Een UFO kan van alles zijn
Ex-dwangarbeiders verenigen zich
De talloze verzinsels rond een vrijwel opgehelderd mysterie
i
DLi_
ZATERDAG 16 MEI 1987
EXTRA
PAGINA 33
De eerste waarneming
van een UFO -
ongeïdentificeerd
vliegend object -
veroorzaakte een
schokeffect in de
wereld. Nadien
hebben duizenden
mensen gemeend een
UFO te hebben gezien,
en zijn er talloze
artikelen en boeken
over geschreven.
Onzin of niet,
menigeen is ervan
overtuigd dat onze
aarde ordt
bezocht door
vre
we- eel
vr er
voertuigen. Het
bewijs daarvoor is
praktisch nihil. En
wat de UFO betreft:
5
wetei 3 een
nagenoeg opgehelderd
mysterie.
Een in 1956 gefotografeerde 'vliegende schotel' boven San Francisco. (archieffoto)
Zakenman Kenneth Arnold was op
24 juni 1947 met zijn privé-vliegtuig
boven het Amerikaanse Rainierge-
bergte op zoek naar een neergestort
marinevliegtuig. Voor degene die
het wrak vond, was een bedrag van
5.000 dollar in het vooruitzicht ge
steld. Het was een prachtige dag en
een genot om te vliegen.
door Ben Apeldoorn
Arnold had 4.000 vlieguren in de ber
gen op zijn naam staan en was ervan
overtuigd dat hij het wrak kon vinden.
Op ongeveer drie kilometer hoogte werd
zijn aandacht plotseling getrokken door
enkele verblindende lichtflitsen. Daarop
ontwaarde hij negen sikkelvormige
vliegtuigen die, op een afstand van naar
schatting 40 kilometer, recht voor Ar
nolds machine de vreemdste capriolen
uithaalden. Arnold stelde een snelheid
voor de voorwerpen vast van bijna 2.000
kilometer per uur; voor die tijd spekta-
culair hoog.
Het leek of ze zich schokkend en gol
vend voortbewogen. Steeds als er een
van richting veranderde, leek hij een
lichtflits uit te zenden. Kenneth Arnold
kon de objecten gedurende enkele mi
nuten blijven waarnemen en verloor de
V-formatie toen uit het oog. Zelf schatte
hij hun lengte op vijftien meter maar
volgens latere onderzoekers moeten de
voorwerpen een lengte hebben gehad
van zeker 600 meter om door Arnold, op
een afstand van 40 kilometer, zo gede
tailleerd te kunnen worden gezien. Hoe
Arnold tot die afstand kwam, is overi
gens niet bekend.
Doemdenkers
Hoe dan ook, na te zijn teruggekeerd
op de vliegbasis stapte Arnold met zijn
verhaal naar een plaatselijke krant en
werd prompt nog diezelfde avond bele
gerd door reporters en de navolgende
dagen door horden doemdenkers die
meenden dat het einde der tijden nabij
Tijdens een interview met United
Press op 25 juni 1947 - dus een dag na de
bewuste vliegtocht - antwoordde Ar
nold op een vraag hoe de voorwerpen
precies vlogen: "...just like skipping sau
cers", wat neerkomt op de springende
beweging van platte, over het waterop
pervlak scherende zeilstenen. Maar
'Flying Saucers' (vliegende schotels) lag
beter in de mond dan 'Skipping Saucers'
en het krante-artikel maakte dan ook
melding van het 'unieke feit dat Arnold
een formatie buitenaardse vliegende
schotels had betrapt tijdens een spiona-
getocht boven het aardoppervlak'. Dit
was de eerste keer dat de aanduiding
'vliegende schotel' werd gebruikt terwijl
in datzelfde jaar ook voor het eerst de
term UFO opdook.
Misschien was dit hele opzienbarende
voorval in de navolgende weken of
maanden in de vergetelheid geraakt, als
niet luchtmachtkapitein E.J. Smith op 4
juli van datzelfde jaar, notabene ander
halve week na Arnolds verbijsterende
waarnemingen, nagenoeg hetzelfde te
zien kreeg. Zowel hij als zijn beman
ningsleden zagen vanuit een vliegtuig
boven het Amerikaanse plaatsje Em-
mett ook negen in V-formatie vliegende,
bijna ronde bollen met een verdikking
erop.
Voor Kenneth Arnold, die na de 24ste
juni door velen toch voor een zonderlin
ge fantast werd aangezien, kon het toen
niet meer stuk. De Amerikaanse lucht
macht, die de beide meldingen grondig
zei te hebben onderzocht, kwam tot een
nuchter oordeel: luchtspiegelingen. De
luchtmacht was bovendien niet erg
scheutig met het verstrekken van infor
matie en laadde daardoor de verdenking
op zich bewijsmateriaal achter te hou
den. De werkelijkheid was echter dat de
luchtmacht niet al te veel aandacht aan
deze waarnemingen wilde besteden en
we zullen later zien waarom niet.
Ontzenuwd
In navolgende jaren repten duizenden
ooggetuigeverslagen van sigaar- of scho-
telvormige voorwerpen, lichtende, kleu
rige bollen en zelfs wezens die uit gelan
de vaartuigen waren gestapt om 'toeval
lige' voorbijgangers de stuipen op het
lijf te jagen.
Tijdens UFO-verschijningen bleken
auto's niet meer te willen starten en viel
in een aantal gevallen de energievoorzie
ning van hele wijken uit. In het laatste
geval betreft het meer serieuze voorval
len, maar het overgrote deel van de ver
halen kon betrekkelijk eenvoudig wor
den ontzenuwd als zijnde sterrenkundi
ge of atmosferische verschijnselen zoals
heldere sterren en planeten, heldere me
teoren ('vallende sterren'), grillig ge
vormde of onder een bepaalde hoek
door de zon verlichte wolkenformaties,
vliegtuigen, weer- en spionageballonnen
- of gewoon verzinsels.
Tot de categorie mensen die de kans
schoon zagen met 'ooggetuigeverslagen'
de kranten en de televisie te halen en die
met publicaties over hun verzinsels grof
geld dachten te kunnen verdienen, be
hoorde ook een bediende van een snack
bar in de buurt van de Californiscne
berg Palomar, waarop de grote Hale-te-
lescoop is gehuisvest. George Adamski
luidde zijn naam.
Hij begon met het aan de lopende
band fotograferen van 'vliegende scho
tels' als bewijs van het bestaan daarvan
en hij verkocht die foto's aan de hoogste
bieders. Daarnaast maakte hij in het be
gin van de jaren vijftig 'wereldkundig' al
jaren in contact te staan met buitenaard
se wezens en al diverse malen in hun
ruimteschepen toertochten te hebben
gemaakt naar de maan en de planeten.
Alsof dat nog niet genoeg was, zei
Adamski 'de bewijzen te hebben dat Je
zus Christus een boodschapper uit de
ruimte was en hij, Adamski, een profeet
van Jezus'.
Deze door Adamski uitgedokterde for
mule sprak het goedgelovige deel van de
wereldbevolking dermate aan dat de
ster van zijn roem als een komeet om
hoog schoot. Het ging hem financieel
dan ook dermate voor de wind dat zijn
voorbeeld al spoedig door minstens
even hevig op geld en roem beluste lie
den werd gevolgd. Allerlei spiritistische
en occult ogende UFO-genootschappen
rezen als paddestoelen uit de grond, met
aan het hoofd mensen die zich uit
hoofde van hun portemonnee uitgaven
voor afstammelingen van het eens zo
roemrijke Atlantis en van buitenaardse
Vuurvlieg
Er ontstond een cultuur waarvan de
leiders letterlijk alle mogelijke en onmo
gelijke verschijnselen bijeen graaiden
en die omvormden tot vaak kinderlijk
geformuleerde bewijzen voor het be
staan van buitenaardse beschavingen,
die de aarde regelmatig met een bezoek
vereerden.
Al deze hoogdravende en vaak
klinkklare nonsens heeft het verschijn
sel UFO in en merkwaardig daglicht ge
steld. Want laten we wel zijn: UFO's be
staan. Iedereen die een vliegend voor
werp ziet dat hij of zij niet kan thuis
brengen, is getuige van een UFO. Een
UFO kan van alles zijn.
Neem bijvoorbeeld de boer in de Ame
rikaanse staat Kansas, die na een drukke
zonovergoten werkdag, ergens in de ja
ren zestig, na zonsondergang tegen een
boom zit uit te puffen: "Tot mijn verba
zing zie ik ineens een lichtgevend voor
werp aan de hemel. Ik kon onmogelijk
schatten hoe groot het was, laat staan
hoe ver het van me vandaan was. Na en
kele seconden verplaatst het zich lang
zaam. Mijn eerste gedachte was een gro
te, lichtende cylinder op grote hoogte in
de dampkring. Totdat het stilhield ter
hoogte van een boomtak en het licht
verflauwde. Ik stond op en zag dat het
een soort vuurvlieg was die op die tak
was neergestreken, twee meter bij me
vandaan. Ik dacht werkelijk even dat ik
een UFO zag".
En dat zag hij ook. Voor hem was im
mers niet duidelijk wat hij in eerste in
stantie zag; dat bleek pas toen hij be
merkte dat het in feite maar een vuur
vliegje was. Op dat moment was het ver
schijnsel wèl geïdentificeerd en dus
geen UFO meer.
Maar stel nu eens dat er geen boomtak
in de nabijheid was geweest en die boer,
die de beste bedoelingen had, dus geen
enkel referentiepunt had gehad. Dan
was in de UFO-annalen een verhaal bij
gezet dat een boer, ergens in Kansas, ge
tuige was geweest van een grote lichtge
vende cylinder hoog in de dampkring.
Als het verhaal door deze of gene, om
wille van het spektakel, ook nog eens
lekker zou zijn aangedikt, dan is het
denkbaar dat wat in werkelijkheid een
vuurvliegje was, wereldkundig zou zijn
gemaakt als een reusachtig buitenaards
ruimteschip waarvoor hele horden boe
ren op de vlucht waren geslagen.
Van dergelijke volstrekt onbeduiden
de voorvalletjes bestaan duizenden,
vaak schromelijk overdreven en tot be
lachelijke proporties opgeblazen voor
beelden.
Vliegende schotels worden overigens
vaak vereenzelvigd met UFO's.
Vliegende schotels zijn echter als 'scho
tels' geïdentificeerd. Ze zouden dan ook
beter IFO's genoemd kunnen worden:
Identified Flying Objects.
Maar hoe zit het nou met die waarne
mingen van Kenneth Arnold en Eugene
Smith in juni en juli 1947? Zij zagen op
die voor hen zo onthutsende momenten
simpelweg UFO's: het vloog en ze kon
den het niet thuisbrengen. Uit later on
derzoek kwam naar voren dat Arnold en
Smith getuigen waren geweest van de
eerste geheime proefvluchten van een
nieuw type gevechtsvliegtuig, de RF-84
Thunderjet. Deze vliegtuigen hadden
een merkwaardige, flesvormige romp en
ook de vormen van hun vleugels en
staart weken sterk af van die van gang
bare typen. Vandaar dat de luchtmacht
niet zo happig was om al te veel medede
lingen over deze 'UFO's' te doen.
Waarnemingen van UFO's zijn slechts»
in twee categorieën in te delen: verzin- f
seis en rëele verschijnselen. En voor die*
inmiddels enorme stapel reële meldin- i
gen is bijna altijd een verklaring voor
handen. Wat rest is slechts een handje
vol gevallen die niet met de gangbare
verschijnselen (heldere planeten, meteo-
ren, enzovoort) verklaard kunnen wor
den. Dat zijn de interessante gevallen
voor een ufoloog. Overigens wil dat niet
zeggen dat ze nooit verklaard zullen
worden.
Er ligt aan UFO's niettemin een heel
belangrijke vraag ten grondslag, die
door tal van waarnemers bewust naar
voren werd gehaald om het schok-effect
op het publiek zo sterk mogelijk te ma
ken. zijn wij alleen in het heelal?
In tegenstelling tot wat Adamski in de
jaren vijftig tijdens zijn 'tochten' zei te
hebben gezien, is de aarde in ons plane
tenstelsel beslist de enige planeet waar
op zich leven heeft ontwikkeld zoals we
dat thans kennen. De metingen en fo
to's, overgeseind door camera-robots die
tot nu toe alle planeten behalve Neptu-
nus en Pluto bezochten, spreken daar
over duidelijke taal.
Lichtjaren
Anders is het natuurlijk met sterren,
buiten ons planetenstelsel. Dat kunnen
weer zonnen zijn van hele planetenstel
sels waar zich intelligent leven heeft ont
wikkeld. En sommige van die levensvor
men zouden zich, net als de mens op de
ze planeet, op zeker ogenblik met ruim
tevaart kunnen gaan bezig houden.
Hier duikt echter een probleem op: de
afstand. Onze verste ruimteschepen zijn
nog naast de deur als we hun afstanden
tot ons vergelijken met de afstanden tot
de sterren. Dat zijn afstanden van tien
tallen biljoenen kilometers, lichtjaren
dus.
Geen probleem, zeggen de voorstan
ders van buitenaards bezoek, die wezens
beheersen de tijd. En wat doen die we
zens hier dan op aarde? Ze schieten er
gens langs, ze worden soms wel gefoto
grafeerd maar dat zijn dan altijd vrese
lijk onduidelijke foto's, ze maken de
vreemdste capriolen met hun voertui
gen, ze doen transformatorhuisjes ex
ploderen. Af en toe laten ze ergens een
brandplek achter (waarom staat nie
mand er trouwens ooit bij stil waarom
wezens, die de tijd beheersen, brand-
plekken achterlaten?). Om kort te gaan:
de bezoeken van die 'wezens' zijn meest
al heel kortstondig en beperken zich bij
na altijd tot schrikreacties bij toevallige
ooggetuigen.
Is dat allemaal niet erg onlogisch?
Tientallen lichtjaren reizen om hier een
beetje bonje te schoppen; van een echt
serieuze ontmoeting (zoiets als in de film
'Close encounters of the third kind')
waarvan ook duidelijke onomstotelijke
bewijzen bestaan, is nooit sprake ge
weest.
Dat er een aantal onverklaarbare din
gen bestaan is niet te ontkennen. Maar
die zijn alleen verantwoord te ontzenu
wen door ze heel kritisch te benaderen.
Het antwoord op de vraag of we hier op
aarde af en toe de tekenen zien of mer
ken van beschavingen elders, moet op
de meest zorgvuldige wijze tot stand ko
men. Want het is begrijpelijk dat een be
vestigend antwoord, heel misschien in
de verre toekomst, ingrijpende gevolgen
voor onze beschaving zal hebben.
'40 jaar UFO's'. Auteur: Hans van Kampen.
Uitg. De Kern, Baarn.
Aart Pontier; stuur
Ruim 42 jaar nadat er een einde
kwam aan de verschrikkingen van
de Tweede Wereldoorlog, wordt
het stilzwijgen rond een grote
groep oorlogsslachtoffers
doorbroken. Er wordt in
Nederland een werkgroep van
ex-dwangarbeiders opgericht, die
niet alleen een
documentatiecentrum moet
inrichten, maar die ook wil
proberen te komen tot een
Europese organisatie van
voormalige dwangarbeiders.
Niet minder dan 500.000 Nederlanders
hebben in de oorlog dwangarbied moe
ten verrichten in Duitsland Ruim 5000
van hen hebben de ontberingen niet
doorstaan en zijn overleden. Degenen
die na de bevrijding terugkeerden wer
den vaak verkeerd begrepen en verwij
tend bekeken. Waarom hadden zij geen
gevolg gegeven aan de oproepen van het
verzet om onder te duiken? Waarom had
men het Duitse bevel opgevolgd om
Duitsers die naar het front van Hitiers
nazi-rijk waren gezonden te vervangen
in de oorlogsindustrie?
Geen keus
„Het is te gek voor woorden. Dwang
arbeiders hadden meestal geen keus.
Natuurlijk waren er mensen die kans za
gen om onder te duiken. Maar voor de
meesten van ons was dat niet mogelijk
Kijk eens hoeveel mensen er niet, zoals
ik, bij een razzia zijn gepakt en gedepor
teerd", reageert de in Winterswijk wo
nende ex-boekhandelaar Aart Pontier.
Hij is een van de 500.000 Nederlanders
die in Duitsland te werk werden gesteld.
Bijna twee jaar bracht hij door in het la
ger „Kinzig" in het Duitse Sterbfritz,
waar een zeepfabriek moest worden om
gebouwd tot metaalfabriek. Via de 'sla
venmarkt' in Frankfurt, waar aangevoer
de dwangarbeiders werden verdeeld,
kwam hij daar terecht. „Wij hadden ge
luk dat we in een klein Lager in een klei
ne gemeenschap terecht kwamen. Het
eten was niet best, maar we konden er
op leven. Maar als je hoort hoe de men
sen hebben geleden die in grote steden
als Essen, Dresden en bijvoorbeeld in
Rusland moesten werken, verschrikke
lijk was dat".
Voor Aart Pontier is de dwangarbei-
dersperiode de laatste tijd weer tot leven
gekomen. Jarenlang is er nauwelijks
over gepraat. „Zelf heb ik daar nooit eni
ge aandacht aan besteed. Bij terugkomst
heb ik wel eens wat verwijten gehoord,
maar daaraan ben ik schouderophalend
voorbijgegaan. Het leek toen direct na
de oorlog immers wel of iedereen in het
verzet had gezeten".
Over de dwangarbeiders en hoe dezen
hebben geleden is maar weinig geschre
ven in het verleden. Naast een twintig
jaar oud proefschrift van een zekere dr.
Seijes was er niets, totdat kort geleden
het boekje .Eindstation Haltern' ver
scheen. De man achter dit boek is Peter
Versteijne.
„De meesten die in Duitsland hebben
gewerkt, wilden dat- maar zo snel moge
lijk vergeten. Sinds kort is dat veran
derd", vertelt Portier
Oproep
De oorzaak van deze verandering is
gelegen in het Duitse Bückeburg. De
daar wonende pedagoog Gustav Bege-
mann deed in een aantal Nederlandse
kranten een oproep aan ex-dwangarbei
ders om eens naar Bückeburg te komen
om te praten met Duitsers. Zo'n twintig
ex-dwangarbeiders gingen in op deze
oproep. Aart Pontier was een van hen.
„We hebben daar heel goede gesprekken
gehad. Zelfs met een ex-SS'er die zijn
verhaal wilde doen. Een verhaal dat hij
bij zijn Duitse tijdgenoten nog steeds
niet kwijt kan. Maar we hebben ook ge
sproken met scholieren, en erg ontroe
rend was een treffen met een burge
meester van een kleine gemeente in de
omgeving".
Verder werden gesprekken gevoerd
met vertegenwoordigers van politieke
partijen en met twee Oostberlijnse pre
dikanten „Daar heb ik ook gezien hoe
sommige ex-dwangarbeiders nog altijd
leven met frustraties uit de oorlogstijd.
Dat velen daar zelfs hun gezondheid aan
hebben moeten geven. Vandaar ook dat
het belangrijk is deze vergeten groep nu
uit het grote stilzwijgen te halen. We zul
len duidelijk moeten maken wat er in
die tijd is gebeurd. Nu kan het nog. Het
wordt echter de hoogste tijd, want we
zijn allemaal al op jaren", meent Pontier.
Het zesdaagse bezoek aan Duitsland
van de groep dwangarbeiders, bedoeld
om contacten te leggen, om een brug te
slaan tussen Nederlanders en Duitsers,
heeft meer gevolgen gehad De ex-
dwangarbeiders besloten een werk
groep in het leven te roepen met meer
dere opdrachten. De eerste is het verza
melen van documentatie en dit onder te
brengen in een centrum. Daarbij krijgt
men zelfs de hulp van de Duitse over
heid. In Bückeburg mogen werkloze
academici worden ingezet om het mate
riaal te rangschikken en op te tekenen.
Maar al meteen bleek dat in Duitsland in
de oorlog maar liefst 7 miljoen dwargar-
beiders hebben gewerkt. „Het is van
groot belang om nu contacten te leggen
met de dwangarbeiders in andere Euro
pese landen. Er waren veel Polen, Fran
sen en Belgen. Maar vooral ook veel
Russen, die zeer hebben geleden. Wat
we willen is een Europees contactorgaan
van dwangarbeiders".
Seminar
Pontier is een van de mensen die dit
op touw gaan zetten. „We worden daar
bij erg geholpen door Gustav Bege-
mann. Voor het eind van deze maand
heeft deze een seminar georganiseerd
voor Poolse dwangarbeiders. Daar zijn
ook enkele van onze mensen bij. Dan
volgen, waarschijnlijk nog dit jaar, de
Fransen. En er worden ook pogingen ge
daan contacten te leggen met Russische
ex-dwangarbeiders"
Pontier vertelt dat de op te richten
werkgroep van ex-dwangarbeiders me
de zal proberen een vergoeding los te
krijgen voor mensen die door hun
dwangarbeid ziek zijn geworden of een
ongeval hebben gehad. „Daaraan is in
Nederland nog nooit iets gedaan. Het
wordt tijd".
Hij doet ëen beroep op alle dwangar
beiders uit de Tweede Wereldoorlog om
documenten, eventueel kopieën daar
van, of gewoon hun verhaal op papier te
zetten en het hem toe te zenden en ver
dere informatie door te geven. „We heb
ben al veel te lang gezwegen. De ge
schiedenis mag niet worden vergeten",
besluit hij zijn relaas. (GPD).
Geïnteresseerden kunnen zich wenden tot
Aart Pontier, Jasmijnlaan 71, Winterswijk
(telefoon 05430-17039).
me verhalen en documenten toe.