Het juiste woord op de juiste plaats De mooie leugen van de vooruitgang Nederlandse SF de moeite waard DE KEER Vijf sterren thriller van Ross Jeugdherinneringen WOENSDAG 11 FEBRUARI 1987 éfök y8 y8 iki Êrm V< ll V PAGINA 21 De Nederlandse thrillerauteur To rnas Ross (pseudoniem voor Wil lem Hoogendoorn) en zijn vrouwe lijke Zweedse collega Maj Sjöwall bepalen sinds enige tijd hoeveel en welke spanning Het Spectrum in zijn uitgaven zal stoppen. De uitge verij noemt de door dit duo uitge kozen boeken 'vijf sterren thril lers'. Het ligt voor de hand dat Tomas Ross bij het maken van zijn keus niet aan zichzelf voorbij gaat. Al leen wordt zijn nieuwste verhaal 'De strijders van de Regenboog' niet ook door hemzelf, maar door Msg Sjöwall in haar eentje gepre senteerd. Alle vanzelfsprekendheid ten spijt: het verhaal van Ross valt in de serie niet uit de toon. Het hoort om zo te zeggen thuis bij de vijf sterren thrillers. Evenals in vroege re boeken heeft Ross zijn plot ook ditmaal geënt op een waar gebeur de geschiedenis: het opblazen van het Greenpeace-schip 'Rainbow Warrior' in de Nieuwzeelandse ha ven Auckland. De explosie had plaats op 10 juli 1985. Er viel een dode bij. De be trokkenheid van de Fransen stond eigenlijk meteen al vast. Er volg den arrestaties. De zaak leek zo klaar als een klontje, een tragische realiteit op basis van een vijf stui- Maar lag alles wel zo simpel? Hoe konden de Fransen zo stom zijn? Of zat er meer achter? Tomas Ross heeft rondom de op zichzelf schokkende en geruchtmakende gebeurtenis een voortreffelijke thriller gebouwd, handig gebruik makend van bestaande politici en andere figuren, die een rol hebben gespeeld in het drama. Het geeft het verhaal een bijna angstaanjagende authenticiteit. Zo zou het gebeurd kunnen zijn. Maar is het nu wel of niet zo gegaan? Met die toch wel intrigerende vraag blijft men zitten aan het einde van het boek. dat een stuk historielijkt te bevatten. Maar zo werkt Romas Ross nu eenmaal graag. En goed! Een andere Nederlandse thriller komt van de hand van J.N. Meij- sing en werd uitgegeven bij Sijt- hoff. Meijsing zet in 'De Whitman af faire' weer de naamloze medewer ker van een ongewone afdeling van binnenlandse zaken - die onder lei ding staat van ene Berger - op de barricaden. Het is dezelfde figuur die in 'Bergers oplossing' en 'Ber gers scenario' de hete kastanjes voor die meneer Berger uit het vuur mocht halen. Ditmaal gaat het om krakers, die inbreken bij een transportbedrijf dat voor defensie werkt. Het ligt voor hand. dat de auteur met zo'n gegeven allerlei hedendaagse ver schijnselen en maatschappelijke verhoudingen in huis heeft ge haald. Hij voelt zich daarbij als een vis in het water Met zijn afwisselend badinerend en ironische stijl zet hij een uiterst complexe intrige neer, die door de betrokkene kennelijk niet gemak kelijk is ontrafelen, maar voor de lezer al helemaal niet Ik kan niet aan het gevoel ontko men, dat bij Meijsing het hoe van het vertellen belangrijker is dan het wat en waarom. Het valt niet te ontkennen: hij vertelt vlot. maar het toontje moet je wel liggen. Ge zien de recensies bij vroegere boe ken zijn sommigen er kennelijk en thousiast over, ik niet zo bijzonder. KOOS POST 'De strijd van de Regenboog' door Tomas Ross, Hel Spectrum 24,90) en 'De Whitman affaire' door j.N. Meij sing. SijthofT 24,75). De inhoud van 'Glasgerinkel', het debuut van Peter Kouwenberg, is niet zo bijzonder. Kouwenberg ver telt het zoveelste verhaal over een opgroeiende jongen. Het seksuele ontwaken, de eerste schuchtere stappen naar de volwassenheid - het oude liedje. Hans heet de jongen. De zwem badpas kent hij niet, maar in ande re opzichten verschilt hij niet van het oertype. Kees de Jongen. Ook Hans is een fantast: een deel van het huis is een jungle en als hij 's avonds met z'n zusje in bed ligt. doorkruisen ze de wereld. "Onverwacht begon het bed te schudden. Steef sloeg wild met haar hoofd. 'Storm! Merk je niet dat het begint te stormen?' 'We moeten de zeilen strijken!' Op mijn ellebogen steunend richtte ik me op. Ik pakte de ijzeren rand van het bed en rukte er uit alle macht aan". Een belangrijke rol speelt de moeder van Hans. Ze blijkt ernstig ziek te zijn: kanker. Ze sterft echter niet aan die ziekte. Haar dood is het gevolg van een zelfmoord. Het is Hans die dat aan het einde van het boek vertelt: "Iedereen keek me aan. 'Mama is niet gevallen. Ze is naar beneden gesprongen. Dat weten jullie net zo goed als ik". Waarom sprong ze van het dak? Had het iets te maken met de ver houding die z'n vader, een schil der, heeft met z'n zusje? Of is er helemaal geen sprake van bloed schande? Op die vragen zou ik niet makke lijk een antwoord kunnen geven, want Kouwenberg laat in het mid den wat er nu precies is gebeurd. Op een feestje laat hij bijvoorbeeld twee gasten een kort gesprek voe ren over vader en dochter. Dat is toch haar vader, zegt de ene gast. "Ik heb gehoord... Zij liepen ver der, ik kon hen niet meer ver staan". ADVERTENTIE BOEKHANDEL LEIDEN LEIDERDORP OEGSTGEEST KATWIJK VOORSCHOTEN Alle op deze pagina besproken boeken zijn bij ons direkt lever baar, óf vla onze TERMINAL te bestellen en dan binnen drié da- gen verkrijgbaar. Ingehouden, dat is het woord dat de verteltrant van Kouwenberg het best typeert. Op een rustige, bijna dromerige manier, schrijft hij over de jeugd van Hans. En die wijze van schrijven maakt dat 'Glasge rinkel' uiteindelijk niet het zoveel ste boek over het ontwaken van een jongetje is. Het juiste woord op de juiste plaats - je hebt niet vaak het gevoel dat schrijvers daarin slagen, laat staan debutanten. Kouwenberg lukt het in dit dunne boekje regel matig. Over zijn vader, die de tuin in loopt: "De wereld leek zich rond om hem op een andere wijze te or denen, alsof er een magneet door de tuin heenschoofOver de haar dracht van de Beatles: "Aan de muur van mijn kamer prijkte een levensgroot affiche van de Beatles, vlak voor hun doorbraak, hun nog korte haar steil naar voren gekamd om het zo lang mogelijk te doen lij ken, alsof zij gedwongen waren zich aan te passen aan een mode die zij zelf in zwang hadden ge bracht". De mooiste zinnen staan op pagi na 45 waarop de begrafenis van de moeder wordt beschreven. "Ten slotte gooide ik het zand op de kist. Ik hoorde een droge tik op het hout, een tik die telkens werd her haald en die, naarmate er meer zand op de kist lag, steeds doffer klonk. Het leek of al deze tikken niet van de neervallende aarde af komstig waren, maar dat ze veroor zaakt werden door mama's hart, dat voor de laatste maal luid en doordringend klopte". Uitbundig Tussen 'Glasgerinkel' en 'Het da mestasje' van Freek de Jonge ligt een wereld van verschil. Zo inge houden als Kouwenberg schrijft, zo uitbundig doet Freek de Jonge dat. Maar De Jonge is dan ook in de eerste plaats een cabaretier en geen schrijver. Nu bedoel ik daar niets denigre- rends mee: ik heb liever te maken met een goede cabaretier dan een slechte schrijver. Het is echter maar de vraag of je een goede caba retier moet presenteren als "een verteller bij uitstek" en zijn werk als literatuur moet aanbieden. Wat in het theater leuk is, hoeft dat in de huiskamer niet te zijn. Ik kan me voorstellen dat ik in de schouwburg van de kerstvertelling 'Hampie' zou genieten, maar lees je het verhaal, dan is er eigenlijk wei nig aan. Is het een serieuze vertel- Peter Kouwenberg: niet het zoveelste boek over het ontwaken van een jongetje. ling, dan is het flauw. Probeert De Jonge ironisch te zijn, dan is het nog flauwer. En van al die woordspelingen werd ik op den duur ook niet goed. Wiskundeleraar Droogkoker is een eigenheimer en iemand die aan een stuk rubber, een condoom, staat te trekken, wil zich plaatsen voor het Guiness Book of denkt u even Precies, Rek-ords. Soms slaagt De Jonge er in om ook op papier leuk te zijn. Zo'n zeldzaam moment staat op pagina 38: "De jaarlijkse uitzondering was Sinterklaas, met borsten, mijn tan te, zonder baard. Haar man, Zwarte Piet. wiens zak zelfs zwart was om dat hij kolen boerde, was zo bang van zijn vermomming dat hij steeds zachtjes tegen ons zei: Ik ben het. Oom Hidde!" De mooiste tekst staat eigenlijk aan het begin van het boek. Het gaat over een clowntje. Hij komt de piste in en roept Brand! Op hetzelf de moment gaat iemand uit het pu bliek naar de wc en het clowntje denkt dat die man zijn woorden se rieus neemt. Geen paniek, roept hij, waarna de beer los is: iedereen vlucht. Wat heb je gedaan, wat heb je gezegd, wil de grote clown weten. "Waarop het kleine clowntje zegt: hetzelfde als gisteren en toen moesten ze wel lachen!" Gisteren moest ik ook om De Jonge lachen, maar toen stond hij in het theater. Toen ik thuis de pa piertjes uit 'Het damestasje' las, bleek er veel rotzooi tussen te zit ten. WIM BRANDS Glasgerinkel, Peter Kouwenberg. Uitgeverij Kwadraat. Het damestasje, Freek de Jonge. Uit geverij De Harmonie. Jack Gladney. de hoofdpersoon uit de roman 'Witte ruis' van de Ame rikaanse schrijver Don DeLillo, do ceert het vak Hitlerkunde aan het College-on-the-Hill nabij het Noord-Amerikaanse stadje Blacks mith. Daar woont hij met zijn vrouw Babette en de kinderen uit beider vorige huwelijken. Het gezin zou geen slecht figuur slaan in een Amerikaanse t.v.-serie. De kauwgum wordt per eenheden ingekocht. Men leeft op milksha kes, hamburgers en sla. Babette, die in trainingspak lijkt te zijn ge boren, is een fervent jogster en geeft houdingsles aan bejaarden. De besproete zoons en dochters liggen urenlang voor de beeldbuis. Om kort te gaan: een happy family. De harmonie binnen het gezin wordt echter wreed verstoord als er op zekere dag in de nabijheid van Blacksmith twee tankwagens die het gas Nyodeen D bevatten met elkaar in botsing komen. Door de giftige gaswolk die daarbij vrij komt, zijn de bewoners gedwon gen om te evacueren naar een pad vinderskamp enkele kilometers verderop. Een paar maanden later, als de alarmfase voorbij is, laat Jack zich in een hypermodern ge zondheidscentrum onderzoeken. Alhoewel hij zich in prima conditie voelt, wijst de computer uit dat hij ten dode is opgeschreven: hij heeft te lang blootgestaan aan het giftige gas. Vanaf dat moment slaat de angst hem om het hart, maar die angst krijgt hem pas echt goed in de worggreep als hij merkt dat Ba bette niet de blakend-gezonde vrouw is waarvoor hij haar altijd heeft gehouden, maar iemand die op haar gymschoenen Magere Hein probeert voor te blijven en anti-doodsangstpillen slikt. Zie daar in het kort het verhaal dat Don DeLillo vertelt In 'Witte ruis' wordt cynisch commentaar geleverd op de Ame rikaanse samenleving en op de high-tech-maatschappij in het al gemeen. Binnen die samenleving vervult de teevee een belangrijke rol. Het ding blijkt minstens zoveel demagogische kwaliteiten te bezit ten als de door Jack bestudeerde Hitier. De rampen die dagelijks op het scherm zijn te zien worden door de kijkers als spannend amu sement beschouwd, als niet meer of minder dan een quiz. Ze voltrek ken zich in een wereld die niet de hunne is, zijn veilig opgeborgen in een kastje. De slachtoffers van die. door de technologie .veroorzaakte, rampen fungeren als een soort plaatsvervangers. De kijkers kan zoiets niet overkomen. Zij hebben het eeuwige leven, een leven dal van steeds meer gemakken wordt voorzien. En als zij al eens een keer worden aangegrepen door de af schuwelijke beelden is daar altijd wel weer die gouverneur met 'de vierkante kaak', die te kennen geeft dat de zaak volledig onder controle is. Als de giftige wolk richting Blacksmith komt drijven, is het net alsof de teevee uitvalt en nog slechts 'witte ruis' produceert. Plotseling is Jacks eigen leven tee vee geworden. Hij en zijn gezin be seffen opeens hoe hoog de prijs is die zij voor hun comfortabele leven moeten betalen. Ze raken ervan doordrongen dat zij. ondanks de hoge vlucht die de techniek heeft genomen, tegenover de dood nog net zo hulpeloos staan als de holbe woner uit het stenen tijdperk. Het is alsof die dood, tegelijk met het menselijk vernuft, gegroeid is in prestige en dimensie. De twintigste-eeuwse dood is ook oneerlijker geworden en strekt zich uit over generaties. Hij komt op vilten zolen en neemt maar al te vaak zijn intrek in een lichaam waarvan het beendergestel nog lang niet in verval is. Het is een dood die zich vermomt als wel vaart. "Ze zouden een spuitbus in mijn grafsteen moeten houwen", zegt Jack Gladney tegen het eind van de roman. Uit Don Delillo's boek spreekt niet bepaald een rooskleurige visie op de huidige maatschappij. Toch is zijn hoofdpersoon niet iemand die wel eens even zal uitleggen hoe het dan allemaal wèl moet. Het tra gische- en tegelijkertijd sympa thieke - aan Jack Gladney is. dat hij zich evenals zijn medemensen meegesleurd voelt door de ontwik kelingen in die maatschappij. Hij vermoedt dat de dood uit de lengte of de breedte moet komen, dat de milieurampen die zich ten gevolge van de toenemende welvaart vol trekken net zo onvermijdelijk zijn als de pest dat was in vroeger da gen. Het is lange tijd 'geleden dat ik zo'n spannend en meeslepend boek heb gelezen. Supermarkten, Big Mac-restaurants - het zijn oor den waarin de poëzie zich nog steeds lijkt te verbergen op het toi let. De kracht van DeLillo is nu. dat hij die poezie in het neonlicht weet te lokken. Blinkende, een en al zakelijkheid uitstralende, am- biances, ze krijgen bij hem een welhaast mythisch karakter. De bespiegelende gesprekken tussen Jack Gladney en zijn vriend Mur ray geven de campus waarop deze plaatsvinden de allure van een Stoa. Alleen zijn de filosofieën die DeLillo hen in de mond legt ver rukkelijk speels. Daarbij is zijn proza ongelooflijk 'precies'. Zo ver gelijkt hij ergens zijn zoon, die in een stoel zit te knikkebollen, met 'een beschonken forens' DeLillo is een waakzaam schrij ver. Hij is te vergelijken met ie mand die vanuit een supersnelle trein ziet hoe aan de horizon een broeikas onder de zon opflitst, ter wijl zijn medepassagiers liggen te snurken. Hij weet de weerspiege lingen van het oude in het nieuwe op te vangen. Dat, in combinatie met zijn voortreffelijke stijl, maakt dat zijn boek veel meer is dan al leen maar een geëngageerde ro man. Hij is erin geslaagd om de twintigste-eeuwse mens in al zijn hulpeloosheid en tragiek te type ren. Zijn hoofdpersoon, Jack Glad ney, gelooft niet meer aan de mooie leugen van de vooruitgang. Inderdaad, hij is maar een romanfi guur. CEES VAN HOORE ADVERTENTIE LITERATUUR in Leiden op Nieuwe Rijn 13 BOEKHANDEL KOOYKER Hoewel de populariteit van science fiction en fantasy het in Nederland niet haalt bij de verwonderlijke geestdrift voor detectives, is er nog steeds een groot aantal beoefe naars van het genre. Niet alleen in Engeland en Amerika, van ouds her SF-paradijzen. maar ook in Ne derland en Vlaanderen wordt op papier druk gesleuteld aan won derlijke toekomstdromen, fantasti sche ontwikkelingen op aards en buitenaards niveau en romanti sche reizen voorbij de einder Al tien jaar lang verschijnt bij uitgeverij Bruna de bundel Gany- medes waarin de beste landelijke SF-auteurs jaarlijks hun fantasie rijke vondsten kwijt kunnen. Voor al de laatste aflevering, Ganyme- des 10 (als steeds samengesteld door Vincent van der Linden), ver strekt in een fraai gebonden uitga ve een helder overzicht van de SF- ontwikkelingen, van Nederlandse komaf. De wat sombere inleiding is van Annemane van Ewyck die naar aanleiding van het voorbije decen nium constateert: "De Nederlandse (dus Vlaamse zowel als Nederland se) fantastische literatuur begon zich duidelijk te onderscheiden door enerzijds een gespierd realis me gepaard aan barokke fantasie, en anderzijds een puntig spel van geest en gevoel, met als derde, vooral Noordnederlandse invloed een innige zelfbeschouwing en een neiging naar mystiek". De gesignaleerde variatie van SF-thema's en -motieven krijgt vervolgens overvloedig gestalte in de daaropvolgende verhalen. Eerst een reeks matadoren in het genre: bijdragen van schrijvers die de af gelopen tien jaar een of meerdere malen de King Kong Award (jaar lijkse prijs voor het beste Neder landstalige SF-verhaal) hebben ge wonnen. Gevestigde namen hier. zoals Peter Cuijpers, Tais Teng. de gebroeders Gert en Jan Kuipers (wier verzinsels de grenzen van het fantastische in geestige stijl drei gen te overschrijden), Paul Har- land, Gerben Hellinga. Na deze serie volgt het vijftal beste verhalen van de KKA 1986 (terecht gewonnen door Thomas Wintner met het gevoelige "Het ge schenk": over twee oude mensen die van hun zoon een perfecte ro bot ten geschenke krijgen: helaas is alles vergankelijk...); dan twee korte, knappe verhalen van debu tanten Martin Vesseur en Ferdi nand Francino (met resp. het cyni sche "Je ziet niet meer zoveel vrou wen tegenwoordig" en "Brief'); en tenslotte nog tien verhalen van ver schillend SF-pluimage en -niveau, waarvan vooral het mooie "Tijd- stranen zijn triljoen, Tanya Tene- brae" van Eddy Bertin opvalt. Een prachtige, zeer gevarieerde bundel, de2e Ganymedes 10, die geen ware liefhebber zich mag laten ontgaan. Maar er is meer Nederlandse SF verschenen, ondanks Annemarie van Ewyck's droeve angst dat uit gevers zich niet wagen aan SF, laat staan die van Nederlandstalige ori gine. Wim Gijsen Van onze best verkopende SF- schrijver Wim Gijsen verscheen "Lure", het derde en laatste boek in de reeks "Deirdre". Als vanouds doet Gijsen een hoop zestiger ja ren-filosofie en -sentimenten in zijn dromerig, maar meeslepend proza. Hoofdpersoon is de parapsy- chisch begaafde Deirdre. een "door Godin Chablasz gedreven jonge vrouw, die talrijke beproe vingen én successen (moet) door staan om een dergelijk inzicht in zichzelf te verwerven dat zij in slaat zou zijn om de wil van de Go din te volvoeren". Dat gebeurt dan in Lure, waar de heldin, door maar enkele volgelin gen gesteund, het opneemt tegen een overmacht van krijgshaftige magiër-vtouwen. Zoals in de SF gebruikelijk komt het allemaal goed, natuurlijk. Gijsen schrijft ui terst vlot, geroutineerd en lees baar, maar de hoeveelheid "scien ce fiction" in zijn werk valt zo lang zamerhand te verwaarlozen. Het omgekeerde is het geval bij Gerben Hellinga jr. (niet te verwar ren met zijn vader, of zijn neef), die debuteerde met de SF-roman "Co riolis, de stormplaneetVoortref felijk doordachte science fiction uitgegeven als jongerenboek, maar ook voor volwassenen uitstekend te lezen. Hellinga heeft zich een geheel ei gen, originele planeet geschapen. Coriolis, die in twee uur om zijn as draait. Gevolg: Hora en fauna zijn onderworpen aan en bestaan bij de gratie van een onafgebroken in één richting over de planeet jagende- orkaan. In die oorverdovende hel maakt de mens Makombo een noodlanding en moet hij. noodge dwongen. een reis rond de planeet maken op zoek naar uranium voor zijn sterreschip. Hij sluit vriendschap met een os- bork. de plaatselijke intelligente soort die via telepathie communi ceert. Een vloed van logisch opge bouwde en goed doordachte avon turen volgt... Werkelijk uitsteken de science fiction, ondanks de soms naïeve en beschrijvende stijl En de communicatie van osbork naar mens overtuigt niet: lange ge sprekken. terwijl de osbork haar mededelingen alleen via tekenin getjes kan verstrekken... Weer heel anders zijn de verha len van Peter Cuijpers, wiens re cente bundel "Het zesde zintuig andere SF-verhalen" een rijk ge schakeerd overzicht biedt van zijn "fantastisch" talent. Het is hier moeilijk kiezen, zo origineel en ge varieerd zijn de verhalen. Geestige, sprookjesachtige fantasy vol malle voetnoten in "De avonturen van John Stapper"; veel romantische tragiek in "Déja Vu", "Blondje" en "Lunaire, een sprookje"; meer gru wel in "Een raamvertelling". "Mij ne Heren" en Brainbox" Onophoudelijk weet Cuijpers al lerlei potentieel bloedstollende thema's te larderen met relative rende humor, cynische verteller spret en onoprechte droefheid. In zijn beste verhalen gebeurt dat overigens het meest subtiel, zoals in "Mindpeace" (schitterend ver haal over "doden" wier geest in glazen bollen is opgeslagen tot de wetenschap in staat is hun weer tot leven te wekken. Maar niet alle le venden vinden dat zo'n goed idee...) en het titelverhaal (waarin we de namen en thematiek terug vinden van Cuijpers' literaire de buut "Een Turkse Violetta"). Maar het allermooiste verhaal is toch het stille, verfijnde "De eerste zeven seizoenen" waarin het thema van Leven en Dood een - op scien ce ficlion-niveau - haast volmaakte vertelling oplevert. Zolang er in het land nog uitgevers zijn die nog brood zien in SF van eigen bodem, hoeft de liefhebber niet te wanho pen. Talent zat. ROB VOOREN Ganymedes 10; Vincent van der Linden (samenst.); Bruna SF-Jaarboek. Deir dre derde boek: Lure; Wim Gijsen, uitg. Meulenhoff. Coriolis de stormpla neet; Gerben Hellinga jr.; uitg. Leo pold, 26,50. Het zesde zintuig ande re SF-verhalen; Peter Cuijpers; uitg. Het Spectrum, 29,90. Soms zijn boeken voor jongeren zo boeiend en goed geschreven, dat ik het betreur dat ze op een plank in de boekenwinkel terecht komen waar doorgaans niet veel volwasse nen kijken. Aan jeugdboeken kleeft nog altijd het onuitroeibare stigma 'dat ze voor kinderen, dus kinderachtig zijn'. En dat terwijl er zo veel, allerminst kinderachtig, mooi leesspul verschijnt dat ook voor ouderen aantrekkelijk is. Twee recente uitgaven vormen daar een goed voorbeeld van. 'So lo' van Roald Dahl en Rinske en de stoomtram' van Diet Huber, bei den bekende auteurs van jeugd boeken. Wat zij gemeen hebben is het vermogen hun jeugherinnerin- gen zo op te schrijven dat zowel jongeren als ouderen deze met ple zier zullen lezen. Jongeren omdat hen een aardig tijdsbeeld wordt voorgeschoteld, ouderen omdat het vaak zeer herkenbaar is. Allereerst Roald Dahls 'Solo een vervolg op 'Boy', waarin Dahl verhaalt over zijn kostschooljeugd. 'Solo' bestaat uit twee delen: een beschrijving van üahl's weder waardigheden in Oost-Afrika tij dens zijn eerste baan, en zijn opere ren als RAF-piloot. Dahl toont zich een man van feilloze observaties, is een begenadigd verteller met een mooie soepele stijl. Hij schetst hoe hy langzaam maar zeker bij het oorlogsgebeu ren betrokken raakt, zeker wan neer hij zich vrijwillig meldt bij de RAF. Met een minimale opleiding wordt hij ingezet bij de verdedi ging van Griekenland tegen de Duitsers, waar hij meteen in het diepe wordt gegooid. Zonder zwemvest. "De moffen golven binnen als mieren", vertelt hem een korpo raal. "Ze hebben duizend vliegtui gen en wat hebben wij?" Nou. vroeg ik, wat hebben wy? Dat wil de ik wel graag weten. "Een armza lig zootje, dat hebben wij", zei de korporaal. "Vijftien Hurricanes en vier bommenwerpers. Er er zitten vijfhonderd moffenjagers en vijf honderd bommenwerpers om de hoek". Dahl overleeft de slachting want daar draait het op uit - op het nippertje. Een nuchter maar in drukwekkend boek. In 'Rinske en de stoomtram' ver telt Diet Huber over de negenjarige Rinske die opgroeit in de crisisja ren dertig. Als haar vader werkloos raakt, valt het gezin van de ene op de andere dag in de categorie 'fat aoenlijke armen'. Niet alleen maakt Huber aan de hand van schrijnende voorbeelden wat dat betekent, vooral indrukwekkend is de portrettering van Rinske. Haar scherp en beeldend, met veel ge voel voor veelzeggende details en sfeer, wordt haar ontwikkeling van schoolmeisje tot puber weergege ven. Sommige volwassenen zullen veel herkennen van de tijd waarin ze zijn opgegroeid, jongeren her kennen zich in de ontluikende sek suele gevoelens van Rinske. Een heel mooi boek. Jammer dat niet alle ouderwetse woorden worden uitgelegd, en de verklaring aan het eind vind ik te moralistisch en te belerend. MARGOT KLOMPMAKER Solo, Roald Dahl, uitg. Fontein. Rinske en de stoomtram. Diet Huber, uitg. Leopold.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 21