Leids dichter fietst met de muze Flets meisje in mink Tessa de Loo HETROOK" OFFER 18 T/M 28 MAART Letterkundig-Museumdirecteur Anton Korteweg komt veel tijd tekort 'De kazernedief'herkenning en verbazing I Haasbeek 'Je hebt wel een waarde-oordeel, maar dat moet je privé houden' PAGINA 22 WOENSDAG 18 MAART 1987 <ft>lo Lieve Blanttjuaert) Tessa de Loo's 'Rookoffer' wordt boekenweekgeschenk Schrijfster Tessa de Loo viel dit jaar de eer te heart het boekenweekgeschenk te ma ken. Een erg originele surpri se is haar novelle 'Het Rook- nfferi niet geworden. Het is een verhaal van het soort dat je ook wel in de betere da mesbladen kont aantreffen, met dat verschil dat de stijl van De Loo beter is. Met an dere woorden: in de minkjas van haar goed geschreven, soepel lopende, proza schuilt een flets meisje voor alledag. De hoofdpersonen: Barba re Rozemeyer, een geschei den lerares Frans op een middelbare school, en haar leerling Guido. Barbara is twee keer zo oud als Gnido, maar dat belet haar niet om verliefd te worden op de jon gen. Het duurt niet lang of zij nodigt hem uit hij haar thuis. Daar ontpopt Gnido, die aan het toneel wil, zich als een getalenteerd acteur in de dop. Alsof het niks is, speelt hij a l'improviste passages na uit de wereldliteratuur, korte toneelstukjes die (na tuurlijk!) betrekking hebben op zijn relatie met Barbara. In het enge schoolwereldje blijft een dergelijke verhou ding uiteraard nooit lang ge heim. Na door Barbare op een schoolfeestje te zijn afge wezen, 'gooit' een van haar collega's, ene Bevermans, het plompverloren in een vergadering. Guido heeft ge rookt op school en men is in dat gezelschap net aan het confereren over zijn schor sing. Bevermans zegt dat Barbara alleen maar tegen die schorsing is, omdat zij iets met Guido heeft. Ze beeft nota bene zelf de anti rookcampagne op touw gezet en nu zou ze zo'n overtreder vrijnit laten gaan! Een schandaal is het resul taat. Barbara krijgt van de verlekkerd kijkende rector haar congé. De tragedie is voor Guido heeft opgeofferd. Hij beschouwt de verhou ding als niet meer dan een avontuurtje "Een tragische liefde op een middelbare school tus sen een lerares en een leer ling. Bespot, verraden en in de steek gelaten is het de vrouw die tenslotte moet boeten", zo typeert men dit boekenweekgeschenk op de achterflap. Tragische liefde? Ik vind het een nogal zeurde rig cliché-relaas, dat De Loo heeft trachten op te peppen met verwijzingen naar de ro man 'Cheri' van de Franse schrijfster Colette. De Loo's stijl is een beter verhaal waard. Je leest aan haar boekje af dat de noodzaak om het te schrijven ontbrak. En - dat er veel meer aan dacht is besteed aan de con structie, aan het op een gelik te manier in elkaar passen van de gebeurtenissen, dan aan een uitwerking van het gegeven. Schrijven kan Tes sa de Loo zeker. Nu nog de ideèen. CEES VAN HOORE Het boekenweekgeschenk 1 "U kunt uw verhaal beginnen met te schrijven hoe riant mijn werkkamer hier is". Dat zegt - langs zijn sigaar weg - de in Leiden woonachtige dichter Anton Korteweg, even nadat wij ons hebben geïnstalleerd voor een gesprek over zijn dichterschap en zijn werkzaamheden als directeur van het Letterkundig Museum in Den Haag. Korteweg, die voor zijn dichtwerk in 1986 de A. Roland Holstprijs heeft ontvangen, is inderdaad niet afgescheept met een hokje waarin je bang hoeft te zijn voor een aan val van claustrofobie. Hij heeft de beschikking over een ruim en licht vertrek dat uitzicht biedt op een vleugel van de Koninklijke Biblio theek. Aan een van de wanden hangen drie stemmige olieverf schilderijen. Het middelste ervan is een jeugdportret van Marcellus Emants, de schrijver die in zijn ro mans en novellen zo'n bijzondere aandacht had voor de zenuwzieke mens. Het schilderij heeft zoveel leven in zich opgezogen, dat het is alsof de geportretteerde elk ogen blik kan uitroepen: 'Sterf! Mijn ogen zijn van verf!" Anton Korteweg heeft in inter views nogal eens de verzuchting geslaakt, dat hij als directeur zo veel tijd kwijt is aan organisatori sche bezigheden en aan de inhou delijke kant van zijn vak zo weinig toe komt. Is dat nu nog steeds zo? Korteweg: "Om u de waarheid te zeggen: ja. Er is net weer een doel matigheidsonderzoek afgesloten. Zoiets slokt enorm veel tijd op. Dat gedoe met die begrotingen, ik voel me dan net de directeur van het Cfjferkundig Museum." "Mijn aandacht gaat veel meer uit naar tentoonstellingen. Busken Huet hebben we pas gehad, en nu is er een expositie over de schrijver Willem Wilmink. Binnenkort zul len de vitrines plaats bieden aan werk en leven van Multatuli. Dat vind ik veel interessanter dan dat gereken. Bovendien zou ik graag eens wat meer tijd willen hebben voor letterkundig onderzoek. Ik zou bijvoorbeeld het materiaal dat wij hier hebben van Herman Bes- selaar wel eens goed willen naplui zen. Die had indertijd de rubriek 'Dichtershoek' in de NRC, een po dium voor jonge dichters en dich teressen. Wat mij nu zo benieuwt is, wat er van al die mensen is ge worden. Of ze nog schrijven of dat het bij die eerste pogingen is geble- Archief Iemand die twee boeken op zijn naam heeft staan, krijgt een plaats je in het archief van het Letterkun dig Museum. De aandacht is daar bij gericht op de letterkunde na 1750. Vooral van auteurs die zijn geboren na 1850 bevat het museum veel materiaal. Briefwisselingen en manuscripten van schrijvers uit de periode daarvoor zijn vaak reeds ondergebracht bij instellingen die eerder bestonden dan het mu seum, zoals de Universiteitsbiblio theken en de Bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Wat betreft het ver werven van literaire nalatenschap pen wordt er een actief beleid ge voerd. Korteweg: "Als er een schrijver is overleden, schrijf ik zelf meteen een condoléancebrief. Soms ken je niet persoonlijk en dan door Cees van Hoore "En dan zijn er nog wel wat din gen, die ik graag wil doen. Ik zou de 'Keesiade' van Gouverneur, alias Jan de Rijmer, wel eens wil len aanpakken. Die man, een ne- gentiende-eeuwer, heeft de hoogle raar Kees de Waal eens op bordeel bezoek betrapt en dat wereldkun dig gemaakt. Het eind van het lied je was dat hij zelf in de gevangenis terecht kwam. Over dat hele ge beuren heeft hij dan die 'Keesiade' geschreven, een komisch epos, dat bestaat uit allerlei citaten uit de wereldliteratuur. Dat zou eens moeten worden vertaald." Amerika, jaren zestig. Drie jonge soldaten, paratroepers, worden ge traind voor de oorlog in Vietnam. Terwijl veel van hun leeftijdgeno ten liefde en vrede prediken, krui pen zij door de modder. Het drietal wordt gewantrouwd door de oude re soldaten; ze moeten eerst nog maar eens bewijzen dat ze geen slappe vaatdoeken zijn. Ze gaan elkaar uit de weg. Philip, één van de drie, vertelt: "We waren op dezelfde dag aangekomen en hadden elkaar sindsdien gemeden. Ik zag wel dat ze zich net zo een zaam voelden als ik, maar we ble ven uit eikaars buurt; als we samen zouden klitten zouden we altijd nieuwelingen blijven. Dus toen ik het dienstrooster zag en ontdekte dat ik bij hen was ingedeeld, voel de ik me verbitterd". Op een dag is er echter geen ont komen meer aan: ze moeten samen een opslagplaats bewaken. Na de klus, die ze overigens bijna met de dood bekopen, ontstaat er zoiets ADVERTENTIE Tessa de Loo signeert vandaag van 16.00 -18.00 uur bij BOEKHANDEL KOOYKER U bent van harte welkom! als een band tussen de drie nie welingen. Ze gaan bijvoorbeeld men naar de film. Alles lijkt in orde te komen. Lijkt, want de kazernedief ver schijnt ten tonele. De soldaten kunnen het nauwelijks bevatten: hoe is het mogelijk dat één van hen zich ontpopt als dief? Je collega's beroven, is dat niet hetzelfde als je familie lichter maken? Het kazerneleven verandert op slag: het is een en al wantrouwen wat de klok slaat. Je slapie, die ge tapte jongen met wie je het zo goed kunt vinden, kan immers de dief zijn. Ook het leven van de drie de butanten verandert ingrijpend. Het ligt voor de hand om hen te ver denken. Nadat Wolff de kazernedief heeft geintroduceerd wordt het verhaal steeds spannender. Wie heeft het gedaan? Het duurt nog even voor dat de lezer op die vraag een ant woord krijgt. Wolff bouwt de span ning knap op door telkens van per spectief te wisselen: hij beschrijft het gebeurde vanuit het oogpunt van het slachtoffer en de dader. Hoe belangrijk is de episode voor het verdere leven van de drie jonge paratroepers? "Mensen leren wel met erger dingen leven", zijn de woorden die Philip in de mond gelegd krijgt. En dan is er nog een moraal: je wordt nooit wat je wilt worden. Over de dief zegt Philip: "Hy was niet van plan geweest om een dief te worden". Met dit boek - zijn tweede - be wijst Wolff dat hij niet gerekend moet worden tot die hele schare jonge Amerikaanse schrijvers die aan de lopende band boeken pro duceren over hoe wild en enerve rend het leven in de grote steden wel niet kan zijn. Hij is geen verteller die uit de li- teratuurfabriek komt, zo iemand die tijdens een cursus creatief schrijven goed heeft opgelet en alle trucs die hij heeft geleerd kundig toepast, zodat hij niet het risico loopt dat de andere fabriekskinde ren hem ongetalenteerd noemen. De woorden van Raymond Car ver achterop de bundel - geschre ven naar aanleiding van Wolffs eerste boek neem ik dan ook se rieus: "Dit is de eerste verhalen bundel sinds jaren die me zo'n schok van verbazing en herken ning bezorgde - en tevens zoveel plezier". ADVERTENTIE van Mandersloostraat 19, Alphen a/d Rijn, tel. 01720-73047 Libris. Uw Complete Boekhandel is het moeilijk de juiste toon te tref fen. Het is een beetje een ambiva lente positie waarin je je bevindt op zo'n moment, want het uitein delijke doel van zo'n brief is na tuurlijk toch datje de literaire nala tenschap van zo'n schrijver in je bezit krijgt." "Kopen doen wij bijna niets. Al thans niet van de schrijvers zelf. Als er belangrijke manuscripten of brieven in het veilingcircuit te recht zijn gekomen, brengen wij heel af en toe wel eens een bod uit. Maar ons aankoopbudget is klein. We hebben zo'n dertigduizend gul den tot onze beschikking en daar doe je niet veel mee." "Het vervelende is, dat er de laat ste tijd een trend aan het ontstaan is, dat schrijvers hun correspon dentie of handschriften zelf aan de man gaan brengen. Dat is jammer, maar wij kunnen er niets aan doen. Zou je bijvoorbeeld enkele duizen den guldens gaan neertellen voor een brievenverzameling van Reve, dan kun je niet verwachten dat Mulisch - om maar eens iemand te noemen - zijn brieven voor niets van de hand doet. Wanneer je gaat kopen, schep je precedenten." "Bij dat onderhandelen over voor ons interessante documenten ondervind ik soms nog wel eens hinder van het feit, dat ik vroeger als recensent bij het Parool heb ge werkt. Een voorbeeld: ooit heb ik over een gedichtenbundel van Re ve eens geschreven, dat hij niet zo constant was van kwaliteit als zijn eerdere verzamelingen verzen. Dat is mij niet in dank afgenomen. Hij heeft toen verklaard dat hij pas wat aan het museum zou schenken als 'die Korteweg' weg was." "Gelukkig is hij tussentijds van mening veranderd. We hebben van hem een prachtig, door Albert Koop geschilderd, drieluik in bruikleen gekregen. Reve kreeg het destijds aangeboden in het Pulchri Museum, ter gelegenheid van de uitgave van zijn gedichten bundel 'Het Zingend Hart'. Het is een krankzinnig schilderij. Op een van de panelen ervan staat Reve in uniform afgebeeld voor de Gna- denkapelle in Kevelaer". "Zo'n uitspraak van Reve toont aan datje als directeur van een Let terkundig Museum geen boeken meer kunt bespreken. Je hebt na tuurlijk wel een waarde-oordeel, maar dat hou je privé. Veronder stel: je schrijft dat je een roman van een schrijver miserabel vindt. Enige tijd later rijdt hij zich dood. Kort daarna sta jij bij de weduwe op de stoep voor zijn literaire nala tenschap. Dat kan natuurlijk niet". WIM BRANDS "Er wordt hier behoorlijk veel materiaal gedumpt. Meestal na tuurlijk van schrijvers die op aarde de roem niet vonden. Weduwen vinden hun man altijd de beste schrijver. Toch valt ons ons ook wel eens iets prachtigs zomaar in de schoot. Onlangs heeft Abel Herzberg al zijn handschriften en zijn correspondentie aan ons gege ven. De enige voorwaarde die hij heeft gesteld is dat Huub Ooster huis bij eerste ordening ervan be trokken zal worden." Anton Korteweg TOVERLANTAARN Wanneer we, vermoeid, met z'n allen in onze slaapzaal op de britsen lagen -de lichten waren nog maar even uit- dan kon het nooit lang duren of Klaas sloeg de grijze dekens op en haalde uit de plunjekast een flinke zaklantaarn. Wij namen dan waar dat diezelfde zaklamp toverlantaarn werd: op de witte muur rees uit het kreupelhout een forse stam, kreunend onder de stormwind van zijn hand. (Uit: Anton Korteweg: 'De stormwind van zijn hand', Athe- naeum-Polak Van Gennep, Amsterdam 1975) Dichten: zo ver het kan de tong uitsteken om je eens goed te laten zien hoe leeg achter dat ding het is. En daar dan even wat dubieus genoegen aan beleven. (Uit de, in dit voorjaar bij uitgeverij Exponent te verschijnen, bundel kwatrijnen.) Geloof Anton Korteweg debuteerde in 1971 met de dichtbundel 'Niks geen Romantic Agony'. Hij drijft in die bundel de spot met het ortho doxe calvinisme, zoals hij dat in zijn jeugd moet hebben gezien. Hij beschrijft erin hoe bij de wederop standing des vlezes dominee wat luider sprak en de hemel 'de hitier- groet' bracht. Ook het rooms-ka- tholicisme ontkomt overigens niet aan zijn scherpe pen. In een van zijn gedichten wordt tijdens een eerste communie het Lam Gods als ijstaart vermomd opgediend, 'Gaaf nogalleen de kop, zwetend choco la/en bloed, als Puk en Muk in Afri ka/als ik die dag'. Korteweg: "In 'Niks geen Ro mantic Agony' heb ik niet de situa tie in mijn ouderlijk huis beschre ven, maar die in het huis van mijn grootvader. Het speelde een gene ratie daarvoor dus. Ik heb mij in die situatie verplaatst. Toen de bundel was verschenen, was de reactie: 'Jongen, hoe kun je dat nou doen'. Ja, dat wept ik ook niet." "Ik heb nogal wat gemengde ge voelens over dat geloof. Fokkema heeft mijn houding tot het geloof en mijn poëzie in het algemeen eens omschreven als 'solidaire dis tantie'. Dat is goed getypeerd. Echt, afscheid van het geloof heb ik nooit genomen. Naar de kerk ga ik echter niet meer. Ik voel me daar 'displaced'. Ze zingen zo prachtig al die liederen uit volle borst mee. En ik - ik kan niet zingen. Mis schien ben ik daarom wel versjes gaan schrijven. Dat is ook een soort bidden, maar dan wel bidden met enige kritische distantie." Uit Kortewegs werk blijkt dat de bijbel nog wèl steeds een rijke bron van inspiratie vormt. Een ge dicht als 'GOD ROEPT U' uit 'De stormwind van zijn hand' bewijst bovendien, dat dat geloof mis schien nog wel dieper zit dan hij zelf wil toegeven. Hij schrijft in dat vers: "In koele neonletters schrijft U elke avond/vanaf het hoge dak der Goéde Herder-kerk/dat U mij roept. Ik roep U ook wel eens,/ maar uit de diepte. Schreeuwend. Met mijn stem." Tijdens het gesprek bladert Kor teweg soms even in zijn eigen bun dels. Hij biedt daarbij de aanblik van iemand die het telefoonnum mer zoekt van een oude vriendin. Was zijn eerste werk nog vooral anekdotisch, de laatste tijd heeft hij de neiging om zich abstracter te gaan uitdrukken. Hij werkt niet meer zo toe naar het effect, naar een 'punch line', om het plat uit te drukken. Bovendien heeft de iro nie steeds meer plaatsgemaakt voor ernst. Korteweg karakteri seert zijn gedichten hardnekkig als 'versjes'. "Spreek nooit/- tënzij tot uw verkleining - over/Uzelf, schreef hij^ens. Prijzen of niet, dat geldt kennelijk nog stpeds. Voorin zijn laatste bundel 'Geen beter leven' staat een citaat uit het werk van Franz Kafka. Het luidt: 'Het gevoel hebben gebonden te zijn, en gelijktijdig dat andere ge voel, dat als men uit die gebonden heid los zou worden gemaakt, het nog erger zou zijn." Het is heel in het kort het thema van deze bun del. Het leven stelt teleur, maar er is geen beter leven. Het huwelijk: men gaat aan elkaar wennen, er komt sleur in de relatie, maar toch is men bij de eigen vrouw nog het veiligst. Men slaapt het rustigst 'in de zon van zijn trouw'. Het is die tweeslachtige houding die Kortewegs gedichten ken merkt. De ik-figuur schikt zich met moeite in het leven. Er zijn wel kussens voor het vermoeide hoofd, maar die moeten eerst worden be- stompt. Er wordt in Kortewegs verzen voortdurend teruggegrepen naar het menselijk tekort. Liefdes bekentenissen worden afgewisseld met cynische uitlatingen zoals: "Staat 't eten klaar? Is zij bereid?/ Zo ja, heerse tevredenheid". Korteweg: "Wat ik precies wil zeggen, weet ik zelf niet. Aan de ene kant zet ik mij af tegen de bur gerlijkheid, aan de andere kant omhels ik die wanhopig. Ik vind (foto P. Al(enburg) het leven niet bepaald een prettige situatie, met al die onvervulbare verlangens. Daarom heb ik hét misschien in mijn versjes ook zo vaak over 'gered worden'. Wie dat zou moeten doen? Geen idee." "Het is moeilijk je eigen werk zo te analyseren. Het maken van ge dichten biedt soelaas, troost inder daad. Zo'n man als Emants, een verstandspessimist, heeft het men selijk tekort in proza onder woor den trachten te brengen. Ik doe dat in poëzie. Het is gek - maar door de vorm, de schoonheid van zo'n ge dicht, slaat dat gevoel van een te kort dan telkens weer even om in de illusie van rijkdom. Ach, ik denk dat ik het achterste van mijn tong in zo'n gedicht laat zien, maar misschien heeft mijn tong wel he lemaal geen achterste." De vrouw De vrouw neemt in Kortewegs oeuvre een prominente plaats in. Ze is aan de ene kant troosteres, iemand in wie men zich (letterlijk) Korteweg: "Ik heb dat fenomeen wel in mijn eerste bundels be schreven. Zo'n slagschip van een tante bijvoorbeeld, die op je af komt om je een nachtzoen te ge ven. Daar ben je als kind bang voor. Je droomt er 's nachts van. -Dromen die angstig zijn, maar die je om de een of andere reden toch blijft doordromen. Je ziet een vrouw op een ladder staan, bezig met het wassen van de ramen. Tus sen kouseband en rok een wit stuk dij. Dik, vol putjes. Om van te gru welen. Maar toch haal je dat beeld telkens weer terug". Afschuw en verlangen - mis schien zijn het in Kortewegs ge dichten wel tweelingzusjes van el kaar. Kortewegs 'versjes' ontstaan meestal op de fiets. Korteweg: 'Fietsen is heel goed voor het dich ten. Tenminste, dat werkt zo bij mij, als ik van huis naar het werk fiets en andersom. Het is alsof mijn voeten de regels naar mijn hoofd toe malen. Ook al ga ik van huis met een hoofd vol zakelijke afspra ken, bijna altijd komen er op een gegeven moment dichtregels bo ven. Als ik me dan uit het trai ningspak heb gehesen, noteer ik die. Heb ik eens wat meer tijd, dan maak ik er wat van. Ik ben wel eens op de fiets een kennis tegen gekomen, die tegen me aan begon te praten. Het had maar weinig ge scheeld of ik had hem in de wielen gereden." "Veel tijd heb ik niet om gebo gen over mijn gedichten te zitten. Wat dat betreft benijd ik die negen- tiende-eeuwse schrijvers, wel eens. Wat een comfort hadden die! Een dienstbode lijkt me dan ook weü wat. Met een wit schortje voor en een plumeau en zo. En dan moet ze wel in het bediendenvertrek ble ven en heel nederig en beleefd zijr>. Alleen als ik het zeg, mag ze eruit. V (Dit voorjaar verschijnt er van An ton Korteweg bij uitgeverij 'Exponent' een bundel kwatrijnen in een beperkte oplage. Een van die kwatrijnen vindt u op deze pagina afgedrukt).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 22