-onderwijs voor het grootste deel zelf invullen. Een ontwikkeling waar De Jonge weinig waardering voor kan opbrengen: „Vol gens mij interesseert het oetc-onderwijs de overheid geen moer". In Leiden heeft de Turkse leraar N. Demirbas een gemeentelijk leerplan ge maakt. „Onze doelen waren het leren le zen en schrijven van de moedertaal, het uitleggen van de oorzaken en gevolgen van migratie, het uitleggen van de men- taliteitsverschillen tussen Turken en Ne derlanders en het vergelijken van de ver schillende wereldgodsdiensten", legt hij uit in vloeiend Nederlands. Demirbas constateert in de klas grote belangstelling voor zijn lessen. „Een kind ziet wel wat er allemaal om hem heen gebeurt, hoe jong het ook is". In veel lessen wordt aan de hand van dergelijke gebeurtenissen verder ge praat. Demirbas: „Zo had ik eens een ge val van twee Turkse meisjes die tijdens een vakantie in Turkije koranlessen moesten volgen terwijl hun vriendin netjes naar het strand mochten. Ze be grepen er niets van en vonden het alle maal maar streng. Het is een typisch voorbeeld van sociale effecten van mi gratie: door die migratie raken buiten landse gezinnen geïsoleerd. Als gevolg daarvan klampen ze zich vast aan oude waarden en normen, die ook in het thuisland vaak al zijn uitgestorven". Het grootste probleem bij oetc-onder wijs is het gebrek aan leermiddelen. Mustafa Akyar en zijn collega Nuran Ka- raaslan van de Enschedese Europa- school werken met fotokopieën van zelf ontworpen leerschriften, waarin leer stof, opdrachten en tekeningen worden afgewisseld. In Leiden heeft de gemeen te de scholen in staat gesteld in Duits land ontwikkeld materiaal aan te schaf fen. De Duitse teksten worden afgeplakt en vervangen door Nêderlandse, alvo rens de kostbaar ogende werkboeken worden gekopieerd voor de leenngen. De voorraad in Leiden, toch al niet groot, ging eind vorig jaar grotendeels verloren door een brand. Demirbas heeft ook de beschikking over Turkse leerboeken en leesboeken voor de schoolbibliotheek. Erg gelukkig is hy daar niet mee en bruikbaar zijn ze volgens hem lang niet altijd. „Het lesmateriaal is onvoldoende, het leerplan is niet landelyk ontwikkeld en de scholing van oetc-leerkrachten laat te wensen over. Alle hoekstenen voor ver antwoord oetc-onderwijs ontbreken", verzucht ook De Jonge. Een schoolklas in Denizli: de ene Op de school kan men vakken leren als elektrotechnicus, mechanicus, archi tect, bouwkundige, electricien, loodgie ter, meubelmaker en technisch ontwer per. Meer dan tien procent van de leer lingen is meisje, een gegeven waarop de school een beetje trots lijkt te zijn. „Het is voor hen een soort levensverzeke^ ring," vindt Türkoglu. „Wie van deze school komt heeft geheid een baan. Aan het einde van het schooljaar staan de werkgevers aan het hek te wachten." Kinderen hoeven voor vrouwen geen handicap te zijn, elk bedrijf met meer dan vijftig werknemers is wettelijk ver plicht een crèche te beheren. Het gebrek aan leraren dringt zich echter op en de relatief lage salarissen lijken aan die schaarste ten grondslag te liggen. Een leraar verdient in Turkije tussen de 200 en 350 gulden per maand. Het minimumloon is 120 gulden. „Mijn salaris gaat op aan de auto, dat van mijn vrouw (ook lerares - red.) aan de dagelij- ke behoeften. En van de bijlessen die ik geef en de schoolboeken die ik schrijf kunnen we ons wat luxe permitteren", zegt Türkoglu, die zelf 250 gulden zegt te verdienen. Diverse afgestudeerden ver kiezen een bestaan als zelfstandig onder nemer of handelaar. Geen jongens Op de huishoudschool in Denizli zijn geen jongens. Er worden uitsluitend meisjes toegelaten. De leerlingen volgen er een praktijkgerichte opleiding op de middenschool of volgen daarna nog twee jaar beroepsonderwijs. De vakken zijn alle typisch vrouwelijk: kinderver zorging, koken, naaien en kunstbloemen komt 's morgens, de andere helft 's mit maken. Net als voor de meisjes op de eerdergenoemde technische school zal er ook voor deze leerlingen later wel werk zijn, zo verwacht de lerares. Dat zal echter in veel gevallen neerkomen op thuiswerk voor slecht betalende opko pers van wie de meisjes afhankelijk zijn bij gebrek aan andere afzetkanalen. De leerlingen wekken de indruk veel plezier in hun opleiding te hebben. De verklaring lijkt te liggen in het feit dat de praktisch gerichte leerlingen nauwelijks worden lastiggevallen met theorie. Ten behoeve van de praktische training heeft de school een crèche met tientallen plaatsen. Voor veertig gulden per maand mogen ouders er hun kind dagelijks brengen. De kinderen worden door de leerlingen gevoed, gewassen, te slapen gelegd en anderszins beziggehouden. Ondanks de hoge prijs is er een wacht lijst. Op de afdeling naaien wordt een mo deshow gehouden. De ontwerpen zijn redelijk modern en blijken voor een deel afkomstig uit Westeuropese modebla den. Opvallend is dat alle meisjes die aan de show meedoen dezelfde zwarte afgetrapte pumps lijken te bezitten. Op de bloemenafdeling is de Westeuropese invloed niet minder: catalogi van West- friese bloemenkwekerijen dienen als voorbeeld voor de creatieve Turkse han den. Speciaal onderwijs heeft Turkije al leen voor lichamelijk gehandicapten. Wie in de overvolle klassen van de Turk se lagere school - vijftig tot zestig leer lingen per klas is geen uitzondering - niet kan meekomen, blijft maar zitten of krijgt maar geen diploma. Zijn of haar vorderingen zijn afhankelijk van de in zet en motivatie van de leerkracht. Al leen in Ankara is één school voor kinde ren met een geestelijke handicap, die het zonder overheidsgeld moet stellen en af hankelijk is van liefdadigheid. De over heid stelt zich ook in dit opzicht op het standpunt alle beschikbare middelen in eerste instantie aan te wenden voor alge meen lager onderwijs. Bovendien wordt de zorg voor geestelijk gehandicapte kinderen in de eerste plaats bij de fami lie gelegd. Dovenschool Het aantal speciale scholen voor licha melijk gehandicapten is gering. En waar er eentje is zijn de hulpmiddelen schaars. De dovenschool in Izmir blijkt over één set koptelefoons te beschikken die vooroorlogs aandoet. Spiegels om bijvoorbeeld het liplezen te leren zijn niet aanwezig en de enige televisie die de school rijk is staat in de lerarenka- Eerder dan een speciale school wekt deze de indruk een gewone school met bijzondere leerlingen te zijn. Vol trots vertelt het hoofd dat zijn leerlingen op hetzelfde niveau zitten als de leeftijdge nootjes op de 'gewone' lagere school. Omdat dovenscholen in Turkije dun gezaaid zijn (21 in het hele land), verblij ven de meeste kinderen op een inter naat, dat eveneens onder toezicht van de school staat. En dat lijkt een grote bij drage te leveren aan hun vorming. Tus sen drie uur (als de school uitgaat) en zeven uur wordt er aandacht besteed aan vaardigheden als naaien, weven, me- taalbewerken en wordt er aan sport ge daan. De beeltenis van de Turkse hervormer Atatürk ontbreekt op geen enkele school De school wordt volgend jaar uitge breid met een lagere technische be roepsopleiding en de directeur is er ze ker van dat zijn pupillen werk zullen vinden: „Als dove leerlingen een vak le ren zijn het goede werklui, want ze ver kletsen hun tijd niet. Een Italiaanse schoenenfabrikant die hier een fabriek heeft, vroeg speciaal om vijftig dove werknemers". Momenteel hebben twintig van zijn ex-leerlingen een baan. De wet verplicht de scholen de leerlingen te volgen totdat ze goed zijn terechtgekomen. Ze lijken beter af dan hun lotgenoten die niet in staat zijn een dovenschool te bezoeken. En gezien de wachttijden - soms tot zes jaar - zijn dat er velen. Zij blijven analfa beet.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 25