Het Hollandse gezicht van het 'Leger'
Kolonel Bosshardt:
een leven in
dienst van anderen
Jü£y!SJüïü£!22£!!Ül£!12!^££Sl£l
'Bekendheid is vanzelf gegroeid'
ZATERDAG 14 MAART 1987
EXTRA
PAGINA 13
De wereldorganisatie Leger des Heils
bestaat 100 jaar. Kolonel Alida
Margaretha Bosshardt <73) behoort al 55
aar tot dit christelijke kerkgenootschap.
Zij stichtte na de laatste oorlog in
Amsterdam het Goodwill Centrum en
werd het Nederlandse gezicht van het
Leger. Zelfs na haar pensionering (in 1978)
is ze dat gebleven.
door Peter van der Maat
Een leven in dienst van de bewe
ging; meer dan een halve eeuw in de
weer voor anderen. „Dat is de juiste
keuze geweest".
- Nooit getwijfeld: Ik ren me rot en
waarom eigenlijk?
„Als ik meer voor mezelf had geko
zen, was ik ongelukkiger geworden.
Samen met anderen iets voor derden
doen is eigenlijk het mooiste dat er
bestaat. Je te geven voor een ander,
daar beleef ik de meeste vreugde aan.
Ik vraag me zelfs wel eens af of dat
niet égoistisch is: Want zo heb je het
fijnste leven".
„Meer voor jezelf kiezen, betekent
automatisch meer teleurstellingen.
Als ik echt eens een keer iets voor
mezelf deed, had ik later steeds het
idee: Was dat nou zo zinvol?"
„Ik heb altijd geweten: Dit is het
voor mij. Ik wilde dit leven met heel
mijn hart; heb nooit aan God of het
Leger getwijfeld. Als mensen moeten
we elkaar zoveel mogelijk helpen en
diénen, naar een wereld streven die
niet te scherp en te materialistisch
„Materie is niet de enige vreugde in
het leven. Ik weet wel dat de maat
schappij niet kan draaien als alle
mensen zo eenvoudig zouden leven
als ik, maar het andere uiterste is ook
niét goed. Ik heb nog nooit nieuwe
stoelen gekocht, dit is het meubilair
van mijn ouders. Deze vloerbedek
king is veertien jaar oud en ik hoop
geen nieuwe meer nodig te hebben".
„De mensen zouden binnen de
grenzen van het redelijke moeten
blijven. In de ontwikkelingslanden is
de mentaliteit veel beter. Ik wil niet
zeggen dat het goed is dat ze daar
honger hebben, maar in onze maat
schappij gaan er net zoveel mensen
dood aan kanker en welvaartsziekten
als daar aan ondervoeding".
„Ik zou met niemand willen ruilen.
Ja goed, het zou makkelijker zijn als
ik éénhoog zpu wonen in plaats van
driehoog, maar je kan niet alles heb
ben".
„Ze hebben zich vroeger wel eens
afgevraagd of ik verstandelijk hele
maal normaal was. Nou, moetje zien
wat ik bereikt heb. Een mooi leven;
nog steeds. Ik denk dat ik in de gewo
ne burgermaatschappij niet de kans
had gekregen om dit niveau te ha
len".
Snuisterijen
Vannacht was ze vergeten de aan-
rechtkraan dicht te doen. Voor de op
volle kracht brandende haard liggen
nu de keukenkleedjes te drogen. Een
kleine etagewoning vol snuisterijen;
op een boekenplank staan kerstkaar
ten van Beatrix en Claus, Juliana en
Bernhard.
Ze woont hier, aan de Oudezij ds
Voorburgwal, sinds ze in 1978 met
pensioen ging. Voelt zich er nu thuis,
maar heeft wel moeten wennen. Want
de tweeëndertig voorgaande jaren
had ze niet meer dan één kamer bo
ven het Goodwill Centrum, schuin
aan de overkant van de gracht. Hartje
Amsterdam, te midden van de sexin-
dustrie.
Als vrijwilliger is ze nog steeds vol
op in de weer voor het Leger. Houdt
lezingen in het hele land. Als ze dan 's
avonds thuiskomt, stopt ze even met
haar auto voor de voordeur, zet haar
tas binnen in het portaal en rijdt de
wagen naar de parkeergarage, iets
verderop. Dan hoeft ze niet met haar
tas over straat te sjouwen.
Vorige week liep het mis. Vlak na
dat ze haar tas had binnengezet en
was doorgereden, belde er een man
bij de benedenburen. Die trokken de
deur open, de man deed een stap naar
binnen, brabbelde wat en vertrok
weer. Weg tas met vijfhonderd gul
den collectegeld, rijbewijs, girobe
taalkaarten plus pasje, agenda.
„Met name door die verdwenen
agenda was ik heel ongelukkig. Stel
je voor: Al die mensen die vergeefs
op me zitten te wachten. Ik heb niet
gebeden: Lieve heer maak dat die
agenda terug komt. Ik ga er ook niet
uitgebreid voor op mijn knieën, maar
in bed dacht ik wel: Lieve heer als dat
ding nou weer eens terug kwam; ter-
wille van de mensen met wie ik een
afspraak heb".
De volgende morgen werd ze opge
beld. „Iemand van een nachttent had
mijn agenda gevonden. Dan vraag ik
me af: Wat is dat nou?"
- Geluk? Toeval?
„Dat geloof ik niet, dat kan ik haast
niet geloven. In zo'n grote stad; die
vent moest die tas kwijt en had 'm
toch net zo goed in het water kunnen
gooien".
„Ik kan het niet verwoorden, maar
in toeval geloof ik niet. Volgens mij
speelt God een rol in dat soort din
gen".
Inmiddels heeft ze ook ook haar rij
bewijs terug. „Op het geld reken ik
niet meer, dat ben ik kwijt. Maar als
je dan bedenkt dat dat de prijs is voor
vijftig jaar binnenstad, zeg ik: Tientje
per jaar, ben ik niet aan bekocht.
„Ik hoop dat ze dat giropasje niet
durven gebruiken. Ze zien op zo'n
postkantoor toch gauw genoeg dat
die man kolonel Bosshardt niet is.
Dat is nou het voordeel van bekend
zijn".
Duizend gulden
Tijdens ons gesprek deelt de zoon
van een zestigjarig bruidspaar haar
telefonisch mee dat zijn ouders het
Leger ter gelegenheid van hun feest
duizend gulden geven.
- Ondanks uw pensionering bent u
het gezicht van het Leger gebleven. De
organisatie bestaat een eeuw en wie
zit er bij het NOS Journaal?
„Ja, ze komen altijd bij mij terecht.
Waarom, ik heb geen idee. Ik heb me
er niet voor ingespannen om bekend
te worden, het is vanzelf gegroeid. Ik
was niet knap, ik was niet extra be
gaafd, ik heb geen bijzonder mooie
stem; ik ben gewoon ijverig en vrien
delijk tegen de mensen. Dat is alles".
„Het werk dat ik hier heb gedaan
spreekt natuurlijk wel tot de verbeel
ding. Deze buurt is altijd in de picture
geweest. De ene keer kwam Bert
Garthof, dan weer Mies of Willem
Duys, of de koningin. Ik bedoel, als ik
directrice van een kinderhuis in
Apeldoorn was geworden, hadden ze
misschien gezegd: Een leuke directri
ce, ze is goed voor de kinderen, maar
daar was het dan bij gebleven".
- Voor de buitenwacht was u het Le
ger. Binnen de organisatie werd daar
anders over gedacht. Men vond dat u
te veel in de schijnwerpers stond. Vol
gens Vrij Nederland (1982) heeft de
vorige commandant, Palstra, ooit ge
zegd: „Bosshardt maakt het Leger ka
pot en Bosshardt maakt zichzelf ka
pot".
„Dat is een heel wonderlijk verhaal
geweest. Natuurlijk is er wel eens ge
zegd: Waarom zullen we niet eens ie
mand anders naar voren schuiven? Ik
heb daar zelf ook vaak genoeg op aan
gedrongen. Maar die journalisten wil
den mij".
Alleen
- U vertelde tegen VN dat de Leger
leiding uw werk in het Goodwill Cen
trum nooit heeft gestimuleerd, dat u
binnen de organisatie vaak alleen
heeft gestaan.
„Ik denk niet dat ik dat heb gezegd,
misschien hebben anderen dat over
mij verteld. Kijk, ik ben natuurlijk
een alleenstaande vrouw en dan heb
je geen praatpaal. Als ik hier midden
in de nacht een overstroming heb, is
er niemand die naar me luistert".
- Dat bedoel ik niet.
'Als ik meer voor mezelf had gekozen, was ik ongelukkiger geworden'.
naar mijn gevoel sterk overtrokken.
Ik geef er verder geen commentaar
op. Net zoals de koningin: Geen com
mentaar".
„Het veroorzaakt alleen maar on
rust als je over die dingen blijft pra
ten. Dan gaan anderen reageren en
krijg je weer allerlei verhalen. Je ei
gen leven wordt er onrustig van en
dat van anderen ook. Dus ik zeg
maar: Iedereen moet zeggen wat-ie
vindt, ik zeg niets".
- Werd u in uw werk in het Good
will Centrum door de Legertop gesti
muleerd?
„Nou kijk, het hoofdkwartier vond
het natuurlijk ook wel eens griezelig
in deze buurt. Er kon van alles gebeu
ren; al die publiciteit kpn ook wel
eens negatief uitpakken".
„Als je bedenkt dat ik in mijn een
tje met honderd gulden ben begon
nen en er na dertig jaar ruim honderd
mensen in vaste dienst waren in vier
of vijf schuldvrije gebouwen en we
een exploitatie hadden van 2,5 mil
joen per jaar, dan is het toch prach
tig".
„Natuurlijk heb ik wel eens dingen
bepleit waar het hoofdkwartier op
dat moment niet aan toe was, maar
uiteindelijk is er toch iets goeds uit
gekomen".
Genoten
- Het is een cliché, maar het leven is
geven en nemen. U heeft veel gegeven.
Kunt u ook nemen?
„Ik heb erg van het leven genoten.
Door het leger heb ik toch veel van de
wereld gezien. Ik ben een paar keer in
Amerika geweest, in India, in Bangla
desh, in Indonesië, op de Filippijnen.
De ene keer voor een congres, dan
weer voor een spreekbeurt".
„Door je honderd procent voor je
ideaal te geven, komen er ook weer
mooie dingen naar je toe".
„Ik denk dat ik me nooit zo had
kunnen geven als ik getrouwd was
geweest. Dan was het anders gelo
pen, ben je er in eerste instantie voor
je gezin. Dat had ik erg leuk gevon
den, een eigen man, eigen kinderen".
- Waarom bent u niet getrouwd?
„Het is niet op mijn weg gekomen.
Ik zou het duidelijk binnen het Leger
hebben gewild. Er zijn situaties ge
weest waarbij ik dacht: Als ik daarop
zou ingaan, dan wil die man wel.
Maar als zo'n man niet achter de be
weging stond, koos ik voor mijn roe
ping. Als ik me zo intensief in m'n
roeping verlies, is dat voor een man
of goede vriendin ook niet aantrekke
lijk. Vanzelf hou je dan de boot af'.
„Ja, maar ik denk dat ik een veel
grotere vrijheid heb dan een non.
Enerzijds moet je je aan een aantal
richtlijnen van de beweging houden,
maar anderzijds staan wij midden in
de wereld. Wij weten precies wat er
aan de hand is. Misschien zelfs wel
beter dan iemand die in Zuid-Laren
of in Doetinchem woont, ik noem
maar wat".
„Een klooster is een veel bescherm-
der gemeenschap dan het Leger. De
meesten van ons wonen apart. Ik heb
heel lang in het Goodwill Centrum
gewoond, maar dat was met vreugde.
Op die manier was ik heel sterk bij
het werk betrokken; meteen 's och
tends als ik uit bed kwam, totdat ik er
's avonds weer in ging".
- Als officier in het Leger des Heils
geef je je zelfbeschikkingsrecht uit
handen. Het hoofdkwartier kan je,
zonder dat je inspraak hebt, over
plaatsen naar welke uithoek dan ook.
Waarom bent u altijd in Amsterdam
gebleven?
„Ze halen je ergens weg zodra het
niet meer loopt, of omdat het te zwaar
voor je wordt, of omdat ze je ergens
anders vreselijk nodig hebben. Ik
heb het vermoeden dat ze bij mij het
idee hadden: Ze zit er goed, wie moe
ten we anders in die moeilijke buurt
neerzetten? Dit was me op het lijf ge
schreven. Toen ik er een jaar of twin
tig zat, heb ik natuurlijk voortdurend
gehoopt dat ik mocht blijven".
„Hier liep de nood gewoon voor je
deur; ik was nodig en dat werkt sti
mulerend. Toen ik in 1948 met het
Goodwill Centrum begon, heerste er
grote armoede, woningnood. Nu heb
je de eenzaamheid, de nood van be
jaarden en thuislozen, de wereld van
de prostitutie waarvoor altijd weinig
begrip heeft bestaan. De drugsver
slaafden, de alcoholverslaafden".
„Je bent een vraagbaak voor die
mensen, een praatpaal. Ik vind het
fijn om die rol te hebben".
Vonk
Ze groeide op in Utrecht. Een her
vormde moeder, een katholieke va
der. „Ik kwam wel met hen in de
kerk, maar dat ging aan me voorbij".
Tijdens een openluchtbijeenkomst
van het Leger des Heils op het Jans
kerkhof sloeg „de vonk" over.
„Wat me aansprak en aanspreekt is
dat God de mensen persoonlijk lief
heeft en onze zonden vergeeft. Nou
was ik geen groot zondaar in de sfeer
van diefstal, roof en moord, maar ik
voelde direct contact. Ik zeg niet dat
het Leger beter is dan welke kerk
ook, ik zeg niet dat het Leger het enig
zaligmakende is, maar het past wel
precies bij mij".
Het Leger is voortgekomen uit het
Engelse methodisme, een achttiende
eeuwse reactie op de stijve, formele
Anglicaanse kerk. De stichter was
William Booth. De basisgedachte: De
mens heeft een vrije wil, maar God
staat klaar om hem te redden.
- Het methodisme gaat uit van een
persoonlijke band met de schepper.
Hoe is uw band met hem?
„God is geest. Ik zie hem niet als
een man die ergens op een troon zit.
Elk mens heeft een kiem van geeste
lijk, religieus beleven en ik geloof dat
God die kiem tot ontwikkeling
brengt. Je hebt een soort antenne
waarmee je zijn boodschap kan ont
vangen. Als je je daarvoor openstelt,
beleef je een band met de schepper.
Dan krijg je ook richtlijnen van die
ongeziene maar wel aanwezige God:
Dit kan wel en dat kan niet".
„In wezen zit God in mij en in ieder
mens. Ik geloof niet dat God vanmid
dag in de Warmoesstraat of de Kal-
verstraat loopt en morgen in Gronin
gen. God is alom tegenwoordig, om
dat hij in de mensen is ingeboren".
- Als God een onderdeel van de
i je dat dan God
„Nou ja, goed, ik geloof dat dat God
- Maar zodra iemand zegt dat hij
het niet gelooft, krijgt u de neiging om
te bekeren.
„Nee, als iemand zegt dat hij er vre
de mee heeft om zonder God te leven,
respecteer ik dat. Van mij hoeft nie
mand te geloven zoals ik geloof. Het
is ieders eigen verantwoordelijk
heid".
„Wie wij willen helpen en vanuit
het evangelie proberen te onderwij
zen, is de persoon die zelf zegt: Ik zou
ook graag zo willen geloven, ik zit in
het niets, ik voel onbehagen maar
kan dat niet verwoorden".
„En als u mij nou vraagt: Waarom
ben je zo bekend geworden, dan denk
ik dat dat komt doordat er mensen
zijn die zich aan mijn geloof verwar
men. Als ik op een feest kom, in een
hele druk zaal, om de Strijdkreet uit
te delen, dan vragen wel tien of twaalf
mensen: Zuster, bidt u voor me?
Waar komt dat dan vandaan? Dat vra
gen ze niet zo maar aan iedereen".
„Ik kan de boodschap heel goed
vrijblijvend brengen. Ik weet dat er
dwingende heilsoldaten zijn, maar ik
heb dat relativerende: Als je niet wilt,
doe je het niet".
Homoseksuelen
- Wat me bevreemdt, is dat het Le
ger voor iedereen openstaat behalve
voor homoseksuelen. Homoseksuali
teit wordt ten strengste afgekeurd.
„Volgens ons boekje is seksueel ge
drag alléén binnen het huwelijk toe
gestaan. Samenwonen is dus niet toe
gestaan en homoseksueel verkeer
ook niet. Aan dat standpunt liggen
bijbelse gegevens ten grondslag".
„Homoseksualiteit wordt niet echt
afgekeurd. Maar het is wel zo dat je
het Leger nooit zal horen verkondi
gen dat homoseksueel gedrag hetzelf
de is als heteroseksueel gedrag. Met
die stelling hebben we toch wel moei
te".
„Als je je homoseksualiteit echt wil
beleven, doe je er niet verstandig aan
om heilssoldaat te worden. En dat
geldt ook voor een man en een vrouw
die samenwonen en niet van plan zijn
om te trouwen. Mensen die in liefde
van elkaar houden, willen wij niet
veroordelen, maar binnen onze bewe
ging zijn dit de regels".
- Je bent kind van heilssoldaten en
je voelt je thuis bij de beweging, maar
je ontdekt dat je homo bent.
„Nou, dan zou je je kunnen onthou
den van contacten. Kijk, ik denk...,
maar dan ga ik vrij ver, dat ik én hete
roseksuele én lesbische contacten
zou kunnen hebben. Ik geloof dat ik
beide mogelijkheden in me heb. Ik
weet duvelsgoed waarover ik praat,
ik weet best wat voor gevoelens ik
heb, ik ben niet helemaal achterlijk.
Maar ik heb heel gewoon gesteld: Ik
onthoud me van alles. Dat heb ik met
m'n hele hart gewild en ik heb er
geen spijt van".
„Ik kan het niet uitproberen of die
lesbische gevoelens echt zijn; of lie
ver gezegd: Ik wil het niet uitprobe-
„Er zijn natuurlijk jaren geweest
dat het moeilijk was. Maar dat is de
prijs die ik ervoor betaald heb".
- Als u dertig jaar geleden had be
kend dat u lesbische gevoelens had,
was u dan kolonel geworden?
„Ik denk dat ik mezelf heel schul
dig had gevoeld en niet eens in het
Leger had willen blijven. Maar ik heb
gewoon gezegd: als ik in het Leger
wil zijn, als christen wil functioneren,
geloofwaardig wil zijn voor een an
der, dan moet ik me van alles onthou
den".
„Er zijn mensen die vinden dat ik
mezelf op die manier tekort heb ge
daan. Nou, misschien ben ik er nog
wel veel beter uitgesprongen dan an
deren die wèl hebben toegegeven en
in allerlei relaties zijn mislukt".
„Ik zal niet volmaakt zijn, maar ik
heb geen dingen stiekem gedaan; ik
heb aan de eisen voldaan".
„Over iemand die wèl toegeeft zal
ik nooit een oordeel vellen. Elk mens
heeft zijn eigen verantwoordelijk
heid. Wat voor mij zonde is, hoeft
voor een ander helemaal geen zonde
te zijn".
Te star
- Voelt u zich wat homoseksualiteit
betreft verwant aan Simonis?
„Ik denk dat hij te star is in zijn
standpunt. Hij legt de verantwoorde
lijkheid niet bij de mensen zelf, maar
zegt: God vindt dit en dat en dus dien
je zo te leven. En ik wil me er niet
mee bemoeien als iemand meent dat
hij zijn daden voor het aangezicht van
God kan verantwoorden".
„Met alle voorzichtigheid zeg ik dat
iemand die de top van de roomska-
tholieke kerk bereikt, niet meer weet
wat er op het grondvlak gebeurt. Ik
zie hier dagelijks om me heen dat sex
gewoon koopwaar is geworden. Daar
is het naar mijn idee niet voor be
doeld, maar ik oordeel er niet over".
„Wat God van mij persoonlijk ver
wacht weet ik heel goed, maar dat
kan ik niet voor een ander doortrek
ken. Ik kan het wel helemaal mis heb
ben. Want wie ben ik in deze hele gro
te wereld?"