Het redelijk alternatief voor jeugdinternaten ZATERDAG 11 APRIL 1987 „Kinderen zijn hinderen", zei vader Cats, waarbij hij gemakshalve vergat dat-ie ook zelf ooit kind was. Niettemin, kinderen kunnen soms zo tegen de draad in zijn dat er op bepaalde momenten geen huis mee valt te houden. Alles heeft z'n oorzaken, en dat gaat ook op voor normafwijkend gedrag. In het verleden gold vooral het internaat als aangewezen opvoedingsinstituut om van belhamels modelkinderen te maken. Meer en meer groeit het besef dat ook de ouders een negatieve invloed op hun kroost kunnen hebben. Bij de Boddaert-centra leeft de overtuiging dat gezinsmoeilijkheden bij voorkeur met behulp een 'uit en thuis-therapie' moeten worden weggemasseerd. „Wil je de relatie tussen oudeL kind verbeteren, dan is het beter zowel de oud als het kind te behandelen. Anders loop je de k dat ze helemaal van elkaar vervreemden", vindt men bij de I.eidse Boddaert-centra. Er bestaan gezinnen die worden ge spleten door een generatiekloof. Structureel botsen ouders en kinde ren daar met elkaar, soms zozeer dat het gebakkelei over en weer het huiselijke verkeer volkomen ontre gelt. door Gerard van Putten Andere kinderen slaan als het ware dicht, raken in zichzelf gekeerd omdat ze de 'nieuwe' vrouw van hun vader niet als moeder kunnen accepteren. Meer dan eens komt het ook voor dat jongeren hun belevenissen op school thuis niet kwijt kunnen omdat pa en ma zich eerst verschuilen achter een krant om vervol gens uitsluitend oogcontact te onder houden met de televisie. „Maar", spreekt Hans Knegtmans als coördina tor van het Leidse Boddaert-centrum uit ervaring, „het gebeurt ook dat een kind vannacht jaar een heel gezin kan rege- Verplaatsen De ouderwetse verzorgingsmaat schappij kende zo haar eigen oplossin gen voor kinderen met gedragsproble men. In het grijze verleden bestond er niet zozeer aandacht voor de oorzaak van de afwijkende opstelling van kinde ren, vóór alles werden de gevolgen ervan aangepakt. De neiging was groot de moeilijkheden in het gezin te verplaat sen van ouderlijk huis naar internaat, in de meedogenloos pratende volksmond maar al te vaak aangeduid als opvoe dingsgesticht. Vreemde ogen dwóngen als het ware onhandelbare belhamels zich op te stellen als modelkinderen. Als uitvloeisel van die therapie van de min ste weerstand heeft menigeen zich na derhand jaren achtervolgd gevoeld door het trauma van de uithuisplaatsing. Al in 1903 zag freule Elisabeth Bod- daert in dat er ook andere methoden denkbaar waren om kinderen met wie om de een of andere reden geen huis viel te houden op te vangen en te begeleiden. Zij zocht het in een 'uit en thuis-begelei- ding', voor welk doel zij op 11 maart van dat jaar in Amsterdam een dagcentrum oprichtte. Uit eigen middelen financier de zij het onderkomen voor degenen die in die dagen ongenuanceerd als „voor galg en rad opgroeiende jongeren" wer den gebrandmerkt, later sprongen ge goede burgers de jonkvrouw met geld bij- Lang niet iedereen bleek gecharmeerd van dit particuliere initiatief. Juist in een tijd waarin jongeren zich volledig dien den te schikken naar het gezag van ou deren, werden de pedagogische opvat tingen van jonkvrouw Boddaert in het gunstigste geval al te vooruitstrevend geacht. Meestal werden ze ëvenwel afge keurd. Eerst tegen het einde van de jaren zes tig kreeg zij op grote schaal postume er kenning voor haar levenswerk, getuige de vestiging van heel wat Boddaert-cen tra in den lande. Weliswaar had de re classering zich al in 1917 ontfermd over de drie 'Tehuizen voor schoolgaande kinderen' die naderhand werden omge doopt tot 'Vereeniging Boddaert-tehui- zen', maar tot voor een jaar of twintig was het voor artsen, onderwijzers en op voedkundigen bepaald geen voor de hand liggende beslissing om moeilijk opvoedbare kinderen in de dagcentra van freule Boddaert onder te brengen. Onbekend begrip „Nu nog trouwens zijn er verwijzers, voor wie de Boddaert-centra een onbe kend begrip zijn", stelt Hans Knegt mans. „Met name zijn er nogal wat huisartsen die niet van ons bestaan op de hoogte zijn, terwijl we ze hier in de regio toch allemaal een boekje hebben toegestuurd. Daardoor kan het gebeuren dat een kind buiten het gezin wordt ge plaatst, in een medisch kindertehuis. Terwijl ik er niet zeker van ben dat dit in alle gevallen nodig is". Verspreid door het hele land zijn er nu ruim tachtig Boddaert-centra, waar overeenkomstig de gemoderniseerde leerstellingen van de adellijke verpleeg kundige kinderen en hun ouders gehoor vinden voor de problemen in het gezin en waar wordt gestreefd naar een verbe terde omgang tussen ouders en kinde ren. Sinds 1973 zijn er ook in Leiden in totaal vier Boddaert-centra gevestigd, waar maximaal 48 kinderen in de lagere schoolleeftijd en 12 middelbare scholie ren elke werkdag van vier tot zeven toe gang hebben. Ze maken er hun huis werk, ze doen er een spelletje, ze eten er een hapje en weten zich bij voortduring begeleid door groeps/gezinsbegeleiders en pedagogen. Daarna gaan ze naar huis, zodat ze niet vervreemden van hun ou ders, hun broertjes en zusjes. Bovendien heeft plaatsing in een Boddaert-centrum het voordeel dat een kind z'n lidmaat schap van de sportclub niet behoeft op te zeggen. Anders gezegd: het wordt niet uit de vertrouwde omgeving wegge haald. In plechtige taal is destijds de officiële doelstelling van het Leidse Boddaert- centrum geformuleerd en aan het papier toevertrouwd: „Het in Leiden en om streken tijdelijk onderbrengen en bege leiden van jeugdigen (jongere jeugd), en van jongeren (oudere jeugd), die in een problematische opvoedings- en/of leefsi tuatie verkeren en daardoor in hun ont wikkeling ernstig belemmerd (dreigen) te worden, teneinde in samenwerking met het eigen gezin hun ontwikkeling te bevorderen en de opvoedings- casu quo leefsituatie te verbeteren". Schuldvraag Bij de Boddaert-centra zijn ze met be trekking tot de gezinsproblemen niet ge wend het antwoord van de schuldvraag te zoeken bij hetzij de ouders of het ldnd. „Vaak leeft het idee dat iemand de schuldige is heel sterk", weet coördina tor Knegtmans. „Je krijgt hier ouders die vinden dat ze als opvoeders falen, maar er zijn er ook die beweren dat het allemaal aan het kind ligt. Wij zeggen: de problemen die zich in een gezin voor doen kunnen voortvloeien uit allerlei factoren. Financiële moeilijkheden kun nen op een gezin drukken. Het kan zijn dat een kind niet in staat is de scheiding van de ouders te verwerken. En dan heb je ook de kinderen die ontregeld raken als gevolg van het feit dat de ouders niet met elkaar overweg kunnen. Vaak is het zo dat degenen die hier aankloppen eer der bij de Riagg en de schoolbegelei dingsdienst hebben geprobeerd een op lossing voor hun problemen te vinden". Op talloze manieren kunnen gezinnen waar zich ernstige relatiestoornissen voordoen de hulp inroepen van Bod daert-centra. Het initiatief daartoe kan door de betrokken familie zelf worden genomen, maar meestal is het de huis arts, de schoolarts of een onderwijzer die het contact legt. Aan eventuele plaatsing van het kind gaan enkele intafce-gesprekken' vooraf. „Die worden gevoerd door een peda goog en door een groeps/gezinsbegelei- der met de ouders, de verwijzer en af hankelijk van de leeftijd met de kinde ren zelf', vertelt Peter Bax, als groeps/ gezinsbegeleider verbonden aan het Leidse Boddaertcentrum. „In dergelijke gesprekken tasten we de problemen af. We bekijken tevens of er mogelijkheden zijn om die problemen te hjf te gaan. Ook al bieden wij hier talloze spelactivi teiten, bovenal proberen wij de indruk weg te nemen dat een Boddaert-cen trum een soort clubhuis is". Coördinator Knegtmans benadrukt dat er van de kant van de Boddaert-cen tra eigenlijk maar één voorwaarde wordt verbonden aan de hulpverlening: „De kinderen moeten bereid zijn hier te ko men en de ouders moeten bereid zijn ons thuis te ontvangen. Ook al doet een verwijzer een beroep op ons, als het pro bleem in het gezin wordt ontkend kun nen we niets doen. De kracht van onze hulpverlening ligt in een intensieve ge zinsbegeleiding. Het uitgangspunt van waaruit bij de Boddaert-centra wordt ge werkt is: behandel kind en gezin sa- Geen spijt Op verwijzing van een pedagogisch bureau wendde een vrouw uit de bollen streek zich ruim twee jaar geleden tot het Leidse Boddaert-centrum. Haar Hans Knegtmans: "Men moet bereid zijn hier te ko men". Peter Bax: Boddaert-centra zijn geen clubhuizen". Ouderparticipatie Knegtmans: „Het is niet zo dat we mensen een bepaald dictaat opleggen, maar we verlangen wel de medewerking van alle betrokkenen. Anders heeft het weinig zin om met de cliënten in zee te gaan. In het begin stellen we geen hoge eisen aan de ouders, dan volstaat het voor ons al dat ze bereid zijn ons te ont vangen en hun kinderen naar het Bod daert-centrum te laten gaan. Maar na Kinderen in een van de vier Leidse Boddaert-centra: voor verreweg de meesten hoeft er geen internaat aan te pas te komen. (toto's Loek Zuyderduin) zoontje had geregeld last van driftbuien. Voordat ze zich naar het Terweepark be gaf had ze naar eigen zeggen al een hele rij hulpverleners gepasseerd, zonder dat die erin waren geslaagd het kind tot be daren te brengen. Ze zegt er emotioneel veel moeite mee te hebben gehad bui tenstaanders bij de opvoeding van haar zoon te betrekken. „Want je hebt toch het gevoel dat je het als moeder fout hebt gedaan. Onwillekeurig zadel je je zelf met een complex op. En daarbij komt dan nog dat de familie, de buren en je vrienden je adviseren om de vuile was niet buiten te hangen. Uiteindelijk heb ik toch maar besloten door te zetten en daar heb ik geen spijt van. Het schuldgevoel dat ik had ben ik kwijt, omdat ik hier ouders heb getroffen die in hetzelfde schuitje zitten. Zodoende steun je elkaar, vang je elkaar op. En wat heel belangrijk is, zowel mijn zoon als ikzelf hebben baat gevonden bij deze vorm van hulpverlening. Met gevoel voor realiteit stelt ze voor op datje iemands karakter niet kunt ver anderen. Niettemin constateert ze dage lijks dat haar zoontje mede „als gevolg van de therapie" zijn driftbuien beter dan voorheen kan beheersen („die woedeaanvallen komen een stuk minder voor; hij is natuurlijk ook ouder gewor den"). En zelf, beweert de moeder, rea geert ze nu ook anders dan voorheen op de driftbuien van haar zoon. „Als hij nu met de deuren gaat gooien, reageer daar ik niet meer op. Dan laat ik hem maar betijen. Na een kwartier is het voorbij, zelf zeur ik er dan naderhand ook niet meer over. Vroeger deed ik dat wel, met het gevolg dat hij dan een nieuwe drift aanval kreeg". Haar zoon is thans kind aan huis bij het Boddaert-centrum. Groeps/gezins- begeleider Peter Bax kent hem nu van haver tot gort, zoals hij intussen ook weet wat hij aan de vrouw uit de bollen streek heeft. Zij draait tegenwoordig volop mee in de dagelijkse praktijk van het Leidse centrum, als hulp bij alle mo gelijke spelactiviteiten, als afgevaardig de van de ouders in het bestuur van het centrum. „In de eerste tijd moet je zowel het kind als de ouders als het ware ervaren, zowel hier als in de thuissituatie", zegt Bax. „Soms is het niet eenvoudig een probleem direct te doorgronden. Want het gebeurt bijvoorbeeld dat een kind zich hier voorbeeldig gedraagt, terwijl het zich in eigen omgeving heel anders opstelt. Net zo kan het gaan met de ou ders. Ook die kunnen zich voordeliger presenteren dan ze gewoon zijn te doen". Het opgewonden standje uit de bollen streek hield zich in zijn kennismakings periode koest in het Boddaert-centrum. En als de groeps/gezinsbegeleider thuis een visite aflegde, toonde hij zich al evenzeer de kalmte in persoon. „Ik zat daar behoorlijk over in", vertelt zijn moeder. „Ik moet dan ook zeggen dat ik aan de ene kant wel blij was dat-ie na verloop van tijd toch een driftbui kreeg toen de groeps/gezinsbegeleider op be zoek was. Hij kon toen vaststellen dat ik geen verhaaltjes had opgehangen". De therapie zoals de hulpverleners van de Boddaert-centra die voorstaan, laat zich voltrekken volgens een behan delingsplan. Dat wordt in de zogeheten kennismakingsperiode opgesteld in sa menspraak met het betrokken gezin en vervolgens ter beoordeling voorgelegd aan een externe commissie, die wordt gevormd door een kinderpsychiater, een schoolarts en een schooldecaan. In dat plan wordt exact verwoord welke doel stellingen worden nagestreefd, terwijl er tevens een prognose omtrent de behan- delingsduur wordt gegeven. De hulpver lening omvat onder meer speltherapie, groepsgesprekken waarin ouders el- kaars ervaringen uitwisselen en gezins- gesprekken. Regelmatig onderhouden de medewerkers van de Boddaert-centra zich met de gezinsleden over de effecten van het behandelingsplan, of die redelij kerwijs stroken met de verwachtingen. Eventueel beraadt men zich op de vraag of bepaalde doelstellingen geen bijstel ling behoeven. verloop van een aantal maanden vragen we meer betrokkenheid van de ouders, we vragen ze bijvoorbeeld om ons te as sisteren b(j de spelactiviteiten. Een aan tal ouders heeft schommels gemaakt. Lang niet allemaal staan ze te trappelen om hier geregeld hun gezicht te laten zien. Maar dat is wel dringend gewenst, de ouderparticipatie past nu eenmaal in de gezinsbegeleiding van het Boddaert- centrum. Uiteindelijk is en blijft het doel om het contact tussen kind en ouders te verbeteren". De personeelstaf van het Boddaert- centrum, onder meer belichaamd door groepsgezinsbeleiders, een orthopeda goog en een kookster, vervult een voor beeldfunctie ten faveure van de ouders. „Ze kunnen hier zien hoe groepsleiders met de kinderen omgaan", verduidelijkt Knegtmans. „Wat wij de ouders voorhouden is: stel kinderen geen straffen in het vooruit zicht die niet uitvoerbaar zijn", vult groeps/gezinsbegeleider Bax aan. „Het heeft geen enkele zin om te roepen: jij mag twee weken niet buiten spelen. Zo als het ook geen enkel nut heeft om te dreigen in de trant van: jij mag in het weekend niet met ons mee. Dat valt im mers niet waar te maken, als een kind te jong is om alleen thuis te blijven". Correctie Het is de ervaring van de inwoonster uit de bollenstreek, dat er in het Bod daert-centrum in Leiden geen schijnwe reld voor haar kind wordt gecreëerd. Er bestaat duidelijk een onderscheid tus sen wat mag en wat niet mag. Wie over de schreef gaat, kan wachten op een cor rectie. Peter Bax: „Een kind dat een driftbui krijgt, proberen we af te rem men. Je pakt hem dan beet om te voor komen dat-ie om zich heen gaat schop pen. En dan hou je hem net zo lang vast tot hij kalmeert. Soms moet je echt de strijd aangaan, want driftaanvallen spruiten veelal voort uit het verlangen om de macht te grijpen. Een middel om je zin door te drukken. En dan moet je hem duidelijk maken dat hij als kind niet de macht heeft, dat hij met zijn drift aanvallen over de grens gaat. Als oudere moet je laten zien wie je bent". Coördinator Knegtmans: „Een kind van acht dat altijd gewend was het gezin te regeren heeft in eerste instantie uiter aard moeite om die macht op te geven. Zeker in materieel opzicht. Wie eraan ge wend is dat een driftbui met een ca deautje wordt afgekocht zal die gewoon te niet makkelijk uit handen geven. Maar dat moet-ie dan maar afleren. In het belang van het kind zelf, anders tre den er onherroepelijk stoornissen in de geestelijke ontwikkeling op. Een achtja rige kan dan wel de macht in een gezin hebben, het is en blijft een kind. En geen kind kan ouderlijke geborgenheid mis- Een van 1982 daterend onderzoek, ver richt door het Gemeenschappelijk Insti tuut voor Toegepaste Psychologie in Nijmegen, heeft uitgewezen dat meer dan driekwart van de ouders van Bod- daert-kmderen onvoldoende is opge wassen tegen de taak van opvoeder. Twintig procent van de ouders zou vol gens datzelfde onderzoek geen genegen heid voor hun kinderen hebben, terwijl bijna de helft van de jongeren probleem kinderen zyn geworden als gevolg van de gezinssituatie. Daaronder wordt ver staan echtscheiding, huwelijksproble men, langdurige ziekte, werkloosheid en slechte huisvesting. Het is overigens op merkelijk dat eenderde van de onder vraagde ouders hun kinderen als oor zaak van de gezinsmoeilijkheden aanwe- Het GITP-onderzoek heeft ook de re sultaten van de Boddaert-therapie ge meten. Bijna tweederde van de geënque- teerde ouders bleek positief te staan te genover de begeleiding van de Bod daert-centra. Eenderde van de kinderen ervoer de opvang als positief. De hulp verleners stelden vast dat bijna vijftig procent van de kinderen op de dag van opname een psychische achterstand had; op de dag van vertrek bleek die in gelopen. „Toch wil ik een kanttekening plaat sen bij die cijfers", relativeert Hans Knegtmans de resultaten van het be wuste onderzoek. „De ouders zijn door gaans eerder tevreden dan wij. Bij dit werk is het vaak een kwestie van kleine stappen nemen, je moet soms tevreden zijn als er van tijd tot tijd een lichte voor uitgang wordt geboekt. Het gebeurt dat we helemaal geen beweging in een be paalde situatie kunnen krijgen. En dan kunnen wij er soms niet omheen het ad vies te verstrekken het kind tijdelijk uit huis te plaatsen. Maar bij verreweg de meeste kinderen die in een Boddaert- centrum worden behandeld hoeft er geen internaat aan te pas te komen. Lo gisch. Als we een kind dat bij ons wordt aangemeld ongeschikt achten voor onze behandelingstherapie springen we daar ook niet op in. Onze hulpverlening is im mers geen doel, wel een middel om ou ders en kinderen uiteindelijk weer nader tot elkaar te brengen".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 29