Bolleboosjes op een eiland
Van dwerg: en dikke dame
tot hypermodern apparaat
Kermis door de eeuwen heen
ZATERDAG 2 MEI 1987
PAGINA 33
De bolleboosjes, de alierknapsten
van de klas, de mini-professore:
hebben het moeilijk, want op
verstandelijke hoogbegaafdheid rust
in Nederland nog steeds een taboe.
Immers: een kind dat uitblinkt in
voetballen of vioolspelen oogst
bewondering, maar een kind met een
bijzonder stel hersens wordt als
abnormaal ervaren, voortdurend
gepest en hoort nergens bij. Maar
ook voor de ouders is het leven soms
ondraaglijk. Zij voelen de jaloezie
van anderen en worden regelmatig
met de vinger nagewezen. Dat doet
pijn. Het is ook juist daarom dat er
onlangs een landelijke vereniging
van ouders met superintelligente
kinderen is opgericht. De vereniging
Pharos, een soort eerste opvang en
vraagbaak voor de ouders, heeft
gezien een stortvloed aan
telefoontjes haar bestaansrecht al
bewezen. Hoogbegaafdheid: daar
praat je liever niet over. De ouders
van de nu drie en een half jaar oude
Eric willen een uitzondering
maken.
Maar dan wel onder een andere
naam.
Het Leidsch Dagblad rolt door de
bus. Met een dik pak luiers voor
loopt de anderhalf jaar oude Eric
naar de voordeur om de krant te ha
len. Met zijn korte beentjes nestelt
hij zich op de bank in de woonka
mer. De oogjes zijn gericht op de
voorpagina. Langzaam laat hij zijn
wijsvingertje langs de grote letters
van de krantenaam glijden. Hij kijkt
zijn mammie vragend aan en wil dat
zij de letters spelt. Dat gebeurt. Als
de krant de volgende dag weer
wordt bezorgd blijkt hij het geleer
de te hebben onthouden en brab
belt: „L..E..I..D..S..C..H D..A..G-
.B..L..A..D".
De ouders zijn verbijsterd. Maar er
staat hen nog meer te wachten. Nog
geen half jaar later kent Eric het alfabet
uit zijn hoofd, formuleert hele zinnen,
verslindt boeken, die eigenlijk voor ze
venjarigen zijn bestemd, kan 400 dier
soorten bij naam noemen en vraagt zijn
vader en moeder over van alles en nog
wat de oren van het hoofd. Langzaam
maar zeker dringt het tot de ouders door
dat zij een bijzonder kind hebben; Eric
is hoogbegaafd.
Normaal
We schrijven juli 1983. Eric Lansink
wordt geboren. Zo op het eerste gezicht
een heel normale baby. Met zes maan
den heeft ie al zes tandjes in de mond.
Anderhalve maand later kan hij staan.
Omdat hij in de gaten heeft dat lopen
sneller gaat, slaat hij de kruipperiode
over. Hoewel de baby werkelijk alles be
grijpt, praat hij pas op tweejarige leef
tijd. Maar dan is zijn geestelijke ontwik
keling ook niet meer te stuiten.
Zijn moeder: „Onze ogen werden pas
geopend na het voorval met de krant.
Het kind, toen anderhalfjaar oud, had er
blijkbaar zo'n behoefte aan met letters te
spelen dat wij mijn vader hebben ge
vraagd grote houten letters te figuurza
gen. In een mum van tijd vormde Eric
met een beperkt aantal Nederlandse
woorden. Voeg je een „k" aan het
woordje „koe" toe dan staat er „koek".
Haal je de „e" eruit dan staat er „kok".
En zo vermaakte hij zich de hele dag. De
jongen leerde zó snel dat mijn vader het
met zijn figuurzaagje niet meer kon bij
houden. Pas toen hij het hele alfabet
klaar had kon Eric onbegrensd zijn gang
gaan. We wisten toen nog niet exact wat
er aan de hand was. Het kind had er ken
nelijk plezier in met-woorden te spelen,
dus wat doe je als ouders? Je neemt hem
op schoot en leest voor uit een boek. Dat
genoegen duurde niet lang. Binnen de
kortste keren nam hij het over en las de
boeken zelf. Zo ging het ook met tellen.
Toen we hem op nadrukkelijk verzoek
van één tot tien leerden tellen, had hij
pijlsnel door dat er een systeem in de
telling zit. Toen hij twee-en-een-half was
telde hij al zonder problemen door tot
131. Doodmoe en met schuim om de
mond keek hij ons dan tevreden aan".
Puzzels
Eric is nu drie-en-een-half.
In het peuterklasje leest hij de andere
dreumessen soms een leuk verhaaltje
voor om zich maar niet te vervelen. Met
gemak maakt hij puzzels van tachtig
stukjes terwijl de rest van het klasje zich
ingespannen bezighoudt met een exem
plaartje van tien grote stukken.
Zijn honger naar geestelijke voeding
is nu al niet meer te stillen. Natuurlijk
vragen peuters van die leeftijd de ouders
soms de oren van het hoofd. Eric's ou
ders zijn echter nog niet van 'm af als zij
hem na veel gezeur „afschepen" met een
kort antwoord. Daar neemt hij geen ge
noegen mee. Zijn vader illustreert dat
met een voorval zoals er tientallen op
een dag zijn. „Onze zoon was ziek ge
weest en wij vertelden hem dat hij veel
pap moest eten omdat daar vitaminen in
zitten. 'Wat zijn vitaminen?', vroeg hij.
Vitaminen zijn gezonde stoffen, die be
paalde ziektes kunnen voorkomen. Je
hebt vitamine A, B, C en D, vertelden wij
hem in de hoop er van af te zijn. Maar
niks, hoor. .Waarom bestaat er geen vita
mine H of Z en hoe weet ik waar ze inzit
ten als ze niet zichtbaar zijn?' Tja, daar
konden wij niet direct een verklaring
voor geven waarop hij ons adviseerde
het antwoord dan maar in een boek op te
zoeken. Nou, ga daar maar eens de hele
dag mee om", verzuchten de ouders.
Door de grond
Het kereltje is niet alleen begenadigd
met een uitzonderlijk goed stel hersens,
maar heeft ook een ijzersterk geheugen.
De Lansink's hoeven hem vaak maar
één keer iets te zeggen en hij vergeet het
nooit weer. In de ogen van andere va
ders en moeders wellicht een pré. Eric's
ouders doet het soms het schaamrood
naar de kaken stijgen. Als er kennissen
met leeftijdgenootjes op visite zijn en
één van de kinderen zit met grijpgrage
vingertjes aan de spulletjes in de huiska
mer terwijl de ouders daar geen acht op
slaan, lost Eric het probleem op. Hij
stapt naar de moeder van het kind en
zegt: 'Tim mag daar niet aankomen. Dat
zijn mama's spulletjes en dat is geen kin
derspeelgoed'.
„Zo'n terechtwijzing is achteraf best
komisch maar op het moment zelf wil je
wel door de grond gaan", bekent me
vrouw Lansink. Veel bezoek komt er
toch al niet meer over de vloer. Vooral
niet de mensen met kinderen in de leef
tijd van Eric. Het echtpaar is wat dat be
treft tot nu toe bij velen op een muur van
onbegrip gestoten.
„Hun kind steekt qua intelligentie
soms schril af tegen het onze. En dan
kunnen we ze nog zo vaak geruststellen
dat er aan hun kind niets schort, maar
dat het onze Eric is die afwijkt van het
normale gedrag. Het helpt allemaal
niets. Het wordt niet geuit, maar wij voe
len op zulke momenten de afgunst. En
dat terwijl een hoogbegaafd kind beslist
niet iets is om jaloers op te zijn. Maar
maak ze dat maar eens duidelijk".
In tegenstelling tot zijn leeftijdge
nootjes geeft Eric werkelijk niets om
spelen. Een verschijnsel overigens dat
vaker voorkomt bij hoogbegaafde kin
deren. Niet zo verbazingwekkend want
hij steekt qua intelligentie immers to
renhoog boven zijn leeftijdsgenootjes
uit en jongens van een jaar of acht pas
sen er voor met een peuter te spelen.
„Hij vindt bij niemand aansluiting dat
is nou juist ook zo triest. We zijn bang
dat dat op den duur psychische proble
men veroorzaakt bij het kind. Hij voelt
zich nu al een beetje eenzaam. Wij pro
beren daar werkelijk alles aan te doen.
Maar je moet hem vaak pressen om bui
ten te spelen. Soms brengt hij het op
even een frisse neus in de tuin te halen
en zegt dan 'Nu ben ik toch ook buiten?'.
Als ik dan van de gelegenheid gebruik
maak en een bal naar hem gooi blijft ie
als een zoutzak aan de grond genageld
en wil dan weer het üefst zo snel moge
lijk naar binnen. Met oogkleppen op
loopt hij langs andere spelende kinderen
in de straat. Ook al zou hij het willen,
Eric kan zich gewoonweg niet als een
spelend kind van drie-en-eenhalf gedra
gen".
Experimenteren
Een crossfiets, voetbal of speelgoedge
weertje waar menig peuter zich uren
mee zou kunnen vermaken, interesseert
de bolleboos niet. Hij houdt zich alleen
bezig met dingen waarvan hij iets kan
opsteken. „Nooit zomaar met iets bezig,
het moet altijd wat opleveren", verdui
delijkt zijn moeder „Schilderen of teke
nen bijvoorbeeld vindt hij pas leuk als
hij ontdekt dat het mengen van geel en
blauw groen wordt. Dan is zijn interesse
gewekt en gaat hij verder experimente
ren".
Zij kijkt naar buiten en zegt: „Beesten.
Daar houdt hij wel van. Na het lezen van
een boek over diersoorten kent hij er nu
zo'n 400 uit z'n hoofd. Onbegrijpelijk.
Laatst waren we in de dierentuin. Staat
er een dame naast ons die zegt: 'Kijk
eens wat een prachtige flamingo's!'
Waarop Eric zijn kleine lijfje omdraait
en zegt: 'Mevrouw, dat zijn geen flamin
go's, maar ibissen'. Had ie weer onthou
den uit dat boek".
Depressies
Het jongetje is ook reuze zelfstandig.
Terwijl andere echtparen voor een
avondje uit beslist oppas nodig hebben
om de zaak thuis „in toom te houden"
kunnen de Lansink's met een gerust
hart op visite gaan. „Als er iets aan de
hand is, belt hij zonder de telefoonklap
per te raadplegen. Hij kent werkelijk alle
nummers van familie en kennissen uit
zijn hoofd. Ik moet er wel bijvertellen
dat het tot depressies lijdt als hem iets
niet lukt. Laatst waren we op bezoek en
had hij ons nodig. Hij wist het telefoon
nummer maar heeft toen blijkbaar met
zijn kleine knuistjes de toetsen niet goed
ingedrukt waardoor hij geen verbinding
kreeg. Toen we thuis kwamen zat hij
huilend naast de telefoon omdat het
hem niet was gelukt. Nu we hem hebben
uitgelegd dat hij harder op de toetsen
moet drukken, zal ook dat niet meer
misgaan".
„Geef mij zo'n kind" zullen mensen
denken, die niet op de hoogte zyn van de
tragiek rondom hoogbegaafdheid. Od-
pervlakkig bekeken is zo'n reactie ook
best te begrijpen. Een te goed stel her
sens als levensgroot probleem. Hoe is
dat nou mogelijk?
Het echtpaar Lansink ziet het zo: „Als
een kind slechte ogen heeft, dan praatje
daar niet graag over. Ouders praten ook
niet over de bijzondere verstandelijke
gaven van hun kind, want dat is even-'
zeer een handicap. We zijn ook bang
voor kritiek uit de omgeving. Mensen
denken al snel datje het kind stimuleert.
De maatschappij weet er niet mee om te
gaan. Er is in ons land geen speciaal on
derwijs. geen speciale begeleiding en
nauwelijks begrip voor deze kinderen".
Hoe het met Eric verder moet, weten de
ouders niet. „Als ie straks 12 jaar is, zit
hij op het niveau van een 18-jarige of
misschien nog wel hoger. Ik heb, om het
kind te kunnen bijbenen, al overwogen
weer een studie te gaan volgen", voegt
de moeder er bijna hopeloos aan toe.
'Uitgekotst'
In een ander deel van de stad wonen
Wim (19) en Francis (18). Broer en zus.
Beiden hoogbegaafd. Zij hebben de lan
ge onzekere weg, die Eric nog te wach
ten staat al afgelegd. Niet zonder kleer
scheuren, overigens. Bij Wim begonnen
de moeilijkheden op de kleuterschool.
Francis werd, zoals ze zelf zegt, op de
lagere school al door medescholieren en
leerkrachten „uitgekotst".
De twee jongeren hebben in ras tempo
- zonder ooit enige aandacht aan het
huiswerk te besteden - het gymnasium
doorlopen. Dat breekt ze nu op. Wim:
„Nu ik economie studeer merk ik dat ik
nooit heb leren studeren. Ik kan eenvou
digweg de concentratie niet opbren
gen".
Ook in het sociale leven staat hy op
eenzame hoogte. Echte vrienden heeft
hij nooit gehad. Ook in de universiteits
stad loopt hij op zijn tenen om een emo
tionele band met studiegenoten te krij
gen. Dat is nog niet gelukt. „Misschien
heeft het er ook mee te maken dat een
heleboel gespreksonderwerpen van leef
tijdgenoten mij niet boeien", zegt hij,
zoekende naar een verklaring. Beiden
hebben wel eens pogingen ondernomen
om met andere scholieren over hun pro
bleem te praten. Maar ook hier weer die
muur van onbegrip. „Hoogbegaafd?
Daar hoef je toch niet mee te zitten. Dat
is alleen maar meegenomen" zo klinkt
het dan.
Vereniging
De ouders van hen zijn evenals die van
Eric lid geworden van de landelijke ver
eniging van ouders met hoogbegaafde
kinderen. Om gezamenlijk een vuist te
maken en de publieke opinie te bein-
vloeden ten gunste van de hoogbegaaf
den.
Het is niet precies bekend hoeveel
leerlingen in het basisonderwijs de bal
last van een hoog intelligentie-quotiënt
(IQ) met zich meedragen. Afhankelijk
van het criterium kan echter worden ge
steld dat twee tot vijf procent hoogbe
gaafd wordt genoemd. Dat betekent een
aantal van 30.000 tot 75.000 bolleboosjes
in ons land.
„Op school ervaren kinderen vaak
voor het eerst dat ze anders zijn", zegt de
voorzitter van de vereniging, G. Teunis-
sen uit Almere. „Op de basischool krij
gen ze niet de leerstof waar ze aan toe
zijn. Gevolg: het kind let niet meer op,
verveelt zich in de klas en gaat zitten
klieren. Sommigen krijgen ook een we
zenloze, ondoordringbare blik in de
ogen. De leerkacht combineert het ge
drag met de uitstraling en door onwe
tendheid kan het gebeuren dat een
hoogbegaafd kind als zwakbegaafd
wordt beschouwd. Het komt echt nog
voor dat hoogbegaafde kinderen op een
lom-school belanden", aldus Teunissen,
zelf vader van een hyperintelligent kind.
Zowel de ouders als het onderwijs
kunnen soms ook door bewust onder-
presteren van het kind op een dwaal
spoor worden gezet. „De eenzaamheid
van het hoogbegaafde kind speelt daar
bij een rol. Het kind voelt dat het een
uitblinkertje is en houdt zich vaak in de
klas of thuis van de domme om er maar
bij te mogen horen. Voor die acceptatie
hebben ze alles voor. Op school worden
de onderpresteerders niet als hoogbe
gaafden herkend en dan is het buitenge
woon moeilijk de schoolleiding ervan te
overtuigen dat het kind intellectueel te
kort komt".
De vereniging van ouders met hoogbegaaf
de kinderen. Pharos, kunt u bereiken onder
telefoonnummer 03240-31284. Adres: postbus
10144, 1301 AC Almere.
De „laatste" kermis in Amsterdam,
september 1875, wordt uitbundig
gevierd. Twee miljoen poffertjes en
336.000 wafels sissen op de bak
plaat. Daarna is het uit. Een lijst van
3.500 handtekeningen kan het ge
meentebestuur niet van zijn voorne
men om „geene kermis" meer te
houden, afhelpen. Kermis is door de
vele winkels en magazijnen geen
jaarmarkt meer, ze ontwricht het
openbaar verkeer en levert gevaar
op voor de volksgezondheid, vinden
burgemeester en wethouders. Het
einde van de kermis?
Prof. dr. Gerrit Jansen stelt in zyn
boek 'Een roes van vrijheid; kermis in
Nederland' vast, dat ondanks alle tegen
slagen en tegenwerkingen de kermis
toch steeds weer terugkeerde. Dat had
een aantal oorzaken, aldus Jansen. „De
volkswil, allereerst, de hardnekkige wei
gering om zich het warm gekoesterde
feest te laten afnemen. De taaiheid, dat
ook. De onverzettelijkheid en de vin
dingrijkheid van het trekkende kermis
volk dat voor zijn brood vocht. De
macht, ook dat, van een in de kalender
verankerde traditie."
Enkele jaren na het officiële verbod in
Amsterdam verschenen dan ook weer
wat „voorzichtige" braderietjes. De
mensen misten de kermis. Zonder ker
mis was het maar leeg, niks, saai. Het
feest keerde terug in de stad.
Overzicht
De 58-jarige Gerrit Jansen - hoogleraar
in de sociologie van bouwen en wonen
aan de faculteit der sociale wetenschap
pen van de Rijksuniversiteit Utrecht -
verdiepte zich in het oeroude fenomeen
kermis, dook in de geschiedenis, bekeek
schilderijen, las boeken en verslagen en
sprak met (gepensioneerde) kermisbe
den. Het boek geeft een overzicht van
het ontstaan van kermissen en tekent de
gezelbge sfeer, die tegenwoordig bijna
lijkt te zijn verdwenen. Was het voor on
ze opa's en oma's een langverwacht feest
om opgedoft naar de kermis te tijgen,
vandaag de dag slentert een handvol
verveelde jongeren rond boksbal en
gokkramen. Minister Nijpels krijgt don
derdag 7 mei in Utrecht het eerste exem
plaar van het omvangrijke werk aange
boden.
Op zijn speurtocht naar het onstaan
van de kermis (een verbastering van
kerkmis of kerkemis) ontdekte Jansen
dat al in de zesde eeuw voor Christus
jaarmarkten ontstonden op die plekken
waar veel mensen samen kwamen. De
heihge Olympische Spelen werden ver
luchtigd door muzikanten, acrobaten,
goochelaars en dierentemmers. Het wa
ren echter de Romeinen die de jaar
markten uiteindelijk ook in onze delen
van het Rijk brachten. In het begin van
de zevende eeuw gaf koning Dagobert
toestemming om een tien dagen duren
de jaarmarkt te houden. En ook Karei de
Grote bleek niet vies van een verzetje in
de vorm van de kermis.
Vanaf de twaalfde eeuw schoten de
kermissen als paddestoelen uit de
grond. Jansen acht het niet onwaar-
schijnhjk dat jaarmarkten zijn ontstaan
rond kerkelijke hoogtijdagen. Het „pro-
fitebjc vermaec" hing dus samen met
het geloof. Later trok de „kerkmis" zich
terug binnen de gewijde kerkmuren en
ging de kermis zonder „k" aan het eind
op eigen kracht vrolijk en luidruchtig
verder, zo schrijft Jansen.
Enge attracties
Een beetje kermis (in Tilburg staat
nog steeds de grootste van het land)
heeft tegenwoordig veel „enge" attrac
ties. Vervaarbjke apparaten die, voor
zien van flitsende neonlichten en felle
kleuren, het huiverend pubbek onder
luide discodreunen de zwaartekracht la
ten trotseren. Hypermoderne appara
tuur, waar volgens een door Jansen
geïnterviewde kermisexploitant Chriet
Titulaer aan te pas moet komen als er
een defect aan is. „Dat kunnen wij zelf
niet meer".
Dat was vroeger wel anders. Aan het
einde van de zeventiende eeuw ver
maakten de kermisgangers zich meer
met het katknuppelen, waarbij volgens
een schrijfgrage ooggetuige ,,'t gewich
tigst ogenblik was, te zien hoe de kat er
uit komt, en zoo ze nog leeft, hoe angstig
en wild ze een heenkomen zoekt". De
kat werd opgesloten in een ton, waarna
boerenzoons er met knuppels naar har
telust tegenaan sloegen. Een ander
hoogtepunt van het katknuppelen was
de gil van het beest: „zoo akebg, dat er
een steenen hart van breken zou". De
„hot items" op de middeleeuwse jaar
markten waren de acrobaten en potsen
makers, de geleerde paarden en een on
onderbroken stroom van misvormde
mensen en dieren. In 1606 bepen hele
dorpen uit om de 19-jarige Krabbendam
mer reus te zien, de meid zonder armen
en de dwerg met het waterhoofd. Op de
Utrechtse kermis was het Kleine Man
netje beroemd, een vijftigjarige dwerg
van 18 duim hoog. Volgens een pamflet
uit die tijd „zijn in het Land waarin hy
gebooren is, geen Huizen noch Sloten",
maar leefde men er onderaards.
De huidige kermissen moeten het
meer van hun techniek hebben. Er zyn
veel gok- en vooral veel snoeptenten,
hoewel in het boek een bejaarde kermis
exploitant verzucht dat ze tegenwoordig
ook nogablokken en zuurstokken in
winkels verkopen. Kermismensen zyn
nog steeds een gezebig volkje, consta
teert Jansen. Maar de meeste leuke
anekdotes stammen toch uit vroeger
tijd. En het blijkt ook moeilijk om als
kermisexploitant het hoofd boven water
te houden. Er is veel concurrentie.
„Het is geen beroep eigenlijk", zegt
een kermisexploitant. „Het is meer een
roeping." Een zwaar vak ook: kermis
mensen achter de schiettent trekken
vaak een dikke broek aan „wegens de
dronken mensen". En vlooienkoningen
voederen hun artiestjes twee maal per
dag. Op de onderarm. (ANP).