Rechtlijnig als een polderweg m Emotionele terreur Denkwijzer Rijkswaterstaat blijft ondanks afslanking een eigenzinnige meneer 1J' Onze taal eu. ui. oe. ZATERDAG 4 APRIL 1987 EXTRA PAGINA 25 DOOR JOOP VAN DER HORST Wie klaar is met stofzuigen, komt soms in moeilijkheden. Wat moet je zeggen als iemand vraagt wat je hebt gedaan? Ik heb gestofzuigd? Stofgezogen? Het antwoord is: gestofzuigd. Maar het is een tamelijk nieuw antwoord. En dat is begrijpelijk, want het werkwoord zuigen is wel zo oud als de taal zelf maar stofzuigen is tamelijk nieuw. Om dat het tamelijk nieuw is, aarzelen we soms een beetje. Ik heb een woordenboek uit 1904 en daar staat onze stofzuiger nog niet in. Wel bestond er toen al een woord stof zuiger voor 'inrichting op fabrieken om het stof weg te zuigen'. Een woorden boek uit 1916 zegt over de stofzuiger: 'slang aan een. luchtpomp, om het stof uit tapijten, bekleede meubels, enz. te verwijderen en wel door opzuiging'. Dat is dus ongeveer de tegenwoordige be tekenis. Die moderne betekenis van het woord stofzuiger moet dus ergens tus sen 1910 en 1 920 in onze taal gekomen zijn. In het begin was er nog geen werk woord bij. Dat is pas later gekomen. In een woordenboek uit 1931 vond ik ook het werkwoord stofzuigen. Met de mededeling dat het eigenlijk niet ver voegd wordt. In 1955 is het wel zover: stofzuigen, stofzuigde, gestofzuigd. Moeten we dan ook maar zeggen ik heb de kamer gezuigd en hij heeft dat uit zijn duim gezuigd? Zuigen is toch een sterk werkwoord, met gezogen als voltooid deelwoord? Laten we vaststellen dat veel mensen verschil maken tussen gezuigd en ge zogen. Gezuigd is dan iets met een stof zuiger en gezogen iets met bijvoorbeeld een rietje. Dat is een zinvolle onder scheiding. Zuigen in de oorspronkelijke betekenis krijgt dan de oorspronkelijke vorm gezogen, terwijl zuigen in de nieu we betekenis (stofzuigen) een ander en nieuw voltooid deelwoord gezuigd krijgt. Ondertussen zijn er ook mensen die steeds de oudere vormen gebruiken en in beide gevallen gezogen zeggen. En je hoort ook al heel vaak gezuigd zeg gen in beide betekenissen. Oud en nieuw - en ook de overgangs situatie - zien we dus door elkaar. Want het gaat hier inderdaad om een veran dering in onze taal. De sterke werk woorden, die hun verleden tijd en hun voltooid deelwoord vormen met een an dere klinker (zuigen - zoog - gezogen; nemen - nam - genomen) hebben de neiging om regelmatig te worden en zich te gaan gedragen als alle andere werkwoorden, de zwakke werkwoorden (maken - maakte gemaakt; tellen - tel de - geteld). Al in de middeleeuwen zijn een hele boel oorspronkelijke sterke werkwoor den overgegaan naar een zwakke ver voeging. Zo was bijvoorbeeld lang gele den de verleden tijd van lachen ioech. In het middeleeuwse verhaal van Reinaert de Vos lezen we hoe de sluwe vos 'Ioech' toen Bruun de beer in de val liep. Helemaal regelmatig is lachen onder tussen nog steeds niet. Het voltooid deelwoord is niet gelacht- wat je bij een gewoon werkwoord zou verwachten - maar nog steeds gelachen. Op een van de eerste bladzijden van Multatuli's boek Max Havelaar vertelt Droogstoppel: Toen onlangs op de Prin sengracht myn hoed te water woei -• Frits zegt: waaide -- heb ik den man die hem my terugbracht, een dubbeltje ge geven, en hy was tevreden. Dit is in een boek uit 1860. Het generatieconflict van oud en nieuw, van woei tegenover waai de, werd toen ook ervaren. Woei is nog steeds niet onmogelijk maar waaide is ondertussen wel heel gewoon gewor den. En als we klaar zijn met stofzuigen, kunnen we gaan steltlopen, boogschie ten, bokspringen en zweefvliegen. Ge zweefvliegd? Zweefgevlogen? lijk is door oprecht de volgende vragen te beantwoorden: ben ik er voortdurend bang voor dat mijn partner iemand an ders leuker, beminnenswaardiger zal gaan vinden dan mij? Heb ik in wezen over mezelf het idee dat ik een minder aantrekkelijk of beminnelijk persoon ben dan de meeste andere mensen op de ze wereld, en dat als anderen me echt goed zouden kennen, ze liever niet een persoonlijke band met me zouden willen hebben? Als iemand op deze vragen 'ja' moet antwoorden, dan staat hij voor de taak zelf zijn jaloezie te overwinnen. Niet door anderen tot liefde voor hem te dwin gen (wat toch niet lukt), maar door de haat die hij of zij voor zichzelf koestert te verminderen. Daar kunnen anderen, zo als partners, hen overigens zeer bij hel pen. Dat kunnen ze op de eerste plaats door te begrijpen dat ziekelijke jaloezie een teken van oprechte liefde kan zijn, die alleen op de verkeerde manier wordt beleden. Verder doen ze er goed aan der degraads verhoren niet meer te pikken. De beste manier is daarbij om op een of twee vragen welwillend antwoord te ge ven en bij de volgende te zwijgen. Dat kan soms leiden tot ruzie of dreigemen ten, maar ook dan is zwijgen op zijn plaats. Wordt dat echt te moeilijk, dan is het belangrijk om in plaats van ant woorden te geven de ander er op te wij zen dat zijn 'jaloezieprogramma' weer aanstaat. Werkt dat ook niet, dan doet men er goed aan weg te gaan, de kamer te verlaten, een wandeling maken of iets dergelijks. Deze drie reacties roeien jaloezie niet van de ene op de andere dag uit, maar consequent toegepast is het effect vaak na enkele weken al merkbaar. De meeste mensen vinden het moeilijk om dat con sequent vol te houden, omdat ze medelij den krijgen met hun partner die het er niet gemakkelijk mee heeft. Bedenk dan dat liefdevol doorzetten gezonder is dan medelijdend stoppen. Vele sappige verhalen met doorgaans negatieve ondertoon doen over Rijkswaterstaat de ronde. Bijvoorbeeld over wegen die al werden aangelegd terwijl de grond nog niet onteigend was en de vergunning nog niet afgegeven. En steeds weer wordt dan het beeld bevestigd van een overmachtige overheidsdienst die zich door niets of niemand Iaat tegenhouden. Het bijzondere van de 12000 man sterke Rijkswaterstaat is dat alles - van begin tot eind, van ontwerp tot uitvoering en beheer - in één hand is. De voor Nederland gezichtsbepalende dienst staat bekend als een doordouwer, rechtlijnig als een polderweg. door René Diekstra hoogleraar psychologie te Leiden Rijkswaterstaat, zo wordt vaak be weerd, is een staat in de staat. Toon beeld van de ambtelijke Vierde Macht. De Manus Van (bijna) Alles heeft zoveel kennis in huis, dat poli tici er volledig afhankelijk van zijn. Het is de schrik van menige actie voerder omdat er geen speld tussen is te krijgen. Vol zelfvertrouwen timmert Rijkswaterstaat aan de ei gen weg. door Weert Schenk Maar de veste lijkt af te brokkelen. Rijkswaterstaat moet ruim 1700 arbeids plaatsen inleveren omdat het kabinet het totale overheidsapparaat wil laten inkrimpen. Daarnaast worden delen van deze veelkleurige dienst overgedaan in particuliere handen. Dat komt tot 1990 neer op een totale 'afslanking' van 2500 man. Taant de macht van de eens zo on aantastbare Rijkswaterstaat? En dat aan de vooravond van het 190-jarig bestaan? Achteruit Voor zover Rijkswaterstaat in zijn ogen al macht heeft, gelooft J. Bonis, uit IJmuiden niet dat die uit handen zal worden gegeven. Als voorzitter van „Eendracht maakt macht", de 100 jaar oude belangenvereniging van water- staatsambtenaren, ziet hij vol ongenoe gen aankomen dat juist de lagere ambte naren en de buitendiensten de klappen krijgen. Er staat nog niets vast, maar sig nalen zijn er genoeg. Dat geeft veel span ning en onrust. Ook heerst er volgens hem veel onbegrip. Volgens Bonis zijn de roosters nu al niet rond te krijgen. Veel werkzaamheden blijven liggen. „De politiek stelt dat de overheid het met 28.000 man minder moet doen. Dat is een politiek doel. Het heeft bij ons wel tot gevolg dat de dienstverlening achter uit gaat. Minder gladheidsbestrijding, minder toezicht in de tunnels, minder verkeersveiligheid. En waarom? Omdat niemand bereid is de poten onder zijn eigen stoel weg te zagen. Beloofd was dat de ontslagen in alle rangen zouden vallen. Dat gebeurt niet. De bezuinigin gen worden op de lagere ambtenaren af gewenteld". Bonis Zegt dat het organisatie-aspect de oorspronkelijke taak van Rijkswater staat heeft overgenomen. „In Nederland zijn kanalen en bruggen gegraven. Daar hadden we sluis- en brugwachters bij nodig. Die kanalen moesten 24 uur per dag bevaarbaar zijn. Zo is er iemand ge komen om de roosterdiensten in te vul len. Die mensen hadden een baas nodig en die baas een secretaresse. Op een ge geven moment moest er worden bezui nigd en wie gingen er toen uit?" Verkèerde been En zo krijgt een dienst als Rijkswater staat zonder beleidsmatige aanpak, maar zuiver als gevolg van een andere doelstelling - minder overheidsperso neel - een andere taak. Het wordt bijna ongemerkt omgebouwd van een uitvoe rende dienst naar een dienst van bestuur en beheer. Hogere ambtenaren ontken nen dat niet. Ir. W. van der Kleij, hoofddirecteur bij Rijkswaterstaat: „Veel werd al uitbe steed. Het belangrijkste is datje de men sen in huis houdt die de zaken kunnen overzien en beoordelen wat nodig en goed is." Hij denkt daarom niet dat de op handen zijnde inkrimping van het personeel ten koste zal gaan van de in vloed en het prestige van Rijkswater staat. Willem-Jan van Grondelle van de stichting Natuur en Milieu meent even eens dat de personeelsinkrimping niets te maken heeft met afnemende macht. Volgens hem blijft Rijkswaterstaat een geduchte machtsfactor. „Als je iets be denkt, wil je het ook uitvoeren". Het uitoefenen van die macht gebeurt heel subtiel, zegt Van Grondelle. „Ze ontwerpen bijvoorbeeld een nieuwe weg. Een bepaald tracé heeft de voor keur van Rijkswaterstaat. Daarbij werken ze ook wel alternatieven uit, maar die worden niet zo mooi gepresen teerd. Vaak wordt bij die alternatieven gemeld dat ze onvoldoende de verkeers problemen oplossen, en daarom ook geen nadere uitwerking behoeven. Op die manier worden de besluitvormers op het verkeerde been gezet". Stormvloedkering Grote invloed, maar geen almacht. Al thans niet meer. Er zijn inmiddels voor beelden genoeg van keren dat de dienst 'door de pomp' moest. Zo wilde Rijks waterstaat de Oosterschelde afsluiten met een gewone dijk. Na protesten van de milieubeweging, die in de Tweede Kamer gehoor vonden, werd Rijkswa terstaat gedwongen een compromis te zoeken voor veiligheid en milieubelan gen. De dienst toonde zich flexibel ge noeg om een stormvloedkering te be denken. Er werd een huzarenstukje ver richt om van te smullen. Het prestige steeg ongekend hoog. In die jaren kreeg Rijkswaterstaat steeds meer te maken met maatschappe lijke krachten. Zo moest in 1972 in de buurt van Rijssen een extra bocht in Rijksweg 1 worden-aangelegd om een zeldzame groep paddestoelen te redden. Dat was ongekend voor de wegenbou wers, die gewend waren met hun asfalt- machines maar door te denderen. Vroeger bestond Rijkswaterstaat vooral uit statige civiele ingenieurs met een grote dadendrang, die dachten te weten wat goed voor het land was. We gen, bruggen, sluizen en dijken werden aangelegd, polders drooggemalen en de rivieren getemd. Ze beheerden het bui ten- en binnenwater en ze zagen dat het Veel weerstand ondervonden ze niet. Natuurlijk, vooral bij de wegenbouw hadden ze wel te maken met wat dwars liggende burgers. Tenslotte moesten ze altijd wel ergens door achtertuinen en dat vindt niemand plezierig. Die mensen moesten te woord worden gestaan, maar gelukkig waren er nog geen behoorlijke inspraakprocedures. Het woord in spraak was zelfs nog niet uitgevonden. Dus voor een groot deel kon Rijkswater staat z'n eigen zin doorzetten. Aangetast Maar zo rond 1970 begon de maat schappij kritischer te worden en eisen te stellen. Een milieubeweging ontluikte. Er werd om inspraak geroepen. Rijks waterstaat stootte steeds vaker de neus tegen maatschappelijke krachten en dat viel om de drommel niet mee. Het Gezag werd aangetast. Flauwekul als inspraak was dan wel vervelend voor het bolwerk, maar niette min werd ingezien dat toch maar met de tijd moest worden meegegaan. Dat in zicht leidde onder meer tot het opzetten van een eigen milieu-afdeling. Het was de enige manier om toch greep op de dingen te houden. Intern leidde de komst van de milieu dienst bij de „natte waterstaat" en later een afdeling verkeerskunde binnen de directie Wegen tot grote spanningen. De eerste medewerkers van deze diensten moesten veel strijd leveren om door de civiele ingenieurs serieus genomen te worden en inbreng in de projecten te krijgen. Volgens hoofddirecteur ir W. van der Kleij is het nu allemaal heel anders ge worden. De civiele ingenieurs, van wie hijzelf een 'natte waterbouwer' is, heb ben zich aangepast. Nu werken ze met milieuspecialisten, biologen, ecologen en,chemici in teamverband samen. „Rijkswaterstaat redeneerde eerst vooral vanuit het waterstaatsbelang. De voornaamste zorg was dat de Nederlan ders droge voeten hielden. Nu wordt veel meer rekening gehouden met be langen van milieu, recreatie en visserij. Beseft wordt dat wat je op de ene plaats doet, tachtig kilometer verder ernstige gevolgen kan hebben. Dat is een brede maatschappelijke benadering, die bij ons sinds kort helemaal is doorgebro ken. Ook bij de droge waterstaat, de we genbouwers, heerst dat besef. Al durf ik niet te zeggen dat er nu geen snelweg door een stukje Amelisweerd zou wor den aangelegd". Van Grondelle van Natuur en Milieu ziet die veranderende houding ook, maar vindt dat de milieubeweging "Waarom ben je meer dan een uur te laat?" "Omdat het verkeer muurvast zat". "Wat was er dan aan de hand?" "Dat weet ik niet, ik kon niks zien". "Was er een ongeluk of was het werk in uitvoering?" "Ik weet het werkelijk niet. De bestuur der van de auto vóór mij had ook geen idee wat er aan de hand was". "Hoezo, bestuurder van de auto voor je, heb je daarmee gepraat dan?" "Ja, eventjes wel ja". "Wat was dat dan voor iemand, die be stuurder?" "Dat weet ik niet, ken ik verder niet". "Was het een man of een vrouw?" "Een vrouw". "Een vrouw? Wat voor een vrouw was dat dan. Jong of oud?" "Nou, vrij jong. Ik denk begin dertig zoiets". "En kwam die met jou praten? Of ben je zelf naar haar toe gegaan?" Als u dit soort derdegraads verhoren re gelmatig ondergaat, dan zit u behoorlijk in de nesten. Want uw (gespreks-)- partner is dan naar alle waarschijnlijk heid een zeer jaloers persoon. Er zijn nogal wat misverstanden in. omloop over wat nu precies jaloezie is en hoe normaal of abnormaal het is om op bepaalde momenten jaloers te zijn. Op een bepaalde manier is het voor mensen onvermijdelijk en zelfs gezond met jaloe zie te reageren. Als iemand van uw leef tijd u vertelt dat hij of zij driemaal in de week een uur intensief aan sport doet en u komt niet veel verder dan een uur per twee weken, dan kan het zijn dat u 'ja loers' wordt op de zelfdiscipline van die persoon. U zou misschien ook zo'n door zetter willen zijn en zelfs kunnen beslui ten niet langer voor die ander onder te doen. Uw jaloezie heeft dan'niet de bete kenis van iemand anders iets niet te gun nen, maar eerder van het verlangen het zelfde te willen realiseren. U benijdt de ander, maar misgunt hem niets. Jaloezie is wèl problematisch of onge- zondr-als iemand eigenlijk niet wil dat een ander iets heeft zoals zelfdiscipline) die hij niet heeft. De drie wezenlijke ken merken van ongezonde jaloezie zijn: a) dat men de enige persoon zou willen zijn (en blijven) die een bepaalde begeerde ei genschap, relatie of positie bezit; b) dat men niet verdragen kan dat anderen die ook zouden (gaan) bezittenen c) dat men op alles wat ook maar enigszins in die richting wijst met boosheid, frustra tie of zelfs wreedheid reageert. Als een man niet verdragen kan dat zijn vrouw plezierig met een ander danst, dan is hij gewoon jaloers. Maar hij is ziekelijk ja loers als hij vindt dat zijn partner dan sen alleen maar leuk of plezierig zou moeten en mogen vinden als dat met hem gebeurt. Een van de voornaamste oorzaken van die ongezonde jaloezie is de volgende. De man voelt zich in wezen zo onzeker over zichzelf dat hij gelooft dat iedere andere persoon hem van de eerste plaats bij zijn partner kan verdringen. En dus wordt hij een dictator. Hij gaat zijn partner verbieden bepaalde dingen te doen zodat hij haar onverdeelde aandacht kan opei sen en ervan verzekerd kan zijn dat hij de enige persoon is die echt de moeite waard wordt gevonden. Zij mag niet met andere mannen praten waar hij niet bij is, niet met ze tennissen, enzovoort. Ongezonde jaloezie leidt in relaties daarom vrijwel altijd tot een of andere vorm van emotionele terreur. Het is be paald niet ongewoon voor jaloerse perso nen om hun partners tot diep in de nacht wakker te houden met allerlei vragen en verwijten, om met huisraad of voedsel te gaan smijten, of om echt handtastelijk te worden. Soms gaat het zo ver dat de ja loezie iemand ertoe drijft een (ex)part- ner om het leven te brengen. Daaruit blijkt dat ziekelijk jaloerse personen hun partners als bezit zien dat alleen hun toe behoort en waarmee ze alles kunnen doen of waarvan ze alles kunnen eisen. Een soort meester-slaaf verhouding. Een van de meest verbazingwekkende kenmerken van jaloerse personen is dat ze psychologisch blind zijn. Intelligente, ontwikkelde, aardige en mooie mensen kunnen door hun ziekelijke jaloezie zich krankzinnig gaan gedragen ten opzichte van degenen waarmee ze een liefdesrela tie hebben. Want terwijl ze een grote be hoefte hebben aan liefde en aandacht van die ander, doen ze er in feite alles aan om die liefdesrelatie kapot te ma ken. Verwijten, jammeren, klagen, hui len, schreeuwen, smijten, slaan en zelf moordpogingen (of dreigen daarmee zijn misschien wel nuttig om anderen schuldgevoelens te bezorgen of angst aan te jagen, maar niet om bij hen gevoelens van liefde te laten groeien. De jaloerse persoon werkt in feite keihard om datge ne te bereiken dat hij nou juist niet wil. Waarom stopt ie er dan niet mee, vraagt u zich af. Het antwoord op die vraag is, dat ziekelijk jaloerse mensen als grootste moeilijkheid hebben om te accepteren dat zij op de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn voor hun jaloerse gevoelens. Openlijk of in stilte beschuldi gen ze hun partners er steeds van hen ja loers te maken ofte kwellen door met an deren te praten, met anderen te dansen, aardige dingen tegen anderen te zeggen of zelfs 'maar naar anderen te kijken'. Iemand die ziekelijk jaloers is gelooft absoluut: a) dat die jaloerse gevoelens worden veroorzaakt door het gedrag van zijn partner; b) dat als die partner dat nu maar zou toegeven en daar iets aan zou doen, er c) rust in de relatie zou ko men en alles zonder veel problemen zou kunnen verlopen. Dat kan overigens soms wel eens waar zijn, er zijti partners die men niet los kan laten lopen, maar in de meeste gevallen is dat niet zo. Een ja loerse persoon kan er betrekkelijk snel achter komen of hij zelf in belangrijke mate voor die gevoelens verantwoorde- De kantoorkolos aan de Haagse Koningskade: er de weg vinden is net zo moeilijk als inzicht krijgen in de dienst. Rijkswaterstaat toch kritisch moet blij ven volgen. „Het is allemaal goed en wel, maar een milieudienst moet toch opere ren binnen het kader dat de hoofddirec tie aangeeft. Een groot ambtelijk appa raat ontwikkelt tenslotte de eigen doel stellingen". Wegen Hij vermoedt dat Rijkswaterstaat graag brood op de plank wil houden. Dat betekent onder meer dat de dienst het Rijkswegenplan wil uitvoeren. De gevol gen van het toenemende autoverkeer, zoals zure regen, zijn bekend. Maar wan neer zal dat tot inkeer leiden? Hoe lang duurt het voordat zoiets binnen de dienst wordt opgepikt? Veel te lang, concludeert Van Grondelle. Het doel blijft het aanleggen van wegen. Over het verwijt van milieuman Van Grondelle dat de door de milieubewe ging aangedragen alternatieven toch al tijd slecht worden uitgewerkt, zegt ir. Van der Kleij: „Bij God, het is niet waar. Wij geven, net als de Consumentenbond, voor alle projecten plusjes en minnetjes. Maar de politiek kiest. Wij zijn niet meer dan keurige uitvoerders van politieke besluiten. Daarom verzet ik me altijd te gen het beeld van „een staat in de staat". De hoofddirecteur weerspreekt dat Rijkswaterstaat echte macht heeft. Hij wijst op de politieke controle. „We zijn natuurlijk geen willoos apparaat. We ge ven advies. Maar uiteindelijk beslist de minister en wij passen ons aan. We zijn erg gouvernementeel. De politiek kan het krijgen zo als ze het hebben wil. Het onaanvaardbaar wordt pas uitgesproken als het echt niet kan". Denktank „Wat we wel hebben" vervolgt Van der Kleij, „is deskundige macht. We heb ben een grote denktank. Daar lopen mensen tegenaan. Tegenstanders moe ten goed beslagen ten ijs komen, want anders weten we het al gauw beter. Maar de milieubeweging steken we niet zo maar in de zak. Het is een partij om ter dege rekening mee te houden. Daar zit ten ook veel deskundigen en vaak ge noeg schakelen ze ingenieursbureaus in. We werken ook steeds beter samen met de milieu-mensen". Een zelfgenoegzame en omvangrijke dienst als Rijkswaterstaat zou wel enorm uit het spoor kunnen lopen als de politieke leiding niet sterk genoeg zou zijn. De technische argumenten zijn moeilijk te bestrijden. Daar moet visie tegenover staan. Loyaal als ze zijn willen de waterstaatsmensen ook graag weten wat de minister van verkeer en water staat precies wil. Ze vinden het prettig als de bewindsman tegenspel biedt en niet klakkeloos ervan uitgaat dat Rijks waterstaat zo goed is dat je wel wat aan ze kan overlaten. Algemeen bekend is dat de beminne lijke WD-minister Tuynman wat dat betreft geen sterke bewindsman was. Over Westerterp (CDA) zijn de menin gen verdeeld. Diens voorganger Drees jr. (DS '70) is de geschiedenis in gegaan als een man- die zich geen knollen voor citroenen liet verkopen. Over hem wordt verteld dat hij wel eens rapporten in de prullenbak kieperde en vervolgens plan nen liet overmaken als hij vond dat zijn ideeën er niet voldoende in terug te vin den waren. Drees wordt gewaardeerd. De waterstaters zijn over hem net zo te spreken als over de huidige bewinds vrouwe van verkeer en waterstaat, de li berale Neelie Smit-Kroes. Beleid Smit-Kroes, steeds tuk op politiek ge win, houdt bij Rijkswaterstaat de vinger goed aan de pols en weet vervolgens de zaken publicitair goed te verkopen, sim- fJel maar effectief. „De zalm moet terug in de Rijn", roept de ambitieuze be windsvrouwe kordaat en weet ook ande re Rijnoeverstaten achter die leus te krij gen. Bij Rijkswaterstaat kromt men de tenen, maar men juicht het maniertje toch toe. „Die zalm slaat misschien ner gens op. Maar het gaat om wat erachter steekt. Wij geven wel inhoud aan zo'n uitspraak". Dergelijke uitspraken kenmerken de grote zelfstandigheid van Rijkswater staat. Politieke controle is erg lastig. Het apparaat is bijzonder ondoorzichtig. Het beheer van wegen en water vraagt om ingewikkelde structuren. Inzicht heb ben in een dergelijke dienst is net zo moeilijk als het vinden van de weg in de achttien verdiepingen tellende kantoor kolos aan de Koningskade in Den Haag, waar de hoofddirectie van Rijkswater staat zetelt. Maarten Schakel was als Tweede Ka merlid 17 jaar lang kind aan huis bij Rijkswaterstaat. Hij heeft geleerd op het terrein van de techniek nooit met Rijks waterstaat in de slag te gaan. „Ook al ben je Delfts ingenieur, je verliest het al tijd. Maar er is nooit het alleenverto ningsrecht van de techniek. Beleid zegt meer. Je moetje eigen mening hebben". ;n

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 25