100)03 ]&mwss
'Een liefde voor het ieven'
Mulisch als heer van gezelschap
DE
KEER
'Buiten het bereik
van lantarens'
zandvliet
Tentoonstelling Wilmink
18 T/M 28 MAART
Hoogleraar Fresco over dichter Dèr Mouw:
WOENSDAG 18 MAART 1987
fALrlINA Zó
De vakanties zijn vele jaren bedorven door Dèr Mouw. Deson
danks heeft mevrouw Fresco geen hekel aan de dichter gekre
gen. "Mijn vrouw vindt de gedichten nog steeds even prach
tig". De Leidse hoogleraar Marcel Fresco heeft al een groot
gedeelte van zijn leven besteed aan de belangrijke Nederlandse
filosoof/dichter Johan Andreas Dèr Mouw (1863-1919), die onder
het pseudoniem Adwaita sonetten schreef. Die liefde heeft tot
nu toe driemaal vruchten afgeworpen. In 1971 schreef Fresco
een lijvig proefschrift over Dèr Mouw; in 1984 verscheen onder
zijn redactie bij uitgeverij BZZT6H beschouwingen over J.A.
Dèr Mouw. En onlangs is zijn ijver opnieuw beloond met de
uitgave van het complete dichtwerk van Dèr Mouw (896 pag.)
in dundruk en soepele linnen band bij uitgeverij Van Oorschot.
door Saskia Stoelinga
Als Fresco over Dèr Mouw begint,
kun je niets anders doen dan aan
dachtig luisteren. Laden vol met
gedichten worden af en toe bruusk
opengetrokken om zijn woorden
kracht bij te zetten. De kasten op
zijn kamer puilen uit van papieren
en aantekeningen die nauw met
het leven van de dichter te maken
hebben.
"Om wel honderd redenen is de
ze man belangrijk", zegt Fresco.
"Allereerst hou ik van zijn poezië
en zijn filosofische geschriften. Hij
is een intens levend mens geweest.
Hij had een geweldige belangstel
ling voor de wetenschap, de kunst,
de literatuur en de natuur. Men
zegt weieens (en niet ten onrechte)
dat hij het prototype was van de
onhandige, verstrooide kamerge
leerde, maar tegelijk was hij een ij
verig genieter van de natuur. Ie
mand die bezeten was van de ont
wikkelingen van de moderne tech
niek, vooral als die snelheid of
energie vertegenwoordigden; er
komen opvallend veel treinen voor
in zijn poëzie en ook het vliegtuig
(door hem 'aëroplaan' genoemd)
fascineerde hem".
M.F.'Fresco is eigenlijk bij toeval
met J.A. Dèr Mouw in aanraking
gekomen. Als student filosofie en
klassieke talen in Amsterdam ver
nam hij dat de letterkundige Victor
van Vriesland een 'knechtje' nodig
had die in staat zou zijn de om de
manuscripten van Dèr Mouws La
tijnse en Griekse gedichten
persklaar te maken. "Dat leek mij
wel wat". Fresco schetst in smake
lijke bewoording zijn eerste dag.
Voor het leven
men met de dundrukeditie. Door
allerlei vertragingen ging dat mis.
"Het probleem is nu", constateert
de professor wat spijtig, "dat het
boek van BZZTöH uitverkocht is
en een nieuwe druk nog niet in
zicht is. Heel jammer, want beide
boeken vullen elkaar zo mooi aan.
Sterker nog, in dundrukeditie
maakt de BZZTóH-bundel een
groot deel van de verwijzingen uit
naar de secundaire literatuur".
Tot nu toe bestonden er van Dèr
Mouws poëzie alleen uitgaven die
nagenoeg niet meer te krijgen zijn.
Het betekende dat het werk van
een van onze belangrijkste dich
ters van deze eeuw zo goed als on
toegankelijk was voor de gewone
belangstellende lezer. Fresco
meent dat er ook een vooroordeel
jegens Dér Mouw bestaat.
"Ten onrechte wordt er dikwijls
gezegd dat de poëzie zo filosofisch
en moeilijk is. Filosofisch is zij,
maar moeilijk is zij eigenlijk niet.
De dichter verlangt van zijn lezer
wél dat hij een deel van de grote
eruditie heeft waarover hij zelf be
schikt, want met grote onbekom
merdheid maakt hij korte flitsende
toespelingen op alle takken van
wetenschap en kunst. Maar tege
lijk is veruit het meeste van zijn
dichtwerk", doceert de professor
liefdevol, "zo simpel en klaar van
zegging dat er geen enkele barrière
is voor wie lezen wil".
Vergrootglas
"Van Vriesland zat in een grote
kamer aan een groot bureau. Ik
werd ergens anders neergezet aan
een klein tafeltje en daar kreeg ik
toen alle spullen. Na een half uur al
vroeg ik Van Vriesland of ik hem
even mocht spreken. Wat u van mij
vraagt kén niet, zei ik, ik heb hier
varianten en soms twee van elkaar
verschillende ontwerpen van het
zelfde gedicht. Dat kun je niet zo
maar overtypen. Van Vriesland
antwoordde - en daar ben ik nog
altijd beduusd van: meneer Fresco,
dén moet u het maar op eigen ver
antwoordelijkheid doen. Vandaar
dat mijn eerste wetenschappelijke
activiteit het uitgeven van Latijnse
en Griekse gedichten van Dèr
Mouw was. En zo werd deze man
een liefde voor het leven".
Na zijn afstuderen besloot Fres
co te promoveren. De titel van zijn
proefschrift luidde: 'De dichter
Dèr Mouw en de klassieke oud
heid'. Ook na zijn promotie (cum
laude) in 1971 bleef de dichter/filo
soof hem boeien. Vlak erna vroeg
Van Vriesland zijn medewerking
om samen de poëzie opnieuw uit te
geven. Uitgever Van Oorschot
voelde er ook wat voor. "Het idee
voor die schitterende dundrukedi
tie dateert dus al van die tijd. De Vrnnwpn
V.Q+ nniKro. V lUUVVV.il
Het drietal heeft jarenlang vol
energie aan deze uitgave gewerkt.
Het heeft er ook van alles aan ge
daan om de toegankelijkheid van
de verzen te vergroten. Zo bevat de
uitgave een woordenlijst waarin de
minder gangbare namen en termen
uit de poëzie zijn opgenomen. De
uitgave is vollediger dan welke an
dere ook. Zij bevat naast de Brah-
man-gedichten, de vroege verzen,
de andere nagelaten gedichten,
fragmenten en schetsen, de Griek
se en Latijnse gedichten, maar ook
de grapjes en de gelegenheidsge
dichten. Dèr Mouw had de ge
woonte om op verjaardagen of
bruiloftspartijen een 'light verse'
aan het feestvarken op te dragen.
"Hij komt hieruit naar voren als
een bijzonder geestig, inventief en
vaak hoogst ongegeneerd en open
hartig dichter", aldus Fresco.
De soms moeilijk te ontcijferen
maar poëtisch waardevolle frag
menten, schetsen en gedichten,
heeft hij soms met een ver
grootglas moeten bestuderen.
"Meermalen heb ik echt een tekst
moeten reconstrueren. Dat kon
ook op verantwoorde wijze gebeu
ren. Eén van de mooiste voorbeel
den vind je achterin in de artike
lenbundel van BZZTöH. Daar geef
ik ook een kijkje in de keuken.
Vertel ik hoe ik zoiets recon
strueer. Het gedicht waar het hier
om gaat staat overigens op pag.472
van de dundrukeditie".
Marcel Fresco: 'Mijn
leerling. Het greep hem zo aan dat
hij tot tweemaal toe een zelfmoord
poging ondernam. Hij vestigde
zich in Den Haag waar hij privéles-
sen gaf in onder anderen klassieke
talen, Sanskriet, westerse en Indi
sche filosofie. Samen met een col
lega, dr. Edward B. Koster, organi
seerde hij een cursus tot opleiding
voor het staatsexamen. Later na
men zijn vrouw en hij ook weieens
studenten als 'paying-guests' in
huis, onder wie Victor van Vries
land en W.E. Monod de Froideville.
Fresco schrijft hierover in de
BZZTóH-bundel: 'Het privé-le-
raarschap was dus broodwinning,
soms, als hij begaafde leerlingen
en verwante zielen trof, met vreug
de uitgeoefend, vaak zonder en
thousiasme. Zijn levensvervulling
was nog steeds, op zijn studeerka
mer of in de wijde natuur (tijdens
vakanties in het buitenland en op
de Veluwe), zoeken naar een hou
vast voor het leven: door diepgaan
de wijsgerige en wetenschappelij
ke studie'.
ADVERTENTIE
BOEKHANDEL
LEIDEN LEIDERDORP
OEGSTGEEST KATWIJK
VOORSCHOTEN
Alle op deze pagina besproken
boeken zijn bij ons dlrekt lever
baar, óf vla onze TERMINAL te
bestellen en dan binnen drié da-
gen verkrijgbaar.
Dèr Mouw was medeoprichter
en bestuurslid van de in 1907 ge
stichte Haagse Vereniging voor
Wijsbegeerte. In filosofische krin
gen werd hij zeer gewaardeerd en
schreef hij een aantal artikelen
voor het (Algemeen Nederlands)
Tijdschrift voor Wijsbegeerte. In
1905 publiceerde hij zijn belang
rijkste filosofische werk: Het abso
luut idealisme. Een jaar later volg
de zijn tweede belangrijke filosofi
sche bóek: Kritische Studiën.
Laatbloeier
Als dichter was Der Mouw een
laatbloeier. Weliswaar had hij in
zijn jeugd vrij veel gedicht, maar
pas omstreeks zijn vijftigste, in
1912 of 1913 hervatte hij, en nu met
de hele inzet van zijn persoonlijk
heid, het dichterschap.
Op raad van Frederik van Eeden,
met wie hij in 1918 contact kreeg,
publiceerde hij zijn poëzie onder
pseudoniem; hij koos daarvoor het
Sanskrits-woord Adwaita, wat
'tweeheidsloze' betekent. Het be
grip stamt uit de Indische denkwe
reld, waarmee Dèr Mouw zeer ver
trouwd was. Het betekent onge
veer dat de eenheid slechts kan
worden gekend als een bevrijding
die wordt veroverd op de 'twee
heid', die de natuurlijke toestand is
van de mens: de gespletenheid tus
sen ziel en wereld ofwel het door
zien van de schone schijn en het
doordringen tot de éne ware
werkelijkheid
Zijn dichtbundel droeg als titel:
Brahman - het ene goddelijke
principe. Om reden van te grote
omvang werd het oeuvre in twee
delen gesplitst. Alles wat in deze
gedichten werd gezegd over de
jeugd, het natuurbeleven, het zoe
ken naar de wetenschap, het ver
driet, de liefde, is de uitdrukking
van het streven naar de Brahman-
eenheid. Hij is in deze veelheid en
verscheidenheid van inhoud de
centrale lichtbron, die heden en
verleden doorlicht en in een nieu
we werkelijkheid plaatst.
Het eerste deel verzorgde Dèr
Mouw nog geheel zelf, maar het
verschijnen ervan mocht hij net
niet meer beleven. Hij stierf op 8
juli 1919. Het tweede deel verzorg
de Victor van Vriesland en ver
scheen in 1920.
J.A. dèr Mouw: Volledig dichtwerk,
G.A. van Oorschot, Amsterdam, 896
pag. gebonden, ƒ95,-
Over J.A. dèr Mouw, Beschouwin
gen, BZZTóH Literair Archief, Den
Haag, 345 pag., ƒ17.50.
ADVERTENTIE
N- BOIKHANDEl BV
jj Haarlemmerstraat 117
Leiden-tel. 120421
algemene- en
assortimentsboekhandel
full-time
bestelafdeling
levertijd
vanaf 2 dagen
Debuut van Neeltje Zoetje Jobse
Neeltje Zoetje Jobse. Haar naam
lijkt op die van een andere dich
teres: Neeltje Maria Min. Maar
daarmee houdt iedere verwant
schap op. Debuteerde het voor
malige wonderkind van de Ne
derlandse poëzie op tamelijk
jeugdige leeftijd met haar bundel
'Voor wie ik liefheb wil ik heten',
Neeltje Zoetje Jobse deed er zo'n
vijfentwintig jaar over voordat ze
met een boekje op de markt
kwam. Pas onlangs verscheen bij
uitgeverij Thomas Rap in Am
sterdam haar eersteling: 'Buiten
het bereik van lantarens'.
Het is een titel die boekdelen
spreekt. Neeltje Zoetje Jobse zal
de publiciteit niet zoeken. Ze
woont nogal afgelegen, ver van
het randstedelijke gewoel: in
Biggekerke op het Zeeuwse Wal
cheren. "Ik heb hier altijd ge
woond", vertelt ze. "Nee, ik heb
ook nooit de drang gekend om
weg te gaan. Nu zou ik het mis
schien wel willen, maar nu is het
te laat".
Over laat gesproken: ze is over
al nogal laat mee, vertelt ze. "Ik
heb pas m'n rijbewijs gehaald en
ben nog niet zo lang geleden
voor het eerst in het buitenland
geweest". Met het schrijven van
poëzie begon ze op dertigjarige
leeftijd. Voor die tijd las ze wel
veel, maar schrijven - nee. "Toen
ik wat ouder was, voelde ik de
aandrang pas. Maar toen heeft
het ook nog een hele tijd ge
duurd voordat ik wist dat ik poë
zie maakte. Ik ben nogal een
voorzichtig mens, denk ik".
Eén van de eerste gedichten
die ze schreef was 'Onder het
grijze stoppen van de sokken':
Onder het grijze stoppen van de
sokken
eenvoudig poëzie bedrijven,
de muze tot een lied verlokken
en dat als het ware op de voetzool
schrijven
zodat elke stap in 't grijze
eentonige der dagen
een voetnoot wordt, naar nieuwe
wijzen,
die 't leven lichter maken om te
dragen.
Eenvoudig poëzie bedrijven -
het is een misleidende kwalifica
tie. Haar gedichten zijn inder
daad eenvoudig geschreven. Het
lijkt wel alsof ze in één zucht
werden gemaakt. Maar schrijft
de dichteres zo makkelijk, al sok
ken stoppende? "Nee, integen
deel. Pas als ik iets helemaal ver
werkt hebt, als ik denk: dit is het,
schrijf ik iets op. Eerder heeft
geen zin".
Uit haar gedichten blijkt een
grote verbondenheid met Wal
cheren. Neem het gedicht dat die
titel draagt, waarin sprake is van
het geliefde eiland waar ze wo
nen moet en sterven wil, "zodat
mijn stof zich mengen zal met de
geboortegrond van volgende ge
slachten".
Uit dit citaat komt Zoetje Job
se tevoorschijn als een traditio
neel mens, iemand die zich ver
bonden weet met de volgende
generaties Zeeuwen. In een an
der opzicht is ze echter beslist
niet traditioneel. Ze mag dan cal
vinistisch zijn opgevoed, onder
tussen heeft ze God van zich af
geschud. "In één van m'n ge
dichten daag ik God uit. Dat durf
ik nu inderdaad te schrijven.
Vroeger had ik me wel tien keer
bedacht".
Hoe reageren haar mededorpe
lingen op deze instelling? "Ze
weten natuurlijk wel hoe ik er
over denk, want Biggekerke is
klein. Toch hebben de mensen
wel leuk gereageerd toen m'n
bundel was verschenen. Ze kwa
men aan de deur en vroegen of ik
een handtekening wilde plaatsen
in hun exemplaar van mijn boek
je. Dat is wel gek natuurlijk. Je
kent die mensen goed en dan
staan ze opeens formeel aan de
deur".
"Er waren ook mensen die
vroegen of ik dat nou allemaal
had meegemaakt, wat ik had op
geschreven dus. Sommige men
sen zullen wel bedenkingen heb
ben, maar dat hoor je niet. Zeeu
wen zeggen elkaar meestal de
waarheid niet in het gezicht".
Hoe komt het dat zij in die toch
niet bepaald kunstzinnige omge
ving gedichten is gaan schrij
ven? Ze weet het eigenlijk niet.
Hoewel: "Als ik nou naga...m'n
grootvader kon ook aardig
schrijven. Die maakte gedichten
voor bruiloften en partijen. En
wat nog mooier is: hij liet zich
daarvoor betalen en dat was na
tuurlijk uitzonderlijk in die tijd".
Van hem zal ze het dus wel heb
ben.
"En van m'n ouders natuur
lijk". Ze verwacht nog wel meer
bundels te schrijven, al was het
alleen maar om haar overleden
vader een plezier te doen:
Vader, geen zonen zijn er meer
die de naam van ons geslacht
nog verder zullen dragen,
ons bloed stroomt naamloos
voort.
Geen sterveling zal straks
nog naar ons vragen.
Is het niet ongehoord
dat dit Gods wil zou zijn
Gods woord op al ons vragen.
Ik heb de moed Hem uit te dagen
mijn bloed zal kruipen
waar het niet kan gaan
uw naam zal blijvend
onder al mijn verzen staan.
WIM BRANDS.
Buiten het bereik van lantarens,
Neeltje Zoetje Jobse, uitg. Thomas
Rap.
Aan alle rottigheid valt wat te doen en daarbij moet de literatuur, en de
kunst in het algemeen, een belangrijke plaats worden toegekend. Dit
wordt mensen van 7 tot 77 jaar van 7 maart tot 25 mei duidelijk gemaakt
met de tentoonstelling „Dicht langs de huizen" die in het Nederlands
Letterkundig Museum in Den Haag wordt gehouden over het werk van
Willem Wilmink.
Wilmink maakte liedjes voor onder anderen Herman van Veen, Adèle
Bloemendaal, Joost Prinsen en Don Quishocking. Hij schreef mee voor
televisieprogramma's als „De stratemaker-op-zee-show", „J. J. de Bom,
voorheen de kindervriend", „De film van Ome Willem" en „Geef je ou
ders maar weer de schuld".
Op de tentoonstelling zijn ook liedjes van hem te horen en worden
stukken uit de televisieprogramma's vertoond. Van zijn verhalen voor
kinderen zijn vooral „Het Bangedierenbos" en „Het verkeerde pannetje"
bekend. Hij schreef voorts de cursus dichten „Waar het hart vol van is".
Hiervoor kreeg hij een onderscheiding.
Wilmink (50) studeerde Nederlands en geschiedenis, werkte 17 jaar aan
een universiteit, gaf enkele jaren les aan de Kleinkunstacademie en
schrijft al heel lang. In 1966 debuteerde hij met de bundel „Brief van een
Verkademeisje". Zijn lievelingsdichter is Hendrik de Vries. Over hem en
over het Nederlandse lied gaan het proefschrift, waaraan Wilmink thans
werkt.
zaak stagneerde door het ontbre
ken van subsidie voor het project
Johan Andreas dèr Mouw werd
Volgens sommige filosofen
loopt de geschiedenis cyclisch. In
hun opvatting bijt de toekomst in
het overlijden van Van Vries- op 24 juli 1863 in Westervoort gebo- de staart van het verleden. Zij stel- daar het leven
hem uitnodigt om als gezelschaps
heer met haar mee te gaan naar
haar villa in Capri. Mulisch wacht
land in 1974. Toen die subsidie als
nog los kwam ging Fresco aan de
slag met de neerlandicus prof. H.
van den Bergh en de neerlandica
dr. A.M. Cram-Magré.
Aanvulling
Het eerste resultaat van die in
spanning van Fresco was het sa
menstellen en het redigeren van
een kloek boekwerk met beschou
wingen over Dèr Mouw, uitgege
ven bij BZZTóH (1984). Het was de
bedoeling dat deze bundel, waarin
volgens Fresco alle belangrijke ar
tikelen staan die over Dèr Mouw
zijn verschenen, tegelijk zou uitko-
ADVERTENTIE
Méér "gebroken-benen-
in-het-gips" worden op
gefleurd met een boek
van de
^RIJNLANDSE
WBOEKHANDEL
Lange Voort 35-37
2343 CB Oegstgeest
Telefoon 071-172271
overleed op 8 juli 1919
Den Haag. Drie weken na zijn dood
kwam zijn eerste en enige bundel
gedichten uit. De titel: 'Brahman'.
Veel erkenning als dichter heeft hij
dus tijdens zijn leven niet gehad.
Hij kwam uit een protestants-
christelijk gezin, dat door vrouwen
werd gedomineerd: energieke
moeder, grootmoeder en twee in
wonende tantes. Bovendien was er
een twee jaar ouder zusje. Hij stu
deerde, na zijn gymnasiumoplei
ding in Deventer, klassieke lette
ren in Leiden; in 1887 legde hij zijn
doctoraal examen af en driejaar la
ter promoveerde hij. Inmiddels
had hij al een baan als leraar klas
sieke talen aan het gemeentelijk
gymnasium in Doetinchem.
Zijn moeder was lerares en werd
in 1872 benoemd tot directrice van
een meisjes-hbs in Deventer. Zijn
vader dreef een boekhandeltje an
nex uitleenbibliotheek in de
ambtswoning van zijn echtgenote.
In 1893 trouwde Johan Andreas
met Wijnanda Ernst, een tien jaar
len dat alles eeuwig terugkomt
concluderen daaruit dat er niets
nieuws onder de zon kan zijn. Het
bestaande neemt alleen telkens
een andere verschijningsvorm aan.
Ook voor de kunst zou dit gelden.
Ik geef deze opvatting hier even
in het kort weer omdat ze een be
langrijke rol speelt in Harry Mu
lisch' nieuwste boek 'De Pupil'.
Een en ander zou de indruk kun
nen wekken dat we hier te maken
hebben met een pendant van het
ingewikkelde 'De compositie van
de wereld', maar dat is niet het ge
val. 'De pupil' is een hoogst amu
sant en leesbaar boek. Natuurlijk is
er - hoe kan het anders bij Mu
lisch? - een filosofische onder
stroom aanwezig, maar laten we,
voor we ons daardoor laten meesle
pen, eerst eens kijken naar het ver
haal zelf.
We schrijven mei 1945. De acht
tienjarige Mulisch ziet het in Ne
derland na al die kou en honger
niet meer zitten. Hij vertrekt naar
Rome waar hij een baantje aan-
i prins. Hij
jongere Doetinchemse, die voor neemt als pompbediende en pro
beert in de vrije uren te schrijven,
onpraktische ka- Op zekere dag stopt er voor het
n zorgende moe- benzinestation een Rolls Royce,
met daarin Madame Sasserath, de
schatrijke weduwe van de uitvin-
Dèr Mouw, toen al een typische
verstrooide
mergeleerde.
derfiguur kon zijn.
In 1904 nam leraar Dèr Mouw
ontslag na een conflict met de rec
tor over de zijns inziens on
rechtvaardige behandeling van een
keuvelt wat met madame Sasse
rath en wijdt zich tussen de bedrij
ven door aan de literatuur.
De oude dame lijdt aan slape
loosheid. Haar dokter stelt de diag
nose dat zij het slachtoffer is van
een betreurenswaardige psychi
sche allergie. 'Wie niet kan slapen,
wil niet dromen', zo concludeert
hij. Mulisch twijfelt aan die diagno
se. Zou het niet veeleer zo zijn, dat
madame Sasserath niet wil slapen,
omdat zij niet meer kan dromen?
De jonge schrijver doet haar een
methode aan de hand om dat dro
men weer op te vatten en zie - zijn
gastvrouw ligt al snel weer in Mor
pheus' armen.
Madame Sasserath heeft het
stadsbestuur van Napels een stoel-
tjeslift aangeboden die toeristen
naar de krater van de Vesuvius
moet brengen. Die lift, waarvan de
vorm veel lijkt op die van een vei
ligheidsspeld, moet een dyna
misch monument zijn voor haar
Tijdens de feestelijke opening
van de lift nemen Mulisch en ma
dame Sasserath als eersten plaats
in de stoeltjes. Even onder de top
van de vulkaan is het nogal mistig.
Als de jonge schrijver weer uit de
nevelen tevoorschijn komt, ziet hij
der van de veiligheidsspeld. Deze tot zijn grote ontzetting dat de c
dame raakt zo onder de indruk van
de welbespraakte jongeman, dat zij
de dame is verdwenen. En dat ter
wijl de ketting van haar stoeltje
nog vastzit! Mulisch zit voor een
raadsel. Het wordt nog geheimzin
niger als hij ziet dat er met dezelfde
lift een aantal mensen naar bene
den komt, mensen die hem vaag
bekend voorkomen. Hoe kan dat?
Hij en de oude dame waren toch de
eersten die van de lift gebruik
maakten?
Als de jongeman de bestuurders
van de stad op de hoogte heeft ge
bracht van de verdwijning van ma
dame Sasserath worden er onmid
dellijk reddingsploegen op uit ge
stuurd. Tevergeefs. Er is nergens
meer een spoor van de dame te be
kennen.
Tot zover het verhaal. Nu de on
derstroom.
De veiligheidsspeld en de stoel-
tjeslift symboliseren de opvatting
dat de geschiedenis een cyclisch
verloop heeft. Het is dan ook niet
toevallig dat we in de mensen die
met de lift naar beneden komen
veel van Mulisch' latere romanper
sonages kunnen herkennen. Het is
alsof de schrijver ermee wil zeggen
dat ze toen al bestonden en hem
vanuit de toekomst passeerden.
Maar er is meer. Die veiligheids
speld is eveneens een metafoor
voor het schrijverschap. Ook de
schrijver probeert immers van zijn
romanwereld een gesloten systeem
te maken, een wereld waaruit niets
meer kan ontsnappen. In dit ver
band is het veelzeggend dat Mu
lisch in 'De pupil' Italiaans leert
met behulp van een vertaling van
Knut Hamsuns roman 'De cirkel
gesloten'.
Door zo'n gesloten wereldbeeld
te construeren heft de schrijver de
dood in zekere zin op. In 'De pupil'
doet Mulisch dat door verleden en
toekomst naar elkaar toe te buigen,
net zoals de uitvinder van de veilig
heidsspeld de twee uiteinden van
een stukje staaldraad naar elkaar
toe boog. Is het 'sluitstuk' bij de
veiligheidsspeld een eenvoudig,
doch 'sluw geconstrueerd kapje',
in 'De pupil' is het Mulisch' vernuf
tige stijl.
Ik heb het al gezegd: ondanks de
filosofische onderstroom is 'De pu
pil' geen zware kost. Integendeel,
het is verhaal is luchtig en spranke
lend als Spumante. Sommige zin
nen ervan deden mij denken aan
de klassieke poëzie. Zo beschrijft
Mulisch het uitzicht vanaf Capri
als "het grandioze gebaar, waar
mee het land daar de zee omarmde
als een sterke zoon zijn oude moe
der".
Bovendien komen er weer heel
wat mooie, boude, typisch Muli-
schiaanse uitspraken in voor.
Neem deze: "Geld...wat hielp mij
geld? Het zou mij alleen maar vad
sig maken. Schrijven wilde ik, het
geld kwam dan vanzelf wel. En als
het wegbleef, des te beschamender
voor het geld."
Vadsig is Mulisch, ondanks zijn
zestig jaren, nog lang niet. Zowel
niet van geest als van lijf. Dat laat
ste bewijst een foto op de achter
flap van 'De pupil'. De schrijver
staat er in rood-wit-blauwe Spido-
zwembroek op afgebeeld. Mooi
bruin. Ik vind het dan ook nogal
smakeloos dat zijn muze, madame
Sasserath, hem consequent 'bietje'
blijft noemen. Of was er in 1945
misschien nog geen zonnebrando
lie?
CEES VAN HOORE.