De 'verloren uurtjes' van Huygens
Aandochtszucht
Denkwijzer
Constantijn veel te vaak ten onrechte verward met Christiaan
Onze taal
SATERDAG 11 APRIL 1987
Hij sprak vloeiend vijf of zes moderne talen. Hij
schreef gedurende meer dan zeventig jaar gedichten in
het Nederlands, het Frans en het Latijn. Nu en dan ook
in het Italiaans. Hij bespeelde vijf
muziekinstrumenten en had een goede zangstem. Hij
componeerde vele honderden muziekstukken en
correspondeerde met talloze mensen in heel
West-Europa. Hij ontwierp op eigen gezag een
gedetailleerd plan voor een bestrate weg door de
duinen van Den Haag naar Seheveningen. Hij maakte
zelf het ontwerp voor zijn woning, in een stijl waarvan
hij in de Nederlanden de initiator was. En hij was in
zijn gewone leven een druk bezet man als secretaris en
raadsman van drie generaties Oranjes. Een universeel
mens: Constantijn Huygens. Driehonderd jaar geleden,
op 28 maart 1687, overleed hij.
door prof. dr. L. Strenghott
Constantijn Huygens hoort tot de
grote namen uit de gouden eeuw.
Hij heeft ze ook bijna allemaal per
soonlijk gekend: Oldenbarnevelt en
Johan de Witt, Tromp en De Ruyter,
Rembrandt en Vondel.
Door zijn positie aan het hof in Den
Haag kon hij fungeren als een soort cul
turele verbindingsofficier. Hij deed vaak
een goed woordje voor een wetenschap
per of een letterkundige en waar hij kon,
trad hij op als beschermer van mensen
die om de een of andere reden bescher
ming nodig hadden.
Toch merk je dat deze grote figuur uit
onze nationale beschaving maar vaag in
het bewustzijn van de Nederlanders van
de twintigste eeuw voortleeft. Hij wordt
om de haverklap verward met zijn genia
le zoon, de wereldberoemde wis- en na
tuurkundige Christiaan Huygens. On
langs stond in de krant het bericht, dat
er muziek van Christiaan Huygens te
ruggevonden was. Het betrof Constan
tijn. wie was die talentvolle en veelzijdi
ge Haagse hoveling?
Opvoeding
Hij heeft een lang leven gekend: van
1596 tot 1687. In zijn jeugd- en vormings
jaren had hij alles mee, zo op afstand be
zien: zorgzame en verstandige ouders en
een milieu dat de ontwikkeling van zijn
talenten stimuleerde. Zijn vader was se
cretaris van Willem van Oranje geweest
en in de jaren na diens dood secretaris
van de Raad van'State. Hij had, evenals
zijn Antwerpse vrouw, welbewust geko
zen voor de hervorming in calvinistische
stijl. Dat maakte dat er grote waarde
werd gehecht aan een zorgvuldige op
voeding, gericht op een leven in dienst
van het jonge gemenebest, de Republiek
der Verenigde Nederlanden.
Daar is het voor Constantijn en zijn
iets oudere broer Maurits Huygens in
derdaad op uit gelopen. Maurits volgde
zijn vader op in zijn functie bij de Raad
van State. Constantijn werd - na een
paar diplomatieke reizen naar Engeland
en Venetië - 'geheimschrijver' van de
jonge stadhouder Frederik Hendrik. Dat
was in 1625, kort na de dood van prins
Maurits.
Over die bestuurswisseling gaat een
bekend gedicht van Huygens, 'Scheep-
spraet'. Schipper Mouring, zo vertelt de
dichter in Hollandse matrozentaal, is te
kooi gekropen en nu treedt 'Mooi Hein
tje' op als de nieuwe stuurman van het
schip van staat.
Frederik Hendrik kreeg na korte tijd
veel waardering voor de toewijding van
zijn intelligente secretaris. Die maakte
alle veldtochten van de prins mee, zo
lang de Tachtigjarige Oorlog duurde. Zo
zag Huygens' leven er uit in die jaren: 's
winters thuis in Den Haag, als hij ten
minste niet voor zijn meester op reis was
om ergens pachtgelden te innen, en 's
zomers in het leger ver van huis, bij het
beleg van Den Bosch bijvoorbeeld, of op
de tocht langs de Maas. Een onrustig le
ven vol kleine en grote beslommeringen.
Des te merkwaardiger is het dat de druk
bezette Huygens zijn leven lang tijd
vond voor zijn liefhebberijen, waaron
der lezen, musiceren en componeren, en
verzen schrijven. Totaan zijn dood com
bineerde hij al die activiteiten.
Dagh-werck
Laten we Constantijn Huygens eens
een dag lang volgen. Daar hebben we ge
legenheid toe, want hij heeft zelf in een
van zijn grote gedichten, 'Dagh-werck',
uit de doeken gedaan welke dagindeling
gewoon was voor hem. Dat is dan een
dag in Den Haag, in de tijd van zijn hu
welijk, dat maar tien jaar geduurd heeft,
van 1627 tot 1637.
Het is opvallend dat hij de dag meteen
na het opstaan begint met een gebed, sa
men met zijn vrouw. Maar wie Constan
tijn Huygens een beetje kent uit zijn
poëzie, zal zich daarover toch niet verba
zen. Hij is een oprecht gelovig man. Hij
is doordrongen van het besef van zijn
onwaardigheid en schuld tegenover de
Schepper en hij weet dat alles wat hij
heeft, materiële en niet-materiële gaven,
van God komt.
Zijn gebedstaai is helemaal in de stijl
van de grote hervormer Calvijn. Er leeft
bij veel mensen in onze tijd een negatief
beeld van het calvinisme. Het zou zo on
geveer de grote vijand van de cultuur
zijn. Aan Huygens kunnen we zien dat
dat beeld niet opgaat.
Na het aankleden staat Huygens in
zijn eigen huis klaar om mensen te ont
vangen die via hem iets willen bereiken
bij de prins. In de loop van de ochtend
gaat hij naar het hof om zijn werk te
doen. Als hij vroeg in de middag terug
komt. gebruikt hij met zijn gezin het
middagmaal. Daarna komt er de ene
keer bezoek, de andere keer maakt hij
met zijn vrouw een ritje in de karos in de
omgeving van Den Haag of een wande
ling alleen door de duinen. Bij slecht
weer is hij in zijn bibliotheek te vinden,
zich verdiepend in theologische, medi
sche, staatkundige of letterkundige
werken.
Als Huygens met zijn gedicht 'Dagh-
werck' zo ver is gekomen, breekt het al'.
De dood van zijn 'Sterre' (zijn vrouw)
verhinderde de voltooiing. Hoe hij ver
der had willen gaan vertelt hij in een
korte nabeschouwing. Hij had nog over
andere liefhebberijen willen praten: de
tuin, de muziek, de schilderkunst, het
boetseren. In de namiddag gaat hij weer
naar het hof om pas in de loop van de
avond terug te keren. Dan is er de
avondmaaltijd, die besloten wordt met
gemeenschappelijk bijbel lezen en ge
bed. Het is het klassieke beeld van het
gereformeerde huisgezin.
Moeilijke tijd
Een moeilijke tijd had Huygens op la
gere leeftijd, toen hij vier jaar lang aan
het Franse hof in Parijs en Fontaine-
bleau was als ambassadeur van de Oran
jes. Hij moest met diplomatieke tact pro
beren Lodewijk XIV ertoe te bewegen
het prinsdom Orange aan de rechtmati
ge eigenaars, de Oranjes, terug te geven.
Als het eindelijk gelukt is, wordt Huy
gens in de Zuidfranse stad als een bevrij
der bejubeld. Hij herstelt er het gezag
van zijn meesters. In die Franse jaren
was hij ook nog eens tweemaal vier
maanden in Londen om bij de Engelse
koning te pleiten voor teruggave van het
enorm bedrag dat de Stuarts van de
Oranjes hadden geleend.
In 1637, na tien gelukkige jaren, ver
loor Huygens zijn vrouw. Een van zijn
kennissen, Maria Tesselschade uit Alk
maar, bemoedigde hem met een gedicht
dat diepe indruk op hem maakte. Ze
schreef onder andere: 'Heer, stel uw leed
te boeck, soo hoeft ghij 't niet t' onthou
wen'. Huygens vond dat Tesseltje met
die versregel alle mannelijke dichters
overtroffen had overtroffen. Zelf had ze
een paar jaar eerder haar man en haar
oudste dochtertje verloren. Ze wist
waarover ze het had. Nog jaren later her
innert Huygens zich die regel uit haar
gedicht.
Romantische schrijvers over de Mui-
derkring hebben wel eens gesuggereerd,
dat de weduwnaar Huygens in alle ernst
verliefd was op de charmante Tessel
schade en dat alleen haar neiging om
rooms-katholiek" te worden-bem-ervan
heeft weerhouden haar om haar hand te
vragen. Het is de vraag of deze voorstel
ling van zaken niet aan de fantasie van
die schrijvers is ontsproten. Huygens
zegt zelf in de jaren na de dood van zijn
vrouw, dat hij er niet over piekert om te
hertrouwen.
Wat maakt de figuur van Constantijn
Huygens voor onze tijd nog belangrijk?
Wat hij in de actualiteit van de zeven
tiende eeuw allemaal uitrichtte is voor
de twintigste eeuw niet meer van direct
belang, maar hij heeft ons twee dingen
als een soort van culturele erfenis nage
laten: zijn poëzie en zijn muziek. Laten
we eens zien wat hij ons te bieden heeft.
Bloemetjes
Huygens heeft zijn gedichten verza
meld in een dikke bundel, die hij 'Ko
ren-bloemen' noemde. In een gedicht
legt hij uit wat hij daarmee wil zeggen.
Op het korenveld van zijn leven is het
om de tarwe begonnen. Dat is zijn werk
voor de gemeenschap, voor de Repu
bliek. Maar tussendoor zijn er nu en dan
onopzettelijk bloemetjes tevoorschijn
t Constantijn Huygens: schrijven was vrijetijdsbesteding
gekomen. Dat is zijn poëzie. Hij wil vol
strekt geen professioneel dichter zijn.
Schrijven is vrijetijdsbesteding. Ergens
vertelt Huygens dat zijn korenbloemen
alleen maar in verloren uurtjes zijn ge
maakt, te paard of bij een wandeling.
Bekende gedichten uit die omvangrij
ke bundel zijn bijvoorbeeld het lofdicht
op het Voorhout in Den Haag en de sati
re op de mode, "t Costelick Mal' ('kost
bare dwaasheid'). Met deze jeugdwerken
werd hij in één klap een beroemd dich
ter. Ze vertonen een heel eigen stijl:
speels en puntig en tegelijk in hun die
pere strekking ernstig en vroom.
Huygens heeft een grote hekel aan al
ledaags gerijmel. Hij houdt van een on
gewone manier van uitdrukken. Andere
titels zijn: 'Oogen-troost', een troost
dicht voor een bijna blinde vriendin,
waarin de dichter stelt dat de meeste
mensen wel aan de een of andere bij
ziendheid lijden.
Vërderiiofwijek-', de-beschrijving van
zijn buiten in Voorburg. Dat gebouw be
staat nog altijd en is thans als Huygens-
museum ingericht. Van het gedicht
'Zee-straet' kunnen we de eerste versre
gel nu ook op een postzegel lezen: 'De
Werelt gaet haer' gang, sij werrt en blijft
aen 'twerren'.' Hij wil zeggen: de wereld
is een warboel. Het is zo'n onoverzichte
lijk geheel, de menselijke samenleving,
dat een gewoon mens er geen enkele lijn
in kan ontdekken.
Zwaarwichtig doet deze dichter over
zijn eigen werk niet gauw, eerder het
omgekeerde. Hij heeft de neiging zijn
prestaties te bagatelliseren. Tegenover
mogelijke critici verklaart hij dat het
maar 'kakelen op het nest' is wat hij
doet. Een timmerman of een wever mag
toch onder het schaven of weven wel
een deuntje zingen?
Puntdichten
Intussen weet hij mensen en dingen
zeer raak te typeren. Want hij is een man
met een scherpe blik en een dichter met
een scherpe pen. Vooral in zijn punt
dichten, korte versjes met een geestig-
heidje als slot, proeven we dikwijls de
spot van iemand die de gebreken van
zijn medemensen opmerkt. Zo doorziet
hij de ijdelheid van mensen die zoge
naamd niets geven om nette kleren, als
hij tegen iemand, die hij Andries noemt,
zegt:
Uw kleren zijn gescheurd, die draagt
gij uit gebrek niet,
gij pronkt ermee, Andries, kwansuis
der wijzen een die 's werelds mooi ver
acht. Maar wij en zijn zo gek niet;
wij zien uw ijdelheid dwars door die
scheuren heen.
Gekje
Als hij merkt, dat hij gezond en wel
voor een klein afstandje toch zijn koets
gebruikt, laat hij zich als volgt door een
boer de les lezen:
Een huisman zag mij kloek ter been,
gezond van zinnen en van leen,
in een tweepaardenkoets besluiten.
Om ver te reizen, ver naar buiten
Nee, langs een anderhalve straat
Waar m.' over klare klinkers gaat:
en zei met reden: 'Wat een gekken:
twee beesten om een beest te trekken!'
En als zijn hondje, dat blijkbaar Gekje
heette, dood is en begraven, dicht hij dit
grafschrift:
Dit is mijn hondjes graf.
Ik zeg er niet meer af (van),
als dat ik wenste en de wereld waar'
niet bedurven -
dat mijn klein Gekje leefde en al de
grote sturven.
Van dit type gedichtjes heeft Huygens
er meer dan drieduizend gemaakt. Als je
ze leest leer je de samenleving van die
tijd goed kennen, in zijn deugden en on
deugden. En aangezien de mensen van
nu niet werkelijk anders zijn dan toen,
kunnen we er heel wat uit leren.
Uit alle voorbeelden kunnen we mak
kelijk aflezen dat deze dichter mikt op
een pittige stijl. Daarin wordt hij door
niemand overtroffen. Zijn poe'zie is het
bewijs van een scherp intellect en een
groot creatief taalvermogen. Daarom is
het nog steeds de moeite waard zijn
werk te lezen.
Muziek
Er is ook muziek van zijn hand be
waard. Bijna achthonderd composities
(zegt hij aan het eind van zijn negentigja
rig leven) heeft hij in de kast liggen. We
kennen er maar een fractie van, het
meeste is zoekgeraakt. In zijn eigen tijd
publiceerde hij de 'Pathodia sacra et
profana', 'Gewijde en ongewijde ge-
voels-zangen'. Dit werk verscheen in
1647 in Parijs en omvat zo'n veertig com
posities. Het zijn enerzijds getoonzette
teksten uit de psalmen, anderzijds lief
desliederen in het Italiaans en Frans.
Toen Huygens in zijn vroege jeugd on
der andere de luit leerde bespelen, werd
de muziek in de Nederlanden geken
merkt door de polyfone stijl. We kennen
die uit de motetten van Sweelinck, orga
nist van de Oude Kerk te Amsterdam. In
zijn composities spelen diverse zelfstan
dige stemmen door elkaar heen en sa
men vormen ze een ingewikkeld maar
harmonisch muzikaal geheel.
De jonge Constantijn heeft Sweelinck
in de beginjaren van de zeventiende
eeuw ontmoet in een muziekgezelschap
in Amsterdam. Hij moest daar als jonge
virtuoos op de viool spelen en raakte he
lemaal overstuur toen hij eventjes de
draad kwijt was. Over dit aardige mo
ment uit zijn jonge jaren vertelt hij in
een van zijn autobiografische werken.
Op een reis naar Venetië, in -1,620, leert
hij een heel andere muziek kennen in de
monodische stijl van de grootste compo
nist van die tijd, Monteverdi. In de 'Pa
thodia' past Huygens diezelfde stijl toe.
Er is dan één dominerende stem. die
door de andere stemmen wordt onder
steund om de betekenis van de gezon
gen woorden zo krachtig mogelijk tot
uitdrukking te brengen. Vandaar de
naam 'gevoelszangen'.
Ezels
Er zijn niet zoveel mensen die echt
kunnen oordelen over muziek, vindt
Huygens. Hij klaagt nogal eens over 'die
ezels zonder oren'. In Den Haag waren er
niet veel met wie hij zijn liefhebberij op
zijn niveau kon delen. Tot de weinigen
behoorden de Engelse officiersdochter
Utricia Ogle en de begaafde claveciniste
Maria Casembroot.
Tot op hoge leeftijd was de muziek
voor hem een tegenwicht tegen de zor
gen. Als hij een tochtje door Holland en
Utrecht maakt in de nazomer van 1669,
heeft hij volgens zijn dichterlijk reisver
slag behalve twee bedienden en een
hond ook een luit bij zich. En op een
dienstreis door Zeeland en in het Ant
werpse in 1675 (hij is dan bijna tachtig)
maakt hij in het jacht van de prins ver
schillende muziekstukken, gigues en sa
rabandes, op 'de beste luit ter wereld',
die hij overal zegt mee naartoe te nemen.
Ook van de musici zag Huygens de ei
genaardige zwakheden. Ze zijn moeilijk
op gang te krijgen, maar als ze eenmaal
bezig zijn weten ze niet van ophouden.
Dat zegt hij dus ook van zichzelf. Deze
typering van musici kende hij uit het
werk van de oude Romeinse dichter Ho-
ratius. In 'Oogen-troost' bekent hij van
zichzelf dat hij voor de muziek alles op
zij zet. Dat is merkwaardig, deze beken
tenis. Want de enigszins stoïcijns den
kende christen die hij was kende als
hoogste wijsheid de 'constantia', dat wil
zeggen de standvastigheid van geest en
gemoed waardoor men de wisselvallig
heden van het leven aankan. Het toege
ven aan een hartstocht past daar niet zo
goed bij. Maar genoemde bekentenis
maakt hem voor ons alleen maar mense
lijker.
Ter herdenking van het feit dat Constantijn
Huygens driehonderd jaar geleden overleed,
wordt in het Museon aan de Stadhouderslaan
41 in Den Haag een overzichtstentoonstelling
over hem gehouden. De expositie, die de
naam 'Constanter' draagt, begon op 28 maart
en duurt tot 1 juni. Dezelfde tentoonstelling is
ook nog te zien in Rijksmuseum paleis Het
Loo in Apeldoorn, van 20 juni tot 13 septem-
De auteur van dit artikel is hoogleraar in
de Nederlandse letterkunde aan de Vrije Uni
versiteit te Amsterdam.
DOOR JOOP VAN DER HORST
Over stofzuigen valt heel wat te vertel
len. Vorige week ging het om de vraag
wat je zeggen moet als je klaar bent:
gestofzuigd of stofgezogen? Het ant
woord was: gestofzuigd.
Ook zeggen steeds meer mensen dat
ze de kamer gezuigd hebben, in plaats
van het vroegere gezogen. Jonge men
sen vinden gezogen zelfs een beetje
gek: ze vinden dat het bij gezogen net is
alsof je de kamer opgezogen hebt ter
wijl toch niet jijzelf maar de stofzuiger
aan het zuigen is geweest.
Dat is een beetje onlogisch maar het
weerspiegelt wel een taalverandering
die aan de gang is. Sterke werkwoor
den, die hun verleden tijd en hun vol
tooid deelwoord vormen met een ande
re klinker (zoals zuigen-zoog-gezogen),
die dus onregelmatig zijn, hebben de
neiging om regelmatig te worden en
zich te gaan gedragen als alle andere
werkwoorden, de zwakke werkwoorden
(zoals tellen-telde-geteld). Maar ze
doen het niet allemaal, en evenmin te
gelijk. Waarom is gestofzuigd eerder of
meer geaccepteerd dan gezuigd?
In de eerste plaats omdat samenge
stelde werkwoorden doorgaans nieuwer
en jonger zijn dan die waarvan ze zijn
afgeleid. Het is alsof bij zo'n nieuwvor
ming de gelegenheid wordt aangegre
pen om maar meteen een paar andere
vernieuwingen in te voeren. Zuigen is
een oud werkwoord maar stofzuigen
dateert uit de jaren dertig. Andere voor
beelden zijn afzeggen, opzeggen en
glimlachen. Zegde is nogal ongewoon,
maar iemand die de krant opzegde of
een afspraak afzegde, doet niet vreemd
aan. Gelacht hoor je nooit maar geglim
lacht is normaal.
Verder lijkt me ook een nieuwe bete
kenis van belang. Zuigen in de betrek
kelijk nieuwe betekenis van 'stofzuigen'
zal eerder zuigde en gezuigd worden
dan zuigen in de oorspronkelijke bete
kenis. Zoiets is ook te zien aan prijzen.
Als we iemand om zijn grote daden prij
zen, is de verleden tijd: hij prees. En na
afloop kunnen we zeggen dat we ie
mand geprezen hebben. Wanneer een
winkelier prijst, plakt hij prijsjes op zijn
waren. In dat geval wordt prijzen in een
andere en nieuwe betekenis gebruikt en
we zien dan ook dat het werkwoord prij
zen in die betekenis regelmatig is: hij
prijsde en hij heeft geprijsd.
Maar een nieuwe betekenis of een
samengestelde vorm is niet beslist
noodzakelijk. De tendens om onregel
matige werkwoorden regelmatig te ma
ken gaat door. De taalkundige Van Hae-
ringen schreef in 1940 over slaapte en
zingde in kindertaal: "Telkens weer
rammelt de jongste generatie aan de
zware ketenen der traditie".
Overigens is het niet zo dat de veran
dering alleen maar tot vereenvoudigin
gen leidt. Het omgekeerde gebeurt ook,
namelijk dat zwakke werkwoorden een
sterke vervoeging krijgen. Bij breien
hoor je bree en gebreeën; de verleden
tijd van vrijen klinkt bij veel mensen toch
heus als vree. Gevreeën is misschien
geen algemeen beschaafd Nederlands
maar wel heel algemeen onbeschaafd
Nederlands. En wat zegt u als verleden
tijd van uitscheiden? Hij schee er mee
uit. Dat is volkomen correct Nederland,
hoewel uitscheiden van oorsprong geen
sterk werkwoord is.
Gerolen wordt niet aanvaard, al hoor
je het wel eens. Gefloten en gespoten
zijn weer helemaal gewoon Nederlands
en toch waren het oorspronkelijk ook
zwakke werkwoorden.
Als je het eenmaal geleerd hebt is het
allemaal heel gewoon maar voor kleine
kinderen is al die onregelmatigheid heel
moeilijk. Mijn jongens van zeven ken
nen twee manieren om op de schommel
te spelen: zittend en staandend. Dat is
dus wat Van Haeringen bedoelde.
Een buitengewoon knappe jongeman
kon zich niet voorstellen dat er iets mooi
ers was om naar te kijken dan zijn eigen
uiterlijk. Als iemand eens niet bewonde
rend keek, was dat iedere keer zo pijnlijk
voor hem dat hij ten slotte besloot zoiets
niet meer te willen meemaken. Daarom
bracht hij de meeste tijd door met voor
overgebogen boven een rivier te hangen
om naar zijn eigen spiegelbeeld te kun
nen kijken. Hij raakte zo vervreemd van
de wereld om hem heen dat hij uiteinde
lijk krankzinnig werd en een einde aan
zijn leven maakte. Uit zijn bloed ont
sproten aan de rivieroever bloemen, die
narcissen werden genoemd, want de
naam van de jongeman uit deze Griekse
sage was Narcissus.
Psychologen spreken nogal altijd van
narcisme om de verliefdheid van iemand
op zichzelf, en met name op zijn eigen
lichaam, aan te duiden. Voor een gezon
de persoonlijkheid is een zekere mate
van zelfliefde en zelfwaardering noodza
kelijk. De meeste mensen putten die uit
verschillende bronnen zoals de relaties
met anderen, hun uiterlijk, hun werk.
hun levensbeschouwing of godsdienst en
de mate waarin ze hun leven overeen
komstig hun geweten leiden. Voor een ze
kere mate van gemoedsrust en innerlijke
harmonie is het noozakelijk dat men
voor zijn zelfwaardering niet afhanke
lijk is van een enkele bronmaar zowel
van buiten als van binnenuit zijn zelf
waardering kan voeden. Alleen dan is
men tot op zekere hoogte onafhankelijk
van de kritiek en de complimenten of de
lof van anderen, en in staat zijn eigen
levensloop te sturen.
Als kind zijn we voor onze zelfwaarde
ring vrijwel volledig afhankelijk van
één enkele bron, namelijk onze ouders of
opvoeders. Wat kinderen over zichzelf
voelen komt daarom vaak sterk overeen
met hoe hun ouders tegenover hen staan
en het beeld dat zij van hun ouders heb
ben. Een van de onbewuste motieven van
jonge kinderen om hun ouders buiten
proporties op te hemelen - mijn vader is
de sterkste, knapste man die er bestaat,
mijn moeder is de mooiste van alle vrou
wen - is dat ze op die manier ook zichzelf
indirect ophemelen en hun nog wankele
zelfvertrouwen versterken. Om dezelfde
reden overschatten kinderen ook vaak
zichzelf, scheppen ze op om anderen te
imponeren. Maar de grote boze buiten
wereld straft hen daar even vaak voor af
en daarom slingert hun zelfbeeld en zelf
liefde heen en weer tussen de uitersten
van heel positief en heel negatief.
Vooral in de puberteit valt dat heel
duidelijk waar te nemen. Jongeren
kunnnen de ene dag heel optimistisch en
vol zelfvertrouwen de wereld tegemoet
treden. De volgende dag kan daar wei
nig of niets meer van over zijn en is het
alleen nog maar kommer en kwel dat ze
voor zich zien. Volwassen worden bete
kent dat onder invloed van de buitenwe
reld, school, werk, leeftijdgenoten en lief
desrelaties het zelfbeeld minder extreem
en dus stabieler wordt. De jongere gaat
ontdekken welke mogelijkheden hij wel
of niet heeft en wat zijn betere en slechte
re eigenschappen zijn.
Bij sommige mensen vindt die correc
tie helaas niet plaats, hetzij omdat ze
zich afsluiten voor corrigerende invloe
den hetzij omdat die er niet geweest zijn.
Ze zijn bijvoorbeeld zodanig over het
paard getild of op zo'n jeugdige leeftijd
al succesvol geweest - bij zangers en ac
teurs gebeurt dat nog wel eens - dat ze
een opgeblazen ego hebben, een overdre
ven positief zelfbeeld. Of ze zijn zodanig
slecht behandeld, of ondanks een goede
behandeling zodanig negatief in hun
denken, dat ze een verschrompeld ego of
door René Diekstra
hoogleraar psychologie te Leiden
een uiterst negatief zelfbeeld hebben.
Veelvuldige perioden van depressies
zijn dan vaak hun deel. Maar soms over
compenseren ze hun negatieve zelfbeeld
door zich op een enkel gebied ontzettend
in te spannen en daarin uit te blinken.
Ze maken een glanzende carrière, ont
wikkelen zich tot de grootste Casanova
of het meest gevraagde stuk van het dorp
en pompen met behulp van hun presta
ties en de bewondering van anderen hun
ineengezakte ego tot onrealistische groot
te op. Diep van binnen blijven ze echter
uiterst onzeker en kritiek kan hun letter
lijk tijdlang wakker en bezig houden.
Psychologen spreken wel van een nar
cistische persoonlijkheid, als het gaat om
iemand met een overdreven gevoel van
zelfwaarde en zelfbewondering, voort
durend bezig met fantasieën over be
roemd, succesvol en bewonderd worden,
constant bezig met aandacht en bewon
dering van anderen te zoeken, en tegelijk
ongevoelig voor de gevoelens en behoef
ten van anderen. Niet zelden exploiteren
of misbruiken ze zelfs anderen. Er zijn
mannen die op ieder feestje of receptie
zich moeten uitsloven om de aandacht en
bewondering van de meest aantrekke
lijke vrouwen(en) te trekken, hoe verve
lend of kwetsend dat voor hun eigen
partner ook is. Het zijn dezelfde mannen
die later tegen hun partner zo heel fijn
zinnig kunnen zeggen: "Heb je gezien
hoe geïnteresseerd die vrouw in mij was?
Als ik zou willen
Er zijn vrouwen en meisjes die uitslui
tend achter een bepaalde man aanzitten
omdat iedereen hem wil hebben, niet om
dat ze van hem houden als persoon. Ze
zullen soms de meest gemene of valse din
gen doen om hun buit in de wacht te sle
pen. Als ze succes hebben zullen ze dat
wijd en zijd bekend laten worden en
daarmee graag anderen de ogen uitste
ken. De meest gewiéksten zullen soms
zelfs doen alsof ze stomverbaasd over
hun verovering zijn ("ik was er helemaal
niet op uit...").
Een kenmerk van sterk narcistische
personen is ook een constante hang naar
opwinding en sensatie, en naar activi
teiten waarin zij in het centrum van de
aandacht staan. Zelfs als ze in een bij
eenkomst, vergadering of werkgroep
niets te melden hebben, zullen ze toch
grote moeite hebben er het zwijgen toe te
doen. In die gevallen waarin ze geen en
kele kans krijgen de aandacht op zich
zelf te richten, voelen ze zich na afloop
gefrustreerd en geïrriteerd. Ze wreken
zich dan vaak door te zeggen dat de bij
eenkomst niet veel voorstelde of slecht ge
leid werd of iets dergelijks.
Wat hen vooral kan opwinden is het
ontmoeten van en het omgaan met be
kende persoonlijkheden of mensen met
een hoge maatschappelijke status: "In
ons reisgezelschap zaten beslist niet de
eersten de besten. Er was een burgemees
ter en zijn vrouw....". Of: "Weet je wie
ook komen op ons feest? De vrouw die
laatst op de televisie was bij....". Het con
tact met die bekende ander is dan voor
hen een soort van toegevoegde waarde
aan hun eigen persoon, over wie ze het
praten vaak maar niet moe kunnen wor
den.
Onder schrijvers, wetenschappers en
radio- en tv-beroemdheden is de narcisti
sche persoonlijkheid bijna epidemisch.
Voor hen zijn anderen op de eerste plaats
personen wier taak hel is lof, erkenning
en applaus uit te delen. Als ze die niet
krijgen, maar juist kritiek, dan voelen ze
zich verraden of tekort gedaan. Ze pro
beren dat vaak te ontkennen door te be
weren dat kritiek hun niet deert of dat
critici het altijd op hen gemunt hebben of
dat ze te groot zijn voor dit land of dat de
criticus jaloers op hen is. Maar wat zich
achter die woordenbrij verschuilt, is
meestal een diepe persoonlijke gekwetst
heid bij iemand die heel goed beseft dat
achter de imponerende uiterlijke schijn
en heel fragiel 'ikje' zich verbergt, dan
niemand mag kennen.
Daarom hebben narcistische persoon
lijkheden met anderen vaak alleen maar
oppervlakkige emotionele contacten.
Zich werkelijk volledig en duurzaam
voor iemand anders openstellen roept bij
hen te veel angst op. Psychologisch ge
zien is het daarom niet goed, dat het pu
bliek de narcistische, vooral op het uiter
lijk gerichte persoonlijkheden van de
buis en het witte doek als haar grote
voorbeelden krijgt voorgespiegeld. Want
hoe meer men naar buiten is gericht, hoe
leger het binnen meestal is.
Leidsch/Al-