Rechtlijnig als een polderweg
m
Emotionele terreur
Denkwijzer
Rijkswaterstaat blijft ondanks afslanking een eigenzinnige meneer
1J'
Onze taal
eu.
ui.
oe.
ZATERDAG 4 APRIL 1987
EXTRA
PAGINA 25
DOOR JOOP VAN DER HORST
Wie klaar is met stofzuigen, komt soms
in moeilijkheden. Wat moet je zeggen
als iemand vraagt wat je hebt gedaan?
Ik heb gestofzuigd? Stofgezogen?
Het antwoord is: gestofzuigd. Maar
het is een tamelijk nieuw antwoord. En
dat is begrijpelijk, want het werkwoord
zuigen is wel zo oud als de taal zelf
maar stofzuigen is tamelijk nieuw. Om
dat het tamelijk nieuw is, aarzelen we
soms een beetje.
Ik heb een woordenboek uit 1904 en
daar staat onze stofzuiger nog niet in.
Wel bestond er toen al een woord stof
zuiger voor 'inrichting op fabrieken om
het stof weg te zuigen'. Een woorden
boek uit 1916 zegt over de stofzuiger:
'slang aan een. luchtpomp, om het stof
uit tapijten, bekleede meubels, enz. te
verwijderen en wel door opzuiging'. Dat
is dus ongeveer de tegenwoordige be
tekenis. Die moderne betekenis van het
woord stofzuiger moet dus ergens tus
sen 1910 en 1 920 in onze taal gekomen
zijn. In het begin was er nog geen werk
woord bij. Dat is pas later gekomen.
In een woordenboek uit 1931 vond ik
ook het werkwoord stofzuigen. Met de
mededeling dat het eigenlijk niet ver
voegd wordt. In 1955 is het wel zover:
stofzuigen, stofzuigde, gestofzuigd.
Moeten we dan ook maar zeggen ik
heb de kamer gezuigd en hij heeft dat
uit zijn duim gezuigd? Zuigen is toch
een sterk werkwoord, met gezogen als
voltooid deelwoord?
Laten we vaststellen dat veel mensen
verschil maken tussen gezuigd en ge
zogen. Gezuigd is dan iets met een stof
zuiger en gezogen iets met bijvoorbeeld
een rietje. Dat is een zinvolle onder
scheiding. Zuigen in de oorspronkelijke
betekenis krijgt dan de oorspronkelijke
vorm gezogen, terwijl zuigen in de nieu
we betekenis (stofzuigen) een ander en
nieuw voltooid deelwoord gezuigd krijgt.
Ondertussen zijn er ook mensen die
steeds de oudere vormen gebruiken en
in beide gevallen gezogen zeggen. En
je hoort ook al heel vaak gezuigd zeg
gen in beide betekenissen.
Oud en nieuw - en ook de overgangs
situatie - zien we dus door elkaar. Want
het gaat hier inderdaad om een veran
dering in onze taal. De sterke werk
woorden, die hun verleden tijd en hun
voltooid deelwoord vormen met een an
dere klinker (zuigen - zoog - gezogen;
nemen - nam - genomen) hebben de
neiging om regelmatig te worden en
zich te gaan gedragen als alle andere
werkwoorden, de zwakke werkwoorden
(maken - maakte gemaakt; tellen - tel
de - geteld).
Al in de middeleeuwen zijn een hele
boel oorspronkelijke sterke werkwoor
den overgegaan naar een zwakke ver
voeging. Zo was bijvoorbeeld lang gele
den de verleden tijd van lachen ioech. In
het middeleeuwse verhaal van Reinaert
de Vos lezen we hoe de sluwe vos
'Ioech' toen Bruun de beer in de val liep.
Helemaal regelmatig is lachen onder
tussen nog steeds niet. Het voltooid
deelwoord is niet gelacht- wat je bij een
gewoon werkwoord zou verwachten -
maar nog steeds gelachen.
Op een van de eerste bladzijden van
Multatuli's boek Max Havelaar vertelt
Droogstoppel: Toen onlangs op de Prin
sengracht myn hoed te water woei -•
Frits zegt: waaide -- heb ik den man die
hem my terugbracht, een dubbeltje ge
geven, en hy was tevreden. Dit is in een
boek uit 1860. Het generatieconflict van
oud en nieuw, van woei tegenover waai
de, werd toen ook ervaren. Woei is nog
steeds niet onmogelijk maar waaide is
ondertussen wel heel gewoon gewor
den.
En als we klaar zijn met stofzuigen,
kunnen we gaan steltlopen, boogschie
ten, bokspringen en zweefvliegen. Ge
zweefvliegd? Zweefgevlogen?
lijk is door oprecht de volgende vragen te
beantwoorden: ben ik er voortdurend
bang voor dat mijn partner iemand an
ders leuker, beminnenswaardiger zal
gaan vinden dan mij? Heb ik in wezen
over mezelf het idee dat ik een minder
aantrekkelijk of beminnelijk persoon
ben dan de meeste andere mensen op de
ze wereld, en dat als anderen me echt
goed zouden kennen, ze liever niet een
persoonlijke band met me zouden willen
hebben?
Als iemand op deze vragen 'ja' moet
antwoorden, dan staat hij voor de taak
zelf zijn jaloezie te overwinnen. Niet
door anderen tot liefde voor hem te dwin
gen (wat toch niet lukt), maar door de
haat die hij of zij voor zichzelf koestert te
verminderen. Daar kunnen anderen, zo
als partners, hen overigens zeer bij hel
pen. Dat kunnen ze op de eerste plaats
door te begrijpen dat ziekelijke jaloezie
een teken van oprechte liefde kan zijn,
die alleen op de verkeerde manier wordt
beleden. Verder doen ze er goed aan der
degraads verhoren niet meer te pikken.
De beste manier is daarbij om op een of
twee vragen welwillend antwoord te ge
ven en bij de volgende te zwijgen. Dat
kan soms leiden tot ruzie of dreigemen
ten, maar ook dan is zwijgen op zijn
plaats. Wordt dat echt te moeilijk, dan is
het belangrijk om in plaats van ant
woorden te geven de ander er op te wij
zen dat zijn 'jaloezieprogramma' weer
aanstaat. Werkt dat ook niet, dan doet
men er goed aan weg te gaan, de kamer
te verlaten, een wandeling maken of iets
dergelijks.
Deze drie reacties roeien jaloezie niet
van de ene op de andere dag uit, maar
consequent toegepast is het effect vaak
na enkele weken al merkbaar. De meeste
mensen vinden het moeilijk om dat con
sequent vol te houden, omdat ze medelij
den krijgen met hun partner die het er
niet gemakkelijk mee heeft. Bedenk dan
dat liefdevol doorzetten gezonder is dan
medelijdend stoppen.
Vele sappige verhalen met doorgaans
negatieve ondertoon doen over Rijkswaterstaat de
ronde. Bijvoorbeeld over wegen die al werden
aangelegd terwijl de grond nog niet onteigend was
en de vergunning nog niet afgegeven. En steeds
weer wordt dan het beeld bevestigd van een
overmachtige overheidsdienst die zich door niets
of niemand Iaat tegenhouden. Het bijzondere van
de 12000 man sterke Rijkswaterstaat is dat alles -
van begin tot eind, van ontwerp tot uitvoering en
beheer - in één hand is. De voor Nederland
gezichtsbepalende dienst staat bekend als
een doordouwer, rechtlijnig als een polderweg.
door René Diekstra
hoogleraar psychologie te Leiden
Rijkswaterstaat, zo wordt vaak be
weerd, is een staat in de staat. Toon
beeld van de ambtelijke Vierde
Macht. De Manus Van (bijna) Alles
heeft zoveel kennis in huis, dat poli
tici er volledig afhankelijk van zijn.
Het is de schrik van menige actie
voerder omdat er geen speld tussen
is te krijgen. Vol zelfvertrouwen
timmert Rijkswaterstaat aan de ei
gen weg.
door Weert Schenk
Maar de veste lijkt af te brokkelen.
Rijkswaterstaat moet ruim 1700 arbeids
plaatsen inleveren omdat het kabinet
het totale overheidsapparaat wil laten
inkrimpen. Daarnaast worden delen van
deze veelkleurige dienst overgedaan in
particuliere handen. Dat komt tot 1990
neer op een totale 'afslanking' van 2500
man. Taant de macht van de eens zo on
aantastbare Rijkswaterstaat? En dat aan
de vooravond van het 190-jarig bestaan?
Achteruit
Voor zover Rijkswaterstaat in zijn
ogen al macht heeft, gelooft J. Bonis, uit
IJmuiden niet dat die uit handen zal
worden gegeven. Als voorzitter van
„Eendracht maakt macht", de 100 jaar
oude belangenvereniging van water-
staatsambtenaren, ziet hij vol ongenoe
gen aankomen dat juist de lagere ambte
naren en de buitendiensten de klappen
krijgen. Er staat nog niets vast, maar sig
nalen zijn er genoeg. Dat geeft veel span
ning en onrust. Ook heerst er volgens
hem veel onbegrip. Volgens Bonis zijn
de roosters nu al niet rond te krijgen.
Veel werkzaamheden blijven liggen.
„De politiek stelt dat de overheid het
met 28.000 man minder moet doen. Dat
is een politiek doel. Het heeft bij ons wel
tot gevolg dat de dienstverlening achter
uit gaat. Minder gladheidsbestrijding,
minder toezicht in de tunnels, minder
verkeersveiligheid. En waarom? Omdat
niemand bereid is de poten onder zijn
eigen stoel weg te zagen. Beloofd was
dat de ontslagen in alle rangen zouden
vallen. Dat gebeurt niet. De bezuinigin
gen worden op de lagere ambtenaren af
gewenteld".
Bonis Zegt dat het organisatie-aspect
de oorspronkelijke taak van Rijkswater
staat heeft overgenomen. „In Nederland
zijn kanalen en bruggen gegraven. Daar
hadden we sluis- en brugwachters bij
nodig. Die kanalen moesten 24 uur per
dag bevaarbaar zijn. Zo is er iemand ge
komen om de roosterdiensten in te vul
len. Die mensen hadden een baas nodig
en die baas een secretaresse. Op een ge
geven moment moest er worden bezui
nigd en wie gingen er toen uit?"
Verkèerde been
En zo krijgt een dienst als Rijkswater
staat zonder beleidsmatige aanpak,
maar zuiver als gevolg van een andere
doelstelling - minder overheidsperso
neel - een andere taak. Het wordt bijna
ongemerkt omgebouwd van een uitvoe
rende dienst naar een dienst van bestuur
en beheer. Hogere ambtenaren ontken
nen dat niet.
Ir. W. van der Kleij, hoofddirecteur bij
Rijkswaterstaat: „Veel werd al uitbe
steed. Het belangrijkste is datje de men
sen in huis houdt die de zaken kunnen
overzien en beoordelen wat nodig en
goed is." Hij denkt daarom niet dat de
op handen zijnde inkrimping van het
personeel ten koste zal gaan van de in
vloed en het prestige van Rijkswater
staat.
Willem-Jan van Grondelle van de
stichting Natuur en Milieu meent even
eens dat de personeelsinkrimping niets
te maken heeft met afnemende macht.
Volgens hem blijft Rijkswaterstaat een
geduchte machtsfactor. „Als je iets be
denkt, wil je het ook uitvoeren".
Het uitoefenen van die macht gebeurt
heel subtiel, zegt Van Grondelle. „Ze
ontwerpen bijvoorbeeld een nieuwe
weg. Een bepaald tracé heeft de voor
keur van Rijkswaterstaat. Daarbij
werken ze ook wel alternatieven uit,
maar die worden niet zo mooi gepresen
teerd. Vaak wordt bij die alternatieven
gemeld dat ze onvoldoende de verkeers
problemen oplossen, en daarom ook
geen nadere uitwerking behoeven. Op
die manier worden de besluitvormers op
het verkeerde been gezet".
Stormvloedkering
Grote invloed, maar geen almacht. Al
thans niet meer. Er zijn inmiddels voor
beelden genoeg van keren dat de dienst
'door de pomp' moest. Zo wilde Rijks
waterstaat de Oosterschelde afsluiten
met een gewone dijk. Na protesten van
de milieubeweging, die in de Tweede
Kamer gehoor vonden, werd Rijkswa
terstaat gedwongen een compromis te
zoeken voor veiligheid en milieubelan
gen. De dienst toonde zich flexibel ge
noeg om een stormvloedkering te be
denken. Er werd een huzarenstukje ver
richt om van te smullen. Het prestige
steeg ongekend hoog.
In die jaren kreeg Rijkswaterstaat
steeds meer te maken met maatschappe
lijke krachten. Zo moest in 1972 in de
buurt van Rijssen een extra bocht in
Rijksweg 1 worden-aangelegd om een
zeldzame groep paddestoelen te redden.
Dat was ongekend voor de wegenbou
wers, die gewend waren met hun asfalt-
machines maar door te denderen.
Vroeger bestond Rijkswaterstaat
vooral uit statige civiele ingenieurs met
een grote dadendrang, die dachten te
weten wat goed voor het land was. We
gen, bruggen, sluizen en dijken werden
aangelegd, polders drooggemalen en de
rivieren getemd. Ze beheerden het bui
ten- en binnenwater en ze zagen dat het
Veel weerstand ondervonden ze niet.
Natuurlijk, vooral bij de wegenbouw
hadden ze wel te maken met wat dwars
liggende burgers. Tenslotte moesten ze
altijd wel ergens door achtertuinen en
dat vindt niemand plezierig. Die mensen
moesten te woord worden gestaan, maar
gelukkig waren er nog geen behoorlijke
inspraakprocedures. Het woord in
spraak was zelfs nog niet uitgevonden.
Dus voor een groot deel kon Rijkswater
staat z'n eigen zin doorzetten.
Aangetast
Maar zo rond 1970 begon de maat
schappij kritischer te worden en eisen te
stellen. Een milieubeweging ontluikte.
Er werd om inspraak geroepen. Rijks
waterstaat stootte steeds vaker de neus
tegen maatschappelijke krachten en dat
viel om de drommel niet mee. Het Gezag
werd aangetast.
Flauwekul als inspraak was dan wel
vervelend voor het bolwerk, maar niette
min werd ingezien dat toch maar met de
tijd moest worden meegegaan. Dat in
zicht leidde onder meer tot het opzetten
van een eigen milieu-afdeling. Het was
de enige manier om toch greep op de
dingen te houden.
Intern leidde de komst van de milieu
dienst bij de „natte waterstaat" en later
een afdeling verkeerskunde binnen de
directie Wegen tot grote spanningen. De
eerste medewerkers van deze diensten
moesten veel strijd leveren om door de
civiele ingenieurs serieus genomen te
worden en inbreng in de projecten te
krijgen.
Volgens hoofddirecteur ir W. van der
Kleij is het nu allemaal heel anders ge
worden. De civiele ingenieurs, van wie
hijzelf een 'natte waterbouwer' is, heb
ben zich aangepast. Nu werken ze met
milieuspecialisten, biologen, ecologen
en,chemici in teamverband samen.
„Rijkswaterstaat redeneerde eerst
vooral vanuit het waterstaatsbelang. De
voornaamste zorg was dat de Nederlan
ders droge voeten hielden. Nu wordt
veel meer rekening gehouden met be
langen van milieu, recreatie en visserij.
Beseft wordt dat wat je op de ene plaats
doet, tachtig kilometer verder ernstige
gevolgen kan hebben. Dat is een brede
maatschappelijke benadering, die bij
ons sinds kort helemaal is doorgebro
ken. Ook bij de droge waterstaat, de we
genbouwers, heerst dat besef. Al durf ik
niet te zeggen dat er nu geen snelweg
door een stukje Amelisweerd zou wor
den aangelegd".
Van Grondelle van Natuur en Milieu
ziet die veranderende houding ook,
maar vindt dat de milieubeweging
"Waarom ben je meer dan een uur te
laat?"
"Omdat het verkeer muurvast zat".
"Wat was er dan aan de hand?"
"Dat weet ik niet, ik kon niks zien".
"Was er een ongeluk of was het werk in
uitvoering?"
"Ik weet het werkelijk niet. De bestuur
der van de auto vóór mij had ook geen
idee wat er aan de hand was".
"Hoezo, bestuurder van de auto voor
je, heb je daarmee gepraat dan?"
"Ja, eventjes wel ja".
"Wat was dat dan voor iemand, die be
stuurder?"
"Dat weet ik niet, ken ik verder niet".
"Was het een man of een vrouw?"
"Een vrouw".
"Een vrouw? Wat voor een vrouw was
dat dan. Jong of oud?"
"Nou, vrij jong. Ik denk begin dertig
zoiets".
"En kwam die met jou praten? Of ben
je zelf naar haar toe gegaan?"
Als u dit soort derdegraads verhoren re
gelmatig ondergaat, dan zit u behoorlijk
in de nesten. Want uw (gespreks-)-
partner is dan naar alle waarschijnlijk
heid een zeer jaloers persoon.
Er zijn nogal wat misverstanden in.
omloop over wat nu precies jaloezie is en
hoe normaal of abnormaal het is om op
bepaalde momenten jaloers te zijn. Op
een bepaalde manier is het voor mensen
onvermijdelijk en zelfs gezond met jaloe
zie te reageren. Als iemand van uw leef
tijd u vertelt dat hij of zij driemaal in de
week een uur intensief aan sport doet en
u komt niet veel verder dan een uur per
twee weken, dan kan het zijn dat u 'ja
loers' wordt op de zelfdiscipline van die
persoon. U zou misschien ook zo'n door
zetter willen zijn en zelfs kunnen beslui
ten niet langer voor die ander onder te
doen. Uw jaloezie heeft dan'niet de bete
kenis van iemand anders iets niet te gun
nen, maar eerder van het verlangen het
zelfde te willen realiseren. U benijdt de
ander, maar misgunt hem niets.
Jaloezie is wèl problematisch of onge-
zondr-als iemand eigenlijk niet wil dat
een ander iets heeft zoals zelfdiscipline)
die hij niet heeft. De drie wezenlijke ken
merken van ongezonde jaloezie zijn: a)
dat men de enige persoon zou willen zijn
(en blijven) die een bepaalde begeerde ei
genschap, relatie of positie bezit; b) dat
men niet verdragen kan dat anderen die
ook zouden (gaan) bezittenen c) dat
men op alles wat ook maar enigszins in
die richting wijst met boosheid, frustra
tie of zelfs wreedheid reageert. Als een
man niet verdragen kan dat zijn vrouw
plezierig met een ander danst, dan is hij
gewoon jaloers. Maar hij is ziekelijk ja
loers als hij vindt dat zijn partner dan
sen alleen maar leuk of plezierig zou
moeten en mogen vinden als dat met hem
gebeurt.
Een van de voornaamste oorzaken van
die ongezonde jaloezie is de volgende. De
man voelt zich in wezen zo onzeker over
zichzelf dat hij gelooft dat iedere andere
persoon hem van de eerste plaats bij zijn
partner kan verdringen. En dus wordt
hij een dictator. Hij gaat zijn partner
verbieden bepaalde dingen te doen zodat
hij haar onverdeelde aandacht kan opei
sen en ervan verzekerd kan zijn dat hij
de enige persoon is die echt de moeite
waard wordt gevonden. Zij mag niet
met andere mannen praten waar hij niet
bij is, niet met ze tennissen, enzovoort.
Ongezonde jaloezie leidt in relaties
daarom vrijwel altijd tot een of andere
vorm van emotionele terreur. Het is be
paald niet ongewoon voor jaloerse perso
nen om hun partners tot diep in de nacht
wakker te houden met allerlei vragen en
verwijten, om met huisraad of voedsel te
gaan smijten, of om echt handtastelijk te
worden. Soms gaat het zo ver dat de ja
loezie iemand ertoe drijft een (ex)part-
ner om het leven te brengen. Daaruit
blijkt dat ziekelijk jaloerse personen hun
partners als bezit zien dat alleen hun toe
behoort en waarmee ze alles kunnen
doen of waarvan ze alles kunnen eisen.
Een soort meester-slaaf verhouding.
Een van de meest verbazingwekkende
kenmerken van jaloerse personen is dat
ze psychologisch blind zijn. Intelligente,
ontwikkelde, aardige en mooie mensen
kunnen door hun ziekelijke jaloezie zich
krankzinnig gaan gedragen ten opzichte
van degenen waarmee ze een liefdesrela
tie hebben. Want terwijl ze een grote be
hoefte hebben aan liefde en aandacht
van die ander, doen ze er in feite alles
aan om die liefdesrelatie kapot te ma
ken. Verwijten, jammeren, klagen, hui
len, schreeuwen, smijten, slaan en zelf
moordpogingen (of dreigen daarmee
zijn misschien wel nuttig om anderen
schuldgevoelens te bezorgen of angst aan
te jagen, maar niet om bij hen gevoelens
van liefde te laten groeien. De jaloerse
persoon werkt in feite keihard om datge
ne te bereiken dat hij nou juist niet wil.
Waarom stopt ie er dan niet mee,
vraagt u zich af. Het antwoord op die
vraag is, dat ziekelijk jaloerse mensen
als grootste moeilijkheid hebben om te
accepteren dat zij op de eerste plaats zelf
verantwoordelijk zijn voor hun jaloerse
gevoelens. Openlijk of in stilte beschuldi
gen ze hun partners er steeds van hen ja
loers te maken ofte kwellen door met an
deren te praten, met anderen te dansen,
aardige dingen tegen anderen te zeggen
of zelfs 'maar naar anderen te kijken'.
Iemand die ziekelijk jaloers is gelooft
absoluut: a) dat die jaloerse gevoelens
worden veroorzaakt door het gedrag van
zijn partner; b) dat als die partner dat
nu maar zou toegeven en daar iets aan
zou doen, er c) rust in de relatie zou ko
men en alles zonder veel problemen zou
kunnen verlopen. Dat kan overigens
soms wel eens waar zijn, er zijti partners
die men niet los kan laten lopen, maar in
de meeste gevallen is dat niet zo. Een ja
loerse persoon kan er betrekkelijk snel
achter komen of hij zelf in belangrijke
mate voor die gevoelens verantwoorde-
De kantoorkolos aan de Haagse Koningskade: er de weg vinden is net zo moeilijk als inzicht krijgen in de dienst.
Rijkswaterstaat toch kritisch moet blij
ven volgen. „Het is allemaal goed en wel,
maar een milieudienst moet toch opere
ren binnen het kader dat de hoofddirec
tie aangeeft. Een groot ambtelijk appa
raat ontwikkelt tenslotte de eigen doel
stellingen".
Wegen
Hij vermoedt dat Rijkswaterstaat
graag brood op de plank wil houden. Dat
betekent onder meer dat de dienst het
Rijkswegenplan wil uitvoeren. De gevol
gen van het toenemende autoverkeer,
zoals zure regen, zijn bekend. Maar wan
neer zal dat tot inkeer leiden? Hoe lang
duurt het voordat zoiets binnen de
dienst wordt opgepikt? Veel te lang,
concludeert Van Grondelle. Het doel
blijft het aanleggen van wegen.
Over het verwijt van milieuman Van
Grondelle dat de door de milieubewe
ging aangedragen alternatieven toch al
tijd slecht worden uitgewerkt, zegt ir.
Van der Kleij: „Bij God, het is niet waar.
Wij geven, net als de Consumentenbond,
voor alle projecten plusjes en minnetjes.
Maar de politiek kiest. Wij zijn niet meer
dan keurige uitvoerders van politieke
besluiten. Daarom verzet ik me altijd te
gen het beeld van „een staat in de staat".
De hoofddirecteur weerspreekt dat
Rijkswaterstaat echte macht heeft. Hij
wijst op de politieke controle. „We zijn
natuurlijk geen willoos apparaat. We ge
ven advies. Maar uiteindelijk beslist de
minister en wij passen ons aan. We zijn
erg gouvernementeel. De politiek kan
het krijgen zo als ze het hebben wil. Het
onaanvaardbaar wordt pas uitgesproken
als het echt niet kan".
Denktank
„Wat we wel hebben" vervolgt Van
der Kleij, „is deskundige macht. We heb
ben een grote denktank. Daar lopen
mensen tegenaan. Tegenstanders moe
ten goed beslagen ten ijs komen, want
anders weten we het al gauw beter. Maar
de milieubeweging steken we niet zo
maar in de zak. Het is een partij om ter
dege rekening mee te houden. Daar zit
ten ook veel deskundigen en vaak ge
noeg schakelen ze ingenieursbureaus in.
We werken ook steeds beter samen met
de milieu-mensen".
Een zelfgenoegzame en omvangrijke
dienst als Rijkswaterstaat zou wel
enorm uit het spoor kunnen lopen als de
politieke leiding niet sterk genoeg zou
zijn. De technische argumenten zijn
moeilijk te bestrijden. Daar moet visie
tegenover staan. Loyaal als ze zijn willen
de waterstaatsmensen ook graag weten
wat de minister van verkeer en water
staat precies wil. Ze vinden het prettig
als de bewindsman tegenspel biedt en
niet klakkeloos ervan uitgaat dat Rijks
waterstaat zo goed is dat je wel wat aan
ze kan overlaten.
Algemeen bekend is dat de beminne
lijke WD-minister Tuynman wat dat
betreft geen sterke bewindsman was.
Over Westerterp (CDA) zijn de menin
gen verdeeld. Diens voorganger Drees
jr. (DS '70) is de geschiedenis in gegaan
als een man- die zich geen knollen voor
citroenen liet verkopen. Over hem wordt
verteld dat hij wel eens rapporten in de
prullenbak kieperde en vervolgens plan
nen liet overmaken als hij vond dat zijn
ideeën er niet voldoende in terug te vin
den waren. Drees wordt gewaardeerd.
De waterstaters zijn over hem net zo te
spreken als over de huidige bewinds
vrouwe van verkeer en waterstaat, de li
berale Neelie Smit-Kroes.
Beleid
Smit-Kroes, steeds tuk op politiek ge
win, houdt bij Rijkswaterstaat de vinger
goed aan de pols en weet vervolgens de
zaken publicitair goed te verkopen, sim-
fJel maar effectief. „De zalm moet terug
in de Rijn", roept de ambitieuze be
windsvrouwe kordaat en weet ook ande
re Rijnoeverstaten achter die leus te krij
gen. Bij Rijkswaterstaat kromt men de
tenen, maar men juicht het maniertje
toch toe. „Die zalm slaat misschien ner
gens op. Maar het gaat om wat erachter
steekt. Wij geven wel inhoud aan zo'n
uitspraak".
Dergelijke uitspraken kenmerken de
grote zelfstandigheid van Rijkswater
staat. Politieke controle is erg lastig. Het
apparaat is bijzonder ondoorzichtig. Het
beheer van wegen en water vraagt om
ingewikkelde structuren. Inzicht heb
ben in een dergelijke dienst is net zo
moeilijk als het vinden van de weg in de
achttien verdiepingen tellende kantoor
kolos aan de Koningskade in Den Haag,
waar de hoofddirectie van Rijkswater
staat zetelt.
Maarten Schakel was als Tweede Ka
merlid 17 jaar lang kind aan huis bij
Rijkswaterstaat. Hij heeft geleerd op het
terrein van de techniek nooit met Rijks
waterstaat in de slag te gaan. „Ook al
ben je Delfts ingenieur, je verliest het al
tijd. Maar er is nooit het alleenverto
ningsrecht van de techniek. Beleid zegt
meer. Je moetje eigen mening hebben".
;n