Achterdocht
Denkwijzer
IP v
Onze taal
ZATERDAG 28 MAART 1987
EXTRA
PAGINA 25
Kort geleden
presenteerde Philips met
enige trots de cijfers over
1986. Een onverwachte
winst van meer dan een
miljard gulden. Gaat het
dus goed? Of betekenen de
onlangs aangekondigde
ontslagen dat Philips
problemen heeft?
Philips-topman C. van der
Klugt, opvolger van de
publiciteitsbewuste dr.
Wisse Dekker, is
optimistisch. Hij gelooft
in de kracht van Philips.
Maar hij waarschuwt
tegelijkertijd tegen de
uitdaging van de
Japanners. "Moet Reagan
straks de onderdelen voor
zijn SDI-project in Tokio
kopen?"
Een winst van meer dan een miljard
gulden en toch wordt er voor het
eerst in jaren collectief ontslag aan
gevraagd voor 200 medewerkers in
een proeffabriek voor beeld en ge
luid. In de plaats nog wel waar het
allemaal begon: Eindhoven.
door Dick Fijistra
en Harry Meijer
Het is nauwelijks voor te stellen dat
Philips, de grootste particuliere werkge
ver in Nederland (70.000 personeelsle
den), een dergelijke maatregel treft.
Maar Philips-topman Cor van der Klugt
wil best uitleggen waarom dat nodig is.
Hij benadrukt dat een dergelijke beslis
sing tot de onaangenaamste behoort.
„Niet dat de werkgelegenheid bij Phi
lips nu drastisch wordt aangetast, we ne
men veel meer mensen aan dan we nu
laten gaan, maar dat zijn wel anderen.
Voor het gehele concern is het niet veel,
maar voor de individuele gezinnen is het
een drama", klinkt het begripvol. Maar
toch: het is de economie die de marges
van het sociaal haalbare bepaalt.
Probleem
Van der Klugt: ,,Je onttrekt je niet aan
bepaalde wetmatigheden die te maken
hebben met technologische ontwikke
ling. Er treedt daarbij automatisch een
produktiviteitsstijging op die, als het
met elektronica te maken heeft, dik bo
ven de vijftien procent per jaar ligt en
hier en daar zelfs 30 procent. Een kleu
rentelevisie, daar deed je zes jaar gele
den nog vier tot zes uur over om die in
elkaar te zetten. Nu gebeurt het in min
der dan zestig minuten. Wanneer je met
dezelfde aantallen mensen wilt doorwer
ken, dan moet de produktie omhoog en
je marktaandeel stijgen. Dat is een hele
tijd mogelijk geweest. Maar nu de groei
van de markt achterblijft bij de produk
tiviteitsstijging, heb je een levensgroot
probleem, dat in andere landen veel har
der heeft doorgewerkt dan in Neder
land. Er komt een moment dat er voor
bepaalde arbeid absoluut geen uitwijk
mogelijkheid meer is.
Van der Klugt (62) werd een jaar gele
den 'captain' van multinational Philips.
Een onderneming met een omzet van
rond 55 miljard en wereldwijd 345.000
werknemers. Hij volgde dr. Wisse Dek
,-ker op, die er de afgelopen jaren in slaag
de de NV Philips Gloeilampenfabrieken
een gezicht te gegeven. Het concern wist
zich onder zijn leiding te bevrijden van
het negatieve imago, dat multinationals
in maatschappijkritische tijden kregen
toegemeten. Philips was niet langer een
ondoorzichtige moloch met een grenzen
overschrijdende verdeel- en heerspoli
tiek, maar een open concern dat begrip
wist te kweken voor de wijze waarop het
de strijd om het voortbestaan wilde voe-
Van der Klug;t begon zijn loopbaan bij
Philips als 24-jarige, als gewoon com
mercieel medewerker. Na tien jaar ging
hij voor Philips naar Latijns-Amerika.
Via Chili en Uruguay kwam hij als alge
meen directeur terecht in Brazilië. In
J978 kwam hij terug naar Eindhoven als
ud van de Raad van Bestuur. Vorig jaar
werd hij voorzitter van die raad. Dekker
is nu voorzitter van de Raad van Toe
zicht, een soort raad van commissaris-
Water en brood
Van der Klugt is een radde prater. Een
markant gezicht, dat de vitaliteit van een
vechtjas verraadt, en evenzo de onver
mijdelijke sporen van een zwaar be
staan. De Philips-president houdt van
uitdagingen en daagt zelf graag uit. Met
bravour schuift hij onze wat gedateerde
bandrecorder van Japans fabrikaat van
zich af. „Hij zal het best doen, maar je
rijdt tegenwoordig toch ook niet meer in
een oude Volkswagen....".
Even later heeft hij het over de klein
dochter van dat apparaat, Beter, geavan
ceerder. En wat dat betreft staat ons nog
heel wat te wachten. Op de vraag of de
consument op al die nieuwe ontwikke
lingen zit te wachten: „Als je die vraag in
1886 gesteld zou hebben zou je kunnen
zeggen: zit ik te wachten op een ding dat
een motor heeft en stank voortbrengt?
Ik kan toch op een paard rijden of in een
koets? Nou, om het helemaal ridicuul te
maken: we wachten alleen op water en
brood. Als je dat hebt kun je overleven.
Al het andere is extra".
„Maar ik denk dat er nog veel te wej-
nig is voor de consument. Wanneer je dë
keuken in huis, het kantoor of de fabriek
analyseert, dan zijn er nog massa's din
gen die helemaal niet zo fijn zijn voor de
mens. Hoeveel tijd besteedt een vrouw
in huis niet aan werk waarin ze absoluut
geen zin heeft, maar dat toch gedaan
moet worden? Ik denk dat over vijftien
jaar dat werk met zeker 75 procent is
verminderd. Dan heeft een huis een cen
traal systeem met een beeldscherm. Van
daaruit bedien je een veiligheidssys
teem, de energieverzorging, je contro
leert het vullen van het bad, er is recep
tuur aanwezig voor keukenwerk en ze
ker ook het aan- en uitschakelen van ap
paratuur in het huis, op langere afstand
via de telefoon, maar ook met de stem.
Over vijftien jaar zitten er geen schake
laars meer in de muur. Dan zèg je tegen
het licht dat het aan moet. En dan gaót
het ook aan. Voor iedere bewoner is er
een beeldscherm aan de wand, of aan ta
fel, van waaruit hij kan communiceren
met werk waarmee hij kan recreëren of
kan studeren.
Makkelijker
Hij gaat verder met het schilderen van
de nabije toekomst. „Wanneer u over
vijftien jaar een interview met de presi
dent van Philips heeft, dan gaat u voor
een scherm zitten, net als ik, en dan
spreken we met elkaar net als nu. Dat is
geen Jules Verne-achtig gepraat. Dat
komt gewoon op je af. Er zijn nog zoveel
mogelijkheden om het leven van de
mens makkelijker, prettiger en interres-
santer te maken. Neem de werkomge
ving. Ik denk dat we wat dat betreft nog
helemaal in het stenen tijdperk leven.
Nieuwe systemen waarmee je kunt com
municeren, ook naar je werkplek. En
wat is zo'n werkplek dan nog? Mensen
die vertaalwerk doen, schakelen 's mid
dags hun personal computer uit, gaan
het weekeind naar de Veluwe, pluggen
het ding in de computer van hun uitge
verij en gaan gewoon door met hun
werk. Waarom zouden die op een kan
toor moeten zitten? Als je de keus hebt
ga je toch niet de hele dag op kantoor
zitten of in de fabriek? Dat doe je liever
ergens anders, denk ik.
Onlangs maakte Philips bekend dat
het bedrijf overweegt produktie te ver
plaatsen om de gevolgen van de sterk
gedaalde dollar op te vangen. Van der
Klugt: „Het is zeker niet onze bedoeling
om op grote schaal zaken te verhuizen
van Zuidoost-Azië naar Amerika. Alleen
in een uitzonderingsgeval, bijvoorbeeld
vanuit landen waartegen de Verenigde
Staten represailles onderneemt of lan
den die niet in het dollarblok thuis ho
ren. Daar moeten we de koers verleg
gen".
Prijskaartje
Is het makkelijker in het Verre Oosten
af te slanken en wellicht ook in de Ver
enigde Staten? „Uiteraard is dat veel
makkelijker. Er hangt overal een prijs
kaartje aan, maar dat is daar anders. Als
je ziet wat General Motors doet. Zij kon
digen aan dat 140.000 mensen weg moe
ten. Dat kan in Amerika. En op korte ter
mijn. Ik laat in het midden of je daar blij
mee moet zijn. Ik kritiseer ook niet de
sociale omstandigheden in Europa.
Maar het is nu eenmaal zo dat wanneer
je in een bepaald land gedwongen bqnt
je activiteiten te verminderen, het je
soms zelfs verboden is mensen te ont
slaan".
„Dat maakt het ondernemen in Euro
pa wel moeilijker. Onder deze omstan
digheden, als je moet concurreren in de
wereld - wat wij dus van plan zijn te
doen - dan is de sociale infrastructuur
van Europa geen hulpmiddel, maar een
belemmering".
Japanners overwegen in de Verenigde
Staten te gaan produceren voor de we
reldmarkt. „Dat wordt tijd ook, wij doen
het al lang zo. Wij waren lange tijd de
laatste fabrikant van kleinbeeld kleuren-
tv's in de Verenigde Staten. Er werd nog
geen spijker door een Japanner in Ame
rika vertimmerd. Zij bleven gewoon
thuis en exporteerden alles vanuit Ja
pan. Toen Europa een vuist maakte en
liet zien dat het zijn werkgelegenheid
niet wilde laten wegzuigen door hun
goedkope produkten, hebben de Japan
ners begrepen dat je ook waarde aan je
produkten moet toevoegen, wil je in Eu
ropa op de lange duur kunnen blijven
meedoen. Dat je ook werkgelegenheid
moet scheppen. Nu beginnen ze in Euro
pa langzamerhand bedrijven op te zetten
waar meer komt kijken dan alleen een
schroevendraaier".
„In de Verenigde Staten is de consu-
menten-elektronica vrijwel verdwenen.
Veel van de nieuwe ontwikkelingen zijn
de laatste jaren niet ontstaan op het ge
bied van computers of telefooncentra
les, maar op dat van gewone platenspe
lers. Dat is een hele nieuwe ontwikke
ling. Wanneer je geen industrie hebt die
video's of compact discs kan maken,
kun je de grappige vraag stellen aan me
neer Reagan: waar denkt u die lasers te
kopen voor uw SDI-project, dat ruimte
schild? Ik denk in Tokio. In de Verenig
de Staten zijn ze niet te vinden".
„In Europa worden geen lenzen meer
gemaakt. Waarom niet? De camera's
worden in Japan gemaakt. Dus de len-
zenindustrie is ook naar Japan verhuisd,
terwijl Europa notabene de bakermat
van de lenzenindustrie is. En het komt
nooit meer terug. Als je dat z'n gang laat
gaan, worden we het pretpark van de Ja
panners en een soort Pompei' van de 21-
ste eeuw".
Opmerkelijk op de wereldmarkt voor
elektronica en hoogwaardige technolo
gie is ondertussen de innige samenwer
king tussen multinationals op deelterrei
nen. Het gaat vaak om kortstondige rela
ties tussen concerns, die elkaar normaal
gesproken keihard bestrijden. Ook op
strategisch gebied slaan mondiaal ope-
(fotoGPD)
rerende concerns de handen ineen. Phi
lips is samen met het Japanse Kyocera
bezig met de ontwikkeling van home in
teractive systems (consumentenprogam-
ma's gebaseerd op de personal compu
ter). Met het Westduitse Siemens wordt
gewerkt aan de ontwikkeling van een
super-chip, en met Sony werd een we
reldstandaard voor compact discs over
eengekomen. Overigens werkt Philips al
sinds 1952 samen met het Japanse Mat
sushita op het gebied van elektronische
componenten en verlichting.
„De ontwikkelingen gaan steeds snel
ler. Het megachip-project kost Philips,
Siemens en de regeringen van Neder
land en West-Duitsland twee tot drie
miljard. De volgende generatie chips zal
een investering vergen van tien tot vijf
tien miljard. Een jaar of vijftien geleden
nam niemand bij Philips het woord mil
jard in de mond. We vonden miljoenen
al erg veel. Er zijn weinig multinationals
die dergélijke bedragen alleen kunnen
opbrengen".
Standaard
„En ook het talent is schaars. Voor het
mega-project hebben onze scouts in de
hele wereld naar geschikte mensen moe
ten zoeken. Het is geen hulpeloosheid
dat je gaat samenwerken. Op het gebied
van de consumentenelektronica zijn wij
de grootste in de wereld. Als wij het niet
kunnen, kan niemand het in ons vak".
Met Sony werd een wereldstandaard
voor compact discs ontwikkeld omdat
Philips wilde voorkomen dat haar vin
ding even roemloos ten onder zou gaan
als het V 2000 video-systeem. „Met Mori-
ta (de president van Sony, red.) heb ik
zelf de afspraken gemaakt over de cd-
standaard. Ingenieurs van Philips en So
ny hebben tien maanden bij elkaar geze
ten om dat vorm te geven. Dat was nog
nooit voorgekomen. Het ging echter om
afspraken over een systeem en niet over
een produkt".
Samenwerking met de Japanners is
zelfs op strategisch terrein mogelijk,
maar de economische structuur van dat
land maakt een al te innige verstandhou
ding gevaarlijk. „In Japan werken be
drijven, regering, banken en universitei
ten nauw samen. Het is de enige natie ter
wereld met een keiharde industriepoli
tiek. Als het gaat om basisconcepten dan
vertrouwen Japanners alleen Japanners.
Je kunt met Japanse bedrijven nauwe
lijks geheimhouding over bepaalde za
ken afspreken, want vroeg of laat merk
je dat het uitgelekt is. Dat komt door de
grote betrokkenheid van overheid en
wetenschap. Ik twijfel niet aan de eer
lijkheid van Japanners, ik ben nog nooit
bedrogen uitgekomen, maar die mensen
hebben maar één prioriteit. Dat is Ja
pan".
Boom
Philips zoekt ondertussen zijn verdere
ontwikkeling in eigen sterkte. „Wij gelo
ven niet in dingen waarvan we geen ver
stand hebben. We hebben zulke kapita
len nodig en zo veel talent dat we een
hoop dingen het liefst samen doen met
anderen, zodat we onze aandacht kun
nen richten op datgene dat voor ons
voortbestaan het belangrijkst is".
„Je kunt ons vergelijken met een
boom. Dan bestaat de stam uit de com
ponententechnologie en de wortels zijn
de research; de andere wortels bestaan
uit de gigantische Philips-kracht op
marketinggebied in de wereld. Geen
concurrent heeft zo'n fijn net over de ge
hele wereld. Overal waar je komt is Phi
lips. Aan de takken groeien produkten,
voor consumenten, kantoren en fabrie
ken. We wensen aanwezig te blijven in
de voorste linies van ons soort activitei
ten. Je moet zorgen dat je op de grote
slagvelden van de wereld met je regi
menten aanwezig bent".
Daartoe behoort ook duidelijk Euro
pa. Net als Dekker pleit Van der Klugt
voor een gemeenschappelijke markt.
„Als je van die twaalf landen een goede
combinatie maakt, kan niets of niemand
je aan. Maar Europa is duur. Nu maakt
Philips voor de Europese markt nog
steeds haardrogers met twaalf verschil
lende stekkers. Een normering en geen
gedonder aan de grenzen zou de Philips-
produkten zeven tot vijftien procent
goedkoper maken. Aan de andere kant
heeft een dergelijk labyrinth ook voor
delen. Wij weten er de weg in; de concur
rentie niet. Dat heeft voordelen gegeven,
maar altijd kleine en ten koste van de
consument".
Stervelingen
Die andere regimenten die Philips op
de slagvelden ontmoet, bestaan voorna
melijk uit Japanners. Beschouwt Van
der Klugt hen als zure regen die zijn
boom bedreigt? „Nou nee, eigenlijk niet,
we moeten realistisch blijven. Ook Ja
panners kunnen niet toveren. Die heb
ben zich heel verstandig, na een verloren
oorlog, ongelooflijk hard ingezet om het
land vooruit te brengen. Ze hebben een
aantal typisch nationale eigenschappen
waarop je alleen maar jaloers kunt zijn.
Verder zijn het gewone stervelingen".
DOOR JOOP VAN DER HORST
Vandaag precies driehonderd jaar gele
den is Constantijn Huygens overleden.
In veel steden is wel een Huygensstraat
of Huygenslaan, maar bijna niemand
weet nog wie hij was. Men is hem meer
vergeten dan zijn tijdgenoten Vondel,
Bredero of Cats. Dat is begrijpelijk, want
Huygens is nooit een veel gelezen
schrijver geweest.
Hij werd geboren in 1596, als tweede
zoon van Christiaan Huygens en Su
sanna Hoefnagels. Haagse chic dus. Hij
was wat wij een hoge ambtenaar zou
den noemen. Van 1625 af werkte hij als
secretaris van Frederik Hendrik en hij
vergezelde de stedendwinger op al
diens veldtochten. Brieven schrijven
was zijn vak, gedichten maken een hob
by. Toch heeft hij alles bij elkaar veel
geschreven, maar het waren geen best
sellers. Huygens schreef vernuftig,
spits, je moet ervan houden. Niet de ou
bollige schoolmeesterverzen van Vader
Cats, niet de warmbloedige liefdesge
dichten van Bredero, niet de meesle
pende en grootse toneelstukken van
Vondel, niets daarvan. Huygens bleef
steeds de gentleman, koel, gereser
veerd, geestig, netjes. Beschaafd en
toch niet smakeloos. Geen schrijver om
mee weg te lopen.
Het aardigst zijn voor ons nog zijn
sneldichten, de korte geestige doorden
kertjes. De keurige ambtenaar blijkt van
alle markten thuis.
Waarom Nee! paarlen draagt, nu
eens echt en dan eens vals,
beduidt zij met een woord dat waar is:
om haar hals.
Wat is hij voor een man, zei Griet, die
'k trouwen zou?
Eêl, rijk en geleerd, zei Neel, in aller
hande spraken.
Eêl, rijk en geleerd? zei Griet. 't Zijn
meugelijke zaken;
maar Neeltje, zeg erbij, wat is hij voor
een vrouw?
'k En kan niet weigeren, zegt Pieter
nel, aan heren
van aanzien en gezag, die vreugd
van mij begeren.
Zij kan 't niet weigeren't is waar,
maar vat het wel:
die zij 't niet weigeren kan, heet Pie
ternel.
Men schat dat Huygens in totaal on
geveer 72.000 brieven heeft geschre
ven. Het merendeel daarvan was voor
zijn werk, maar ook het aantal persoon
lijke brieven moet enorm groot geweest
zijn: rond 18.000. De meeste zijn verlo
ren gegaan. In de vorige eeuw kwam
een aanzienlijke partij brieven boven
water en die zijn in boekvorm uitgege
ven. Altijd nog zo'n kleine 8.000.
Zijn laatste brieven zijn van januari
1687. Hij is dan negentig. Op 20 januari
van dat jaar schrijft hij:
Dese is, in meer als drij weecken, de
eerste hand die ick op het papier bren-
ge. Tot noch toe is sij in onmacht ge
houden door een' soort van gicht, die,
hoewel niet de pijnelijxste van alle, als
gemeene functies belettende.
In geen drie weken heeft hij kunnen
schrijven door de jicht in zijn hand. De
jicht is niet erg pijnlijk maar maakt toch
het schrijven onmogelijk. Vandaag gaat
het weer. Hij vindt het vooral jammer dat
hij niet meer zo goed een muziekinstru
ment kan bespelen door die stijve vin
gers doordien mij dese gaende ende
comende gichten hier en daer eenen
vinger wat verswackt hebben; met de
theorba (een soort luit) niettemin derve
ick vertrouwen, dat ick tot accompagne
ment noch wel sooveel soude connen te
wege brengen, dat, gelijck men seght,
een droncken boer het gebreck niet en
soude gewaer werden.
Op 28 maart 1687 is hij overleden.
Bijna vergeten, maa dit jaar komt hij op
een postzegel.
Het is zaterdagmiddag. Na een aantal
inkopen te hebben gedaan gaat u een
koffiehuis binnen. Terwijl u door de
zaak loopt, nemen vier aan een tafeltje
gezeten personen u uitvoerig op. U gaat
zelf aan een tafeltje zitten en hoort dat
een van hen iets tegen de anderen zegt,
maar u kunt niet verstaan wat. Alle vier
barsten ze vervolgens in lachen uit.
U gaat naar een verjaardag van een
familielid en komt wat later dan gebrui
kelijk aan. De meeste gasten zijn er al.
Terwijl u de kamer binnen loopt, zegt
een van de aanwezigen: "als je over de
duvel praat
Als u een beetje normaal gecon
strueerd bent, zult u in zulke situaties
een gevoel van onbehagen ervaren en een
tijdje allerlei gedachten koesteren over
wat er dan wel zo lachwekkend aan uw
uiterlijk is, of wat voor negatieve dingen
ze mogelijk over u hebben zitten kletsen.
Dat gevoel van onbehagen heeft twee
oorzaken. De ene is dat onze menselijke
geest voortdurend bezig is verklaringen
te zoeken voor allerlei gebeurtenissen
waarbij we betrokken zijn of betrokken
kunnen raken. In de krant, op de radio
of televisie kunnen we dagelijks zien hoe
mensen de meest uitlopende dingen pro
beren te verklaren en hoe ongelukkig ze
vaak zijn als ze dat niet kunnen. Om. die
■reden gaan we ook naar een dokter of een
andere deskundige, of kijken we in een
medische encyclopedie als we iets in ons
lichaam voelen dat er volgens ons niet
hoort te zijn.
Die verklaringsdrift is uitermate nut
tig. Als we eenmaal weten waaraan we
een bepaald probleem moeten toeschrij
ven, hebben we een eerste belangrijke
stap gezet naar de oplossing ervan. Nu
hebben psychologen vastgesteld dat men
sen bij het zoeken naar verklaringen
voor dingen die hen overkomen systema
tisch een bepaalde fout maken. Als ons of
anderen iets vervelends of negatiefs
overkomt, zijn we namelijk geneigd dat
op de eerste plaats toe te schrijven aan
bepaalde persoonlijke eigenschappen
van onszelf of die van anderen.
Bijvoorbeeld: iemand die we goed ken
nen groet ons op een bepaald moment
niet. Onmiddellijk vragen we ons dan af
wat we verkeerd gedaan of gezegd heb
ben waardoorOf we hebben onze
mooiste kleren aangetrokken, de duurste
make-up gebruikt en het liefste gezicht
voorgetoverd, en nog kijkt niemand op
straat naar ons en maakt geen van onze
kennissen of vrienden een compliment.
Gegarandeerd dat we hevig teleurge
steld zijn en ons afvragen of we dan in
derdaad minder aantrekkelijk zijn dan
we gehoopt hadden. In eerste instantie
denken we er meestal niet aan dat de
niet-groetende ander wel eens door een
slecht humeur, ruzie met zijn partner of
gewoon verstrooidheid vergeten kan heb
ben te groeten. Of dat andere mensen zo
druk met zichzelf bezig zijn, dat ons aan
trekkelijke uiterlijk hun nog niet was op
gevallen.
De neiging om het gedrag, dat anderen
in onze nabijheid vertonen, in eerste in
stantie op onszelf te betrekken is een rest-
verschijnsel uit onze kindertijd. Voor
jonge kinderen is het heel normaal dat ze
zichzelf als het middelpunt van de we
reld beschouwen. Kinderen zijn op de
eerste plaats wezens die streven naar een
zo direct mogelijke vervulling van hun
wensen en behoeften. Alles wat de directe
bevrediging daarvan frustreert of uit
stelt, roept gevoelens van onlust, verdriet
of agressie op. Voor hen is het nog niet
mogelijk te begrijpen dat anderen hun
eigen behoeften hebben en bevrediging
daarvan nastreven zonder daarbij vaak
ook maar te denken aan wat dat voor
ons kan betekenen.
Naarmate we opgroeien en geestelijk
door René Diekstra
hoogleraar psychologie te Leiden
volwassen worden, moeten we geleidelijk
aan ook ontdekken dat we niet het cen
trum van het universum zijn. Dat veel
van wat anderen in onze nabijheid doen
en zeggen weinig of niets met ons of onze
persoonlijkheid te maken heeft. Als we
langs een tafeltje lopen in een café en de
daaraan gezeten personen barsten in la
chen uit, kan het best zijn dat een van die
gasten steeds de behoefte heeft om de' lol
broek uit te hangen. Het is vermoedelijk
zijn manier een plaats in de groep te ver
overen. Mogelijk bent u al de zoveelste
van die middag over wie hij dezelfde ou
bollige opmerking maakt.
Gelukkig raken de meeste mensen het
gevoel van onbehagen dat zo'n gebeurte
nis bij hen oproept ook vrij snel weer
kwijt en gaan over tot de orde van de
dag. Maar er zijn helaas ook mensen die
zich zo gekrenkt blijven voelen, dat ze
zelfs niet meer rustig kunnen koffie drin
ken en pas weer wat ontspannen raken
als ze ver uit de buurt van de lachers
zijn. Het zijn dezelfde mensen die een
kritische opmerking van een ander niet
kunnen verteren en daarover direct in
zak en as gaan zitten of daar almaar
weer op terugkomen. Net zo lang tot het
voor hun gevoel uitgepraat of 'rechtge
zet' is. Zij lijden aan een denkbeeld dat
ze al van jongsaf hebben en dat kort sa
mengevat neerkomt op: "uit alles wat
andere mensen - vooral degenen in mijn
directe omgeving - ten opzichte van mij
doen of zeggen moet blijken dat ze me
mogen of goed vinden".
Ze zijn verslaafd aan liefde of waarde
ring en beoordelen het gedrag van ande
ren voortdurend op de mate waarin
daaruit liefde of waardering voor hen
blijkt. Als ze een ander opbellen en vra
gen of ie zin heeft gezellig langs te komen
en die ander laat duidelijk blijken geen
zin te hebben vanwege andere plannen,
dan zijn ze vaak diep gegriefd. Ze voelen
zich als persoon afgewezen. Door hun
sterk egocentrisch-zijn geloven ze van
binnen dat de ander in feite 'neen' zegt,
omdat deze hen niet (zo erg) mag. Dat er
andere redenen voor de weigering zijn,
kunnen ze niet of nauwelijks geloven.
Hun achterdocht kan soms zo sterk wor
den, dat ze anderen voortdurend testen
en daardoor iets oproepen waar ze bang
voor zijn, namelijk dat die ander echt
een hekel aan hen gaat krijgen. Iets dat
ze heel graag willen, vragen ze niet of
heel indirect, omdat naar hun idee een
geschenk of attentie alleen maar 'echt' is
als de ander uit zichzelf aanvoelt en
geeft wat ze graag willen. Het inzicht
dat mensen elkaar moeten leren (en dus
zeggen) wat ze fijn vinden, is hun
vreemd of ze willen er uit angst niet aan.
Uit angst namelijk dat als ze ergens om
gevraagd hebben en de ander doet of
geeft het gevraagde dan nóg niet, ze hele-
mddl het gevoel zullen hebben te zijn af
gewezen.
Bij mensen die in extreme mate zulke
persoonlijkheidstrekken hebben, spreken
psychologen van een paranoide persoon
lijkheidsstoornis. Paranoide is oorspron
kelijk een Grieks woord dat zoiets als
'verkeerd zien of verkeerd beoordelen'
betekent. Mensen met een paranoide per
soonlijkheid kan men aan het volgende
herkennen. Ze zijn extreem gevoelig voor
afwijzing of kritiek. Beledigingen of
krenkingen vergeven ze niet of heel moei
lijk en ze blijven meestal vol wrokgevoe
lens. Verder zijn ze heel achterdochtig en
sterk geneigd de neutrale of vriendelijke
gedragingen van anderen innerlijk zo te
verdraaien dat ze als vijandig of min
achtend worden ervaren. Ze staan ex
treem sterk en op een overdreven manier
op hun recht. Een ander kenmerk is de
neiging vrijwel alles dat anderen doen
of zeggen op zichzelf te betrekken alsof
iedereen voortdurend alleen met hen be
zig is. Daarbij hebben ze vaak de ge
dachten dat alles en iedereen tegen hen is
of tegen hen samenzweert. (Verder kun
nen ze ook ziekelijk jaloers zijn, een pro
bleem waarop ik volgende keer terug
kom).
Als u met zo iemand samenleeft, dan
hebt u het niet gemakkelijk. Het is nau
welijks een troost, maar besef dat hij of
zij niet anders kan, het er zelf ook vaak
moeilijk mee heeft en alleen kan veran
deren met deskundige hulp (maar die
vaak niet wil, tenzij u zelf meegaat). Pas u
niet aan de achterdocht aan, maar blijf
duidelijk zeggen wat u denkt of voelt.
Want Argus is een monster dat zich'voor-
al voedt met onduidelijkheden, halve
waarheden en goedbedoelde leugens!
Reacties op de;
blad, postbus 54, 2300 AB Leiden.
iek naar Leidsch/Alphens Dag-