Ben Bio blaast even uit
Lèdenaar hunkert alweer naar vo
,]g
rikaans
avi
ZATERDAG 18 APRIL 1987 <MflHIP"0 W" W WV'^ÏÏ V% A PAGINA 21
EXTRA
^^^^^^BULAG^AhnjE^EIDSCH/ALPHEN^AGBWD
Ben Zech (36) op het terras van De Bruine Boon, waar het allemaal begon.
(foto's Wim Dijkman)
Wat een mens al niet kan
overkomen. Het ene
moment loop je werk- en
doelloos op de Leidse
Steenstraat waar je aan
de praat raakt met een
oppervlakkige kennis die
je anders alleen zou
groeten, maar voor wie je
nu de tijd hebt. Een aantal
weken later vind je jezelf
als gevolg van dat
gesprek terug in
Mozambique. Een sterk
verhaal? Het overkwam
Leidenaar Ben Zech, 36,
vrijgezel, bioloog en als
zodanig bekend onder de
bijnaam 'Ben Bio'. Voor
hem leidde deze
toevallige ontmoeting tot
een baan op het
Mozambikaanse eiland
Inhaca, waar hij
gedurende anderhalfjaar
lange tijd als enige
Europeaan tussen de
plaatselijke bevolking
vertoefde in een
marine-biologisch
station. Later zwierf hij
nog zo'n zelfde periode
door zuidelijk Afrika.
Hij is zojuist teruggekeerd, maar
zou het liefst meteen weer in het
vliegtuig stappen. Hij heeft zijn tent
in het noorden van de Zuidafrikaan-
se provincie Transvaal laten staan,
het retourtje Johannesburg brandt
in zyn zak en hij wil daar het liefst
zo snel mogelijk gebruik van ma
ken.
door Paul de Tombe
Hij mist de tropen, de zon, het zuivere
water, de natuur. „Afrika werkt versla
vend voor wie er gevoelig voor is",
droomt hij weg tijdens het gesprek. Hij
heeft dan ook moeite zich aan te passen
aan het Nederlandse klimaat en het le
vensritme en soms dienen zich paranoï
de verschijnselen bij hem aan, bijvoor
beeld wanneer hij over de toch echt niet
zo drukke Steenstraat loopt.
Daar, voor de koffieshop De Bruine
Boon, begon het volstrekt onverwachte
avontuur. In de kamer van zqn broer,
toepasselijk gesitueerd in een woning in
de Leidse Transvaalbuurt, keert Ben
Zech terug naar het begin van de natuur
film die drie jaar zou duren.
Na veertien jaar te hebben gewerkt als
biologie-leraar in Dordrecht, Sassen-
heim, Rijswqk en Leiden en een dienst
verband bij het Instituut voor Natuurbe-
schermings Educatie („waar ik natuur-
gidsen heb opgeleid") was hij al een tijd
werkloos. Als barkeeper was hij welis
waar zeer getapt, maar aan dat bijbaan
tje had hij intussen de brui gegeven. Dus
leek hij het aanvankelijk te moeten doen
met de theorie van een cursus op de
Landbouwhogeschool in Wageningen,
gericht op tropische visteelt en visserij,
met praktijkles aan het Tjeukemeer. Het
toeval verplaatste hem naar een plek aan
de Indische Oceaan.
Babbeltje
Het woord is aan Ben Zech: „Een deel
van mijn jeugd had ik in'Johannesburg
doorgebracht en aan die tijd had ik dat
onbestemde gevoel overgehouden.Ik
wilde nog eens terug, weg, de wereld
zien. Dat kwam die dag mooi uit. Op de
Steenstraat kwam ik een bioloog tegen
die ik oppervlakkig kende. Normaal ge
sproken iemand die ik alleen gedag zou
zeggen, het was dan ook puur toeval dat
we een babbeltje begonnen. Hij had zo
maar een baan voor me in zijn bureaula
liggen. Die was hem aangeboden door
de universiteit van Maputo, maar hij had
die job afgewezen. Of ik die wilde heb
ben. Toevallig was precies in die week
ook de directeur van de faculteit in Ma
puto hier, een Nederlander die ik nog
van vroeger kende. Nadat ik met hem
contact had gehad kreeg ik de benoe
ming. In opdracht van de universiteit
van Maputo moest ik een marine-biolo
gisch station op Inhaca opkrikken. Dat
stond daar al sinds 1952, maar was na de
onafhankelijkheid in 1975 in verval ge
raakt".
Zo leek hij van het ene op het andere
moment hoofdrolspeler te zijn gewor
den in een exotisch sprookje, maar dat
viel dus even tegen. Niet het exotische
gedeelte, want daarmee zat het wel goed
(„de tropische fauna in het water was
uniek"), maar dat van dat sprookje klop
te niet. Van de uitmergelende hongers
nood en de guerrilla-oorlog merkte hij
niet veel, hoewel er wel mensen stierven
in zijn jeep. „Aan hersen-malaria. Omdat
ik op het eiland de enige was met een
jeep vervoerde ik geregeld de zieken uit
de dorpen. Er was namelijk wel een me
dische post op het eiland, alleen waren
er geen medicijnen", schetst Zech de al
ledaagse werkelijkheid.
Veel minder erg, maar wel irritant wa
ren de arbeidscondities, het gebrek aan
organisatie, de bureaucratie. Zech kreeg
op Inhaca te maken met uiterst primitie
ve werkomstandigheden. Als bioloog
moest hij vooral materiaal verzamelen,
„maar de potjes om die dingen in te ver
zamelen ontbraken". Hij moest vaak de
zee op om koralen te onderzoeken,
„maar er waren alleen lekke boten" En
dat de administratie, die nog dateert uit
de tijd van het Portugese kolonialisme,
een „regelrechte ramp" was zou hij al
heel snel merken.
„Bij mijn aankomst op het vliegveld
van Maputo zou ik worden afgehaald
door iemand die mijn visum zou hebben
geregeld. Hij was er dus niet. En daar
stond ik, met mijn hond die ik had mee
genomen. Ik heb geprobeerd de douane
uit te leggen waarom ik het land in wil
de, maar dat lukte niet. Vervolgens
kwam wel die knaap opdagen, maar zon
der visum. Hij kreeg ruzie met de doua
ne-beambte en daar heb ik gebruik van
gemaakt. Ik heb mijn paspoort van tafel
gegrist, heb mijn hond onder de tafel
door geloodst en ben gewoon doorgelo
pen".
Eenmaal gearriveerd op zijn bestem
ming kreeg hij nog een voorbeeld van de
losse werkwijze in Mozambique, „waar
de mensen zeer bereidwillig zijn, maar
waar niemand precies weet wat hij moet
doen, of hoe hij het moet doen". Zech:
„Ik dacht dat dat gedoe op het vliegveld
al exceptioneel was, maar toen ik in au
gustus aankwam op Inhaca lag er ook
geen contract voor me klaar. Dat kreeg
ik steeds maar niet, hoe ik daar ook op
aandrong. Dat duurde tot december en
mijn eerste salaris kreeg ik pas in fe
bruari van het volgende jaar. Dat was
heel lullig, ja. Ik heb tussentijds nog ge
dreigd te staken als ik mijn contract niet
snel kreeg. Daar keken ze heel vreemd
van op. „Je kunt niet staken als je hier
een contract hebt", zeiden ze. Dat ik dat
niet had en nou juist daarvoor wilde sta
ken, begrepen ze dus niet".
„Het geeft precies aan hoe het daar
gaat", stelt Zech, die daarvan later nog
meer onthutsende staaltjes zal geven.
Eerst even terug naar het begin. Zijn ta
ken stonden wel op papier toen hij aan
kwam in het station aan een baai op In
haca. „Ik moest wetenschappelijk on
derzoek opzetten op marine-biologisch
gebied. Ecologisch onderzoek verrich
ten aan de drie koraalriffen in de baai en
hydrografische waarnemingen doen. De
temperatuur en het zoutgehalte meten
van het water en kijken welke plankton
erin zat en wat de relatie was tussen het
plankton en het koraal".
Bedreigd
„Het tweede deel van mijn taak be
stond uit het moderniseren van een be
staand marine-biologisch museum. Al
les wat we in het water konden vinden
was bestemd voor een referentie-collec
tie voor wetenschappers en een exposi
tieruimte voor toeristen. De derde taak
was het uitstippelen van een beleid om
de reservaten te behouden en uit te brei
den. Het eiland werd zwaar bedreigd
door menselijke activiteiten. Toeristen
wilden vaak koralen meenemen, maar
ook visserij-activiteiten en de verzamel
woede van de lokale bevolking vormden
daarvoor een bedreiging. Bij laag water
krabden die mensen van alles van de
stukken koraal af. Eieren van slakken en
van krabben, die ze in de soep gooiden.
Om daarbij te kunnen keerden ze zo'n
stuk koraal om, maar dat legden ze dan
niet terug. De eieren die ze lieten zitten
verdroogden daardoor in de zon. Dat
moesten we voorkomen, want de tropi
sche fauna in het water was uniek. De
koralen waren franje-riffen en van dat
type lagen die het meest zuidelijk in
Afrika".
Zijn vierde taak bestond uit het lesge
ven aan studenten. „Veldwerk doen,
dingen verzamelen, kleine proefjes uit
voeren". „Daarbij had ik ook de coördi
natie opgedragen gekregen van een ero
sieprogramma. Vooral aan de oceaan
kant maakten mensen looppaden naar
het strand. Op zich niet zo erg, maar
door de overwegend zuidoostenwind
kreeg je een zandtransport, waardoor in
het binnenland tongen van zand ont
stonden. Ook op de akkers en omdat de
grond er toch al arm is, viel er dan hele
maal niets meer te verbouwen. Ook dat
moesten we tegengaan".
Een heel programma voor één enkele
bioloog, die bij dat werk geen noemens
waardige hulp kreeg. Wel had Zech een
staf van veertien mensen. "Maar die wa
ren er alleen voor de neventaken. Dat
waren Mozambikanen, die nauwelijks
opleiding hadden genoten. Er waren er
zes die als reservaat-opzichter werkten,
die hadden daarvoor een cursus van drie
maanden gevolgd. Allen hadden ze niet
meer dan lagere school en sommigen
hadden maar twee klassen afgemaakt.
Zq waren verplicht op het station lager
onderwijs te volgen, of nou ja, onder
wijs... Degenen die zes jaar lagere school
hadden gaven les aan degenen met twee
klassen".
Gestolen
Hij stond er dus alleen voor en miste
bovendien ook nog de hoognodige mate
rialen. „Die had ik wel besteld en ze wa
ren ook in mijn scheepskist gegaan.
Maar die kwam pas veel later aan en
toen ik de kist eindelijk kon ophalen
was vrijwel alles eruit gejat in de haven.
Alleen mijn boeken heb ik kunnen red
den", aldus Zech, die met meer proble
men te maken kreeg. „Mij was toege
zegd dat ik 40.000 dollar zou krijgen om
boten te kopen, maar dat geld heb ik
nooit gezien. Dus moest ik het doen met
de boten die er lagen. Lek en zonder mo
toren".
Hij gebruikt dat gegeven als illustratie
bij een nieuw voorbeeld over de bizarre
verhoudingen ter plaatse. „Er kwam ge
regeld een Zuidafrikaan op het eiland,
met een prachtige rubberboot met mo
tor. Met hem kon ik een deal maken. Tij
dens zijn verblijf op Inhaca zou hij mo
gen logeren in het station - waar ruimte
was voor veertig studenten, maar er wa
ren er veel minder - en in ruil daarvoor
zou ik zijn rubberboot mogen gebrui
ken. Dat voorstel heb ik voorgelegd op
de universiteit in Maputo. Het mocht
niet, er mochten geen andere personen
dan studenten in het station logeren.
Laat me die boot dan kopen, heb ik ge
vraagd. Dat kon ook niet. „De universi
teit koopt geen tweedehands spullen",
was het antwoord. Dat vond ik zo
vreemd dat ik het hogerop heb gezocht,
omdat de inmiddels benoemde directri
ce van de faculteit in het buitenland ver
toefde. Bij de universiteitsraad heb ik
om uitleg gevraagd van die regel, maar
die bleek helemaal niet te bestaan. Des
ondanks kreeg ik die boot niet, want de
directrice was inmiddels terug en zij
diende onmiddellijk een klacht over me
in. Ik had haar gepasseerd en met hoge
re structuren onderhandeld. Dat was
hóér taak. Zo liep alles vast".
Voor die houding van de Mozambika
nen kon Ben Zech niettemin nog wel
enig begrip opbrengen. "Ze hebben
geen enkel inzicht, maar dat is accepta
bel. Wat me echt dwars zat was dat ik
ook bij anderen stukliep. Ik was bepaald
niet onder de indruk van de ontwikke
lingswerkers daar", haalt hij aan. „Op
een bepaald moment kreeg ik bezoek
van een Zweedse bioloog die de organi
satie vertegenwoordigde die het onder
zoek financierde. Hq vroeg wat ik nodig
had en beloofde voor die spullen te zul
len zorgen. Dat heb ik gemerkt. De eer
ste zending kwam vijf maanden later en
bevatte de verkeerde materialen. Ik
vrees dan ook dat je vanzelf wordt aan
getast door dat hele gebeuren als je daar
al wat langer leeft. Je wordt automatisch
gemakkelijker, want waarom zou je ver-
slagjes schrijven over iets wat niet ge
beurd is? Dat kwam daar voortdurend
voor. Ik ken geen plaats ter wereld waar
zoveel wordt geschreven over dingen
die niet hebben plaatsgevonden".
Onbevredigend
Mocht met die laatste uitspraken de
indruk zijn gewekt dat Ben Zech enigs
zins gefrusteerd raakte in Mozambique,
dan is dat juist. „Van al het werk is niet
veel terecht gekomen. Het was hoogst
onbevredigend", stelt hij vast. „Maar ik
had het niet willen missen. Ik had een
prachtig huis, altijd goed water en soms
had ik ook brandstof. Echt honger heb
ik niet gehad, want ik verdiende er har
de dollars waarmee nog wel wat extra's
te kopen viel in winkels die alleen be
stemd zijn voor de Europeanen. Als aan
vulling op het rantsoen voor alle inwo
ners, dat per maand bestond uit maxi
maal twee kilo rijst, twee tot drie kilo
mais, af en toe een halve liter olie en heel
incidenteel een pond suiker. In de eerste
maanden kon ik 's morgens ook nog een
broodje kopen, maar dat hield op een ge
geven moment op en was daarna niet
meer te krijgen".
Niet bepaald een vetpot. "Maar we
konden ook nog wel eens vis bemachti
gen bij de lokale bevolking. Het meeste
daarvan moest naar de visafslag in Ma
puto. maar bereikte de markt nooit. Ik
vermoed dat het naar de hogere kringen
ging, ik heb in elk geval nooit vis gevon
den op de markt. Wel op de zwarte
markt, maar daar moest je een half
maandsalaris neertellen voor een visje.
Voor Mozambikanen is dat allemaal niet
weggelegd. Die mogen geen buitenland
se valuta bezitten".
Typisch een situatie voor een land in
oorlog of een socialistische staat met een
zwakke economie. Mozambique voldoet
aan alle kenmerken. Door de revolutie
tegen de Portugese overheerser in 1974
en de daarop volgende onafhankelijk
heid in 1975 kwam het Frelimo aan de
macht. Een marxistisch-leninistisch be
wind, dat keihard wordt bestreden door
de „Beweging van het Nationale Verzet"
(MNR), gegroeid als gevolg van etnische
tegenstellingen en een falend econo
misch beleid. Door de Portugezen (die
alle hoge en middelbare functies voor
dien hadden bezet) achtergelaten zonder
enige machines of werktuigen, kon het
land er niet bovenop komen. Integen
deel.
Sabotage
"Het ontwikkelingsprogramma was te
ambitieus, het tijdschema te kort", zegt
Zech. „Het Frelimo geeft zelf eerlijk toe
dat er grote fouten zqn gemaakt". Het
roer is economisch dan ook omgegooid,
de blik wordt meer op het westen ge
richt. Niettemin ziet de MNR het nog al
tijd als haar belangrijkste taak om met
sabotage-acties de wankele economie te
ondermijnen. Steeds gewelddadiger
slaagt het daar ook in na de dood van
president Samora Machel (nooit geliefd
bij de kapitalistische buurlanden), die
vorig jaar oktober zo mysterieus neer
stortte in Zuid-Afrika, en de komst van
zijn vervanger Chissano. Voedseltrans-
porten naar het binnenland zijn vrijwel
onmogelijk. "Omdat de vrachtwagen on
der je aan flarden wordt geschoten", al
dus Zech. En honger is een goede voe
dingsbodem voor verzet.
„Maar van die oorlog heb ik op het ei
land zelden iets gemerkt", zegt Ben
Zech. „Eén keer heb ik 's nachts een
schietpartij gehoord, maar ik ben er
nooit achtergekomen wat dat was. Ver
der heb ik in de verte ook weieens het
geluid van bombardementen gehoord
en heb ik in het ziekenhuis van Maputo
gewonde soldaten gezien die van het
front kwamen. En ik merkte het natuur
lijk aan het gebrek aan allerlei zaken".
Die schaarste werd hem éénmaal bijna
fataal. „Toen ik mijn pols had openge
haald aan een koraal. Die plek ging ont
steken en mijn pols werd 's avonds zo
dik als een tennisbal. Omdat de pont
was gezonken en er geen brandstof was
voor de vliegtuigen kon ik niet naar het
ziekenhuis in Maputo, maar ik begon de
eerste sporen van bloedvergiftiging al te
vertonen. Over mijn hele arm kreeg ik
strepen. Dan merk je pas echt waar je zit.
Ik heb mijn generator aangezet voor het
licht, met een keukenmes mijn pols
opengesneden, de rotzooi eruit geperst
en penicilline erin gegooid. Wonder bo
ven wonder is het goed gekomen, maar
het was wel even zweten".
„Dat koraal was trouwens zo giftig als
de pest, dus je had heel snel ontstekin
gen", zegt Zech. „En het verhaal dat zout
water goed zou zijn is je reinste onzin. In
het zeewater leeft van alles en nog wat
dat infecties kan veroorzaken. Maar ik
ging honderd keer liever daar het water
in dan hier. Hier krijg je niet eens de
kans om te verzuipen, je lost gewoon
op".
Zwerven
Het is één van de redenen waarom hij
graag zou teruggaan, hij heeft er al tallo
ze genoemd waarom hij zijn contract in
Mozambique na anderhalfjaar niet wen
ste te verlengen. „Dat kon wel, maar ik
wilde niet meer, want de condities ver
beterden niet en daar was ook geen uit
zicht op. Omdat ik er toch was ben ik in
plaats daarvan door zuidelijk Afrika
gaan zwerven".
Vliegend („ik had goed verdiend in
Mozambique) en meerijdend trok hij
door het zuiden. Gedreven door profes
sionele interesse bezocht hij er vrijwel
alle wildreservaten, waar hij zijn verblijf
vaak betaalde met gidswerk. Op' die
tocht werd hij vooral overweldigd door
de natuur in Botswana. „De Okavango-
moerassen en een rivier die zomaar mid
den in de woestijn eindigt. Ongeloofelijk
mooi. Ik sliep daar ook midden tussen
de leeuwen, je moest daar 's nachts echt
in je tentje blijven, anders liep je het risi-
co te worden opgevreten".
Botswana charmeerde hem zodanig
dat hij daarheen het liefst terug zou wil
len. „Dat avontuur, die spanning, dat is
voor mij een charmant soort leven. Wat
dat betreft heeft Afrika verslavend op
me gewerkt. Ik heb er ook diverse solli
citaties lopen en er is kans dat ik kan
gaan meedoen aan een visserij-onder-
zoek in de Okavango-moerassen. In
principe ben ik daarvoor aangenomen
door de universiteit in Graham-Town in
Zuid-Afrika, ze moeten daar alleen de fi
nanciering nog rond krijgen".
„Maar dat is nou precies wat ik graag
zou willen", zegt Zech, die zqn tentje on
der bewaking in noord-Transvaal heeft
laten staan. Daar stierf zijn hond, na een
reis van 30.000 kilometer („ik heb er nu
een aap en een uil"), maar hq zou er als
het kon morgen weer naar terugkeren.
Zelfs naar Mozambique. "Daar heb ik
toch een stukje van mqn hart achtergela
ten. Ondanks alle ellende heb ik er een
mooie tijd gehad. Vooral met de bewo
ners van de dorpen waar ik 's avonds ge
regeld naartoe ging. Ondanks alle narig
heid maakten ze daar altijd een kamp
vuur en een soort drank en ze waren zo
vriendelqk dat ze mq lieten meedrin
ken".
Moeite
Het verschil met het Leidse 'nachtle
ven* is voor hem te groot, hq heeft moei
te met de aanpassing en verlangt nu al
hevig terug naar de tropen. „Ik ben blq
dat ik mqn broer en mijn vrienden weer
eens zie, maar dat is het enige dat me
hier nog trekt. Voor biologen ligt het
werk hier niet voor het oprapen, ik heb
mqn leven in Leiden een beetje afgeslo
ten en ik ben nu helemaal bevangen
door avontuurzin. Zet me morgen op het
vliegtuig en ik ben weg".
Hoogste tijd dus dat hij weer eens een
oppervlakkige kennis aanspreekt.
"Over mijn hele armen kreeg ik strepen. Dan merkje echt waar je zit".