De 'verloren uurtjes' van Huygens Aandochtszucht Denkwijzer Constantijn veel te vaak ten onrechte verward met Christiaan Onze taal SATERDAG 11 APRIL 1987 Hij sprak vloeiend vijf of zes moderne talen. Hij schreef gedurende meer dan zeventig jaar gedichten in het Nederlands, het Frans en het Latijn. Nu en dan ook in het Italiaans. Hij bespeelde vijf muziekinstrumenten en had een goede zangstem. Hij componeerde vele honderden muziekstukken en correspondeerde met talloze mensen in heel West-Europa. Hij ontwierp op eigen gezag een gedetailleerd plan voor een bestrate weg door de duinen van Den Haag naar Seheveningen. Hij maakte zelf het ontwerp voor zijn woning, in een stijl waarvan hij in de Nederlanden de initiator was. En hij was in zijn gewone leven een druk bezet man als secretaris en raadsman van drie generaties Oranjes. Een universeel mens: Constantijn Huygens. Driehonderd jaar geleden, op 28 maart 1687, overleed hij. door prof. dr. L. Strenghott Constantijn Huygens hoort tot de grote namen uit de gouden eeuw. Hij heeft ze ook bijna allemaal per soonlijk gekend: Oldenbarnevelt en Johan de Witt, Tromp en De Ruyter, Rembrandt en Vondel. Door zijn positie aan het hof in Den Haag kon hij fungeren als een soort cul turele verbindingsofficier. Hij deed vaak een goed woordje voor een wetenschap per of een letterkundige en waar hij kon, trad hij op als beschermer van mensen die om de een of andere reden bescher ming nodig hadden. Toch merk je dat deze grote figuur uit onze nationale beschaving maar vaag in het bewustzijn van de Nederlanders van de twintigste eeuw voortleeft. Hij wordt om de haverklap verward met zijn genia le zoon, de wereldberoemde wis- en na tuurkundige Christiaan Huygens. On langs stond in de krant het bericht, dat er muziek van Christiaan Huygens te ruggevonden was. Het betrof Constan tijn. wie was die talentvolle en veelzijdi ge Haagse hoveling? Opvoeding Hij heeft een lang leven gekend: van 1596 tot 1687. In zijn jeugd- en vormings jaren had hij alles mee, zo op afstand be zien: zorgzame en verstandige ouders en een milieu dat de ontwikkeling van zijn talenten stimuleerde. Zijn vader was se cretaris van Willem van Oranje geweest en in de jaren na diens dood secretaris van de Raad van'State. Hij had, evenals zijn Antwerpse vrouw, welbewust geko zen voor de hervorming in calvinistische stijl. Dat maakte dat er grote waarde werd gehecht aan een zorgvuldige op voeding, gericht op een leven in dienst van het jonge gemenebest, de Republiek der Verenigde Nederlanden. Daar is het voor Constantijn en zijn iets oudere broer Maurits Huygens in derdaad op uit gelopen. Maurits volgde zijn vader op in zijn functie bij de Raad van State. Constantijn werd - na een paar diplomatieke reizen naar Engeland en Venetië - 'geheimschrijver' van de jonge stadhouder Frederik Hendrik. Dat was in 1625, kort na de dood van prins Maurits. Over die bestuurswisseling gaat een bekend gedicht van Huygens, 'Scheep- spraet'. Schipper Mouring, zo vertelt de dichter in Hollandse matrozentaal, is te kooi gekropen en nu treedt 'Mooi Hein tje' op als de nieuwe stuurman van het schip van staat. Frederik Hendrik kreeg na korte tijd veel waardering voor de toewijding van zijn intelligente secretaris. Die maakte alle veldtochten van de prins mee, zo lang de Tachtigjarige Oorlog duurde. Zo zag Huygens' leven er uit in die jaren: 's winters thuis in Den Haag, als hij ten minste niet voor zijn meester op reis was om ergens pachtgelden te innen, en 's zomers in het leger ver van huis, bij het beleg van Den Bosch bijvoorbeeld, of op de tocht langs de Maas. Een onrustig le ven vol kleine en grote beslommeringen. Des te merkwaardiger is het dat de druk bezette Huygens zijn leven lang tijd vond voor zijn liefhebberijen, waaron der lezen, musiceren en componeren, en verzen schrijven. Totaan zijn dood com bineerde hij al die activiteiten. Dagh-werck Laten we Constantijn Huygens eens een dag lang volgen. Daar hebben we ge legenheid toe, want hij heeft zelf in een van zijn grote gedichten, 'Dagh-werck', uit de doeken gedaan welke dagindeling gewoon was voor hem. Dat is dan een dag in Den Haag, in de tijd van zijn hu welijk, dat maar tien jaar geduurd heeft, van 1627 tot 1637. Het is opvallend dat hij de dag meteen na het opstaan begint met een gebed, sa men met zijn vrouw. Maar wie Constan tijn Huygens een beetje kent uit zijn poëzie, zal zich daarover toch niet verba zen. Hij is een oprecht gelovig man. Hij is doordrongen van het besef van zijn onwaardigheid en schuld tegenover de Schepper en hij weet dat alles wat hij heeft, materiële en niet-materiële gaven, van God komt. Zijn gebedstaai is helemaal in de stijl van de grote hervormer Calvijn. Er leeft bij veel mensen in onze tijd een negatief beeld van het calvinisme. Het zou zo on geveer de grote vijand van de cultuur zijn. Aan Huygens kunnen we zien dat dat beeld niet opgaat. Na het aankleden staat Huygens in zijn eigen huis klaar om mensen te ont vangen die via hem iets willen bereiken bij de prins. In de loop van de ochtend gaat hij naar het hof om zijn werk te doen. Als hij vroeg in de middag terug komt. gebruikt hij met zijn gezin het middagmaal. Daarna komt er de ene keer bezoek, de andere keer maakt hij met zijn vrouw een ritje in de karos in de omgeving van Den Haag of een wande ling alleen door de duinen. Bij slecht weer is hij in zijn bibliotheek te vinden, zich verdiepend in theologische, medi sche, staatkundige of letterkundige werken. Als Huygens met zijn gedicht 'Dagh- werck' zo ver is gekomen, breekt het al'. De dood van zijn 'Sterre' (zijn vrouw) verhinderde de voltooiing. Hoe hij ver der had willen gaan vertelt hij in een korte nabeschouwing. Hij had nog over andere liefhebberijen willen praten: de tuin, de muziek, de schilderkunst, het boetseren. In de namiddag gaat hij weer naar het hof om pas in de loop van de avond terug te keren. Dan is er de avondmaaltijd, die besloten wordt met gemeenschappelijk bijbel lezen en ge bed. Het is het klassieke beeld van het gereformeerde huisgezin. Moeilijke tijd Een moeilijke tijd had Huygens op la gere leeftijd, toen hij vier jaar lang aan het Franse hof in Parijs en Fontaine- bleau was als ambassadeur van de Oran jes. Hij moest met diplomatieke tact pro beren Lodewijk XIV ertoe te bewegen het prinsdom Orange aan de rechtmati ge eigenaars, de Oranjes, terug te geven. Als het eindelijk gelukt is, wordt Huy gens in de Zuidfranse stad als een bevrij der bejubeld. Hij herstelt er het gezag van zijn meesters. In die Franse jaren was hij ook nog eens tweemaal vier maanden in Londen om bij de Engelse koning te pleiten voor teruggave van het enorm bedrag dat de Stuarts van de Oranjes hadden geleend. In 1637, na tien gelukkige jaren, ver loor Huygens zijn vrouw. Een van zijn kennissen, Maria Tesselschade uit Alk maar, bemoedigde hem met een gedicht dat diepe indruk op hem maakte. Ze schreef onder andere: 'Heer, stel uw leed te boeck, soo hoeft ghij 't niet t' onthou wen'. Huygens vond dat Tesseltje met die versregel alle mannelijke dichters overtroffen had overtroffen. Zelf had ze een paar jaar eerder haar man en haar oudste dochtertje verloren. Ze wist waarover ze het had. Nog jaren later her innert Huygens zich die regel uit haar gedicht. Romantische schrijvers over de Mui- derkring hebben wel eens gesuggereerd, dat de weduwnaar Huygens in alle ernst verliefd was op de charmante Tessel schade en dat alleen haar neiging om rooms-katholiek" te worden-bem-ervan heeft weerhouden haar om haar hand te vragen. Het is de vraag of deze voorstel ling van zaken niet aan de fantasie van die schrijvers is ontsproten. Huygens zegt zelf in de jaren na de dood van zijn vrouw, dat hij er niet over piekert om te hertrouwen. Wat maakt de figuur van Constantijn Huygens voor onze tijd nog belangrijk? Wat hij in de actualiteit van de zeven tiende eeuw allemaal uitrichtte is voor de twintigste eeuw niet meer van direct belang, maar hij heeft ons twee dingen als een soort van culturele erfenis nage laten: zijn poëzie en zijn muziek. Laten we eens zien wat hij ons te bieden heeft. Bloemetjes Huygens heeft zijn gedichten verza meld in een dikke bundel, die hij 'Ko ren-bloemen' noemde. In een gedicht legt hij uit wat hij daarmee wil zeggen. Op het korenveld van zijn leven is het om de tarwe begonnen. Dat is zijn werk voor de gemeenschap, voor de Repu bliek. Maar tussendoor zijn er nu en dan onopzettelijk bloemetjes tevoorschijn t Constantijn Huygens: schrijven was vrijetijdsbesteding gekomen. Dat is zijn poëzie. Hij wil vol strekt geen professioneel dichter zijn. Schrijven is vrijetijdsbesteding. Ergens vertelt Huygens dat zijn korenbloemen alleen maar in verloren uurtjes zijn ge maakt, te paard of bij een wandeling. Bekende gedichten uit die omvangrij ke bundel zijn bijvoorbeeld het lofdicht op het Voorhout in Den Haag en de sati re op de mode, "t Costelick Mal' ('kost bare dwaasheid'). Met deze jeugdwerken werd hij in één klap een beroemd dich ter. Ze vertonen een heel eigen stijl: speels en puntig en tegelijk in hun die pere strekking ernstig en vroom. Huygens heeft een grote hekel aan al ledaags gerijmel. Hij houdt van een on gewone manier van uitdrukken. Andere titels zijn: 'Oogen-troost', een troost dicht voor een bijna blinde vriendin, waarin de dichter stelt dat de meeste mensen wel aan de een of andere bij ziendheid lijden. Vërderiiofwijek-', de-beschrijving van zijn buiten in Voorburg. Dat gebouw be staat nog altijd en is thans als Huygens- museum ingericht. Van het gedicht 'Zee-straet' kunnen we de eerste versre gel nu ook op een postzegel lezen: 'De Werelt gaet haer' gang, sij werrt en blijft aen 'twerren'.' Hij wil zeggen: de wereld is een warboel. Het is zo'n onoverzichte lijk geheel, de menselijke samenleving, dat een gewoon mens er geen enkele lijn in kan ontdekken. Zwaarwichtig doet deze dichter over zijn eigen werk niet gauw, eerder het omgekeerde. Hij heeft de neiging zijn prestaties te bagatelliseren. Tegenover mogelijke critici verklaart hij dat het maar 'kakelen op het nest' is wat hij doet. Een timmerman of een wever mag toch onder het schaven of weven wel een deuntje zingen? Puntdichten Intussen weet hij mensen en dingen zeer raak te typeren. Want hij is een man met een scherpe blik en een dichter met een scherpe pen. Vooral in zijn punt dichten, korte versjes met een geestig- heidje als slot, proeven we dikwijls de spot van iemand die de gebreken van zijn medemensen opmerkt. Zo doorziet hij de ijdelheid van mensen die zoge naamd niets geven om nette kleren, als hij tegen iemand, die hij Andries noemt, zegt: Uw kleren zijn gescheurd, die draagt gij uit gebrek niet, gij pronkt ermee, Andries, kwansuis der wijzen een die 's werelds mooi ver acht. Maar wij en zijn zo gek niet; wij zien uw ijdelheid dwars door die scheuren heen. Gekje Als hij merkt, dat hij gezond en wel voor een klein afstandje toch zijn koets gebruikt, laat hij zich als volgt door een boer de les lezen: Een huisman zag mij kloek ter been, gezond van zinnen en van leen, in een tweepaardenkoets besluiten. Om ver te reizen, ver naar buiten Nee, langs een anderhalve straat Waar m.' over klare klinkers gaat: en zei met reden: 'Wat een gekken: twee beesten om een beest te trekken!' En als zijn hondje, dat blijkbaar Gekje heette, dood is en begraven, dicht hij dit grafschrift: Dit is mijn hondjes graf. Ik zeg er niet meer af (van), als dat ik wenste en de wereld waar' niet bedurven - dat mijn klein Gekje leefde en al de grote sturven. Van dit type gedichtjes heeft Huygens er meer dan drieduizend gemaakt. Als je ze leest leer je de samenleving van die tijd goed kennen, in zijn deugden en on deugden. En aangezien de mensen van nu niet werkelijk anders zijn dan toen, kunnen we er heel wat uit leren. Uit alle voorbeelden kunnen we mak kelijk aflezen dat deze dichter mikt op een pittige stijl. Daarin wordt hij door niemand overtroffen. Zijn poe'zie is het bewijs van een scherp intellect en een groot creatief taalvermogen. Daarom is het nog steeds de moeite waard zijn werk te lezen. Muziek Er is ook muziek van zijn hand be waard. Bijna achthonderd composities (zegt hij aan het eind van zijn negentigja rig leven) heeft hij in de kast liggen. We kennen er maar een fractie van, het meeste is zoekgeraakt. In zijn eigen tijd publiceerde hij de 'Pathodia sacra et profana', 'Gewijde en ongewijde ge- voels-zangen'. Dit werk verscheen in 1647 in Parijs en omvat zo'n veertig com posities. Het zijn enerzijds getoonzette teksten uit de psalmen, anderzijds lief desliederen in het Italiaans en Frans. Toen Huygens in zijn vroege jeugd on der andere de luit leerde bespelen, werd de muziek in de Nederlanden geken merkt door de polyfone stijl. We kennen die uit de motetten van Sweelinck, orga nist van de Oude Kerk te Amsterdam. In zijn composities spelen diverse zelfstan dige stemmen door elkaar heen en sa men vormen ze een ingewikkeld maar harmonisch muzikaal geheel. De jonge Constantijn heeft Sweelinck in de beginjaren van de zeventiende eeuw ontmoet in een muziekgezelschap in Amsterdam. Hij moest daar als jonge virtuoos op de viool spelen en raakte he lemaal overstuur toen hij eventjes de draad kwijt was. Over dit aardige mo ment uit zijn jonge jaren vertelt hij in een van zijn autobiografische werken. Op een reis naar Venetië, in -1,620, leert hij een heel andere muziek kennen in de monodische stijl van de grootste compo nist van die tijd, Monteverdi. In de 'Pa thodia' past Huygens diezelfde stijl toe. Er is dan één dominerende stem. die door de andere stemmen wordt onder steund om de betekenis van de gezon gen woorden zo krachtig mogelijk tot uitdrukking te brengen. Vandaar de naam 'gevoelszangen'. Ezels Er zijn niet zoveel mensen die echt kunnen oordelen over muziek, vindt Huygens. Hij klaagt nogal eens over 'die ezels zonder oren'. In Den Haag waren er niet veel met wie hij zijn liefhebberij op zijn niveau kon delen. Tot de weinigen behoorden de Engelse officiersdochter Utricia Ogle en de begaafde claveciniste Maria Casembroot. Tot op hoge leeftijd was de muziek voor hem een tegenwicht tegen de zor gen. Als hij een tochtje door Holland en Utrecht maakt in de nazomer van 1669, heeft hij volgens zijn dichterlijk reisver slag behalve twee bedienden en een hond ook een luit bij zich. En op een dienstreis door Zeeland en in het Ant werpse in 1675 (hij is dan bijna tachtig) maakt hij in het jacht van de prins ver schillende muziekstukken, gigues en sa rabandes, op 'de beste luit ter wereld', die hij overal zegt mee naartoe te nemen. Ook van de musici zag Huygens de ei genaardige zwakheden. Ze zijn moeilijk op gang te krijgen, maar als ze eenmaal bezig zijn weten ze niet van ophouden. Dat zegt hij dus ook van zichzelf. Deze typering van musici kende hij uit het werk van de oude Romeinse dichter Ho- ratius. In 'Oogen-troost' bekent hij van zichzelf dat hij voor de muziek alles op zij zet. Dat is merkwaardig, deze beken tenis. Want de enigszins stoïcijns den kende christen die hij was kende als hoogste wijsheid de 'constantia', dat wil zeggen de standvastigheid van geest en gemoed waardoor men de wisselvallig heden van het leven aankan. Het toege ven aan een hartstocht past daar niet zo goed bij. Maar genoemde bekentenis maakt hem voor ons alleen maar mense lijker. Ter herdenking van het feit dat Constantijn Huygens driehonderd jaar geleden overleed, wordt in het Museon aan de Stadhouderslaan 41 in Den Haag een overzichtstentoonstelling over hem gehouden. De expositie, die de naam 'Constanter' draagt, begon op 28 maart en duurt tot 1 juni. Dezelfde tentoonstelling is ook nog te zien in Rijksmuseum paleis Het Loo in Apeldoorn, van 20 juni tot 13 septem- De auteur van dit artikel is hoogleraar in de Nederlandse letterkunde aan de Vrije Uni versiteit te Amsterdam. DOOR JOOP VAN DER HORST Over stofzuigen valt heel wat te vertel len. Vorige week ging het om de vraag wat je zeggen moet als je klaar bent: gestofzuigd of stofgezogen? Het ant woord was: gestofzuigd. Ook zeggen steeds meer mensen dat ze de kamer gezuigd hebben, in plaats van het vroegere gezogen. Jonge men sen vinden gezogen zelfs een beetje gek: ze vinden dat het bij gezogen net is alsof je de kamer opgezogen hebt ter wijl toch niet jijzelf maar de stofzuiger aan het zuigen is geweest. Dat is een beetje onlogisch maar het weerspiegelt wel een taalverandering die aan de gang is. Sterke werkwoor den, die hun verleden tijd en hun vol tooid deelwoord vormen met een ande re klinker (zoals zuigen-zoog-gezogen), die dus onregelmatig zijn, hebben de neiging om regelmatig te worden en zich te gaan gedragen als alle andere werkwoorden, de zwakke werkwoorden (zoals tellen-telde-geteld). Maar ze doen het niet allemaal, en evenmin te gelijk. Waarom is gestofzuigd eerder of meer geaccepteerd dan gezuigd? In de eerste plaats omdat samenge stelde werkwoorden doorgaans nieuwer en jonger zijn dan die waarvan ze zijn afgeleid. Het is alsof bij zo'n nieuwvor ming de gelegenheid wordt aangegre pen om maar meteen een paar andere vernieuwingen in te voeren. Zuigen is een oud werkwoord maar stofzuigen dateert uit de jaren dertig. Andere voor beelden zijn afzeggen, opzeggen en glimlachen. Zegde is nogal ongewoon, maar iemand die de krant opzegde of een afspraak afzegde, doet niet vreemd aan. Gelacht hoor je nooit maar geglim lacht is normaal. Verder lijkt me ook een nieuwe bete kenis van belang. Zuigen in de betrek kelijk nieuwe betekenis van 'stofzuigen' zal eerder zuigde en gezuigd worden dan zuigen in de oorspronkelijke bete kenis. Zoiets is ook te zien aan prijzen. Als we iemand om zijn grote daden prij zen, is de verleden tijd: hij prees. En na afloop kunnen we zeggen dat we ie mand geprezen hebben. Wanneer een winkelier prijst, plakt hij prijsjes op zijn waren. In dat geval wordt prijzen in een andere en nieuwe betekenis gebruikt en we zien dan ook dat het werkwoord prij zen in die betekenis regelmatig is: hij prijsde en hij heeft geprijsd. Maar een nieuwe betekenis of een samengestelde vorm is niet beslist noodzakelijk. De tendens om onregel matige werkwoorden regelmatig te ma ken gaat door. De taalkundige Van Hae- ringen schreef in 1940 over slaapte en zingde in kindertaal: "Telkens weer rammelt de jongste generatie aan de zware ketenen der traditie". Overigens is het niet zo dat de veran dering alleen maar tot vereenvoudigin gen leidt. Het omgekeerde gebeurt ook, namelijk dat zwakke werkwoorden een sterke vervoeging krijgen. Bij breien hoor je bree en gebreeën; de verleden tijd van vrijen klinkt bij veel mensen toch heus als vree. Gevreeën is misschien geen algemeen beschaafd Nederlands maar wel heel algemeen onbeschaafd Nederlands. En wat zegt u als verleden tijd van uitscheiden? Hij schee er mee uit. Dat is volkomen correct Nederland, hoewel uitscheiden van oorsprong geen sterk werkwoord is. Gerolen wordt niet aanvaard, al hoor je het wel eens. Gefloten en gespoten zijn weer helemaal gewoon Nederlands en toch waren het oorspronkelijk ook zwakke werkwoorden. Als je het eenmaal geleerd hebt is het allemaal heel gewoon maar voor kleine kinderen is al die onregelmatigheid heel moeilijk. Mijn jongens van zeven ken nen twee manieren om op de schommel te spelen: zittend en staandend. Dat is dus wat Van Haeringen bedoelde. Een buitengewoon knappe jongeman kon zich niet voorstellen dat er iets mooi ers was om naar te kijken dan zijn eigen uiterlijk. Als iemand eens niet bewonde rend keek, was dat iedere keer zo pijnlijk voor hem dat hij ten slotte besloot zoiets niet meer te willen meemaken. Daarom bracht hij de meeste tijd door met voor overgebogen boven een rivier te hangen om naar zijn eigen spiegelbeeld te kun nen kijken. Hij raakte zo vervreemd van de wereld om hem heen dat hij uiteinde lijk krankzinnig werd en een einde aan zijn leven maakte. Uit zijn bloed ont sproten aan de rivieroever bloemen, die narcissen werden genoemd, want de naam van de jongeman uit deze Griekse sage was Narcissus. Psychologen spreken nogal altijd van narcisme om de verliefdheid van iemand op zichzelf, en met name op zijn eigen lichaam, aan te duiden. Voor een gezon de persoonlijkheid is een zekere mate van zelfliefde en zelfwaardering noodza kelijk. De meeste mensen putten die uit verschillende bronnen zoals de relaties met anderen, hun uiterlijk, hun werk. hun levensbeschouwing of godsdienst en de mate waarin ze hun leven overeen komstig hun geweten leiden. Voor een ze kere mate van gemoedsrust en innerlijke harmonie is het noozakelijk dat men voor zijn zelfwaardering niet afhanke lijk is van een enkele bronmaar zowel van buiten als van binnenuit zijn zelf waardering kan voeden. Alleen dan is men tot op zekere hoogte onafhankelijk van de kritiek en de complimenten of de lof van anderen, en in staat zijn eigen levensloop te sturen. Als kind zijn we voor onze zelfwaarde ring vrijwel volledig afhankelijk van één enkele bron, namelijk onze ouders of opvoeders. Wat kinderen over zichzelf voelen komt daarom vaak sterk overeen met hoe hun ouders tegenover hen staan en het beeld dat zij van hun ouders heb ben. Een van de onbewuste motieven van jonge kinderen om hun ouders buiten proporties op te hemelen - mijn vader is de sterkste, knapste man die er bestaat, mijn moeder is de mooiste van alle vrou wen - is dat ze op die manier ook zichzelf indirect ophemelen en hun nog wankele zelfvertrouwen versterken. Om dezelfde reden overschatten kinderen ook vaak zichzelf, scheppen ze op om anderen te imponeren. Maar de grote boze buiten wereld straft hen daar even vaak voor af en daarom slingert hun zelfbeeld en zelf liefde heen en weer tussen de uitersten van heel positief en heel negatief. Vooral in de puberteit valt dat heel duidelijk waar te nemen. Jongeren kunnnen de ene dag heel optimistisch en vol zelfvertrouwen de wereld tegemoet treden. De volgende dag kan daar wei nig of niets meer van over zijn en is het alleen nog maar kommer en kwel dat ze voor zich zien. Volwassen worden bete kent dat onder invloed van de buitenwe reld, school, werk, leeftijdgenoten en lief desrelaties het zelfbeeld minder extreem en dus stabieler wordt. De jongere gaat ontdekken welke mogelijkheden hij wel of niet heeft en wat zijn betere en slechte re eigenschappen zijn. Bij sommige mensen vindt die correc tie helaas niet plaats, hetzij omdat ze zich afsluiten voor corrigerende invloe den hetzij omdat die er niet geweest zijn. Ze zijn bijvoorbeeld zodanig over het paard getild of op zo'n jeugdige leeftijd al succesvol geweest - bij zangers en ac teurs gebeurt dat nog wel eens - dat ze een opgeblazen ego hebben, een overdre ven positief zelfbeeld. Of ze zijn zodanig slecht behandeld, of ondanks een goede behandeling zodanig negatief in hun denken, dat ze een verschrompeld ego of door René Diekstra hoogleraar psychologie te Leiden een uiterst negatief zelfbeeld hebben. Veelvuldige perioden van depressies zijn dan vaak hun deel. Maar soms over compenseren ze hun negatieve zelfbeeld door zich op een enkel gebied ontzettend in te spannen en daarin uit te blinken. Ze maken een glanzende carrière, ont wikkelen zich tot de grootste Casanova of het meest gevraagde stuk van het dorp en pompen met behulp van hun presta ties en de bewondering van anderen hun ineengezakte ego tot onrealistische groot te op. Diep van binnen blijven ze echter uiterst onzeker en kritiek kan hun letter lijk tijdlang wakker en bezig houden. Psychologen spreken wel van een nar cistische persoonlijkheid, als het gaat om iemand met een overdreven gevoel van zelfwaarde en zelfbewondering, voort durend bezig met fantasieën over be roemd, succesvol en bewonderd worden, constant bezig met aandacht en bewon dering van anderen te zoeken, en tegelijk ongevoelig voor de gevoelens en behoef ten van anderen. Niet zelden exploiteren of misbruiken ze zelfs anderen. Er zijn mannen die op ieder feestje of receptie zich moeten uitsloven om de aandacht en bewondering van de meest aantrekke lijke vrouwen(en) te trekken, hoe verve lend of kwetsend dat voor hun eigen partner ook is. Het zijn dezelfde mannen die later tegen hun partner zo heel fijn zinnig kunnen zeggen: "Heb je gezien hoe geïnteresseerd die vrouw in mij was? Als ik zou willen Er zijn vrouwen en meisjes die uitslui tend achter een bepaalde man aanzitten omdat iedereen hem wil hebben, niet om dat ze van hem houden als persoon. Ze zullen soms de meest gemene of valse din gen doen om hun buit in de wacht te sle pen. Als ze succes hebben zullen ze dat wijd en zijd bekend laten worden en daarmee graag anderen de ogen uitste ken. De meest gewiéksten zullen soms zelfs doen alsof ze stomverbaasd over hun verovering zijn ("ik was er helemaal niet op uit..."). Een kenmerk van sterk narcistische personen is ook een constante hang naar opwinding en sensatie, en naar activi teiten waarin zij in het centrum van de aandacht staan. Zelfs als ze in een bij eenkomst, vergadering of werkgroep niets te melden hebben, zullen ze toch grote moeite hebben er het zwijgen toe te doen. In die gevallen waarin ze geen en kele kans krijgen de aandacht op zich zelf te richten, voelen ze zich na afloop gefrustreerd en geïrriteerd. Ze wreken zich dan vaak door te zeggen dat de bij eenkomst niet veel voorstelde of slecht ge leid werd of iets dergelijks. Wat hen vooral kan opwinden is het ontmoeten van en het omgaan met be kende persoonlijkheden of mensen met een hoge maatschappelijke status: "In ons reisgezelschap zaten beslist niet de eersten de besten. Er was een burgemees ter en zijn vrouw....". Of: "Weet je wie ook komen op ons feest? De vrouw die laatst op de televisie was bij....". Het con tact met die bekende ander is dan voor hen een soort van toegevoegde waarde aan hun eigen persoon, over wie ze het praten vaak maar niet moe kunnen wor den. Onder schrijvers, wetenschappers en radio- en tv-beroemdheden is de narcisti sche persoonlijkheid bijna epidemisch. Voor hen zijn anderen op de eerste plaats personen wier taak hel is lof, erkenning en applaus uit te delen. Als ze die niet krijgen, maar juist kritiek, dan voelen ze zich verraden of tekort gedaan. Ze pro beren dat vaak te ontkennen door te be weren dat kritiek hun niet deert of dat critici het altijd op hen gemunt hebben of dat ze te groot zijn voor dit land of dat de criticus jaloers op hen is. Maar wat zich achter die woordenbrij verschuilt, is meestal een diepe persoonlijke gekwetst heid bij iemand die heel goed beseft dat achter de imponerende uiterlijke schijn en heel fragiel 'ikje' zich verbergt, dan niemand mag kennen. Daarom hebben narcistische persoon lijkheden met anderen vaak alleen maar oppervlakkige emotionele contacten. Zich werkelijk volledig en duurzaam voor iemand anders openstellen roept bij hen te veel angst op. Psychologisch ge zien is het daarom niet goed, dat het pu bliek de narcistische, vooral op het uiter lijk gerichte persoonlijkheden van de buis en het witte doek als haar grote voorbeelden krijgt voorgespiegeld. Want hoe meer men naar buiten is gericht, hoe leger het binnen meestal is. Leidsch/Al-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 25