Het is buigen en knikken, of je gaat eruit' Antwerpse dokwerkers stempelen meer dan ze werken ZATERDAG 28 FEBRUARI 1987 PAGINA 21 door Peter Heerkens Dit is viermaal per dag het beslissende moment in het aanwerflokaal van de dokwerkers. Op de brug de 'foremannen'. aan hun voeten de arbei ders die op een belsignaal hun hand mogen uitsteken naar een werkbrief je. goed voor één ploegendienst. ifotoGPDi i'el in erpse kent impe- dop- irflo- (Het gelang het werkaanbod. Slechts een kleine groep (rond 2500 man) heeft een vast dienstverband, het merendeel (ruim 6500 arbeiders) is dagloner. Vier keer per dag (op tijdstippen die samenhangen met de ploegendiensten) kunnen ze zich melden in het aanwerflokaal van de Rijksdienst van de Arbeidsvoorziening. Daar kiezende vertegenwoordigers van de werkgevers hun personeel. Wie niet wordt uitverkoren, kan onder hetzelfde dak zijn werkloosheidsstempel halen. Zo drukken de Antwerpse bazen hun personeelskosten ten opzichte van die in Rotterdam, waar de havenarbeiders in vaste dienst zijn en daarom „minder flexibel". Van de 6688 dagloners in de Ant werpse haven hebben er 3200 in ja nuari geen werk gehad. Bij de Belgi sche Transportarbeiders Bond (BTB), die de sterkst vertegenwoor digde vakorganisatie is in het crisis gebied aan de kaaien, zegt men zich daarover grote zorgen te maken, maar dat geloven de dokwerkers niet. Als het om de BTB gaat, geloven ze al jaren niets meer, dus waarom nou in eens wel? „De flexibiliteit van de Ant werpse haven gaat toten met den bond", schampert het werkvolk. „Die mannen drinken pinten met de patroons. Allez, dat past toch niet. Als ge voor de arbei der zijt drinkt ge geen pinten met de or ganisatie van de bazen". Tegenover dat schrijnende aantal werklozen van 3200 signaleert de lande lijk secretaris van de BTB, Martin De- volder, niet zonder enige trots in zijn stem dat er 3000 vast aan de slag zijn ge weest via het zogeheten ,doorbestel-sys- teem'. Wat het woord al zegt: de werkge ver verlengt de overeenkomst met de dagloner per etmaal. Wie dat geluk heeft, hoeft niet meer in de rij van bede laars in het aanwerflokaal aan Het Kem- pisch Dok te staan. Die hoeft niet meer wat een arbeider, die vanaf 1 januari tot deze week nog maar drie dagen weikte, noemt: „te figu reren in een filmke van 1930 waarin ge ze ziet schooien om werk. Het systeem van hier is mooi als er werk is, maar in slech te tijden wordt ge getrapt en vernederd, 't Is een spel van corruptie, vriendjespo litiek en schoppen tegen principes van de arbeidsovereenkomsten. Daar doen onze eigen makkers aan mee, daar doen de werkgevers aan mee, daar doen de bonden aan mee. Daar doet iederéén aan mee". Het Kot De officiële benaming „aanwerflo kaal", gebruikt geen havenarbeider. Hij spreekt van „Het Kot" en daarmee wordt veel duidelijk gemaakt. Het Kot is een grauwe grijze betonkolos van 100 bij 50 meter, met grote overspanningen en in de breedte vijf bruggen van 30 meter waarop de foremannen (ploegbazen van de havenbedrijven) viermaal per dag (af gestemd op de begintijden van de ploe gendiensten) verschijnen om werkbrief- jes uit te delen aan hunkerende dokwer kers. Als op een veemarkt: ze hebben ze- voor het uitkiezen. Jong, oud, dik, dun, spierballen, brede schouders. Kortom: flexibiliteit bij het werven, wat ze in Antwerpen geen werven noe men maar „afzetten". „De ploeg van twee uur wordt afgezet". Daarvoor geeft een bel het signaal. Oudere dokwerkers, de kwetsbare groep van rond 50 jaar, blijven veelal op de achtergrond staan, vlak bij de stempelhokken. Er is veel hoop opgegeven en: „Het is een verne dering zo te moeten bedelen. Ik ben van de tijd dat de foremannen naar mij kwa men. En zo hoort het. Ik heb de gouden jaren '60 meegemaakt. Als ge toen een dag vrij nam, stonden de bazen zowat te huilen. Kunt u zich voorstellen hoe het nu voelt als ze uw buurman kiezen, uw achterbuurman, twee mensen verderop en ze laten u staan...?!" Een foreman zegt: „Ik kan dat niet aanzien, die situatie. Ik vind dat zó zie lig, zo mensonterend bijna. Maar tja, dat is het systeem. Ik ga ook altijd pas kort voor het belsignaal op de brug om al die ogen niet op mij gericht te weten. Maar ik ken foremannen... Die staan daar al vijf, soms tien minuten tevoren, als een soort machthebbers op de brug. Ik ver draag dat niet. Ja, ja... je hebt slechte fo- Gevraagd naar de definitie van een fo reman, zegt een dokwerker: „In volgor de: den domste van z'n klas, een oud havenarbeider en iemand die zonder scrupules de arbeidsovereenkomsten aan z'n broek lapt omdat de baas dat vraagt. Da's 'ne foreman". Formaliteit Een niet onbelangrijke bijkomende re den voor dokwerkers om zich niet letter lijk aan de voeten te werpen van de fore mannen op de brug, is de zekerheid dat die hele ceremonie in het aanwervings lokaal uit een formaliteit bestaat. Op een uitzondering na zijn de meeste baantjes tevoren vergeven in de cafés van Het Kempisch Dok of op straat. Uit weerzin van de overheid tegen het werven op straat werd indertijd Het Kot geopend, maar er blijkt weinig te zijn veranderd. Drie kwartier voordat de bel gaat in Het Kot verzamelen de dagloners zich in dikke rijen op de stoepen voor het depri merende gebouw; de foremannen gaan erlangs als weldoeners en keurmeesters. Het roepen in de woestijn van de daglo ners is een algemene kreet: „Zijt ge al gesteld?" Niet altijd, meestal wel. Het schuim van de door economische malai se en gevorderde mechanisatie in het stuwwerk verslechterde werkgelegen heid is er al afgehaald door de zogeheten „binnenmannen"; arbeiders die niet in vaste dienst zijn maar door een firma da gelijks worden ingehuurd. De binnen mannen danken in veel gevallen hun voorkeurspositie aan een relatie. Een foreman die meer aan de arbei- derskant staat dan - waar hij geacht wordt te staan - aan die van zijn werkge ver: „De binnenmannen, da's een kwes tie van vriendjespolitiek, 't Zoontje van die, daar het vriendje van, daar het neef je van... zo komen die binnen. Met ken nis en kwaliteit heeft dat weinig van doen. Ik ken er, die kunnen niet eens een zak van 20 kilo tillen". Aan de discussie omtrent de Rotterdamse havenproblematiek is een belangrijk stuk toegevoegd door het accountantsbureau Klynveld Kraayenhof Co (KKC). In opdracht van de ministeries van sociale zaken, verkeer en waterstaat en economische zaken, alsmede het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam, werd een vergelijkend onderzoek gedaan naar de kostenontwikkeling van de stuwadoorsbedrijven in Rotterdam en Antwerpen. Het rapport viel uit in het voordeel van Antwerpen. Waar Rotterdam een verlies telt van rond 30 miljoen gulden wordt in Antwerpen winst gemaakt, zij het bescheiden: een paar miljoen. Van de verklaringen die daarvoor worden aangevoerd in het KKC-onderzoek sprong één aspect eruit dat een belangrijke rol speelt in de Rotterdamse staking en dat voor de werkgevers wind op de molen was. KKC stelde vast dat de arbeidssituatie in Antwerpen zich kenmerkt door een grotere flexibiliteit dan in Rotterdam, waar sprake is van „starheid". Voor de Nederlandse werkgevers een bevestiging van wat ze al betoogden voor het rapport uitkwam. Daarom ook droegen ze punten aan (waartegen de Vervoersbond FNV zich fel kantte) zoals: het recht van de werkgever om te bepalen wanneer de werknemer zijn vrije dag opneemt, roostervrije dagen zoveel mogelijk gebruiken om perioden van weinig of geen Over de verdeling van de resterende arbeidsplaatsen doen opgewonden ver halen de ronde in de stamminees bij Het Kot waar de dokwerkers drinken en mopperen in hoog tempo. „De foreman nen zijn te paaien met pinten aan de bar", zeggen ze. En: „Als ge maar privé- diensten bewijst aan de foreman, dan bent ge zeker van werk. Ga z'n wasma chine thuis aansluiten en ge hebt mor gen een werkbriefke aan de brug". 'Doppen' Financieel maakt een dag niet werken (de „leegloop") weinig uit. Afhankelijk van de ploegentoeslagen ligt het verlies gemiddeld op 200 francs, ongeveer tien gulden. De werkloze die stempelt (in het jargon „doppen") ontvangt, wanneer hij in een dagploeg zit, 1722 francs, bijna 90 gulden, van welke som de overheid 1295 francs voor haar rekening neemt en de werkgevers 427, wat neerkomt op bijna 25 procent tegenover een werkgevers aandeel in Nederland van 50 procent. Het venijn voor de Antwerpse dok werker zit met zozeer in de geldelijke uitkomst van een periode weinig (of niet) werken, maar in de consequentie. Aan de hand van een wiskundige formu le (hoeveel aanwezigen in Het Kot, hoe veel aangeworvenen) stelt een paritaire commissie over een tijdvak van 6 maan den achteraf vast hoeveel taken (ploeg- diensten) de havenarbeider in zijn werk boekje behoort te hebben. Wie dat aantal niet haalt, wordt opgeroepen door „de administratieve commissie", die de macht heeft om in het uiterste geval de dokwerker te degraderen van categorie A naar categorie B. Voor die laatste groep geldt de bestaanszekerheidstoe- slag van 427 francs met, waardoor het fi nanciële gat belangrijk groter wordt. Het is deze dreiging die de gesprekken in Het Kot en de kroegen beheerst. „Want wie gaat z'n dagen nog halen als-ie niet tot de vriendjes van de foremannen be hoort?" Vooral in de groep van 45 tot 55 jaar (de vut-leeftijd voor dokwerkers) vallen harde klappen. De meesten houden van twee handen vingers over wanneer ze de dagen tellen die ze vanaf 1 januari dit jaar hebben gewerkt. „Ik zie gebeuren", zegt een oude havenarbeider, „dat ik binnenkort in de B-categorie terecht kom omdat ik m'n dagen niet kan halen. Daar heb ik dan 32 jaar voor gewerkt. Om gedegradeerd te worden en om min der pensioen te krijgen, want zo is het óók in B". Plooibaar Hoewel ook de jongeren klagen, zijn zij het toch die in de beste positie verke ren. De belangrijkste verklaring daar voor is hun plooibaarheid ten opzichte van niet geoorloofde arbeidswensen die werkgevers verlangen om de kosten te drukken. In plat Antwerps zegt een 50- jarige: „Wij laten niet met ons kloten speulen en dat doen de jongeren wel". Een ander legt uit: „De patroons heb ben er een handje van om een ploeg van acht man op te splitsen, dat spaart geld. Daar hebben wij nooit aan toegegeven en we zullen het nooit doen ook. Dat we ten ze en daarom kunnen ze ons niet ge bruiken. Als ze vroeger in onze ploeg twee man naar een ander luik comman deerden, gingen we alle acht. De jonge- werk (de zogeheten „leegloop") op te vangen, op dagen zonder werkaanbod (de leegloopdagen dus) geen 100 procent loon maar 70 procent (Belgisch model). ren laten dat rustig passeren en blijven met zes man achter. Want wie zich verzet weet dat de foreman hem de volgende dag niet zal kiezen". Een van de jongeren: „Inderdaad, wij doen dingen die tegen de arbeidsover eenkomst zijn. We draaien twee shiften (dubbele ploegendienst) en we laten toe dat er onderbemand wordt gewerkt. Dat is niet goed te praten, maar we moeten aan ons brood denken. Solidariteit met de ouderen? Allez, kom... de ouderen die nu klagen en mopperen over mis standen hebben die in de goede tijd van de haven zelf in de hand gewerkt. Toen hadden ze de macht en draaiden ze stie kem overuren waarvan ze het geld zwart in d'r zak staken". De eerder geciteerde foreman: „Ik ben het niet eens met die situatie en ik kies nnjn mannen dan ook niet op leeftijd. Maar in het algemeen is het waar: de fo remannen pakken het liefst jongeren. Die hebben weinig ervaring, kunnen daarom weinig tegensputteren en ze zijn tolerant. De oude dokwerker is moeilijk naar je hand te zetten". Hij vertelt het op voorwaarde van ano nimiteit. Zoals zonder uitzondering alle havenarbeiders eisen dat zelfs hun voor naam niet wordt gebruikt („we zijn bang voor sancties"). Een dokwerker met 36 jaar ervaring: „Het zou uitgezocht wor den en dan... kunt ge er zeker van zijn dat ze u geen werk meer geven". Een an der: „Het is hier maffia. Erger nog, want in Amerika komt de maffia er eerlijk voor uit". Geen waardering Behalve de willekeur van het kiezen van werkvolk, waarmee de flexibiliteit een a-sociaal karakter krijgt (maar daar denken de werkgevers totaal anders over want „een voetbaltrainer pakt toch ook mensen die hem om welke reden dan ook aanspreken") leeft onder 'de dokwerkers grote onvrede over de passi viteit van hun vakbond. „Er wordt niks gedaan aan de overtredingen van het werken met onderbemande ploegen en het draaien van dubbele diensten". De vakbond (bij monde van nationaal secretaris Martin Devolder): „Wel waar. We hebben 13 afgevaardigden die het havengebied inspecteren en rapport op maken van wantoestanden. Maar weet u wat het is: in slechte tijden wordt er al tijd gemopperd. Het volk draait elkaar op". De 13 afgevaardigden (werkend als in specteur) genieten geen enkele waarde ring onder de meer stempelende dan werkende havenarbeiders. „Het zijn zak kenvullers". De bond heeft zich ver- Niet zo letterlijk, maar die geest werkt de Antv haven. Flexibiliteit bet daar: havenarbeiders (dokwerkers) inzetten r St len pen') aanu kaal Kot(f De Antwerpse haven in 1973. toen het werk ruim 8 weken plat ging. maar niet volledig. (loto ANP) plicht om bij een klacht over onderbe mande ploegen een afgevaardigde te sturen. De dokwerkers slaan daarvoor in het geniep alarm bij de BTB. „Met het smoesje dat we naar de wc moeten, gaan we dan langs de telefoon. Een foreman die ziet dat ge belt, smijt u buiten. In de opleiding voor dokwerker hebben ze me geleerd dat ge voor klachten bij de fore man terecht kunt en dat bij klachten de afgevaardigden van de vakbond komen om rapport te maken. Van alle twee is niks waar". Een dokwerker: „De meeste afgevaar digden gaan op het werk eerst langs het bureel van de patroon. Daarna ziet ge ze niet meer terug, of ze vergoeilijken de affaire. Denkt ge dat ik er ver naast zit als ik zeg dat die mannen wat frajics in de pocket hebben?!" Straffe staaltjes De foreman die een uitzondering maakt op de regel van het geschetste profiel: „Da's juist, dat die afgevaardig den via de bazen lopen. Ik ken daar straffe staaltjes van. Laat ik zeggen: ze gaan eerst langs de patroon, komen dan formeel bij het luik zeggen daar dat het inderdaad niet klopt, dat het anders moet, en... ze draaien hun rug om. Feite lijk laten ze de boel gewoon doordraai en. Ik durf niet te beweren dat ze geld toegestopt krijgen, maar onbegrijpelijk is het wèl". „Net als die dokwerkers vraag ik me vaak af of het nog wel een vakbond is. Er passeren hier zaken in de haven die dwars tegen de arbeidsovereenkomst zijn. De patroons eisen dat. Ze kunnen kosten drukken door van één ploeg er twee te maken. Door mensen twee dien sten te laten draaien krijgen ze een kern die uit dank voor de extra verdiensten bereid is in te gaan op werk dat niet ge daan mag worden. Het is een verschrik kelijke jacht op zoveel mogelijk tonnen- maat tegen zo weinig mogelijk geld. Ik ondervind dat regelmatig". Hij werkt daar als foreman, ondanks uw kritiek, dus aan mee. „Ik wil me niet schoner voordoen dan ik ben, maar als ik met werkbrieven naar Het Kot ga, krijg ik van mijn inspecteurs de op dracht een aantal mensen te werven. Ik weet dan niet welk werk er is. Pas als de dienst begint, bij het luik, kan ik vast stellen dat ze me er te weinig hebben la ten halen. Ik ben er van overtuigd dat het werkeloosheidscijfer er niet zo be roerd zou uitzien als de werkgevers zich aan de regels hielden, of als de bond zwaar zou controleren en sanctioneren". Sparen Maar als hij zoveel bezwaren heeft, kunt u als kaderlid toch protest aanteke nen bij uw directie. Of de vakbond bel len? „Voila, nou zijn we waar het hier allemaal om draait: als ik m'n mond opendoe en partij trek voor de arbeider, vlieg ik eruit. Misschien niet de eerste keer en misschien niet in grote vaart, maar in elk geval de dag komt dat ik eruit vlieg. Net als iedereen moet ik ook aan mezelf denken. De tijden zijn slecht en als foreman ben ik in vaste dienst. Ik kan me niks permitteren. Het is hier in de haven knikken en buigen, of je staat buiten". Hoewel de Rotterdamse partijen er nog niet uit zijn waar in het KKC-rap- port de 10 procent grotere arbeidspresta tie van Antwerpen precies aan toe te schrijven is („het zou ook te maken kun nen hebben met modernere los- en laad- apparatuur") menen de dokwerkers aan de Schelde dat het in belangrijke mate wel degelijk te maken heeft met het sys teem van de aanwerving van dagloners. „Ge moet tot het absolute maximum gaan en concessies doen aan de arbeids voorwaarden om in een goed blaadje te komen bij de foreman. Onder die druk presteert ge allicht veel meer Maar goed is het sociaal gezien natuurlijk niet. Als er volop werk is, merkt ge dat niet, maar nu... Laat ze in Rotterdam maar houden wat ze hebben. De vakbonden in Hol land moeten nooit toegeven aan de werkgevers. Ze moeten de arbeiders sparen voor Antwerpse toestanden. Ik wou dat het hier was gelijk in Rotter dam". Schijnvrijheid Daarover nu zijn - hoe paradoxaal - de dokwerkers h§t onderling sterk oneens. Zelfs onder de grootste criticasters zijn er die niet naar Nederlands model in vaste dienst zouden willen. Het is de diep ingewortelde gedachte van vrij heid, ook al zijn er die dat schijnvrijheid noemen. „Maar", zeggen ze, „in ons sys teem kunnen we naar believen vrije da gen nemen zoals die ons passen wanneer we er maar op letten voldoende taken ,oer half jaar te maken. Dat moeten we houden. Niet het systeem veranderen nu h et slecht gaat, maar de rotte plekken in het systeem aanpakken". Die verdeeldheid geldt ook als het gaat om een staking. Waar de een de bar ricade op wil („Er moet hier revolutie komen en ik zeg u: de bom gaat bar sten"), keert de ander zich ervan af. Dat zijn vooral degenen die de staking van 1973 voor ogen hebben. Onder aanvoe ring van de partij Amada (Alle Macht Aan De Arbeiders) ging het werk ruim 8 weken plat, maar niet volledig. „Want weet ge: er waren er die overdag in de betoging liepen en 's avonds naar de kaai gingen om te werken. Nee, solidari teit is hier niet te krijgen zoals in Rotter dam. De Vlaming is te passief en daarom kan dat allemaal gebeuren hier" De foreman: „Als al die dokwerkers solidair waren en hun poot stijf hielden inzake de niet toegestane wensen van de patroons, dan was de zaak gezond" Onzekerheid Vakbondssecretaris Devolder „We doen ons best, maar zolang de mensen zelf meewerken aan die wantoestanden - en dat doen ze - is het voor ons wel heel erg moeilijk. En die wantoestan den: we weten dat ze er zijn. Net als in Nederland zouden alle havenarbeiders een vast dienstverband moeten hebben. De onzekerheid van inkomsten en van werk is, dat moet ik toegeven, niet in overeenstemming met de normen van deze tijd. Daarom verwonder ik me zo over de houding van de dokwerkers die dat niet willen omdat ze ondanks alle misère zo willen vasthouden aan dat idee van vrijheid Dat komt steeds bo ven. Ik snap er niks van. En de werkge vers? Die doen moeilijk, dat is niet ver wonderlijk. We hebben daar harde en felle discussies over. Het is heus niet zo dat we aan hun handje lopen. En dat we achteraf een pint drinken... kom, dat moet kunnen. Dat wordt niet altijd be grepen en zeker niet in Nederland". De werkgeversvertegenwoordiger zegt: „Het begrip flexibiliteit in dat KKC-rapport is met name door de pers nogal overtrokken. Alsof het hier een janboel zou zijn, een anarchie. Da's niet waar. Het systéém is flexibel. Het sys teem van: aanwerving kort voor het werk zodat de werkgever zicht heeft op het benodigde aantal mensen. En niet zoals in Nederland vaak: geen werk, wèl mensen, of wel werk en te weinig men sen. Dat is het verschil in rendement tus sen Antwerpen en Rotterdam. Weet u: in Rotterdam... dat zijn geen havenarbei ders, maar veel meer mensen met een boord Bij u zijn de havenarbeiders me neren. Ge zoudt zeggen: bang om hun handen vuil te maken".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 25