Hoe veelzijdig is jazz-stad Leiden? 'Publiek is hier conservatief ZATERDAG 10 JANUARI 1987 EXTRA BIÜUtGn/AJHJEmiDSC^^ PAGINA 19 Is er jazz na de jazz-week? Met het opvallendste muziekfestival van Leiden voor de deur een vraag die bevestigend kan worden beantwoord. Ook buiten die zeven dagen in januari worden in Leiden regelmatig uiteenlopende vormen van jazz ten gehore gebracht. Waarbij de vooruitstrevendste muziek het slechtst in het gehoor blijkt te liggen. Avant garde verliest het van 'niets-aan-de-hand-jazz'. De zangeres fluistert een zoetgevooisd 'Close to you' door de microfoon, maar de meeste toeschouwers houden enige af stand. Slechts een -paar mensen hebben hun stoeltje dichtbij het podium geschoven. De meerderheid heeft zich gegroe peerd rond de twee bars die de kantine van Menken-bowling rijk is. Het is zondag 14 december en andermaal Jazz on Sunday. Bassist Dolf del Prado musiceert met een aantal door hem uitgekozen musici. Vanaf een affiche houdt Count Basie een oogje in het zeil. Het nummer van The Carpenters krijgt een jazzy uitvoe ring met voor bijna iedere muzikant een solootje. Door de kring vooraan elke keer met applaus begroet, voor de ande ren is het muzikale achtergrond voor de besteding van een regenachtige zondagmiddag. Voor een schamel gehoor van hooguit twintig mensen im proviseren saxofonist Luc Houtkamp en bassist Ernst Reijse- ger tegen elkaar op. Het is zaterdag 20 december. Hot House houdt huis in De Waag. Bas en sax lijken elkaar langs grilli ge lijnen af te stoten en aan te trekken. Opeens wordt het publiek opgeschrikt door een heidens kabaal achter de cou lissen. Er klappen klapstoeltjes om en een onzichtbare saxo foon knoopt een gesprekje aan met Houtkamps instrument. Han Bennink verschijnt ten tonele, verdwijnt weer, speelt een toevallige voorbijganger, dondert weer wat stoelen om ver en zet een racefiets op het podium. Tussen de bedrijven door wil hij ook nog wél plaats nemen achter zijn drumstel, zodat de improvisatie - met een paar bekende wijsjes als 'De Postkoets' erin verweven - gedrieën kan worden afgesloten. Met ingang van morgen wordt de ko mende dagen weer achter ménig Leid- se deur jazz-muziek gemaakt. De in druk zou kunnen bestaan dat zoiets uitsluitend gebeurt gedurende zeven dagen in januari - al jaren bekend als de Leidse Jazz-week - maar dat is niet waar. Op een aantal plaatsen in de stad wordt met enige regelmaat live jazz ge boden. In café The Duke zelfs elke dag. Het verleidde eigenaar Dick Wansink een paar jaar geleden in deze krant tot de uitspraak: "Ik wil niet beweren dat Leiden op dit moment de jazz-stad van Nederland is, maar we zijn wel hard op weg om dat over een paar jaar te wor den". Een paar jaar later zegt hij: "Zo snel gaat dat niet. Maar als je ziet wat er zoal gebeurt in Leiden is er toch sprake van een goede ontwikkeling". Korrel zout Laten we de vraag eens aan een aan tal andere betrokkenen voorleggen: is Leiden jazz-stad van Nederland? Hen- ny Kwik, mede-organisator van Jazz on Sunday: "Absoluut niet. Leiden is als jazz-stad niets vergeleken met plaatsen als Rotterdam en Breda". Mu zikant Dolf del Prado: "Ik vind dat zo'n raar begrip, jazz-stad. Dat bestaat toch niet. Overal gebeurt wel wat". Muzi- kant Karei Boehlee: "Er bestaat één jazz-café en blijkbaar is er verder niet zoveel vraag naar. Anders zou er wel wat meer zijn". René de Korte, eigenaar van café Le Bambou aan de Herenstraat waar ook geregeld jazz-muziek is te horen: "Het begrip jazz-stad moet je dan wel met een behoorlijke korrel zout nemen. Ik zou haast zeggen: jammer genoeg is Leiden verre van een jazz-stad". Klarinettist Bernhard Berkhout: "Het klinkt misschien gek, maar als je ziet wat er allemaal gebeurt in Leiden. Met een café waar echt elke avond live jazz is te horen. Ik weet toevallig van een jonge jazz-muzikant, die is speciaal daarvoor van Den Haag naar Leiden verhuisd. Nee, ik geloof niet dat een andere stad daar tegen op kan". In het verhaal van Berkhout is Duke het sleutelwoord en de hertog-in-kwes- tie is Dick Wansink. Eigenaar is in zijn geval te zwak uitgedrukt. Beter is: stu wende kracht achter dit café aan de Oude Vest. Wansink: "Toen ik hier acht jaar geleden begon, werd ik door iedereen voor gek verklaard. Jazz, dat kon toch helemaal niet in Leiden. Het was een sprong in het diepe en men vond het vreemd: een jazz-podium voor zo'n klein rotstadje. Maar het is een kwestie van geloven in de dingen waarvan je houdt". "En zo is The Duke uitgegroeid tot een trefpunt. Er wordt hier van alles gespeeld: bebop, funk, blues en ik schat toch dat tachtig procent van het aantal jazz-musici in Leiden hier komt. Er zijn hier heel wat trio's en kwartet ten geboren. Men stimuleert elkaar on derling in The Duke. Kwestie van be zielen. 's Morgens vroeg ben ik er al en dan kunnen ze' hier komen oefenen. Lekker met een bak chocola erbij. Heerlijk toch". "Elke avond live muziek, dat is tame lijk uniek. Ik denk niet dat er een tént is in Nederland is waar je dat tegen komt. Ik heb een goede relatie met de muzikanten. Ze spelen hier vaak voor een paar consumpties. En je merkt nu toch dat er een bepaalde trend is gezet. In steeds meer cafés wordt jazz-muziek gedraaid". Smeltkroes "Ik heb natuurlijk ook het geluk ge had dat er, toen ik begon, net een aan tal jonge, talentvolle musici kwam bo vendrijven: Boris van der Lecq, Karei Boehlee, Bernhard Berkhout en Philip Paar, allemaal mensen die hier zijn be gonnen. Merk je toch ook dat de jeugd meer clubachtig ook. Aan de andere kant komen er hier mensen die je an ders niet zo gauw zou zien bij een jazz concert. Veel ouders nemen hun kin deren mee. Dat is hier geen probleem. Er komen ook veel muzikanten, lekker onderuit gezakt naar collega's luiste- "Over het aantal bezoekers hebben we niet te klagen, al kun je er niet echt een peil op trekken. Vorige keer waren er niet zoveel en nu is het weer wel druk en waarom? Ik weet het niet. Mis schien omdat een hoop mensen Dolf Del Prado kennen". "Ik speel ook al zo'n 25 jaar", ver klaart de bassist in een pauze zelf zijn aanzienlijke kennissenkring. "Sinds 1978 werk ik professioneel. Daarvoor heb ik in de horeca gewerkt, koffiebars en kroegen gehad. Maar dat was toch moeilijk te combineren en ik ben eer lijk gezegd ook niet zo'n zakenman. Het is een gekke living op deze manier, maar het bevalt me wel. Ik speel ge middeld driemaal per week. Doe ook veel in het commercieel circuit, diners dansant en dergelijke dingen". Boehlee moet daar niet aan denken. "Ik heb het wel gedaan, maar ik vind het zonde van mijn tijd. Geknoei in de door Bart Jungmann steeds meer in jazz geïnteresseerd raakt". Bernhard Berkhout is één van de na men in Wansinks rijtje. Als eerstejaars student verruilde hij in 1979 Noordwij- kerhout als woonplaats voor Leiden. Hij herinnert zich: "Er was toen voor mijn generatie weinig te beleven, ner gens eigenlijk. De Haarlemse jazz- week, daar had je het dan wel mee ge had. Ik ben toen in een vroeg stadium betrokken geraakt bij The Duke. Er groeide inderdaad net een generatie met jazz-talenten op. The Duke stond daarin centraal, een smeltkroes. Zon der Wansink was dat allemaal nooit van de grond gekomen". Eén van de produkten van deze voe dingsbodem was het Leidsch Studen ten Jazz Gezelschap. Ruim twee jaar geleden werd door (oud-)studenten de ze groep 'in de traditie van Minerva' opgericht. Het succes liet niet lang op zich wachten: halverwege 1985 werd de hoofdprijs op het jazz-festival van Breda gewonnen. Berkhout legde be slag op de solistenprijs. "En zo hebben de meesten van ons toch een aardige carrière gemaakt". Het zijn Berkhouts laatste woorden. Hij moet gauw de telefoon neerleggen om zichzelf te zien optreden in het tv- programma Music Hall van Pim Ja cobs. Een andere jonge muzikant die in Wansinks kweekvijver kwam boven drijven, is Karei Boehlee. We komen de 26-jarige pianist tegen in het gezel schap van Del Prado dat deze keer Jazz on Sunday verzorgt. Niet helemaal zijn type muziek, althans: "Niet de muziek die ik normaal speel. Maar ik vind het nu eenmaal leuk om verschillende din gen te doen. Ik zit nu voor vast in het kwartet van saxofonist Toon Roos. We Ïelen een beetje in de stijl van van de uziek van Miles Davis, dat wil zeg gen: de muziek die hij vroeger maakte. Muziek met veel vrijheid. Wat we hier bij Jazz on Sunday doen, is toch voor een grijzend publiek". Boehlee behoort eigenlijk tot een ge neratie die zijn heil eerder in de pop muziek dan in de jazz zoekt. "Daar houd ik ook wel van", haast hij zich te zeggen. "En samen met Toon Roos en Neppie Noya speel ik ook fusion, dat is een combinatie van jazz en pop". Doordat vader Boehlee vroeger veel jazz-platen draaide, kreeg hij echter ook voor die muziek belangstelling. "De sfeer trok me aan". De kennisma king werd voortgezet in The Duke. "Voor mij heel belangrijk geweest. Het had de werking van een katalysator. Ik heb er ontzettend veel gespeeld". Op het conservatorium heeft hij ver der geschaafd aan zijn pianospel. De komst van de studierichting Lichte Muziek aan de hogere muziekschool is niet onbelangrijk geweest voor de ont wikkeling van de jazz-muziek. "Daar door is er een hele nieuwe lichting van jonge, talentvolle musici opgekomen", zeggen Del Prado en Boehlee los van elkaar. Ken Vos, programma-coördinator bij Hot House ziet echter ook een nadeel: "Iedereen krijgt door die opleiding de zelfde voorkeur. Ze gaan allemaal de zelfde soort muziek maken en ik zie het daarom voor een hoop musici zwaar in met zoveel concurrentie". Ouderwets De uitdrukking 'voor gek verklaard' is in dit verhaal al eenmaal gevallen. Henny Kwik van Jazz on Sunday zegt het Dick Wansink na. "Toen we hier tien jaar geleden mee begonnen was er helemaal niets in Leiden. Ze hebben ons voor gek verklaard. Nu gebeurt er veel meer. In cafés en in de omliggende plaatsen. Zo heb je op zondag concer ten in Meerrust in Warmond. Daar is het meer dixieland. Dat hebben wij nooit. Bij ons is het voornamelijk mainstream, beetje ouderwetse jazz". "Het aanvangstijdstip van Jazz on Sunday is langzaam verschoven. Eerst begonnen we om een uur of twee en dan was het al meteen flink druk. Langzaam maar zeker is het steeds la ter geworden. We gaan nu door tot een uur of half zeven. Dan is het wel mooi geweest". "Met de ruimte zijn we op zich wel blij. Hoewel het misschien leuker zou zijn om in het centrum te zitten. Iets Dick Wansink in zijn café. Men stimuleert elkaar onderling in The Duke". <r0to Henk bouw Dolf Del Prado rechts) en Karei Boehlee musiceren onder het goedkeurend oog van Count Basie. (foto Loek Zuyderduln) marge. Die tijd besteed ik liever voor mezelf en in de tussentijd maar hopen dat het Toon Roos kwartet een beetje naam krijgt". Del Prado en zijn bas laten zich op hun beurt niet in één band vangen. "Ik speel in verschillende combinaties. Ik scharrel wat mensen bij elkaar met wie ik wil spelen en ieder kan dan zijn ei gen bijdrage leveren. Dat is ook de charme van jazz. Het mislukt wel eens doordat het niet klikt, maar dat is ook de spanning". Over het Leidse jazz-leven zegt hij: "Het is allemaal wel erg geconcen treerd op The Duke, dat vind ik een nadeel. Het zou wat meer verdeeld moeten zijn. Dan komen er ook meer mensen in aanraking met jazz. Maar ik denk dat het voor veel café-eigenaren een te groot risico is. Ik heb zelf on langs in café De Drie Haringen ge speeld. Je kunt er je kont niet keren, maar het is wel leuk. En het is wat an ders". Parker Club Onder het kopje 'Leiden jazzstad?' (de vraag is al zo vaak gesteld dat er kennelijk wordt gehunkerd naar een bevestigend antwoord) volgde Henny. Kwik een paar jaar geleden in het pro grammaboekje voor de jazz-week het spoor terug van de relatie Leiden-jazz. De eerste contacten daartoe werden al aan het eind van de jaren veertig ge legd toen de Leidse Jazz Club boven restaurant De Harmonie resideerde. De club kreeg al gauw concurrentie van een andere club: de Fifth C. Parker Club (met hier en daar concerten). Die concurrentie mondde uit in een soort broedermoord, schrijft Kwik. Na een korte periode van zondagse dans avondjes in De Kleine Burcht stuit Henny Kwik aan het begin van de ja ren zestig op Pardoeza. "Met niets min der dan het Metronoom Kwintet". Par- douza kwam, maar ging ook snel weer Kwik: "De bezoekersaantallen liepen sterk terug". In zijn archeologische verkenningen staat Kwik vervolgens een aantal re gels stil bij café De Twee Spieghels in de Nieuwstraat. Jazz van hoog gehalte werd daar geboden schrijft hij. "En daarbij denken we zeker aan het legen darische concert van Ben Webster". Het bleek tevens het laatste optreden te zijn geweest van Webster, hij stierf kort nadien. Nadat de jazz weer een periode was genegeerd, werd op een zolder aan het Rapenburg Hot House geboren. En Hot House is in tegenstelling tot die an dere clubs nog steeds niet van het po dium verdwenen. Heeft alleen de zol der verruild voor het Waaggebouw, na onder meer enige jaren de hoogste ver dieping bij het Leids Vrijetijdscentrum te hebben bezet. Hot House is anders dan alle andere. Del Prado zul je er niet tegenkomen. "Dat is toch meer avant garde", zegt hij. Boehlee evenmin. "Dat soort mu ziek doet me denken aan een fanfare. Ik vraag me af of ze hun instrument wel beheersen. Ik ben toch meer op zoek naar het vakmanschap". Ken Vos slaat namens Hot House de bal terug: "Wij zijn de enige die aan jazz na 1948 doen. De anderen zien jazz als een manier van geld verdienen, als achtergrond voor bij het bierdrinken. Daartegen heb ik op zich niet zoveel bezwaar, maar het is wel een soort val se nostalgie, waarin wy niet willen ver vallen". Hot House heeft zich daartoe aange sloten bij de Stichting Jazz Improvisa tie Nederland. In dat kader valt ook het optreden van Han Bennink cs. De be langstelling daarvoor is slecht. "Dit keer was het inderdaad heel matig", vindt Vos ook. Maar veel beter is het anders ook niet. "Onze achterban is klein en wat daarom heen hangt, is wi spelturig. Het Leidse publiek is uitge sproken conservatief. De mensen die wel in andere jazz-gelegenheden ko men, zie je hier niet. Maar wij blijven niettemin tegen de stroom in roeien, ook al valt dat niet mee". Principe Maar er is nog een bootje dat tegen de mainstream-jazz in gaat: café Le Bambou. Afgewisseld met folk-muziek wordt er aan de Herenstraat avantgar- distische jazz gespeeld. Eigenaar René de Korte heeft ook ge merkt dat het publiek daarvoor niet be paald warm loopt. "Het valt daarom niet mee om aan dat principe vast te houden, maar liever dat dan allerlei concessies doen". Liever dat dan het podium vrijmaken voor "niets-aan-de- hand-jazz", zoals hij het noemt. De Korte ziet in dit verband een "beetje opvoedende taak voor Le Bambou weggelegd". Van de jaarlijkse jazz-week verwacht René de Korte in dat opzicht weinig (afgezien van enkele bijdragen in de marge, zoals van zijn café). "Op dat fes tival in de Stadsgehoorzaal zijn het al tijd maar weer figuren als Chris Bar ber. Ik vind dat men zich best meer mag profileren, het zou wat vernieu- wender moeten zijn". De Korte: "En zo'n kroegentocht, dat is best leuk en carnavalesk. Maar laat het daar dan niet by". Del Prado is dat wel met hem eens: "Van de mensen die tijdens zo'n tocht door de stad lopen, zijn er maar heel weinig echt geïnteres seerd in jazz". Ken Vos is het met De Korte eens: de organisatoren van zouden wat meer moeten wagen. "Muzikaal is het op de ze manier nauwelijks interessant. Alles wat na Oscar Peterson op jazz-gebied is gedaan, wordt als gefreak beschouwd. Een culturele stimulans gaat er van de Leidse Jazz-week zeker niet uit".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 19