ZATERDAG 16 MEI 1987 Vorige week zaterdag werd het nieuwe winkelcentrum de Stevensbloem in Leidens laatste stadsuitbreiding De Stevenshof officieel geopend. De Stevensbloem oogt volgens de bouwers zeer 'klantvriendelijk', en daarmee is de klok weer enigszins teruggezet naar het jaar 1958, toen het eerste echte winkelcentrum in Leiden-zuidwest voor het publiek werd geopend. Anders dan de overdekte Kopermolen in de Merenwijk en het tussentijds gedeeltelijk overkapte Diamantplein in de Mors had 'Zuid-West' een open karakter. Wat er zoal kwam kijken bij de bouw van vier Leidse winkelcentra. door Paul de Tombe Er lijkt sprake van een vicieuze cir kel. Bijna dertig jaar geleden werd in Leiden het eerste echte winkel centrum geopend. Aan het Vijf Mei/ Bevrijdingsplein (bouwjaar 1958) in Zuid-West was het buurtzaakje op de hoek daar voorgoed verleden tijd. Overgewaaid uit de VS vond daar de eerste concentratie van win kels plaats. Onoverdekt, met een 'open' karakter en inspelend op de wensen van de consument. Sindsdien zijn er in Leiden nog drie 'grotere' winkelcentra bij gekomen: de overdekte Kopermolen, het tussentijds gedeeltelijk overkapte Diamantplein en ten slotte de Stevensbloem, die 'open' is. Op het eerste gezicht lijkt er geen en kele lijn in de bouw te ontdekken-en de genoemde winkelcentra laten zich ook moeilijk vergelijken. Maar er is wel de gelijk sprake van een soort rode draad. Althans, volgens ambtenaar Halfwerk van de afdeling ruimtelijke ordening ge meente Leiden. „De teneur is nog steeds dat winkelcentra naar binnen gekeerd, dus overdekt zijn", zegt hij. „Stevens bloem doorbreekt die trend". Andere guldens „In feite zijn we daar teruggegaan naar af, met 'oude' winkelstraatjes", betoogt ook architect Ganev. Hij ontwierp eer der de Kopermolen, aan het eind van de jaren zestig één van de eerste overdekte winkelcentra. Hij kan dus vergelijken en deze Bulgaar van origine doet dat op zijn eigen wijze. Samen met een aantal ande re betrokkenen gaat hij verderop in dit artikel op zoek naar de filosofie achter de vormgeving van de centra, die steeds mooier, luxueuzer en vooral steeds duurder worden. De stichtingskosten van het vorige week geopende winkelcentrum Ste vensbloem in de Stevenshof bedroegen maar liefst 19,2 miljoen gulden. Daar mee is het verreweg het duurste van de vier. „Maar vroeger waren het natuurlijk andere guldens", stelt Dick Juffermans, winkelier op het in 1968 gebouwde en in 1983 gereconstrueerde Diamantplein realistisch vast. „Daar is heel wat inflatie overheen gegaan". „Bovendien is in Stevensbloem spra- combinatie wonen, werken, winkelen. Trek de kosten ningen en de kantoorlagen eraf en je houdt veel minder over brengt ad junct-directeur Kapaan van bouwer Noorlander Beheer Nederland NV als nadere nuance aan. „En kijk je dan ook nog naar de constructie, de architectuur en de materiaalkeuze, dan is het echt niet zo'n bijzonder hoog bedrag". Het is niet zomaar een verkooppraatje van een project-ontwikkelaar, want dat is niet meer nodig. De Stevensbloem hoeft niet meer aan de man te worden gebracht. Een belegger was redelijk snel gevonden (Philips Pensioenfondsen) en de huurders en de winkeliers stonden in de rij voor de 97 woningen en de 26 win kels. Perfect „We hebben moeten selecteren uit een hele lijst gegadigden", zegt Cees de Mooy van de afdeling economische za ken op het Leidse stadhuis. „Die belang stelling geeft al aan dat het ook bij de winkels om normale huurprijzen gaat", vult zijn collega Halfwerk van ruimtelij ke ordening aan. „Ik denk met dat die erg veel verschillen met de prijzen in de andere centra". Interieur Kopermolen: fantastisch rendement, maar 'dood' buiten de win keluren. Het wordt bevestigd door Kees Klerks, die met enkele van zijn s tien slijterijen in drie van de vier centra is gevestigd. „De exploitatiekosten zijn overal ongeveer gelijk. Stevensbloem is niet extra duur", aldus Klerks. Wel heeft hij enige praktische beden kingen („het is te snel neergezet, er wo- i pas 4000 mensen in de Stevenshof daar kun je niet van leven"), i r het nieuwe centrum zelf is hij vol lof. „Op zich is het heel mooi. Perfect bijna". Dat vindt ook stedebouwer Halfwerk. „Ik vind dat de Stevensbloem er goed is uit gekomen", looft hij de uitvoering v het ontwerp. Het centrum in de Stevens hof voldoet dan ook aan alle van gemeentewege waren gesteld. Het moest een wijkwinkelcentrum worden, met woningen, waar het ook buiten de winkeluren goed toeven is. Het moest passen in de omgeving en 'zo functio neel en zo aantrekkelijk mogelijk zijn'. Wat dat betreft was er geleerd verleden. Terugblikkend ziet ambtenaar Halfwerk een 'slingerbeweging' in de vormgeving van de Leidse winkelcen tra. „Het Vijf Mei/Bevrijdingsplein is echt naar buiten gekeerd, met winkels aan de straat die ook in het weekeinde aantrekkelijk zijn. Eén van de proble men daar is de langgerektheid. De Ko permolen is naar binnen gekeerd. Over dekt, droog en warm, maar minder aan trekkelijk aan de buitenkant. Het Dia mantplein was open net als het Bevrij dingsplein, maar is na de reconstructie een mixture geworden". „Voor de bouw van de Stevensbloem is er een uitgebreide discussie geweest of het centrum naar buiten of naar bin nen gekeerd moest zijn, dus open of overdekt. De algemene teneur is nog steeds 'naar binnen' gekeerd. Dat willen de verkoopkrachten en de consumen ten. Omdat de besteding groter is in een naar binnen gekeerd centrum en omdat de consument binnen wil lopen. Droog en behaaglijk, zoals in de Kopermolen" „Maar", zegt hij, „dat heeft als nadeel dat zo'n centrum in een weekeinde een dood gebeuren is. Daar ga je niet voor de gezelligheid naartoe, hebben we ook van de Kopermolen geleerd. Als stedebou wer vond ik dat de Stevensbloem ten minste voor de helft 'open' moest zijn en dat is het geheel geworden. Terwijl er toch zoveel mogelijk beschutting is door de luifelconstructie. Gezien de algemene trend is dat een doorbreking, maar het geheel is er goed uit gekomen. De archi tect is dan ook doorlopend bij de uitvoe ring betrokken geweest. Meer dan bij de Kopermolen". Plat koekje Diamantplein: in later stadium gedeeltelijk overkapt. Van het ontwerp van dat centrum aan het eind van de jaren zestig (de Koper- molen van bouwer/belegger Van de Vorm ging in 1970 officieel open) zegt architect Ganev dan ook veel te hebben opgestoken. „Daar ben ik niet zo tevre den mee", aldus de Bulgaar die al twin tig jaar in Nederland woont en werkt. „Mijn idee met de Kopermolen was een soort schakel te maken tussen winkelen, sport en cultuur, zoals daar oorspronke lijk was gepland. Maar die twee laatste zaken werden eruit gelicht, waardoor er een winkelcentrum als een plat koekje is overgebleven. Uiterlijk niet erg mooi, maar het merkwaardige is dat het rende ment fantastisch is. Dat komt omdat het binnen heel overzichtelijk is. Je hoeft er niet te denken en te zoeken om de weg te vinden. De loop is heel simpel en dat is de grote kracht van de Kopermolen". De minder aantrekkelijke kant stimu leerde hem bij het 'mensvriendelijke' ontwerp van Stevensbloem. „De Koper molen is aan de buitenkant vrij onvrien delijk, misschien omdat die stijl z'n tijd vooruit was", zegt hij over één van zijn eerste projecten als architect. „En de tijd ontwerpt een gebouw", legt hij uit. „De tijd en de opdrachtgever, maar er werken ook andere krachten. Politieke, economische, financiële. On zichtbare krachten waarmee je rekening moet houden en de kunst als ontwerper is om die gedachten op te pakken. Het is nooit één factor die iets bepaalt. Je kunt niet zeggen dat één persoon de mini-mo de heeft uitgevonden. Dat kwam mede door de ontwikkeling van de panties en een revolutie die die mode geaccepteerd maakte". Onzichtbaar „Zo is het ook in de architectuur. Het open landschap-kantoor kwam er door het democratiseringsproces. Dat is on zichtbaar, maar je moet er wel rekening mee houden. Naast andere, concrete dingen. Je krijgt een programma van ei sen en wensen, je ontwerpt en de op drachtgever wijzigt, de welstandscom missie wijzigt, de brandweer wijzigt, de belegger wijzigt. De beste architect is volgens mij degene die na al die wijzi ging het meest van zijn oorspronkelijke ontwerp overhoudt". In de Merenwijk lukte dat minder. „Misschien had ik geen ervaring genoeg. De Kopermolen vond ik.stedebouwkun- dig niet zo'n beste oplossing, die is in zichzelf gekeerd. Al zet je dat centrum midden in een park, dan nog zal het dat blijven", zegt hij. „Maar het was wel een van de eerste overdekte concentraties van winkels die er kwam in een tijd van comfort en overconsumptie, die ook mocht. Daarom liep het zo goed". De Kopermolen loopt trouwens nog steeds goed. De 43 ondernemers (32 bin nen, 11 buiten) zijn niet ontevreden, zegt voorzitter Van Kan van de winkeliers vereniging. „Er is ook weinig verloop en er is een wachtlijst". De huur is relatief laag, geeft hij prijs zonder exacte cijfers te noemen. „Maar ik denk dat het met Leiderdorp een stuk in ons voordeel scheelt". In de Kopermolen is in 1985 een nieu we vloer gelegd („dezelfde als in Hoog Catharijne in Utrecht") en de winkeliers hebben na 17 jaar nog wel een aantal wensen. Uitbreiding van het aantal par keerplaatsen uiteraard, maar ook uit breiding van de 7000 vierkante meter winkelruimte. „Het centrum is wat klein voor de wijk. We willen graag groter Foto onder: open, maar toch beschutting door luifelcon structie. worden en er zijn ook plannen in die richting, al zijn die nog niet uitgewerkt. Bovendien willen we volgend jaar in overleg met de huisbaas de buitenkant verfraaien. Meer passend bij de omge ving". Duurzaam Veel last van de minder aantrekkelijke buitenkant ondervinden de winkeliers overigens niet. „Dat we overdekt zijn be valt uitstekend. En de bouwer/belegger zweert nog steeds bij overdekte winkel centra. De Kopermolen is ook niet te vergelijken met de Stevensbloem. Ieder winkelcentrum heeft z'n eigen charme". In die trant laat ook voorzitter De Wit van de winkeliersvereniging De Luifel- baan (Zuid-West) zich uit. „De Stevens bloem is een totaal ander winkelcen trum. Dat is voor de dagelijkse levensbe hoeften en wij hebben veertig winkels waar je niet alleen de dagelijkse, maar ook de duurzame boodschappen kan doen". Op het Vijf Mei/Bevrijdingsplein, ge bouwd door Panagro in opdracht van Nationaal Grondbezit, zijn veel winkels in particulier bezit overgegaan. Na bijna dertig jaar is het centrum volgens De Wit aan een opknapbeurt toe. Vooral nu het een wijk met 30.000 mensen bedient. „In het begin zaten we hier voor een giganti sche huur, toen was het moeilijk, net als in de jaren '82- '83. In die tijd is er wel enig verloop geweest, maar de laatste ja ren niet meer. We hebben ook een heel gezellig centrum". Van concurrentie van de Stevens bloem zegt De Wit weinig te merken. „Er zijn veel mensen uit Zuid-West verhuisd naar de Stevenshof, maar die blijven toch hier komen. Ze weten de weg hier, hebben hun vaste winkel waar de win kelier de klant kent. Die binding is be langrijk". Hoewel hij stelt dat niet het uiterlijk maar het aantal winkels het koopgedrag bepaalt ("zie Leidsenhage, waar je uit je hemd waait maar waar wel duizend mensen lopen"), zou zijn vereniging het winkelcentrum in Zuid-West wat lichter en luchtiger willen hebben. „Men wil leefbaarheid en frisse lucht. Dat zie je in nieuwe centra. Ik vermoed dat dat de trend is van de laatste jaren". Maar die luchtigheid moet wel gecontroleerd kunnen worden. Met een betere beïn vloeding van het klimaat door grotere luifels en wat tochtschermen, zoals één van de leden zegt. „Daar zijn wel plan nen voor, maar omdat veel winkels in particulier bezit zijn, is het moeilijk de winkeliers op één lijn te krijgen". Neuzen Dat lukte wel op het Diamantplein in de Mors. In 1968 werden er tien winkels gebouwd (bouwer/belegger Ennia) en de 21 vestigingen, waaronder 17 winkels op een oppervlakte van 2200 vierkante me ter, werden in 1983 gedeeltelijk over kapt. Voorzitter Juffermans van de win keliersvereniging ziet weer een andere trend. „De consument wil tegenwoordig recreatief winkelen. Hij komt niet alleen meer voor een kilo runderlappen en een krop sla, maar wil neuzen in de centrum winkels. Beschermd tegen het weer". De gedeeltelijke overkapping waartoe als gevolg van die filosofie werd overge gaan, noemt hij zeer geslaagd. „Vóór die ingreep hadden we 54 procent dekking in de wijk, nu is dat percentage gestegen naar 74". Ook op het Diamantplein is het verloop van winkeliers gering („alleen de slechte ondernemers vallen af, de meesten kunnen het redelijk goed red den") en volgens Juffermans zal de ope ning van Stevensbloem daarop maar weinig invloed uitoefenen. „Het stabili seert zich, al moet je natuurlijk wel at tent blijven. Er is tenslotte geen onvoor spelbaarder gedrag dan dat van de con sument. Wie inslaapt wordt afgestraft, we moeten aantrekkelijk blijven voor de wijk en de vijf P's van de marketing con stant in de gaten houden. Prijs, Produkt, Promotie, Personeel en Plaats van vesti ging zijn bepalend". Op de vraag of die 'plaats' nu voldoet, antwoordt Juffermans: "Ja en nee. We hikken nog tegen de buitenkant aan, want het is een fabrieksachtig complex met blinde muren. Maar noch de ge meente noch de belegger wil er iets aan doen. We zouden graag een omheind ge deelte willen dat vrolijker oogt. Een an dere ingang ook. Die komt er wel, maar niet zoals we zouden willen. En de vloer bevalt ons niet. Maar we doen er alles aan om de zaak aantrekkelijk te hou den". Het is nodig vanwege de concurrentie van de nabijgelegen Stevensbloem. „El ke vorm van detailhandel in de buurt is een concurrent",, stelt Juffermans rea listisch. „Want een gulden kun je maar één keer uitgeven. En de Stevensbloem is erg mooi. Over de miljoenen die het gekost heeft, hoef je niet wakker te lig gen, die investering komt er altijd uit voor de belegger. En voor de winkelier kun je dat bij wijze van spreken op de rand van de krant uitrekenen. De eerste drie, vier jaar zal het hem geen sluitende exploitatie opleveren, hij moet dus een lange adem hebben". Lang armoe Dat wordt beseft. Kees Klerks: „In de Stevenshof wonen nog veel te weinig mensen, maar met dat gegeven tob je met elk nieuw centrum in elke nieuwe wijk. Zuid-West werd gebouwd in de rimboe, dat is lang armoe geweest. In de Kopermolen was dat minder omdat er al meer huizen stonden; in de Stevens bloem zal het in het begin weer moeilijk worden. Hoe mooi het ook is, dat heeft niets te maken met een trend. Trouwens, is die er? Het z(jn mode-ontwikkelingen, maar tenslotte komt het allemaal op het zelfde neer. Het zijn koopcentra voor een wijk, waar de winkeliers het van moeten hebben". Vijf Meiplein: alles aan de straatkant heel. daarom een langgerekt ge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 27