Basisarts voelt zich gemangeld
m
Persoonlijkheid
Denkwijzer
Onze taal
ZATERDAG 21 MAART 1987
PAGINA 23
Basisartsen, artsen
die hun universitaire
studie hebben
afgerond, hebben een
zwartboek
gepubliceerd over hun
werkervaringen in
ziekenhuizen. Die zijn
ronduit onthutsend.
Deze arts-assistenten
maken werkweken
van gemiddeld 80 uur,
worden belast met een
grote
verantwoordelijkheid
en onvoldoende
begeleid. Dat moet en
ders, vinden zij.
het belang van
"Het werk stapelde zich op. Ik
heb het gevoel dat ik vooral op men
selijk gebied ten opzichte van mijn
patiënten heb gefaald. Ik heb echt
geprobeerd mijn werk goed te doen,
maar dat werd me onmogelijk ge
maakt. Ik ben steeds sneller gaan
werken, dat was de enige manier"...
door Margot Klompmaker
"Gemiddeld werkte ik 105 uur in de
week. Na een aantal maanden raakte ik
fysiek en mentaal uitgeput en kon ik het
werk niet meer aan"
"Van financiële vergoeding voor
overwerk of onregelmatige werktijden
was geen sprake. De 65 uren overwerk
die ik per week gemiddeld maakte wer
den niet uitbetaald"
"Vrijdagmorgen acht uur. Ik kom
het ziekenhuis binnen en weet dat ik
hier pas maandagavond om zes uur zal
vertrekken. Dat is 82 uur later, ruim
twee volledige werkweken voor ieder
ander normaal mens"
"Ten slotte wil ik nog iets kwijt over
de begeleiding. Je kon op niemand te
rugvallen. Het was ieder voor zich"
Het zijn enige citaten uit een onlangs
gepubliceerd zwartboek van basis
artsen: artsen die hun universitaire stu
die hebben afgerond. Hun onthutsende
ervaringen trekken niet zo breed de aan
dacht als de stampei die doorgaans door
gevestigde artsen wordt gemaakt.
Huisartsen slepen de overheid opnieuw
voor de rechter, omdat zij hun tarfeven
voor particuliere patiënten niet mogen
verhogen. En specialisten liggen in de
clinch met de ziekenfondsen over de
hoogte van hun vergoeding.
Weinig.aandacht
De basisartsen, ook wel arts-assisten
ten genoemd (niet te verwarren met dok
tersassistenten), vinden echter dat hun
klachten moeten worden gehoord. Im
mers, het gaat hen niet alleen om eigen
belang, maar ook om dat van de patiënt.
Die wordt geconfronteerd met belache
lijk lange wachttijden in ziekenhuizen,
lopende band werk, weinig aandacht en
zorg. Niet eens zozeer door onwil van de
gevestigde artsen, maar door gebrek aan
tijd en te veel patiënten. Wie zou dat niet
anders willen? De tijd is rijp voor een
mentaliteitsverandering, meent de LBB,
de Landelijke Belangenvereniging voor
Basisartsen.
Was het artsenberoep vroeger een
garantie voor een welvarende toekomst,
sinds enkele jaren neemt het aantal
werklozen in deze branche fors toe. Niet
omdat er geen werk is, maar omdat de
arbeidsmarkt voor artsen kunstmatig
krap wordt gehouden. Uitgaande van
een 40-urige werkweek (om over ar
beidstijdverkorting maar te zwijgen) is
er genoeg werk. Maar het aantal banen
wordt bewust beperkt gehouden. Geves
tigde medici schermen hun werkgebied
af, maken meer uren. Werkweken van 50
tot 70 uur zijn eerder regel dan uitzonde
ring.
Wie dit vooral aan den lijve ondervin
den zijn de basisartsen. Zij die hun stu
die aan de universiteit hebben afgeslo
ten maar nog een medische vervolgop
leiding moeten volgen voordat zij zich
huisarts of specialist mogen noemen.
Dat zijn namelijk de twee meest voor de
hand liggende carrièremogelijkheden
voor basisartsen.
In het eerste geval moet de aanko
mend arts zijn opleiding afronden in de
praktijk van een gevestigde huisarts.
Wie specialist wil worden moet een op
leidingsplaats zien te bemachtigen op
een ziekenhuisafdeling als assistent-ge
neeskundige.
Het aantal beschikbare opleidings
plaatsen is echter beperkt en "volstrekt
willekeurig", stelt Adri van der Bom, be
stuurslid van de vereniging voor basis
artsen. Volgens Van der Born is het aan
tal opleidingsplaatsen door de specialis
ten zelf stevig teruggeschroefd. Voor
sommige specialismen wordt niemand
meer opgeleid of is de opleiding al voor
jaren volgeboekt. Niet omdat er te wei
nig werk zou zijn, maar omdat de specia
listen er liever niet al te veel concurren
tie bij willen hebben.
Ervaring
V'
"Als je iets niet weet, mag je de patiënt niets laten merken. Dat wordt je tijdens je opleiding geleerd".
zij er mets mee. Deze volontairs bezetten
volgens de vereniging van basisartsen
soms arbeidsplaatsen die voorheen nog
wel betaald werden, zodat de officiële
werkgelegenheid nog verder afneemt.
Ook Leidse ziekenhuizen werken met
deze artsen-vrijwilligers.
Een ander gevolg van het overschot
aan basisartsen is dat deze mensen in
toenemende mate worden gevraagd
voor verpleegkundige functies: op de in
tensive care of hartbewaking bijvoor
beeld. Adri Van der Born van de LBB
noemt dit "een vorm van misbruik, ook
met het oog op de werkloosheid onder
verpleegkundigen".
De LBB concludeert in haar zwart
boek dat slechts 25 procent van het tota
le aantal afgestudeerde artsen een baan
met toekomstperspectief vindt. De ove
rigen moeten maar afwachten. En dat
terwijl er genoeg werk is als er 'normale'
werkweken van 40 uur in acht worden
genomen, stelt de vereniging.
Lange werktijden
Als een basisarts een baan - al dan niet
in opleiding - weet te bemachtigen, be
ginnen de problemen pas goed. De om
standigheden waaronder deze arts-assis
tenten moeten werken zijn slecht. Het
algemene beeld is: te lang werken, te
veel verantwoordelijkheid en te weinig
begeleiding. Gemiddelde werkweken
van 70 tot 80 uur zijn eerder regel dan
uitzondering. De Landelijke Belangen
vereniging Basisartsen protesteert al ja
ren tegen deze 'middeleeuwse praktij
ken', terwijl tegelijkertijd honderden
artsen werkloos thuis zitten. Het on
langs uitgebrachte zwartboek meldt ont
hutsende ervaringen van basisartsen tij
dens hun opleiding.
Niet alleen de basisartsen zelf voelen
zich uitgebuit, ook de zorg voor de pa
tiënt komt in de knel. De basisarts is
vaak de eerste opvanger van patiënten.
Hij verricht de noodzakelijke onderzoe
ken voorafgaand aan een operatie, stelt
diagnoses en doet administratief werk
(ontslagbrieven, contact met de huis
arts).
Uit het zwartboek van de basisartsen
blijkt dat hun begeleiding noodgedwon
gen vaak te wensen overlaat en dat de
verantwoordelijkheid voor de patiënten
zwaar drukt. Specialisten zijn soms niet
aanspreekbaar of gewoon niet aanwezig.
De assistent-arts moet het veelal zelf uit
zoeken. Geen geringe taak. Daarbij
komt dan ook nog eens de extreem lan
ge werktijd.
Dat alles is niet in het voordeel van de
patient. Een kind kan op zijn vingers na
tellen dat een arts die omvalt van de
slaap minder zorgvuldig is dan een fitte
en frisse medicus. "Als je om vier uur 's
nachts je bed uit moet om een wond te
hechten kun je ervan uitgaan dat dat
niet zo precies gebeurt", stelt basisarts
Jacqueline Langeslag uit Leiden.
Samen met de eveneens uit Leiden af
komstige basisarts Maartje Bakker is zij
nauw betrokken geweest bij de samen
stelling van het zwartboek van de basis
artsen. De twee, beiden lid van het regio
naal bestuur van de basisartsenvereni
ging, verzamelden de ervaringen van
een aantal artsen in opleiding uit Leiden
en omgeving.
Anoniem
Dat kostte de nodige moeite. Basis
artsen wilden alleen maar anoniem geïn
terviewd worden, was de ervaring van
Maartje en Jacqueline. Angst voor her
kenning en represailles wat betreft een
toekomstige carrière weerhield velen er
van hun ervaringen openbaar te maken.
Een landelijk beeld trouwens, bevestigt
LBB-bestuurslid Van der Born. '"Er
moest heel wat worden afgepraat, voor
dat iemand zijn verhaal durfde te vertel
len".
Een van de punten waarop de Lande
lijke Belangenvereniging Basisartsen
hamert is een fatsoenlijke werkweek
van 40 uur. Maar daar is weinig oor voor,
onder het motto 'van hard werken is nog
nooit iemand dood gegaan'. In het zwart
boek komt een basisarts aan het woord
die twee dagen met griep in bed had ge
legen. Nog niet hersteld ging hij toch
maar aan het werk, want 'langer wegblij
ven kon hij zijn collega's niet aandoen'.
Bij zijn terugkeer op de afdeling beet
een van de chirurgen hem toe: "Vroeger
deden assistenten de hele week dienst,
dan kwamen ze ook niet buiten en vat
ten ze tenminste ook geen kou".
"Vroeger was je geen goede arts als je
niet minstens 60 uur werkte", stelt Leid
se basisarts Maartje Bakker. "Dat idee
verandert maar heel langzaam. De mees
te specialisten voor wie je werkt hebben
nog het ouderwetse idee: 't hoort nu een
maal zo, wij hebben zelf altijd zo lang
moeten werken dus jullie doen het ook
maar'. Je voelt je schuldig als je een keer
overdag naar de tandarts moet, omdat
die nu eenmaal niet 's avonds spreekuur
houdt, of als je ziek bent".
Wat menig student al tijdens zijn co-
assistenschappen (de stages in zieken
huizen tijdens de universitaire oplei
ding) ervaart, wordt herhaald tijdens het
volgende stadium: de afrondende oplei
ding als arts-assistent. Zijn sociale leven
kan een basisarts wel vergeten of in het
gunstigste geval op een laag pitje zetten.
"De avonden dat ik geen dienst heb, ben
ik vaak nog bezig met brieven dicteren,
referaten voorbereiden, enzovoort. Ik
denk zelden na over mijn toekomst om
dat ik daar nauwelijks tijd voor heb",
klaagt een van de basisartsen in het
zwartboek.
Onzeker
Ook de verantwoordelijkheid waar
voor een arts-assistent zich geplaatst
ziet, drukt zwaar. "Je voelt je soms aan
je lot overgelaten", zegt Maartje Bakker.
"Je moet opeens zelfstandig beslissin
gen nemen en allerlei klusjes doen waar
mee je onvoldoende ervaring hebt. Als je
iets niet weet. mag je de patient niets la
ten merken. Dat wordt je tijdens je oplei
ding geleerd. Vaak nemen oudere pa
tiënten het ook niet als je onzeker bent.
Dus doe je je heel zeker voor. Sommige
specialisten vinden het ook lastig als je
vragen stelt. Zoek het maar uit, zeggen
ze, terwijl je eigenlijk alles wilt vragen
en overleggen".
"Je meet ook je eigen grenzen ken
nen", vult Jacqueline Langeslag aan.
Soms hangt er op een afdeling een sfeer
waardoor je niets durft te vragen. Dan
neem je wellicht meer risico's. Maar het
is moeilijk aan te tonen of je fouten hebt
gemaakt, alleen in het ergste geval als
iemand komt te overlijden".
De meeste basisartsen kunnen de ver
antwoordelijkheid die ze in handen
wordt gelegd wel aan. Maar het wordt
moeilijk nog juiste beslissingen of han
delingen te verrichten als je omvalt van
vermoeidheid door extreem lange werk
tijden. Het staat voor de basisartsen als
een paal boven water dat langere werk
tijden leiden tot slechtere werkresulta-
ten.
Volgens Maartje Bakker en Jacqueli
ne Langeslag is uit het onderzoek duide
lijk naar voren gekomen dat basisartsen
het gevoel hebben dat zij hun patiënten
in de steek moeten laten. "Aandacht en
begrip schieten erbij in, terwijl bekend
is dat deze zaken het genezingsproces
bevorderen", stellen zij.
Mentaliteit
Het is volgens de twee Leidse basis
artsen vooral een kwestie van verande
ring van mentaliteit. Allereerst bij de ge
vestigde artsen die menen dat basis
artsen niet zo moeten zeuren omdat zij
vroeger ook zo hard hebben moeten
werken.
Maar ook de patiënten zelf moeten
meer aandacht eisen. "We zouden willen
dat patiënten meer hun beklag deden.
Het is onbegrijpelijk dat mensen het
pikken om twee uur lang in een polikli
niek te wachten terwijl ze een afspraak
hebben en in tien minuten vlug-vlug
worden onderzocht. Dat is absurd", al
dus de twee Leidse basisartsen.
LBB-bestuurslid Adri van der Born
vult aan: "Er is veel meer aan de hand
dan onze lange werktijden. Het is een
zaak van een andere kijk op gezond
heidszorg met meer aandacht en tijd
voor patiënten".
(Zwart op wit, een boekje open over de ar
beidsomstandigheden van basisartsen, ver
krijgbaar bij de Landelijke Vereniging voor
Basisartsen, Postbus 19314, 3501 DH Utrecht,
tel. 030-314014)
oe.
DOOR JOOP VAN DER HORST
De pinkpillen hebben echt bestaan.
Dank zij twee lezers hebben we ze ge
vonden.
Een paar weken geleden schreef ik
over een oude uitdrukking die ik van
mijn moeder ken: kalmte en pinkpillen.
Het was een algemene aansporing om
koest te zijn. Als de kinderen allemaal
tegelijk en door elkaar iets vroegen of
kwamen vertellen, als haar oren tuitten
van ons geschetter, kon zij wel eens uit
roepen: kalmte en pinkpillen. Wat waren
dat voor pillen? Wie of wat was pink?
Een lezeres schreef dat zij zich een
vooroorlogse reclame herinnerde in En
gelse kranten: pink pills for pale people.
De pinkpillen werden gemaakt door een
firma Beecham. Ze hielpen tegen ner
vositeit en bloedarmoede en moeten ta
melijk bekend geweest zijn. In de vorige
eeuw werden ze voor het eerst gemaakt
door een zekere dokter Williams. Welke
Williams dat geweest is, valt moeilijk te
achterhalen. Wel weet ik dat er ook in
Frankrijk mee geadverteerd werd: pilu
les pink pour personnes pales. Ik heb
nu een Franse advertentie uit 1899 ge
zien, met de genoemde reclamespreuk.
Op de afbeelding staat een dame die
reikhalzend twee armen uitstrekt naar
een uit de hemel vallend pakje pinkpil
len.
Ik veronderstel dat de pinkpillen ook
in Nederland verkocht werden. Hoe zou
de Nederlandse variant van de reclame
geluid hebben? Pinkpillen voor???
Het spelletje van de koopman uit Ter
Gouw (Ja en nee versta ik niet, wit en
zwart verkoop ik niet, wat blieft u juf
frouw?) ging niet overal hetzelfde. Zo
schrijft iemand dat het in Delft luidde:
Ik ben het mannetje van Papsauw
Kom eens in 't jaar en dat is nou.
Ja en nee versta ik niet,
Wit en zwart verkoop ik niet,
Heeft u nog iets te beiasten, juffrouw?
Ze vertelt erbij niet te weten of Pap
sauw wel goed geschreven is, en dat ze
belasten ook als kind al een raar oud
woord vond. Nieuw raadsel: Wie was
dat mannetje van Papsauw?
En nu het vandaag toch allemaal over
vroeger gaat, nog zo'n rare oude uit
drukking: krijg een staart. Het betekent
hetzelfde als krijg het heen en weer,
krijg het rambam. De spreker is geïrri
teerd want er wordt gezeurd. Hij wil er
van af en zegt dan heftig: krijg een
staart. Soms werd daar wel eens aan
toegevoegd: krijg een staart met een
blikken punt, dan kan je rammelen.
Het moet iets onaangenaams zijn.
Het heen en weer, het rambam en der
gelijke zijn namelijk ook allemaal niet zo
lekker. De geïrriteerde spreker breekt
het gesprek af door de ander iets akelig
toe te wensen. Bijvoorbeeld dat hij een
staart moge krijgen.
Dat een staart hier inderdaad bedoeld
is als iets onaangenaams, blijkt wel uit
een andere uitdrukking: Ik mag een
staart krijgen als... Hier beweert iemand
iets met grote stelligheid. Hij staat er he
lemaal achter. Als bewijs dat het hem
ernst is, wenst hij zichzelf een akelige
straf toe ingeval het onwaar is. Net
zoiets als Mijn kop eraf als niet... of ik
mag een boon wezen...
Maar dat laatste is natuurlijk geen
sterke garantie.
Omdat het aantal opleidingsplaatsen
voor specialist zo gering is, schrijven
steeds meer basisartsen zich in voor het
enige redelijke alternatief: de opleiding
tot huisarts. Resultaat: wachtlijsten van
2 tot 3 jaar. Reden voor sommigen om
het dan maar helemaal voor gezien te
houden of zich om te scholen. Anderen
proberen, in afwachting van de oplei
dingsplaats, alvast als assistent-genees
kundige in een ziekenhuis aan de slag te
komen om hun ervaring niet te verlie
zen.
Let wel: deze assistenten zijn niet offi
cieel bij het ziekenhuis in opleiding,
maar 'gewoon werknemer'. Hoewel zij
exact hetzelfde werk doen als collega's
die wèl officieel in opleiding zijn, staan
zij na afloop van hun werkcontract nog
steeds met lege handen. Terwijl hun col
lega's zich specialist mogen noemen.
Er zijn zelfs basisartsen die zich vrij
willig melden bij een ziekenhuis om met
behoud van uitkering op een afdeling te
werk gesteld te worden. Dat kost het zie
kenhuis geen cent en de basisarts doet
zo toch ervaring op, ook al verdient hij of
Hans (lid van een sportclub): "Ik ga
skiën in de voorjaarsvakantie". Willem-
Jan (een ander clublid): "O ja, leuk. Hoe
gaan jullie"? Hans: "Met de bus". Wil
lem-Jan: "Met de bus, hoe kom je erbij?
Dat zou ik nooit doen. Ik zou altijd met
het vliegtuig gaan". Hans doet er verder
het zwijgen toe.
Een half uur later, na afloop van de
clubbijeenkomst, staat Hans met Theo,
ook een clublid, nog een tijdje na te pra
ten. Hans: "Wat een verbeelding heeft die
Willem-Jan zeg, die voelt zich zeker te
goed voor de bus. Die denkt zeker dat wij
armoedzaaiers zijn die geen vliegreis
kunnen betalen". Een paar dagen later
belt Theo met Willem-Jan en vertelt hem
hoezeer Hans zich door zijn opmerking
gegriefd voelde. Willem-Jan is stomver
baasd en zegt dat hij alleen maar be
doeld heeft dat hij zelf slechte ervaringen
met busreizen heeft gehad.
Hoe komt het dat de ene persoon een
uitlating als persoonlijke kritiek opvat,
terwijl de andere persoon daarmee al
leen maar een eigen voorkeur heeft wil
len uitdrukken? Heeft de een misschien
een persoonlijkheid of een karakter
waardoor hij of zij gevoeliger of achter
dochtiger reageert dan de ander?
In de psychologie wordt al vele tiental
len jaren gestreden over de vraag of
mensen wel zoiets als een (min of meer
vastliggend) karakter of persoonlijk
heidstype hebben. Een grote groep psy
chologen zegt dat het gedrag van mensen
niet zozeer door iets. als karakter, maar
vooral door omstandigheden wordt be
paald. Als bewijs voeren ze bijvoorbeeld
aan dat vrijwel iedereen tot bedrogleu
gen of zelfs diefstal in staat is als de om
standigheden maar zo zijn dat hij daar
voor straffeloos of met een goed excuus
de gelegenheid krijgt. Sommige mensen
zouden nooit tegen een vriend liegen,
maar doen dat wel op hun belastingaan
gifteformulier. Andere mensen zouden
nooit iets van een familielid of bekende
ontvreemden, maar nemen rustig onge
vraagd spullen van de zaak voor privé-
gebruik mee naar huis. Er zijn studies
uitgevoerd waaruit bijvoorbeeld blijkt
dat studenten, die door zichzelf en door
anderen als goudeerlijk worden be
schouwd, bij examens gaan spieken zo
gauw ze daartoe de kans krijgen.
Uit andere studies blijkt dat hele gewo
ne aardige mensen, die nooit een vlieg
kwaad doen, onder bepaalde omstandig
heden tot ernstige wreedheden jegens an
deren in staat zijn. De ervaringen tij
dens de Tweede Wereldoorlog - en ook an
dere oorlogen trouwens - hebben dat
maar al te duidelijk gemaakt. Verder
kennen we allemaal wel mensen die op
hun werk heel meegaand en coöperatief
zijn, maar die thuis ten opzichte van hun
partner en kinderen een waar schrikbe
wind uitoefenen. Er zijn ook mensen, die
uitermate wantrouwend zijn ten opzich
te van vreemden, maar alles wat gezins
leden zeggen voor zoete koek slikken of
als 'niet slecht bedoeld' beschouwen.
Als we ons in uiteenlopende situaties zo
verschillend kunnen gedragen, dan lijkt
het inderdaad moeilijk vol te houden dat
zoiets als een stabiel karakter- of per
soonlijkheidstype ons gedrag bepaalt.
Sommige psychologen noemen karakter
of persoonlijkheid zelfs een fictie die
mensen voor zichzelf hebben geschapen
om niet onder ogen te hoeven zien hoe in-
consequent en beïnvloedbaar ze in wezen
wel zijn. Het valt dan ook bepaald niet
mee te moeten teogeven dat wat we onze
persoonlijke levensstijl noemen, vaak
weinig anders is dan het klakkeloos naa-
pen van wat reclame en mode ons voor
zetten.
Ik las onlangs in een 'elegant' maand-
door René Diekstra
hoogleraar psychologie te Leiden
blad een artikel over een beroemde sport
ster, die werd beschreven als iemand met
een echt individuele levensstijl. Het arti
kel bevatte twee foto's van de man. Op de
eerste droeg hij een Rolex horloge, een
Lacoste hoofdband, een dito shirt, Adi
das sportschoenen en eert Dunlop racket.
Op de tweede stond hij met zijn ene hand
leunend op de deur van een open Porsche
sportwagen, terwijl hij aan de andere
hand een leren riem vasthield met aan
het einde daarvan een Afghaanse wind
hond. Onpersoonlijker en reclame be-
paalder kan het haast niet.
Is de mens als hij geboren wordt in
psychologisch opzicht dan werkelijk een
onbeschreven blad, waarop opvoeders,
de samenleving, de massamedia en an
dere omgevingsinvloeden vervolgens
hun handtekeningen zetten en verande
ren, al naar gelang het hen uitkomt. De
cynische Duitse filosoof en maatschap
pijcriticus Ludwig Marcuse meende van
wel toen hij ooit schreef dat democratie
niets anders was dan de vrijheid om een
maal in de vier jaar de mening van de
ochtendkrant op een stembiljet te mogen
invullen. De wereldberoemde psycholoog
Skinner huldigt het standpunt dat de be
paaldheid van menselijk gedrag door
omgevingsfactoren grote maatschappe
lijke voordelen heeft. Een van die voorde
len is dat de samenleving mensen ervan
kan weerhouden zich onvoorspelbaar,
barbaars of dierlijk te gedragen. Dat zou
naar zijn mening onmogelijk zijn, als ge
drag vooral door individuele eigen
schappen zou worden gestuurd.
Er is een andere groep van psycholo
gen die gelooft dat persoonlijkheid en
karakter wel degelijk bestaan en dat ze
het menselijk gedrag (mede) bepalen.
Het feit dat mensen in staat zijn om be
paalde 'typische' eigenschappen van fa
milieleden of vrienden heel nauwkeurig
te beschrijven, is naar hun mening ge
volg van het feit dat we bepaalde stabie
le persoonlijkheidstrekken hebben. De
psycholoog Block volgde een groep perso
nen vanaf het moment dat ze op de mid
delbare school kwamen totaan hun veer
tigste levensjaar. Hij vond dat bepaalde
persoonlijkheidstrekken vrijwel onver
anderd bleven over die hele periode. De
genen die vrolijke, opgeruimde tieners
waren geweest, bleken als volwassenen
nog altijd zo te zijn. Degenen die zich op
school steeds in de nesten werkten - de
jongeren die altijd uit de klas en naar
het schoolhoofd werden gestuurd - lagen
dertig jaar later ook constant in onmin
met hun chefs of collega's.
Uit andere studies blijkt dat eigen
schappen als zelfverzekerdheid, angstig
heid en groepsgerichtheid (in plaats van
in zichzelf gekeerdheid) over de loop van
vele jaren niet of nauwelijks verande
ren. Wanneer een oude bekende zich op
een bepaalde manier gedraagt waarvan
u zegt"Dat is typisch Rudolf'dan ver
gist u zich dus beslist niet. Dat blijkt heel
duidelijk uit een studie van de Stanford
Universiteit in de VS. De onderzoekers
vroegen aan een groep studenten over
zichzelf te zeggen of ze meestal of slechts
af en toe vriendelijk waren. Aan ouders
en vrienden werd gevraagd hetzelfde
oordeel over de studenten te geven. Ver
volgens werd nagegaan hoe de studenten
in twee situaties reageerden, namelijk
hoeveel ze spraken in kleine groepen en
hoe snel ze een gesprek met vreemden
aanknoopten. Vastgesteld werd dat de
studenten, die zichzelf als meestal vrien
delijk beoordeelden, in beide situaties in
derdaad vaker vriendelijk waren dan
de studenten die van zichzelf zeiden dat
ze slechts af en toe vriendelijk waren. In
teressant is verder dat het oordeel van
ouders en vrienden goed overeenkwam
met dat van de studenten zelf en met hoe
ze zich in beide situaties gedroegen.
Blijkbaar kunnen we onszelf in bepaal
de opzichten vrij goed beoordelen en
kunnen anderen dat eveneens.
Dat wil overigens niet zeggen dat men
sen hun houding en gedrag niet aapas
sen al naar gelang de eisen van de situa
tie. Hel wil wel zeggen dat de wijze van
aanpassen meestal een persoonlijk her
kenbare kleur heeft. Psychologen spre
ken van persoonlijksstoornis als mensen
niet tot aanpassing in staat zijn en al
tijd op vrijwel dezelfde starre manier
blijven reageren. Zulke mensen zijn
vaak moeilijk (niet onmogelijk!om mee
te leven. Vandaar dat ik een aantal van
die moeilijke portretten in de komende
weken onder de loep zal nemen.