Pal voor het 'schoenendoos-model' Freud en Mahler Denkwijzer Akoesticus ir. Victor Peutz: 'Je moet weten waarom iets goed klinkt' Ik Onze taal ZATERDAG 16 MEI 1987 EXTRA PAGINA 25 Er zijn in de wereld maar een paar honderd mensen die zich bezig houden met zaalakoestiek. Zij goochelen met vormen van plafonds, wanden en vloeren, berekenen nagalmtijden, reflecties en absorpties van geluiden. Een van hen is de akoesticus en audioloog ir. V.M.A. Peutz uit Nijmegen, die verantwoordelijk is voor het geluid in de nieuwe concertzaal voor het Residentie Orkest in Den Haag. Akoestici zijn een apart slag men sen. Ze hebben een roeping. Ze vechten dikwijls tegen de bierkaai, want hun arbeid is niet zelden een sluitpost op de begroting. Het ont werp van de architect is heilig. Men haalt er dan wel zo'n lastpost bij, maar die mag alleen met kunst en vliegwerk ervoor zorgen dat de zaal niet al te beroerd klinkt. door Paul Bollen De bouwgeschiedenis heeft al heel wat akoestische misbaksels opgeleverd, vooral sinds men is gaan experimente ren met rond gebouwde zalen, waarbij het eenvoudige, klassieke model van de schoenendoos werd verlaten. Akoes tisch adviseur ir. V.M.A. Peutz uit Nij megen zul je zo'n hard oordeel overigens niet horen vellen. Mislukkingen weet hij altijd nog met de mantel der liefde te be dekken. Hij gelooft niet in een geheime formule, maar des te meer in de bewezen akoestische veiligheid van de oervorm waaraan topzalen als de Musikverein in Wenen, het Concertgebouw in Amster dam en de Symphony Hall in Boston hun legendarische akoestiek te danken hebben. Eigenlijk is het dus zo: je kunt met Peutz alle kanten op, zolang het maar een 'schoenendoos-model' blijft. Onverbiddelijk „Alsof ik me als een Dotentaat gedra gen heb om mijn zin te krijgen", sputtert hij tegen wanneer we spreken over de verhalen rond de voorbereidingen voor de nieuwe concertzaal in Den Haagr Is het dan niet waar dat hij meteen zou hebben laten weten elke medewerking te weigeren als niet van meet af aan vast stond dat de zaal de vorm zou krijgen van een schoenendoos? En heeft hij ook niet direct de verantwoordelijkheid voor de materiaalkeus opgeëist? „Och, waarom nou toch al die sensa tie? Het is gewoon zo geweest dat het Residentie Orkest zelf ook wilde dat er alles aan gedaan zou worden om een goede akoestiek te krijgen." Voor die eis moest inderdaad alles wij ken bij het Haagse orkest. Architect D. van Mourik (hij had nog nooit een con certzaal gebouwd) heeft daarmee van het begin af moeten werken. Het orkest heeft niet voor niets zelf het initiatief ge nomen tot de bouw van de nieuwe zaal. De musici hebben vele jaren moeten spelen in de 'zwembad-akoestiek' van het Congresgebouw waardoor ze ver vreemd raakten van hun eigen klankcul tuur. Peutz: „Kijk, er zijn bepaalde wensen die ik uitspreek. En dan ga ik toch bij voorbaat uit van het traditionele schoe nendoosmodel, om zuiver akoestische redenen. En als dat niet kan, heb ik toch nog bepaalde andere wensen. Ja, wan neer zeg ik nu: heren, zoek het maar uit, ik zie het niet meer zitten? Dat is een heel moeilijk punt". Kernfysica Ir. V.M.A. Peutz (60) studeerde natuur kunde („en nog wel kernfysica, wat te genwoordig een beladen woord is')' maar ook quantum-mechanica en golf- mechanica, eerst in Delft, later in Parijs. Hij woonde daar in La Maison Néerlan- daise, waar ook veel muziekstudenten zaten. Sommigen studeerden bij Jac ques Thibaut, de violist, of bij Margueri te Long, de pianiste. „Ik was daar dus een beetje een vreemde eend in de bijt als student in een exacte wetenschap. Ik ging zelf ook veel naar concerten en we praatten er met elkaar over. Vanzelf kwam dan de vraag: waarom klinkt het hier niet goed en waarom daar wel?" „Die kwestie hield mij steeds meer be zig en toen ik in Nederland terugkwam kon ik aan de TH in Delft bij de afdeling Akoestiek hoofdassistent worden. Daar bij kreeg ik ook wat ervaring in de sub jectieve akoestiek, zeg maar de gehoor leer of audiologie, en ik heb toen nog een tijd audiologie gedaan in Utrecht en akoestiek in Delft. Ik ben dus ook audio loog, vandaar mijn speciale interesse voor de verstaanbaarheid: hoe hoor je?" „Maar ik ben toch in de eerste plaats natuurkundige en akoesticus. Daar komt bij dat ik de zoon van een architect ben. Mijn vader was ook in akoestiek geïnteresseerd, ik sprak er dikwijls met hem over en toen hij in Heerlen de schouwburg bouwde heb ik voor hem de akoestische adviezen gedaan". „Op het gebied van de zaal-akoestiek zullen in de wereld maar een paar hon derd rhensen bezig zijn. We kennen el kaar ook bijna allemaal. Japanners, Amerikanen, Fransen, Duitsers, Engel sen. We spreken elkaar vrij dikwijls, en op voet van jij en jou". Echootje Is het juist voor een akoesticus niet een voorwaarde dat hij een beetje sa menhangend, dus niet altijd scheidend naar muziek luistert? „Het is natuurlijk allebei nodig. Ik heb collega's die abso luut niet muzikaal zijn, maar die kunnen heel goed adviseren, bijvoorbeeld voor een spreekruimte. Alleen, wanneer je bij de muziek komt dan merk je toch wel dat ze te veel regeltjes-uitvoerders wor den. Je moet wéten wat het is, muziek. Je moet weten watje moet horen en wat goed klinkt en waaróm het goed klinkt. Anders krijg je bijvoorbeeld de situatie - wanneer beginners in het vak ergens in een zaal een echootje horen - dat meteen Leiden in last is, dan deugt die zaal niet." „Maar als je nou de allergrootste zalen in de wereld neemt, daar zitten toch overal echootjes in. Ik heb eens een cur sus gegeven over luisteren naar de akoestiek van zalen, en dan waren er ook van die 'pas-komers' die dan alles horen. Die plaats is slecht, zeggen ze dan. Ik ben er gaan zitten en ik hoorde ook dat echootje. Goed je hoort wel eens meer wat. Ik kwam in gesprek met een me neer naast me. Het was een oude Am sterdammer, een heel gewone man. Ik zeg, waarom zit u hierIk vertelde hem dat ik daar zat om te luisteren naar de akoestiek. En toen zei hij: 'U hebt het goed gekozen, dit is de beste plaats, ik zit hier al dertig jaar, dit is de beste plaats van de hele zaal". Akoestisch adviesbureau Peutz As sociés B.V. (70 medewerkers) houdt zich ook bezig met lawaaibeheersing en bouwfysica. Er zijn vestigingen in Ne derland, Frankrijk, Duitsland en België. Adviezen voor de beheersing van vlieg tuiglawaai brachten de firma tot in Sin gapore, Istanboel, Athene, Düsseldorf, en houden haar al jaren bezig op Schip hol. Victor Peutz is zelf het meest geïnte resseerd in zaalakoestiek. Hij was be trokken bij de bouw of verbouwing van schouwburgen en concertzalen ver spreid over het hele land, en verder in Frankrijk, Joegoslavië en Iran. Hij heeft meegewerkt aan de opstelling van de akoestische eisen voor de nieuwe Opéra- Bastille in Parijs en is betrokken bij de verbouwing van het Concertgebouw in Amsterdam. Oor Wat Peutz intussen ook erg bezig houdt is de werking van het menselijke oor, vooral de manier waarop het oor een teveel aan luidheid kan wegdrukken. Daaruit zijn waarschijnlijk ook voor de praktijk belangrijke conclusies te trek ken. Het oor heeft een bijna perfect werkende automatische volumecontro le. Dat is ook wel nodig, want het zacht ste geluid dat in je oren valt en het hard ste (op de pijngrens) vertegenwoordigen een energieverschil dat vergelijkbaar is met dat tussen een lampje van 100 Watt en 1000 elektriciteitscentrales. Dat we in staat zijn dat reusachtige vo- lumegebied te overbruggen is ook van groot belang voor het luisteren naar mu ziek, zeker ook popmuziek. Dat heeft consequenties voor de sturing van de akoestiek in bijvoorbeeld popzalen, waarmee Peutz zich ook bezig houdt. In de Rotterdamse Ahoy-hal zat hij met een zaalvolume van 100.000 kubieke meter, in jargon een soort 'kathedraal-pro bleem'. Dat kon alleen maar opgelost worden met een elektrische geluidsin stallatie. Het is Peutz' stellige overtuiging „dat we vroeg of laat, waarschijnlijk laat, in staat zullen zijn om met elektronische middelen een zaal zo te maken dat noch de musici noch de mensen in de gaten hebben dat de weergave elektro-akoes- tisch gestuurd is." Ook in de grote Parijse poptent Le Ze nith, waar zo'n 4000 mensen in kunnen, heeft Peutz zijn akoestische aandeel ge had. De tent is gemaakt van zeildoek en was bedoeld als een tijdelijke voorzie ning, gesitueerd vlak bij de grote ring weg. Maar hij staat er nog steeds en is wereldberoemd. Inmiddels heeft Peutz nog twee poptenten in Frankrijk onder handen, een in Montpellier (staat er al) en een in Marseille (is bijna klaar). „Er zijn architecten, en niet weinig. Ir. Victor Peutz in een z.g. galmkamer: "De Doelen zou wat tintelender, wat briljanter mogen zijn". (foto GPD) die vinden het minstens zo belangrijk dat een zaal er goed uitziet. De architect met wie ik die moeilijkheden had in Frankrijk zei: als het architectonisch mooi is klinkt het ook goed. En als ik dan vraag wat hij vindt van de zalen die bekend zijn als akoestisch héél geslaagd, dan zegt hij: die zien er ook niet mooi uit". Rond In de Berlijnse Philharmonie heeft ar chitect Scharoun als een der eersten de zaal helemaal rondom het orkest ge bouwd, vanwege het visuele contact. Peutz: „Men heeft daar verschil van me ning over, ik heb er ook geluisterd. Ik vind die zaal niet slecht, niet goed. Ik zelf had waarschijnlijk geweigerd daar aan mee te werken. Akoestisch gezien is er een beetje een kans verloren gegaan". „In het algemeen geldt voor zalen die in de breedte gebouwd zijn, dat de ruim te waarin het orkest speelt niet conse quent voortgezet wordt in de zaal. Als ik daar de wanden laat wijken als in een trapezium, dan neemt mijn geluidsni veau af, alsmede het galmniveau in de zaal doordat hij wijder wordt, en dan krijg ik minder reflecties omdat de wan den te ver uiteen liggen. Dat weet ieder een en dat is ook precies te meten, daar zijn formules voor. In zo'n geval moeten we ons afvragen: hebben we dan nog een concertzaal? Het kan wel een mooie congreszaal zijn". En Vredenburg in Utrecht (architect Herzberg, adviseur De Lange)? „Het is wel een mooie zaal, een knap stuk werk. Hij heeft alleen het bezwaar van al deze rondom-zalen. Als je ver van de musici af zit is-ie rommelig, zeg maar zwak. Zit je heel dichtbij, dan maakt-ie een droge indruk. En dan heb je een zone ertusse nin waar ik dan graag ga zitten, en daar klinkt-ie dan meestal erg goed". "En dan kom je bij die hele variabele akoestiek terecht die we ook in de nieu we concertzaal van Enschede maken. Er zal ook popmuziek gespeeld worden en die moet een kortere galm hebben". De theater-concertzaal De Lawei in Drachten heeft ook een variabele akoes tiek. "Daar hebben we dus die orkestka mer in gemaakt die je kunt opbouwen en weer weghalen. Maar de vorm van de zaal is toch betrekkelijk eenvoudig. De rechthoekige vorm van de orkestkamer zet zich voort in de zaal, gewoon recht door, met een beetje diffusie erop (ver strooiing van geluid, met name door een grillig gevormd oppervlak van de wan den - PB). Het is in feite toch weer een beetje een schoenendoos. Ja, mijn pla fond loopt wat op, maar de zaal loopt ook op en het geluid trekt zich niks aan van de zwaartekracht. Ik heb zelfs zalen gedaan die deze vorm hebben (tekent een langwerpige zeshoek)". Dat lijkt een beetje op De Doelen in Rotterdam, ook van De Lange. „De Doe len is een goede zaal hoor. Kijk, ik vind natuurlijk het Concertgebouw mooier. De Doelen zou wat tintelender, wat bril janter mogen zijn, maar het is een goeie zaal. Alleen als ik helemaal achterin zit is-ie te zacht, te zwak. Maar als ik in die grote bak zit klinkt hij goed". Klankkaatsers "En New York, die zaal in het Lincoln Center, dat is een beetje een drama ge weest, zo'n jaar of twintig geleden. Het idee van die klankkaatsers was goed, maar de plafonds waren er helemaal mee volgehangen. Onbegrijpelijk dat een groot akoesticus als Beranek niet in de gaten heeft gehad dat klankkaatsers gauw te klein zijn, dat de lage tonen er omheen spoelen; alleen de hoge tonen worden erdoor weerkaatst. Zo krijg je dus door dat plafond een heel andere ba lans, en het plafond is in de zaal je be langrijkste oppervlak. Enfin, de zaal moest helemaal uitgebroken worden en toen heeft Cyril Harris er toch maar een schoenendoosmodel van gemaakt". „Wie er met klankkaatsers begonnen is? Ik geloof dat het Lothar Cremer was; eerst in de Herkules-zaal in München, la ter in de Berlijnse Philharmonie. Die kaatsers worden ook dikwijls later weer weggehaald, zo ook in De Doelen in Rot terdam, tegen de zin van De Lange trou- Genoemde akoesticus professor P. de Lange van de T.H. in Eindhoven heeft ook geadviseerd in de Oosterpoort in Groningen, een in de breedte gebouwde zaal voor 1500 man die niet zonder pro blemen is. Na zijn perikelen met het Am sterdamse Muziektheater, waar hij bij voorbaat vastzat aan de ronde hoofd vorm, verklaarde hij dat die vorm ook volgens akoestische inzichten achter haald is. Hij is nu adviseur voor het nieu we Danstheater (architect Koolhaas), on der één dak met de nieuwe concertzaal in Den Haag. Beide moeten op 9 septem ber klaar zijn voor de officiële opening. Peutz: „Toch kunnen klankkaatsers heel goed werken wanneer je eenmaal aan een ronde zaal vast zit. Wat Beranek in New York heeft willen bereiken heeft onze collega Marshall in Christchurch gerealiseerd. En met groot succes, want het is een goeie zaal geworden". In Den Haag zijn de problemen met de dakconstructie van de Dr. Anton Phi- lipszaal hem nogal opgebroken. "Ja, on ze eerste proeven kunnen we nu pas be gin juni houden. We werken natuurlijk al wel met een schaalmodel in ons labo ratorium. De nagalmtijd? Ik zit nu op 2,2 seconden, het kan 2,3 worden, maar ook 2,1 (ter vergelijking: de Musikverein in Wenen heeft bijna 2,4 seconden - PB). De inhoud van de nieuwe Haagse zaal is 20.000 m3, ongeveer gelijk aan het Con certgebouw. Er komen 1900 stoelen in". Absorptie „Van een groep stoelen hebben we de absorptie gemeten in onze nagalmka- mer. We hebben de wanden beproefd, dat wil zeggen de werking van de diffu sie-elementen die, net als in Ircam (het experimentele muziekcentrum van Pier re Boulez in het Centre Pompidou in Pa rijs), van staal zijn met een dempende laag tegen de achterkant. Alleen, in Pa rijs hebben we die elementen in de wan den draaibaar gemaakt, zodat je naar be lieven sterk reflecterende of absorberen de vlakken naar voren kunt draaien. Maar dat is vreselijk duur, daarom zitten die elementen in Den Haag gewoon vast". Heeft meneer Peutz nooit bij zichzelf de neiging bespeurd een geluidsfreak te zijn geworden? „Ik denk dat het wel meevalt. Ik blijf gewoon dol op muziek. Ik draai thuis ook veel van die mooie cd's. Alleen, ik zet ze altijd luider dan de familie wil. Want waar ik niet tegen kan, is al die mooie muziek als achtergrond muziek te draaien". DOOR JOOP VAN DER HORST Amsterdam is ziek. De stad is er erg aan toe. Burgemeester Van Thijn loopl handenwringend door het stadhuis. Men is ten einde raad. Dan komt Danny de Munk met een opbeurend woord. Hij zingt het Van Thijn en zijn benarde ves te toe. "Amsterdammers laat je niet kis ten, door een handjevol vandalisten". Er is dus nog hoop. Men haalt verlicht adem, men vat weer moed in Amster dam. De schouders eronder, het vanda lisme wordt overwonnen en ze leefden er nog lang en gelukkig. Wat zijn eigenlijk vandalisten? We staan hier tegenover een splinternieuw woord in onze taal. Toch valt het niet op, want het past zo goed bij vandalisme. Vandalisten zijn personen die zich te buiten gaan aan vandalisme, verniel zucht. Bij socialisme horen socialisten, bij specialisme horen specialisten, bij toe risme horen toeristen. We kijken dus niet op van vandalisten. Toch waren het tot voor kort nog vandalen. Woorden boeken kennen alleen vandalen en geen vandalisten. Maar het zou me niet verbazen als vandalist op den duur het woord vandaal zal gaan vervangen. Op het eerste gezicht ziet dat er uit als een slechte ruil. Vandalist is nodeloos inge wikkeld als we een eenvoudiger woord als vandaal hebben. Misschien is het wel onze straf omdat we te veel over vandalisme spreken en te weinig over vandalen. In elk geval past vandalist beter in het systeem van onze taal. We hebben nu eenmaal tien tallen woorden als socialist, specialist, toerist, communist, fascist, racist, purist, spiritist, die allemaal horen bij socialis me, toerisme, racisme, spiritisme. Ter wijl er maar weinig woorden zijn als van- daal/vandalist. Je zou kunnen zeggen dat de vervanging van vandaal door vandalist onze taal regelmatiger maakt. De vandeal was een uitzondering. Als we net zo vaak over menseneters zouden praten als over vandalisten, zou de kannibaal misschien ook wel een kannibalist worden, Hoe dan ook, het is zeker dat de socialisten vroeger socia len heetten. Het woord vandalist zou mij niet eens zijn opgevallen als ik niet een brief had gekregen van de heer Van Zwieten uit Alphen aan de Rijn waarin hij mij wees op dit nieuwe woord. Hij heeft gelijk, het is zo. Het woord vandaal is ontleend aan de naam van een Germaanse stam, de Vandalen. Deze Germanen trokken via Frankrijk en Spanje naar Noord-Afrika. In het jaar 429 stichtten zij daar onder Genserik het Vandalenrijk. In 455 sta ken ze over naar Italië en plunderden Rome. Dat schijnt met nogal grof ge weld gebeurd te zijn. Zo is het gekomen dat vandaal hetzelfde ging betekenen als 'vernieler'. Omdat de meeste mensen niet weten dat vandalen hun naam te danken heb ben aan die Germaanse stam in Noord- Afrika èn omdat we vaker over vandalis me spreken dan over de personen die het doen, is de weg vrij om een onregel matigheid in onze taal glad te strijken. Vandaar de vandalist. Naar aanleiding van die brief van de heer Van Zwieten ging ik zoeken naar andere gevallen waarin zich misschien hetzelfde voordoet. Op dit moment kan ik alleen nog de snobist bedenken. Ook de snobist vind je in geen enkel woor denboek en is dus nog tamelijk nieuw. De snobist heeft zijn bestaan natuurlijk te danken aan het snobisme. Voor veel lezers zal het woord snob nog een ge woon Nederlands woord zijn. Toch lijkt het me waarschijnlijk dat de snob op den duur verdrongen zal worden door de snobist. Leiden, 26 augustiLS 1910, een regenach tige zomerdag. In een café in het centrum van de stad stelt de LeicLse arts De Brui ne Groeneveldt twee mannen in het Duits aan elkaar voor. Als de arts vertrokken is, besluiten de twee mannen een wande ling door de stad te maken. De inhoud van het gesprek tijdens de wandeling, die uiteindelijk ruim drie uur zal duren, was onderwerp van een internationaal symposium dat afgelopen dinsdag 12 mei in Leiden plaatsvond. Die aandacht wordt begrijpelijk als men weet wie de mannen waren, namelijk de wereldbe roemde psycholoog Sigmund Freud en de minstens even beroemde componist Gus- tav Mahler. Op advies van zijn arts was Mahler naar Leiden gekomen om Freud te con sulteren over persoonlijke problemen. Mahler had dat al veel eerder willen doen, maar had tot driemaal toe een eer der gemaakte afspraak weer afgezegd, een uiting van twijfelzucht waaron der hij vaker leed. Maar eind juli was er iets gebeurd dat aan zijn uitstelgedrag een einde maakte. Min of meer per onge luk had Mahler een brief in handen ge kregen, die bedoeld was voor zijn bijna 20 jaar jongere en volgens tijdgenoten buitengewoon knappe vrouw Alma. De afzender van de brief was de later be roemd geworden architect Walter Gro- pius en er bleek duidelijk uit dat tussen beiden zich een meer dan gewone vriend schappelijke relatie aan het ontwikkelen was. Freud had te kennén gegeven dal de enige mogelijkheid om hem in de zomer van 1910 nog te spreken te krijgen, was tijdens de vakantie die hij met zijn gezin in Noordwijk doorbracht. Daarna zou hij naar Sicilië reizen. Er zat voor Mah ler dus weinig anders op dan naar Ne derland te komen. Bijna twee dagen moest hij per trein reizen voor een ge sprek dat normaliter ergens in Oosten rijk zou hebben plaatsgevonden. Want daar woonden ze allebei, Freud in We nen, Mahler in Toblach. Maar misschien is die ongewone plaats wel symbolisch voor het unieke van de' ontmoeting geweest. Want in Leiden spraken Freud en Mahler elkaar voor de eerste en de laatste maal. Nog geen jaar later, op 14 mei 1911, slechts 51 jaar oud, stierf Mahler. De psychische problemen waarvoor hij Freud kwam consulteren maar waarvoor hij zich ten slotte niet echt wilde laten behandelen, hebben ze ker in belangrijke mate tot deze afloop bijgedragen. Die problemen waren be paald niet beperkt tot huwelijksproble men. In feite waren Mahlers problemen met zijn vrouw veel meer een symptoom van zijn problematische - of misschien moeten we eerder zeggen ongelukkige - persoonlijkheid. En die kunnen we pas goed begrijpen tegen de achtergrond van zijn levensloop. Al bij zijn geboorte, op 7 juli 1860, wer den voor de familie Mahler leven en dood met elkaar verweven doordat vrijwel op hetzelfde moment het oudste dochtertje Isidora stierf. Ook in de jaren daarna zouden vader en moeder Mahler, en met hen Gustav, steeds weer gedwongen wor den te pendelen tussen leven en dood. Nog voor hij 14 jaar oud was waren zes van de na hem geboren kinderen begra ven, onder wie zijn lievelingsbroer Ernst. De chronische depressie van moeder moet in belangrijke mate hieraan wor den toegeschreven en deze zal op haar beurt de sfeer van treurnis in het gezin verder hebben versterkt. Het is veelzeg gend dat de eerste compositie die Mahler als zesjarige schrijft de titel 'Polka met een treurmars als inleiding' mee krijgt. De opera die hij als 15-jarige componeert en die helaas verloren is gegaan, heeft de dood van zijn lievelingsbroer als thema. Misschien nog typerender voor de coulis door René Diekstra hoogleraar psychologie te Leiden sen van depressie en dood, die de achter grond vormen van zijn kinder- en jeugd jaren en zijn muzikale ontwikkeling, is dat het eerste werk dat Mahler opneemt in zijn officiële lijst van composities als titel 'Het klagende lied' draagt. Daarmee is het begin gésponnen van de zwarte draad die door al zijn compo sities heen te herkennen is en die Mahler zal maken tot de muzikale berichtgever van de menselijke worsteling met de dood. Dezelfde draad rijgt ook zijn ver dere levensloop aaneen, In 1889 sterven zijn ouders kort na elkaar. Zes jaar later slaat zijn broer Otto de hand aan zich zelf. Maar geen dood treft Mahler zo diep als die van zijn eerste kind en zijn lieve lingsdochter Maria, die in 1907 sterft aan difterie. Samen met twee andere ge beurtenissen in datzelfde jaar, de con statering van een ernstige afwijking aan zijn hart en zijn ontslag als direc teur van de Weense staatsopera, vormt dat het begin van een definitieve breuk in zijn levenslijn en een langzaam maar onontkoombaar afglijden naar de dood. Het laatste grote werk dat Mahler vol tooit met als titel 'Lied von d.er Erde', zou eerder het lied van de dood genoemd kunnen worden, omdat hij daarin het af scheid van het leven tot thema maakt, Mahlers titelkeuze werd hem ingegeven door zijn angst voor de dood en zijn ma gische hoop dat de aarde, het leven, hem uit erkentelijkheid voor dit eerbewijs nog de tijd zou geven om de onverbidde lijke grens van negen symfonieën te over schrijden. Iets dat nog geen enkele ande re grote componist ten deel was gevallen. Maar een tiende symfonie zou ook Mah ler niet componeren. Wat Mahler onderscheidt van de mees te mensen is dat hij blijkbaar het vermo gen miste zijn doodsangst te verdringen, te ontkennen. Enerzijds betekent dit dat hij voortdurend werd geplaagd door een grote innerlijke onrust. Anderzijds was die onrust, gepaard aan zijn muzikaal genie, de voorwaarde voor zijn schep pend werk. Dat hij zich van dat laatste zeer goed bewust was, blijkt uit wat hij over zichzelf zei in zijn gesprek met Freud. Op Freuds conclusie ("Dat alles - Mahlers problemen - moet in een thera pie doorgewerkt worden") antwoordde Mahler met een beroemd geworden zin: "Ik zal mij niet laten analyseren, want ik wil in staat blijven mijn symfonieën te schrijven". Deze uitspraak suggereert, dat slechte levenservaringen en het worstelen daar mee een bron voor creativiteit kunnen zijn. Maar dat is één kant van de me daille. De andere kant is dat scheppend of actief bezig zijn vaak ook een medi cijn is, een zelfbehandeling tegen inner lijke onrust. Maar dat medicijn, te vaak gebruikt, kan een verslavende werking hebben en tot werkverslaving of mana gersziekte leiden. De tragiek is dan dat het nooit zal opleveren waarnaar men streeft: innerlijke rust. Schubert, net zo'n rusteloze natuur als Mahler, heeft dit ooit treffend uitgedrukt met de woorden: en zoek rusteloos naar rust". Bij personen van het type Mahler moet de onstilbare werkdrift, de angstaanja gend gedreven levensstijl vroeg of laat in een ineenstorting eindigen. Maar toch lijkt er niets te zijn, zelfs niet het dreigen de verlies van zich verwaarloosd voelen de partners, dat de persoon zelf van dit tragische lol kan afhouden. Een van de oorzaken is dat de persoon in kwestie dit lot niet alleen vreest, maar soms ook ver welkomt omdat het doet waartoe hij zichzelf niet in staat voelt: ingrijpen in en een einde maken aan het rusteloze lij den aan het leven. Vanaf het moment dat bij Mahler de ineenstorting - zijn hartkwaal - zich openbaart, openbaart zich ook de ware zelfvernietigende aard van zijn levens houding. In plaats van zich te ontzien stort hij zich nog meer dan vroeger op zijn werk. Triest en illustratief is deze zin uit een brief: "Ik kan niets anders dan werken, al het andere heb ik ver leerd". In één jaar neemt hij 61 concerten aan. Hij laat zijn lichaam versneld af sterven in de waan er zo nog het maxi male aan leven uit te kunnen persen. Freud schreef ooit dat het leven niets anders is dan een ingewikkelde omweg naar de dood. Mahler, die zich iedere se conde van zijn volwassen leven van deze vreselijke waarheid bewust was, heeft zijn energie en zijn talent zozeer ge bruikt om daaraan muzikale uitdruk king te geven, dat hij ondanks aanma ningen de rekening voor het consult van Freud nooit heeft betaald. Het zij hem vergeven. Reacties op deze rubriek naar Leidsch/Al- phens Dagblad, Postbus 54, 2300 AB Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 25