ZATERDAG 25 APRIL 1987 EXTRA PAGINA 21 Dit jaar is het vier eeuwen geleden dat Jan Pieterszoon Coen in de stad Hoorn werd geboren. Zijn korte maar onstuimige leven was bepalend voor de beginperiode van de Verenigde Oostindische Compagnie, de wieg van het Nederlands koloniaal imperium. Hij was een omstreden man. Tijdgenoten als de dichter Joost van den Vondel plaatsten al vraagtekens bij het optreden van Coen en de VOC. In de eerste helft van de 19de eeuw werd Coen nog opgenomen in de reeks vaderlandse helden, tot voorbeeld van de Nederlandse jeugd. Latere onderzoekers werden minder door oogkleppen gehinderd en componeerden langzaam maar zeker het beeld van een weliswaar consequent en voortvarend man, maar ook iemand die de verschrikkelijkste daden als juist en verantwoord beschouwde. Jan Pieterszoon Coen werd geboren in januari 1587. Zijn vader was ver huisd van het Noordhollandse dorp je Twisk naar het snel groeiende Hoorn. Een goed besluit, want het stadje tintelde van leven. De Span jaarden waren al aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog uit het Noorderkwartier verdreven. De Spaanse vloot was vlak onder de re de van Hoorn verslagen. door Ruud Spruijt In de stad kon je de kanonschoten en het gekerm van de gewonden horen. De mensen stonden op de dijk te dansen. Bossu, de aanvoerder van de vijandelij ke vloot, werd in triomf de stad binnen gevoerd. Zijn schitterend vergulde pronkbeker wordt nog altijd zorgvuldig bewaard in Hoorn. Een jaar later, in 1573, werden de Spaanse soldaten vóór Alkmaar verjaagd. Voor de kop van Noord-Holland was de oorlog voorbij, i De Spanjaarden waagden zich niet meer j in het vlakke, natte land. Stadjes als Enkhuizen, Hoorn en Me- demblik trokken een geweldig kapitaal naar zich toe. In Hoorn werden singels gegraven, poorten gebouwd en havens aangelegd. Zolang het licht was daver den dagelijks de scheepswerven van het getimmer en gezaag. De zeilmakers en touwslagers konden de vraag niet aan. 's Zondags werd in de kale, calvinistische kerken langdurig gepreekt en gebeden. Daarna gingen de gelovigen wandelen om te kijken naar het werk van hun han den. De kooplui schreven steeds grotere winsten bij in hun boeken. Hout en graan uit de landen rond de Oostzee wer den verscheept naar Spanje en Italië, waarna de vrachtvaarders terugkeerden met zout en wijn. De winsten beliepen soms 500 procent. De Hoornse scheeps bouwer Liorne piekerde zich suf over een schip dat eenvoudig door een kleine bemanning was te bedienen, maar een grote lading kon bevatten en toch een smal dek had, want de tol bij het passe ren van de Sont werd gerekend naar de breedte van het dek. Zo ontstond het fluitschip. Ervaren zeelui schudden hun hoofd bij het zien van dat uitzonderlijke mo del. Zeeuwse kooplui beweerden zelfs dat Liorne van de duivel bezeten was. Het verhaal wil dat de scheepsbouwer antwoordde dat hij de maten in de bijbel had gevonden, bij de beschrijving van de Ark van Noach. De fluit veroorzaakte een omwenteling op scheepsbouwge- bied, te vergelijken met de komst van de mammoettanker in onze dagen. Niet tevreden De kooplui waren niet tevreden met hun handel in hout, zout, huiden en graan. Ze droomden van het Verre Oos ten, waar kostbare specerijen voor een habbekrats te koop waren. Druk werd er gesproken over Dirck Pompe uit Enk huizen, die als eerste Nederlander in China was geweest en verhalen vertelde waar een nuchtere Hollander met zijn verstand niet bij kon. Herhaaldelijk werd geprobeerd een doorgang langs het noorden te vinden. Na de fatale reis van Heemskerck en Ba- rentsz. werden deze pogingen gestaakt. Vlaamse kooplui en Portugese joden werden uitgehoord over de route om Afrika. Dominees en kooplui bestudeer den kaarten en globes en wierpen zich op de kunst van het navigeren. In die periode groeide Jan Pieterszoon Coen op. Een prachtige tijd voor een schooljongen. Toen hij dertien jaar was besloot zijn vader hem naar Rome te stu ren voor een opleiding Italiaans boek houden. Een gouden greep, zoiets als een opleiding informatica aan een Ame rikaanse universiteit voor een kind van onze tijd. Zeven jaar verbleef, Coen in Rome, - daarna kon hij het geleerde in praktijk brengen. Als twintigjarige jongeman voer hij uit als onderkoopman op het schip Hoorn, dat deel uitmaakte van een VOC-vloot onder admiraal Verhoeff. Coen is niet, zoals Piet Hein of Michiel de Ruyter, begonnen als gewoon zee man. Zijn carrière begon 'achter de mast'. Vóór de mast verbleef het alle gaartje van avonturiers, zwervers, mis dadigers, werkloze soldaten of boeren zoons zonder land. Een verstandig zee man bedacht zich wel drie keer alvorens een reis naar de Oost te ondernemen. De tochten naar de Oostzee en Levant wa ren al gevaarlijk genoeg. Niets bespaard Het schip Hoorn vertrok op 22 decem ber vanaf Texel, samen met zes andere schepen. Op zijn eerste reis bleef Coen niets bespaard. Sommige zeelui waren al door hun maats beroofd van hun scha mele spullen voordat ze op de Noordzee waren. Bij het naderen van de Kaapver- dische eilanden stonk het drinkwater, f dat krioelde van de maden. De zeelui staken een gloeiende staaf in de water tonnen om de ergste lucht te verdrijven. Men dronk met de tanden op elkaar. Zoals gewoonlijk hadden de leveran ciers de VOC opgelicht en bleek een deel van de kaas onder de beschermende peklaag bedorven, de scheepsbeschui ten beschimmeld en de stokvis niet te eten. Het oponthoud op de Kaap Verden werd gebruikt om vers voedsel te kopen en een rechtzaak af te handelen. Een sol daat op de Hoorn had een'sergeant ver moord. Hij werd drie keer gekielhaald en daarna achtergelaten op een onbe woond eiland. Een afgrijselijk lot. Wie niet omkwam van de honger werd gek van eenzaamheid. De schepen raak ten in vreselijke stormen, waarbij zoveel water oversloeg dat de scheepskisten door het ruim dreven. Voordat de Kaap was bereikt deden zich vele gevallen van scheurbuik voor ten gevolge van het te kort aan vitamine C. De hele bemanning zat onder de luizen. Voortdurend leefde men in angst om aan de grond te lopen, want de kaarten waren vol onjuistheden en de navigatie-instrumenten primitief. Geen succes Eindelijk bereikte de vloot St. Helena. De mannen waren uitgelaten als jonge honden, ze jaagden, visten en verzamel den fruit voor de aan land gebrachte zie ken die zienderogen opknapten. Bij Mo zambique beleefde Coen zijn eerste ge vecht. De Hollanders verrasten een Por tugees schip en deden vervolgens een aanval op het Portugese fort. Het werd geen succes, het schip liep aan de grond en bij een nachtelijke uit val uit het vijandige fort sliep de wacht of was te dronken om op de benen te staan. Er vielen doden en gewonden on der de VOC-zeelui en -soldaten. Admi raal Verhoeff was woedend. Voort ging de reis. Een afvaardiging bezocht de koning van Malabar (aan de westkust van India). De maats vielen van de ene verbazing in de andere bij het zien van gedresseerde olifanten, sierlijke danseresjes en met goud en diamanten behangen vorsten. Een Sumatraanse vorst trakteerde de Hollanders op een gevecht met 58 olifanten. Een matroos moest een nachtelijke zwempartij met de dood bekopen: hij werd met huid en haar verslonden door een krokodil. Na een tocht van vijftien maanden bereik ten de schepen het doel van de reis: de specerij-eilanden Ternate, Ambon, Ban- da en die andere eilanden waar de be geerde kruidnagelen, nootmuskaat en foelie werden verhandeld. De Bandanezen, die in hun bestaan af hankelijk waren van een' verfijnd net van handelsrelaties met Chinezen, Java nen, Indiërs en Arabieren, voelden er niets voor zich te binden aan die plotse ling verschenen Hollanders. Ten slotte voelden de inboorlingen zich zo be dreigd dat een VOC-delegatie onder lei ding van admiraal Verhoeff in een hin derlaag werd gelokt waarbij de admiraal werd gedood. Bij Coen ontstond hier door een levenslange haat tegen de Ban danezen, die uiteindelijk zou leiden tot afgrijselijke moordpartijen. Rapport Coen liet zich na zijn terugkeer niet fê teren als een wereldreiziger. Evenmin joeg hij, zoals veel voorkwam, in korte tijd zijn zuur verdiende gage erdoor. De vlijtige, jonge koopman pakte zijn gan- zeveer en schreef de bewindhebbers een uitvoerig rapport dat uitmuntte door in zicht en helderheid. Met dit rapport had Coen zijn naam voorgoed gevestigd. In mei 1612 vertrok hij opnieuw naar Indië, nu in de rang van opperkoopman met het bevel over twee schepen. Bin nen zes jaar bereikte hij de hoogste rang bij de VOC, die van gouverneur-gene raal. Uit de stapels brieven die Coen naar het vaderland schreef komt hij naar voren als een meedogenloos maar recht lijnig en door en door betrouwbaar man. Hij was bezeten van het ideaal een impe rium te stichten dat werd beheerst door Nederlandse volksplantingen en dat steunde op zowel de winsten, gemaakt met de verkoop van Oosterse produkten in Europa, als een door de VOC geleide inter-Aziatische handel. Voor andersdenkenden kon hij weinig begrip opbrengen. Molukkers en Banda nezen die zich niet zonder meer aan de VOC onderwierpen, schilderde hij af als onbetrouwbaar. De Engelsen, Spanjaar den en Portugezen, die eveneens een handelsimperium wilden opzetten, acht te Coen brutale indringers. De aanvankelijke argwaan tegen Chi nezen maakte gaandeweg plaats voor bewondering vanwege hun vlijt en aan passingvermogen. De Japanners prees Coen om hun discipline en vechtlust. De VOC-matrozen en -soldaten, die zich te buiten gingen aan drank en vrouwen, vonden bij Coen slechts minachting en er werd veel en vaak gestraft. Zelfs de Heren XVII (de leiding van de VOC) kre Een fluitschip met groot laadvermogen en smal bovendek, zoals dat i Coens jeugd door de Hoornse scheepsbouwer Liorne werd ontworpen. gen er van hun hoogste ambtenaar voortdurend van langs. Hun werd kort zichtigheid verweten. De heren op hun kussens trilden van woede, maar slikten de vrijheden van hun gouverneur-gene raal in het belang van de zaak. Batavia Coen maakte zich onsterfelijk door het stichten van Batavia. Lange tijd koester de de VOC de wens om een vast punt in Azië te hebben. Eerst had de Compagnie gelonkt naar het strategisch gelegen Bantam, maar daar hield de plaatselijke vorst zijn contacten met oosterse en westerse handelaars dusdanig in handen dat de VOC er niet tussenkwam. Dat lag anders met Djokjakarta of, zo als de Portugezen zeiden, Jacatra. Coen speelde de meningsverschillen tussen inlandse vorsten uit, versterkte het wan trouwen tegen op de loer liggende En gelsen en sloeg zijn slag toen de tijd rijp was. Voordat de heren bewindhebbers begrepen wat zich daar ver weg afspeel de, was Jacatra ingenomen. Een dubbel tje op z'n kant, want het mankeerde Coen werkelijk aan alles: manschappen, schepen en kruit. De verwoeste stad werd herbouwd en kreeg de naam Batavia, hoewel Coen de voorkeur gaf aan Nieuw Hoorn. Het ple zier van de gouverneur-generaal werd danig vergald nadat hij bericht had ge kregen dat er een verdrag met de Engel sen was gesloten en dat er voortaan nauw moest worden samengewerkt. Coen was witheet van woede. Batavia werd ingericht als een Hol landse stad, met grachten, klapbruggen, stadspoorten en tuintjes om te wande len. Er kwam een kerk, een school en een weeshuis. Telkens schreef Coen de bewindhebbers toch vooral 'fatsoenlij ke' gezinnen te sturen of op z'n' minst weesmeisjes te laten overkomen om in het tekort aan vrouwen te voorzien. IJzeren tucht Het lukte Coen niet de losbandigheid te bedwingen. Met ijzeren tucht probeer de hij de bevolking in het gareel te hou den. De boeken geven eindeloze reeksen veroordelingen weer: een dronkeman werd drie keer van de ra gegooid, een achttienjarige jongen die tijdens de wacht sliep werd pardoes doodgescho ten en een poging tot moord werd be straft met vreselijke martelingen ge volgd door wurging. Een messentrekker werd gekielhaald. Een maat die samen woonde met een Balinees meisje moest voor straf een moeras droogleggen. Dief stal van een rol satijn werd beboet met een openbare geseling. Voordat de stad drie jaar bestond hadden er meer dan vierhonderd veroordelingen plaats ge vonden. Na de stichting van Batavia vond Coen groeide op in Hoorn, een stadje dat zich snel uitbreidde. Hier een detailplattegrond van de haven. Coen dat zijn taak in Indië vrijwel vol tooid was. De VOC verhandelde de kleu rige stoffen van de kusten van India in heel Azië. Chinees porselein, kruidnage len, peper, gember, nootmuskaat en foe lie gingen met scheepsladingen naar Ne derland. De Molukkers werden met ver dragen en loze beloften aan de VOC ge bonden. De kwestie van de weerbarstige Ban danezen was Coen te gecompliceerd en hij besloot hen op de knieën te dwingen alvorens te repatriëren. Hij vertrok met een vloot naar het wondermooie Banda en bracht er 14 compagnieën van 70 man aan land en verder twee compagnieën van 40 Japanners en een compagnie sla ven. Het was natte moesson. De aanhou dend stromende regen doorweekte de uniformen van matrozen.en soldaten. De Bandanezen, geschrokken door de enor me overmacht, trokken zich terug in het steile gebergte. Weerzinwekkend De Compagniedienaren klauterden langs ladders omhoog. Daarop begon een van de weerzinwekkendste moord partijen uit de geschiedenis van de VOC. Mannen, vrouwen en kinderen werden gedood, dorpen platgebrand en schepen stukgeslagen. Onder de gevluchte Ban danezen, verzwakt door voedselgebrek en nauwelijks beschermd tegen de kilte van de bergen, braken ziekten uit. Hon derden eilandbewoners werden in de ruimen van VOC-schepen opgesloten om als slaven naar Batavia te worden ge bracht. Meer dan 40 dorpshoofden werden ge vangen genomen. Toen er een complot tegen Coen werd ontdekt kregen de dorpshoofden de schuld. Na langdurige martelingen, waarbij twee mannen om kwamen, werden de dorpshoofden ter dood veroordeeld. Terwijl het zo moge lijk nog harder ging regenen, kregen de Japanners opdracht de leiders te ont hoofden. Hun hoofden werden op bam- boespiezen gestoken. Zelfs de gehardste Compagniedienaren waren ontdaan over de slachtpartij. Ook de Heren XVII zouden later ver klaren dat zij de prijs van de nootmus kaat wel erg hoog vonden, te meer daar de radicale oplossing van Coen een vrij wel totale ontvolking van Banda tot ge volg had, zodat er slaven moesten wor den geïmporteerd om het werk te doen. Terug in Nederland werd Coen met waardering en ontzag behandeld. Hij verscheen voor de Staten-Generaal, bracht rapport uit aan de Heren XVII en werd door prins Maurits ontvangen. Bij die gelegenheid bood hij de prins een luipaard, een olifantje en een kakatoe aan voor diens dierentuin. Ondertussen ontving Coen vele duizenden carolus- guldens bij wijze van nabetaling en als premie voor het stichten van Batavia, het veroveren van Banda en andere ver diensten. Eva Ment Jan Pieterszoon Coen was een rijk en aanzienlijk man en een goede huwelijks partij. Hij liet zijn oog vallen op de ne gentienjarige Eva Ment, een dochter uit een verarmd maar invloedrijk Amster dams koopmansgeslacht. Kort daarop echter begon de ster van Coen te dalen. Zijn gezondheid ging achteruit. Aan deelhouders begonnen te morren, zij ga ven de voorkeur aan snelle winsten bo ven de geld verslindende lange-termijn- plannen van Coen. De Engelsen ge bruikten alle mogelijke politieke pres siemiddelen om te voorkomen dat de gouverneur-generaal zou teruggaan naar Indië. Op krachtige aandrang van de be windhebbers en min of meer oogluikend toegestaan door de Staten, vond in het vooijaar van 1627 voor de derde en laat ste maal het vertrek van Coen naar de tropen plaats. Na zijn terugkeer zette Coen de uit breiding van Batavia krachtig voort. Maar de bewindhebbers' lieten in hun opdrachten steeds minder ruimte tot verwezenlijking van Coens plannen. De droom van een tropisch wereldrijk viel in duigen. Aan beheersing van China, Japan en India kon niet langer worden gedacht. Een sterke inter-Aziatische handel beheerst door de VOC bleek on mogelijk. Het vaderland richtte zich op het be halen van snelle winsten met zo laag mo gelijke investeringen. Coen keerde zich intussen met zó'n felheid tegen corrup tie en ongeloof, dat hij zelfs kooplui, be stuurders en predikanten uit zijn naaste omgeving van zich deed vervreemden. Zijn twee dochtertjes stierven beiden kort na de geboorte. Een incident met een twaalfjarig pleegdochtertje dat in het huis van Coen met een jonge vaan drig werd betrapt, leidde tot zo'n buiten- sportige woedeaanval dat zelfs de ge- trouwste dienaren probeerden Coen in te tomen. Tevergeefs: het meisje werd gegeseld en verbannen. De jongen ont hoofd. Rode loop De zorgen van Coen werden nog ver groot door de plannen van de sultan van Mataram. Die had gaandeweg zijn rijk op Midden-Java vergroot en werd in zijn expansiedrift nog slechts belemmerd door de VOC. Tot twee keer toe werd Ba tavia belegerd. Duizenden onder de wa penen geroepen Javaanse boeren sneu velden. Batavia werd zwaar geteisterd. Tijdens het tweede beleg stierf Coen plotseling, waarschijnlijk aan de heer sende 'rode loop'.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 21