"Met één zin een heel universum oproepen, dan ben je heel ver' Een grutter in denkgereedschap Schrijven is Wim Kayzers grote passie Nieuwe trend: de filosoof die een praktijk begint ZATERDAG 31 JANUARI 1987 PAGINA 23 Via de telefoon had Wim Kayzer al laten weten niet over zijn werk voor de radio en tv te willen praten, ("dat is toch helemaal niet interessant, daar is al zo veel over geschreven"). Toch kruipt het bloed waar het niet gaan kan, want het eerste half uur van ons gesprek vertelt hij in geu ren en kleuren over zijn film over genetische manipulatie die in maart door de VPRO zal worden uitgezon den. Een schokkend verhaal over het ge- nenpaspoort waarmee iedereen straks op zak loopt, over abortus als selectie mechanisme om mensen met afwijkin gen weg te saneren, over verzekerings maatschappijen die in de toekomst al leen nog gezonde mensen in hun pakket willen hebben, over een revolutie die on gemerkt toeslaat. Kayzer blijft het hele gesprek door zorgvuldig formuleren, maar is toch doodsbenauwd dat zijn woorden te pre tentieus overkomen. We bevinden ons in een voor veel geld verbouwde schuur achter zijn huis in Hilversum. Tegen het raam staat zijn bureau met daarop een typemachine. Overal op de grond liggen papieren, aan de wand zijn foto's beves tigd. Kayzer steekt de ene sigaar met de andere aan. En toch stinkt het hier niet, zegt hij triomfantelijk. Ik heb deze schuur zelf geïsoleerd, maar blijkbaar zijn er voldoende tochtgaten overgeble- door Gerlof Leistra Hoewel het materiaal er niet om liegt, heeft Kayzer nog geen flauw idee hoe zijn film over genetische manipulatie wordt. „We hebben nu zo'n zeventien uur interview met achttien verschillen de personen. Dat moetje dan als een leg puzzel in elkaar laten vallen, zodat de kijker in één oogopslag kan zien waar het over gaat. Bij de montage kan ik al les nog totaal verpesten. Die genetische manipulatie is een heel onbekend feno meen. Mensen weten er wel iets van, maar de wetenschap gaat gewoon door. Wat mij fascineert i§ de ongekende kop pigheid waarmee mensen dezelfde fou ten blijven herhalen. In mijn visie is de mens een buitengewoon weinig evolu tionair type. Alsof elke generatie op nieuw alles moet uitvinden". Met hoeveel enthousiasme hij ook met een onderwerp als genetische manipula tie bezig is, het schrijven noemt Kayzer zijn grote passie. Achter de typemachi ne, sigaar in de mond en maar bezig zijn. Maar steeds weer blijkt dat de werkelijk heid veel fantastischer en absurder is dan hij ooit achter zijn bureau had kun nen verzinnen. In 1979 publiceerde hij samen met Toni Boumans 'De zaak An nie E.', gebaseerd op een vijftal uitzen dingen van het VARA-radioprogramma ZI. Het is een verbijsterend relaas over de rechtszaak van een huisvrouw uit de Betuwe die verdacht van moord op haar ouders twaalf jaar gevangenisstraf kreeg, hoewel zij naar eigen zeggen on schuldig was. Onbegrijpelijk "Dat had ik niet kunnen verzinnen. Je kunt niet verzinnen dat een psychiater haar een uur onderzoekt en op grond daarvan tot een oordeel aan de rechter komt. Dat haal je niet in je hoofd, maar het gebeurt aan de lopende band. Al ver zin je de meest absurdistische details, dan nog is het maar een schaduw van wat zich daar in werkelijkheid heeft af gespeeld. Toni en ik zijn maandenlang elke avond met die zaak bezig geweest. We hadden steeds weer moeite om ach ter de schrijfmachine te kruipen, omdat we eerst moester) bijpraten wat ons nu weer aan krankzinnigheden was overko men. Dat ze jarenlang op de been is ge bleven, is minstens zo onbegrijpelijk als wat er met haar is uitgehaald". Hoewel zijn nieuwe boek al een paar weken in de winkel ligt, zijn er in de gro te kranten nog steeds geen recensies Wim Kayzer (40) is een kleine twintig jaar geleden als journalist begonnen bij de Groninger Gezinsbode. Maar hij verhuisde al snel naar Hilversum om daar zijn geluk bij de radio en televisie te beproeven. Hij werkte voor de radioprogramma's 'Dingen van de Dag' en 'ZI' en viel op door zijn scherpe tv-interviews in 'Het Onderhoud'. Tegenwoordig verdient Kayzer zijn boterham als free-lancer. Iedere week schrijft hij een column voor de VPRO-gids en hij legt momenteel de laatste hand aan een film over genetische manipulatie. Onlangs publiceerde hij bij uitgeverij Veen de verhalenbundel 'Geen dag, geen nacht, maar ook geen schemering'. In een eigen stijl probeert hij hierin het alledaagse bestaan van z'n vanzelfsprekendheid te ontdoen. Een gesprek met de schrijver Wim Kayzer. Wim Kaizer 40): "Schrijven is een kwestie van veel gepruts en gepriegel doorhalen en twijfelen". (foto gpd» verschenen. Kayzer, lachend: "Nee, er heerst een absolute windstilte en dat vind ik wel wat hebben. De literatuur kritiek in Nederland zit op een benau wend laag peil. Toch was ik wel be nieuwd naar een aantal reacties. Nu denk ik: laat ze er in godsnaam maar nooit meer iets over schrijven. Dat is wel zo consequent". Kayzer trekt zich in 'Geen dag, geen nacht, maar ook geen schemering' wat zijn stijl van schrijven betreft weinig aan van allerlei literaire conventies. Het is even wennen, maar op een gegeven mo ment ga je voor de bijl. "Ik vind het moeilijk om over stijl te praten. Dat wordt meteen zo pretentieus. Ik denk dat de toon van de verhalen dezelfde is, maar als je ze analyseert zul je grote ver schillen ontdekken. Het eerste verhaal is bij wijze van spreken één verhaal van vier pagina's. Maar van andere verhalen zijn de zinnen weer korter dan je elders, ook in de krant, zult aantreffen. Dat zijn bijna stenografische notities". Punten Doet hij lang over een verhaal? "Dat hangt er van af. Soms wil het geluk me deelachtig worden dat ik hier ga zitten en dat het verhaal er in twee uur uit floept. Maar meestal is het een kwestie van: waar gaat het over en wat wil je be weren? Of gaat het nergens over en wil je alleen maar beschrijven? Is die keuze éénmaal gedaan, dan gaat het volstrekt vanzelf, of ik nou in zinnen schrijf van vier pagina's of in zinnen die gemiddeld niet langer zijn dan vier woorden. En dat blijkt dan later wel of niet bij het onder werp te passen. Soms maak ik achteraf van alle komma's plotseling punten of andersom, maar normaal gesproken klopt het wel ongeveer. De toon is altijd dezelfde: een uitdrukking van je eigen kleine, benepen universum". "Schrijven is een kwestie van veel ge pruts en gepriegel, doorhalen en twijfe len. Ik schrijf op de machine. Als het niet gaat en het verhaal stokt, gaat het papier uit de machine en schrijf ik met de hand verder, op hetzelfde vel. Daar heb ik ook geen verklaring voor. Voer voor Freudianen, maar zo werkt het. De opdeling van de bundel in clusters is min of meer intuïtief tot stand gekomen. Wat mij betreft bijten het eerste en laat ste verhaal elkaar in de staart. In het eer ste verhaal zit veel van wat in het laatste verhaal in al zijn gruwelijke consequen ties aan de orde komt. Maar het boek is niet in deze volgorde geschreven. Het bestaat uit columns uit de VPRO-gids, bewerkingen van columns die ik voor de radio heb gedaan en voor een belangrijk deel uit nieuwe verhalen". Kayzer schrijft opvallend openhartig over zijn eigen medische afwijkingen. Vindt hij het niet een bezwaar dat ieder een over zijn schouders meeleest? "Nee, hoor. Er zijn dingen waarover ik bij voorkeur niet zou schrijven, maar dit soort zaken... Als ze mij bij een sollicita tie willen afwijzen op medische gron den, hoeven ze dit boek maar op te slaan. Maar is dat een reden om het te verzwij gen, om toe te geven aan de verdomme nis in deze samenleving op afwijkingen en ziektes? Daarom-heb ik het maar op geschreven". Tumor In het verhaal 'Boontjes in kokend wa ter' bijvoorbeeld schrijft Kayzer over de problemen met zijn linkeroog. Volgens een arts zat er een tumor in en had hij nog hooguit een jaar te leven. Uiteinde lijk bleek het een onschuldige aangebo ren cyste die alleen langzaam maar zeker groter werd. Lachend: "Dat was een ab solute anti-climax, maar wel heel aange naam. Ik rook veel, drink regelmatig en slaap weinig, terwijl ik weet dat dat slecht is. Misschien is dat de onbewuste zelfvernietigingsdrang van Freud." "Het feit dat je geboren bent om ver volgens weer te verdwijnen zonder een glimp te hebben opgevangen van waar om dat allemaal nodig was, dat vind ik fascinerend. Waarom je dan toch al die dingen doet, welke illusie daarachter zit. En dat kun je weer terugkoppelen naar de angst datje straks gewoon verdwijnt alsof het er niet toe heeft gedaan. Dat is een buitengemeen onsmakelijke ge dachte. Als je geen objectief criterium hebt voor wat de zin daarvan is, is de angst om dood te gaan navenant. In de documentaire roman waar ik nu mee be zig ben, is doodsangst een van de be langrijkste onderwerpen". Doodsangst, de vraag datje doodgaat zonder te weten waarom, is de basis van veel menselijke activiteiten. Maar heeft Kayzer dan de illusie er ooit achter te komen wat de zin is van het bestaan? "Ja, en die illusie is sterker dan ik zelf ben. Want het is een belachelijke illusie. Tegelijkertijd moet je maar eens probe ren om zonder die illusie te leven". Wan neer ik hem vraag of hij altijd met die vraag bezig is, zegt hij: "Het gevaar als ik zo zit te ouwehoeren, is dat mensen zeg gen: 'O, dat is hij en hij zit in zijn schuur tje en wat is die jongen bezig met de gro te vragen des levens'. Terwijl ik mij ook overgeef aan de meest ordinaire geneug ten. Maar die vraag komt wel op de meest onverwachte momenten terug". "Het is ook niet zo dat ik als eerste word uitgenodigd op bruiloften en partijen. Hoewel ik met mijn accordeon tussen de schuifdeuren soms heel aardige dingen kan opvoeren. Het is zo slecht dat het weer leuk wordt. Met het maken van ca baret, waarmee ik me in Groningen nog wel bezighield, ben ik opgehouden toen men riep dat ik iets beter was dan Seth Gaaikema". Universum "Mijn bestaan speelt zich grotendeels af in de huiselijke kring en in dit schuur tje. Daarnaast heb ik maar weinig socia le contacten. Soms stort ik mij ook vol overgave in het krijgsgewoel en ga ik mezelf te buiten. Maar in de schuur zit ten en twee uur als een lul-de-behanger alleen maar naar de vogeltjes kijken, dat kan mij buitengemeen amuseren. Voor sommigen is dat niet het volle leven, maar ik ben daar regelmatig zeer con tent mee". Het schrijven is niettemin Kayzers grote passie. "Met sommige zinnen kun je een hele atmosfeer oproepen. Dat zijn zinnen die je kunt ruiken, waar als een soort Pavlov-reflex onmiddellijk een herinnering toeslaat. Aan die zinnen ben ik het meest gehecht. Het liefst zou ik een boek schrijven met alleen dat soort zinnen. Het laatste zinnetje van één van m'n verhalen luidt: 'Te veel begrip kan mensonterend zijn'. Als het nu zo is dat zo'n zinnetje bij de lezer hetzelfde op roept als waar ik normaal vijf pagina's voor nodig heb, dan ben ik een fenome naal schrijver. Zo ver ben ik nog lang niet". "De schrijvers aan wie ik hecht, zijn schrijvers die met één zin een heel uni versum kunnen oproepen. Bij 'Honderd jaar eenzaamheid' van Marquez had ik dat en bij iemand als Kafka. Zijn zinnen zijn zo ongelooflijk gewoon, maar wat er wordt opgeroepen is fascinerend. En wijs jij maar eens aan waardoor dat ge beurt. Het beste boek van M.S. Arnoni - 'Moeder was niet thuis voor haar begra fenis' - vind ik eveneens tot de wereldli teratuur behoren. Het is eigenlijk alleen maar anekdotisch, maar er wordt een klein filosofisch universum opgeroepen zonder dat jij kunt zeggen: daar staat het. Net als bij Kafka. Als je dat bereikt, ben je heel ver". Drang "In eerste instantie schrijf ik alleen voor mezelf. Ik heb ontzettend veel ge schreven wat nooit het daglicht zal zien. Maar ik bewaar wel veel, ter controle. Teruglezen en kijken hoe je veranderd bent. Niet alleen wat de stijl betreft, maar ook de manier waarop je tegen din gen aankijkt. Soms is het heel verve lend, omdat je blijkbaar veel minder ver andert dan je dacht". "Ik heb een onbeheersbare drang om als ik 's nachts thuiskom, toch nog even naar het schuurtje te gaan. Zonder dat ik precies weet wat ik daar moet doen. Maar dan zit ik altijd nog wel even te tikken. Ik vind het heel aangenaam om in alle rust even achter mijn typemachi ne te zitten. Mijnheer heeft honderd mensen gesproken waar hij geen woord mee heeft gewisseld en nu wil hij dat even onder controle krijgen". "Mijnheer krijgt dat onder controle door met een pilsje naar de schuur te gaan, de typemachine aan te zetten en toch nog even wat te doen. In mijn nieu we boek staat een zinnetje dat veel voor mij betekent: 'Het is niet zo, het is afge sproken'. Daar kan ik bijna alles onder vangen wat ik op dit moment denk. Het gaat om een bepaalde gedachte, een sfeer die wordt opgeroepen. Een sfeer die aan zo'n zin kleeft als lijm die je niet van je vingers kunt krijgen. 'In Geen dag, geen nacht, maar ook geen scheme ring' staan vier, vijf, met een beetje ge luk zes van die zinnen. Ik weet nu al ze ker dat ik die niet meer zal veranderen". bleem verkeerd hebben geformuleerd en zich niet bewust zijn van de antwoor den die aan zo'n vraag voorafgaan en van de vanzelfsprekendheden die eraan ten grondslag liggen. ..De meeste denkfouten die worden gemaakt zijn nuanceringskwesties. De vraag is te zwart-wit. Als ik daar dan een palet van grijzen van maak, ziet het er al anders uit en kunnen er zelfs kleuren in komen". Verder bouwen Hij zegt niet bij voorbaat zijn opvat ting te zullen stellen tegenover die van de cliënt. „Ik zal me meer richten op ver betering van zijn instrumentarium, ook al zou het niet het gereedschap zijn dat ik verkies. En wat hij ermee bouwt, moet hij zelf weten. Mij gaat het erom het hem mogelijk te maken verder te bouwen". Volgens Veening stellen zijn opleiding en ervaring hem in staat verbanden te zien tussen manieren van denken en ma nieren van leven en het zingevoel, en te beoordelen of het één bij het ander past. „Want bij een bepaalde manier van le ven hoort een bepaalde manier van den ken. Dat is een nog weinig verkend ter rein in de filosofie", merkt hij op. „Ik heb een reeks intuïties over de filosofi sche praktijk en in hoeverre die kloppen moet maar blijken". Het kan natuurlijk ook gebeuren dat er iemand om raad komt die zich zo heeft vastgebeten in tegenstrijdige ge- dachtenconstructies dat hij of zij er geen kant mee op kan. En de filosoof ook niet. Wat dan? „Als ik tot de conclusie kom dat het met dat instrumentarium nooit lukt, ga ik vragen: wat mag er schuiven? Welke ideeen mogen verdwijnen zonder dat er een crisis ontstaat? Want filosofe ren kan gevaarlijk zijn, sterk ontregelen namelijk. In zo'n geval zal ik me goed moeten realiseren, wat het voor die per soon kan betekenen als hij zijn spinsels niet meer kan maken van het materiaal dat hij heeft". Veening zegt er ook rekening mee te houden dat mensen na een kwartiertje al weggaan omdat ze dan eerst tijd nodig hebben om de zaken weer op een rijtje te krijgen. Daarom hanteert hij naast een uur- een kwartier-tarief. Daarom zet hij ook in zijn folder dat hij na afloop van een gesprek in principe geen nieuwe af spraak maakt: daartoe moet de client zelf het initiatief nemen op het moment dat deze er aan toe is. „Ik wil ervoor wa ken dat mensen verder gaan dan wat ze kunnen hebben. Ze moeten het eerst verteerd hebben, voordat er verder aan wordt getrokken" Een ontluikende nieuwe trend in Nederland: filosofen die net als dokters, tandartsen, advocaten en psycho-therapeuten een praktijk uitoefenen. Zodra de vorst uit de grond is, plaatst drs. Eite Veening in Groningen een bordje in zijn tuin. Voortaan is hij te cónsulteren door mensen die behoefte hebben aan iemand die kan meedenken. Hij is daarmee een van de eersten, maar niet de allereerste in het land. Op 1 ja nuari is een collega in Zeist een dergelij ke praktijk begonnen. En in de Rand stad schijnen verscheidene filosofen met soortgelijke plannen rond te lopen („het beroepsperspectief is verder toch knudde met een rietje"). Maar wat hem volgens eigen zeggen van de anderen on derscheidt, is dat hij zich scherper bui ten de traditionele hulpverlening wil op stellen. Veening presenteert zich liever als een grutter in denkgereedschap. door Frits Koffijberg Denken is ook een vak, en een filosoof heeft ervoor doorgeleerd. Hij is dus per definitie geschikt om 'leken' die dreigen dol te draaien - omdat ze zichzelf de ver keerde vragen stellen, fout argumente ren of dingen door elkaar halen - ideeën en methoden aan te reiken waarmee ze verder kunnen. „Een doe-het-zelf-win- kel voor denkgereedschap" is dan ook de omschrijving die Eite Veening geeft van de filosofie-praktijk die hij. op het punt staat te beginnen. „Je kunt ook geen fraai kastje bouwen met alleen maar een hamer en een grove schroeven draaier". Maatwerk Om den brode hoeft Veening (39, ge huwd, twee kinderen) geen praktijk te beginnen. Hij is docent methodiek en fi losofie bij de voortgezette agogische be roepsopleiding van de Rijks Hogeschool Groningen en coördinator van het regio naal instituut voor nascholing en oplei ding in de geestelijke gezondheidszorg. Twee banen die samen een volledige dagtaak vormen. Het aantrekkelijke van een praktijk - die hij voorlopig 's avonds zal uitoefenen - schuilt voor. hem vooral in de mogelijkheid maatwerk te leveren. „In mijn lessen geef ik confectie". In het kamertje waar hij straks zijn cliënten hoopt te ontvangen - „er zijn mensen die zeggen dat ik het heel druk ga krijgen en volgens anderen komt er geen hond" - vertelt hij al lang met het idee te hebben rondgelopen, maar dat er eerst een verhuizing voor nodig was om daar metterdaad ruimte voor te schep pen. Veening is van huis uit maatschap pelijk werker. Tijdens de voortgezette opleiding besloot hij om - in de avondu ren - filosofie te gaan studeren. „Niet de therapeutische kant, maar de richting van de theoretische achtergronden. In die keus zat al de kiem van wat ik in de filosofische praktijk wil gaan doen". Hij zegt vooral geïnteresseerd te zijn in de intellectuele kant: het verbeteren van iemands denk-instrumentarium. Hij spreekt dan ook liever over 'puzzels' dan over 'problemen', dat hij een emotioneel geladen woord vindt. Collega's elders zitten te dicht tegen de hulpverlening aan, vindt hij. Zo heeft de man in Zeist, vertelt hij, folders naar huisartsen ge stuurd om cliënten te verwijzen. Vee ning zou ze eerder aan de huisartsen zelf hebben gericht. Hulpverlener Hij verwelkomt straks in zijn praktijk dan ook eerder hulpverleners dan hun klanten. Niet in de laatste plaats, zegt hij. omdat hulpverleners „rommelig en ongedisciplineerd over hun werk den ken en slecht argumenteren". Hij bena drukt dat in het algemeen de kwaliteit van het werk sterk wordt bepaald door de kwaliteit van het denken over het werk. En dat denken heeft extra gewicht bij mensen die vaak beroepshalve moe ten nadenken over het leven van ande ren: hulpverleners dus, artsen, pastores. Overigens ziet hij zijn doelgroep heel ruim: „Alle mensen die de kwaliteit van hun denkwerk onder de loep willen ne men". Veening denkt daarbij aan men sen die voor een belangrijke beslissing staan (een scheiding, een adoptie) waar bij erg veel komt kijken en die door de bomen het bos niet meer zien. Maar het kan ook gaan om een directeur die ge noodzaakt is mensen te ontslaan met wie hij jaren heeft gewerkt. „Wat ik me ook kan voorstellen, is dat men al een tijd met een ingewikkelde kwestie in het hoofd rondloopt en daar voor een goede gesprekspartner mist. Of men tobt door over 'zijnsvragen' zoals de zin van het leven of het bestaan van God. Als filosoof kan ik daar aandacht voor hebben, alternatieven aanbieden, de dingen samen doorpraten. In de hulp verlening zijn dat soort vragen taboe en in het pastoraat of de geestelijke zorg zijn ze niet vrij". Veening heeft uiteraard ook niet Het Antwoord op dergelijke vragen. Maar daar komt het ook niet op aan. vindt hij. „Het gaat er niet altijd om eruit te ko men. maar er zijn wel heel veel verschil lende manier om erin te zitten. Ga je on der het vraagstuk gebukt, dreig je erin te verzuipen of kun je het hanteren en er zelfs mee spelen? Het is te vergelijken met een doolhof, waarin je gekweld kunt ronddwalen maar ook rustig kunt ver toeven". „Het verdwalen kan met de weg te ma ken hebben terwijl het doel wel bekend is, maar het kan ook met het doel te ma ken hebben. Respectievelijk ga ik dan met iemand een weg zoeken die bij zijn doel past of een doel zoeken dat aansluit op de weg waar hij zich toevallig be vindt. Als ze maar niet van de filosoof verwachten wat de dominee niet meer kan". Daar is hij trouwens toch beducht voor: voor al die lieden die op de vlucht voor De Grote Leegte het hele alternatie ve circuit doorwandelen. „Dit moet geen goeroe-praktijk worden. Ik ben niet van plan de onbetaalde rekeningen van de psychotherapeut en de pastoor in te los sen. Het gaat mij om mensen die met vragen willen werken, die op een wat meer afgebakend terrein antwoorden zoeken". Hij meent dat de tijd rijp wordt voor „een generatie die kan leven met vragen. Die er ook wel mee bezig wil zijn. maar er niet zo emotioneel afhankelijk van is dat het antwoord morgen moet worden gevonden, omdat anders overmorgen het grote gat dreigt". Denken, benadrukt hij, is iets dat je voor een deel kunt leren beter te doen. Niet zelden komt het voor dat mensen zich het hoofd breken omdat ze een pro Eite Veening: "Dit is maatwerk. In mijn lessen geef ik confectie" (fotoGPD)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 23