Hoe werkt het mechaniek
dat woorden in rijen zet?
m
Besmettingsgevaar
Denkwijzer
Onze taal
Een bioloog als gastschrijver
eu.
-JT|
in.
1J'
oe.
ZATERDAG 3 JANUARI 1987
EXTRA
PAGINA 15
Een paar jaar geleden fungeerde Gerard Reve als gastschrijver aan de Leidse
universiteit. De Amsterdamse bioloog en literator Dick Hillenius (59) deed
onlangs hetzelfde bij de Groninger universiteit. Op initiatief van de Vereniging
voor Onderwijs, Kunst en Wetenschap verzorgde hij in een periode van acht
weken twee openbare lezingen en een serie colleges over kunst in het algemeen en
literatuur in het bijzonder.
Een kwart eeuw geleden publiceerde Hillenius, in het dagelijks leven conservator
van het Zoölogisch Museum in Amsterdam, bij uitgeverij Van Oorschot zijn
eerste boek, 'Tegen het vegetarisme'. Het bevat gedichten en essays. Een
indrukwekkende serie dicht- en essaybundels volgde nadien.
Een kenmerkende titel is 'Het principe nieuwsgierigheid' uit 1978. Hillenius
beperkt zijn studies niet tot kameleons en kikkers - zijn specialisme als bioloog -
maar probeert op allerlei gebieden achter het hoe en waarom van bepaalde
verschijnselen te komen. Kenmerkend ook voor zijn optreden in Groningen,
waarvan hij hier verslag doet.
door Dick Hillenius
Ik wil proberen om iets te note
ren van mijn ervaringen aan de
universiteit van Groningen, hoe
ik als bioloog, voornamelijk
geïnteresseerd in padden en ka
meleons, verzeild raakte in de
letterenfaculteit.
Ik schrijf weieens een gedicht en va
ker schrijf ik notities over alles en nog
wat, muziek, boeken, reizen, maar ik
was toch zeer verrast toen ik door Gro
ningen werd uitgenodigd om als eerste
gastschrijver op te treden.
Ik bedacht al gauw dat men mij niet
als de beste schrijver van Nederland uit
nodigde, maar als iemand die vanuit een
heel ander gezichtspunt dan de universi
taire letterkundigen gewoon zijn, naar li
teratuur kijkt. En daarom heb ik vrij
schaamteloos gedurende acht weken
mijn altijd wat biologisch getinte visie
gegeven op literatuur en soms andere
kunsten.
Op één van de laatste werkcolleges zei
een student dat hij had gehoopt dat ik
meer zou hebben verteld over hoe schrij
ven in zijn werk gaat, hoe ik zelf schrijf,
hoe ik op ideeën kom. Maar dat was nu
juist de moeilijkheid: ik weet helemaal
niet hoe dat gaat, ik ben er ook nooit ze
ker van dat een schrijfsel zal komen. Na
zoveel jaren (ik verkocht mijn eerste
stukje, mèt tekening, in 1946 durf ik nog
niet echt afspraken te maken om voor
een bepaalde datum een stuk in te leve
ren. Laat staan dat ik er voor kan zorgen
dat het zo en zoveel woorden zal hebben.
Het vreemde is dat het meestal toch wel
lukt. Hoe dat komt, waar het vandaan
komt, weet ik niet.
Daarom was ik de aangewezen man
om colleges te geven over literatuur, met
volledige vrijheid van onderwerp, want
het leek me een goede gelegenheid om
met een soort omsingelingstechniek ver
kenningen uit te voeren op die gebieden
van literatuur waarvoor ik me interes
seer: essay, poëzie, dagboek, brieven,
herinneringen, reisverhalen en daar
naast nog iets wat ik maar een natuurlij
ke historie noem van de kunst: persoon
lijke mythologieën en' de functie van de
kunst.
Het klinkt misschien ironisch dat ik
mezelf de juiste man achtte voor die col
leges. Maar het leek me zinnig voor de
toehoorders dat ik zelf nieuwsgierig ben
naar de resultaten van die omsingelin
gen. Omdat ik zo graag wil weten hoe
het mechaniek werkt dat de woorden
vindt en in rijen zet. Als je daar echt ach
ter zou kunnen komen, zou 'dat immers
een mogelijkheid betekenen dat je be
wust het mechaniek te hulp roept om te
schrijven, te dichten.
En van één ding was ik me te voren al
bewust: dat het krijgen van ideeën, wat
kan leiden tot schrijven of dichten, het
meest begerenswaardige is wat iemand
kan beleven. (Meen ik dat nou? Is een
overrompelende vrijage of een gelukki
ge gebeurtenis voor één van je kinderen
niet belangrijker? Wel, laten we zeggen
dat de orde van grootte er door wordt
aangegeven).
Symposium
Amsterdam geef. Een college herpetolo-
gie bijvoorbeeld (over reptielen en amfi
bieën), daarmee zou ik jaren kunnen
doorgaan. Niet omdat ik daarvan zoveel
weet, maar omdat ik de weg weet in de
vakliteratuur en daarin eindeloos nieu
we onderwerpen en tegenstrijdige visies
kan opgraven, die de moeite waard zijn
om mee te delen.
Maar de hoorcolleges in Groningen
waren heel anders. Ik heb acht maanda
gen achter elkaar twee uur gesproken,
misschien dat ik nog één of twee uur
meer had kunnen spreken, maar dan
was het op geweest. Dat komt doordat ik
in dit geval er naar streefde om een zo
persoonlijk mogelijk verhaal te vertel
len. Natuurlijk gebruikte ik wel alle mo
gelijke literatuur van anderen, maar in
de eerste plaats gaf ik mijn eigen mening
en dan ben je op een gegeven ogenblik
uitgepraat. Ook een beetje uitgeput,
want ik wilde dat ik met dat praten over
iets wat me zo na aan het hart ligt zo
dicht mogelijk zou komen bij de echte
beweegredenen van schrijven. En dat
vergt wroeten in je hersens en nog tij
dens het college zelf vechten om een for
mulering.
Zakelijk
Er was nog een gek verschil tussen de
Amsterdamse colleges en die in Gronin
gen. Bij de biologie kan ik eindeloos
voorbeelden aanhalen, soms wel met en
thousiasme omdat ze zo mooi mijn be
toog illustreren, maar in principe zake
lijk. Bij de literaire verhalen haalde ik
ook van alles aan, las voor uit eigen
schrijfsels en die van anderen en het
vreemde, onverwachte was dat ik dat
zelden zakelijk kon doen.
In zo'n persoonlijk getint college zijn
de illustraties blijkbaar stukken die ge
laden zijn met emotie, ook al is dat er
niet altijd van af te zien. Ik had soms
moeite om citaten tot een goed einde te
brengen vanwege een haperende keel.
Ik ergerde me er wel aan, maar was tege
lijk nieuwsgierig naar het mechaniek
van die ontroering. Ten slotte was dat
ook een onderdeel van het onderwerp,
misschien wel het belangrijkste en tege
lijkertijd het minst grijpbare.
Een thema dat daarmee te maken
heeft en dat herhaaldelijk in mijn colle
ges opdook, is de tegenstelling tussen
zuivere en onzuivere poëzie. Woorden
hebben per definitie betekenis. Al stop
je ze volgens geometrische principes -
zonder rekening te houden met hun in
houd - in poëtische bouwsels dan zullen
ze op die vreemde plaatsen, ook in de
vreemdste combinaties, hun betekenis
sen laten zien.
Wie woorden gebruikt, werkt niet met
neutraal bouwmateriaal, maar met gela
den eenheden, met gelaagde betekenis
sen die dwars door elke gekunsteldheid
heen stralen. Het is perversie om dat te
ontkennen. Zuivere poëzie bestaat niet,
wat men de onzuiverheid noemt is de la
ding die de waarde bepaalt.
Barnsteen voor de sier, versteende
hars zonder enige onzuiverheid, is mooi
hoor. Maar de onzuiverheden, de kleine
vliegjes die er duizenden jaren geleden
in gevangen werden en gaaf bewaard,
die maken het tot meer dan franje. Ge
ven gevoel van geheim, verbinden ons
met vreemd leven van vroeger. Een
diepe reden voor verwondering en on
derzoek.
Ik was tevoren maar zelden in de stad
Groningen zelf geweest. Meestal stapte
ik in Haren al uit de trein om bij biolo
gen op bezoek te gaan. Maar als gast
schrijver leerde ik iets meer van de stad
kennen. Het was de mooiste herfst sinds
jaren en ik heb op vele terrasjes gezeten.
Op een dinsdagmiddag zat ik op de
Grote Markt op een hoog terras. Het och
tendcollege was goed gegaan. Ik voelde
me tevreden met de vele jonge en zo te
zien goed gestemde mensen op de straat
en de markt. Alle terrassen waren vol
zongenieters.
Sirenes
Ik at mijn lasagna, dronk veel te gulzig
wijn en schreef achterstallige brieven.
Sirenes. Er reed een politieauto met veel
te grote vaart door de menigte. Altijd er
gernis om dit straffeloze dreigement. Ik
zag nu pas dat waar ze stopten een iets
dichtere samenscholing was. Een vecht
partij misschien, maar de stemming leek
zo algemeen zonnig en zachtmoedig.
Herhaaldelijk wees men naar boven,
naar de eerste trans van de Martini. Mis
schien was er iets gevallen. Op die trans
zag ik ook veel zonnige mensen.
Even later kwam er een ziekenwagen.
Men spreidde een geel zeil uit over iets
op de grond. Ik wandelde van mijn ter
ras de kant op van de gebeurtenis. De
politieagenten probeerden iedereen weg
te sturen. Op de grond onder het zeil, on
miskenbaar een menselijke vorm. Zo
stil. Op nog geen tien meter afstand een
vol terras, een oude man speelde harmo-
Ik moest denken aan het schilderij van
Brueghel, Ikarus' val, en het gedicht van
Auden daarover in de vertaling van Jan
Emmens. De verbinding met Emmens
misschien omdat hij zelf ook als een
Martini-Ikarus is gesprongen. Nog lang
daarna, zelfs op de mooiste dagen, zag ik
er tegenop om de eerst zo vrolijke markt
op te lopen.
Bij één van de werkcolleges vroeg een
meisje me wat mijn eigen beweegrede
nen waren om te schrijven. Ze vroeg het
een beetje verontschuldigend en uitda
gend tegelijk, alsof ze vroeg naar iets wat
ze niet hoorde te vragen. Ik kondigde
t Dick Hillenius.
aan dat ik de volgende week iets over
mijn persoonlijke ervaringen met poëzie
zou vertellen en besloot toen te vertellen
van mijn schok rondom Ikarus.
Het had een mooie literaire opdracht
kunnen zijn, de ingrediënten: de Grote
Markt, de zonnige mensenmenigte, de
vrolijke tonen van de Martini, daar
dwars door heen de sprong, die nauwe
lijks opvalt (zoals op het schilderij van
Brueghel waar je een boer ziet ploegen
en van alles en nog wat, en volstrekt on
opvallend in een hoek de benen van Ika
rus, nog net voordat ze onder zee zouden
verdwijnen), een verwijzing naar het ge
dicht van Auden-Emmens; maak er iets
Ik heb die opdracht niet gegeven, mis
schien terugdeinzend voor de sentimen
taliteit die zo moeilijk is terug te drin
gen. Tegen het idee van de opdracht zelf
heb ik geen bezwaar. Als je schrijven wil
moet je blij zijn met geladen onderwer
pen. Léautaud moedigde zijn vrienden
aan als er sterfgevallen waren in de fami
lie om daar al hun schrijfkunst op te bot
vieren. Zelf schreef hij de mooiste herin
neringen naar aanleiding van sterfgeval
len. Het kan een uitlaat zijn voor emoties
ook al zie je daar bij voorkeur niets van
in het werkstuk. Het helpt mee om de
dingen te aanvaarden zoals ze zijn.
Maar sommige studenten hadden gro
te principiële bezwaren tegen die bena
deringswijze. Een paar kwamen aandra
gen met een citaat van Paul van 't Veer
uit zijn onvoltooide biografie van Multa-
tuli: noch de invloeden van milieu, noch
die der erfelijkheid kunnen ooit karak
ter, gedrag of talent afdoende 'verkla
ren'. Ze kunnen hoogstens soms doen
begrijpen waarom de betrokkene zich
op een bepaalde manier uitte of zich met
iets bepaalds bezighield.
We kunnen helaas niet meer vragen
aan Paul van 't Veer wat hij op het oog
had als derde mogelijkheid naast milieu
en erfelijkheid. Het doet denken aan de
vitalisten van rondom de laatste eeuw
wisseling, die met vriendelijk gedemon
streerd geduld wel wilden luisteren naar
alle chemische en fysische ontdekkin
gen in levende materie, maar die er van
te voren al van overtuigd waren dat le
vensprocessen in het algemeen niet op
deze manier te doorgronden waren.
Naast en door alle chemie en fysica heen
zou de levenskracht niet analyseerbaar
zijn.
Spiritualiteit
Onbeweeglijk
Als antwoord op de vraag van het
meisje kon ik alleen maar zeggen dat ik
over deze geschiedenis zelf niets had
kunnen schrijven. Ik kwam niet verder
dan: De dood is zo onbeweeglijk.
Een af en toe terugkerend punt van
discussie met de studenten (over het al
gemeen Neerlandici) was mijn benade
ring van kunst en kunstenaars, die meer
met biologie en natuurwetenschap dan
met letterkunde te maken heeft. Als ik
iets van een bepaalde kikkersoort wil
weten, kijk ik naar dode exemplaren,
neem maten, zoek naar vreemde eigen
aardigheden, probeer ze levend waar te
nemen in hun natuurlijke omgeving, no
teer alles waar ik achter kan komen.
Over hun gekwaak, hun paargedrag,
hun manier van overwinteren, hun ge
voeligheid voor de zuur- of zoutgraad
van het water, hun geografische ver
spreiding. Alles helpt mee om mijn be
grip voor die kikker te vergroten.
Als ik iets van schrijvers of andere
kunstenaars wil weten, probeer ik in
principe dezelfde omsingelingstech
niek. Zo wil ik weten of er in het voorge
slacht aanwijzingen zijn voor erfelijke
eigenschappen die mee kunnen hebben
geholpen om de kunstenaar te maken.
Of dat er in het individuele leven krasse
gebeurtenissen zijn geweest die de rich
ting van haar of zijn kunst hebben be
paald.
De studenten die met Van 't Veer kwa
men aandragen, spraken vaag van 'spiri
tualiteit', als een factor die noch door
omgeving noch door genetische her
komst zou kunnen worden verklaard en
die toch de belangrijkste factor in de
kunsten zou zijn. Het is best mogelijk
dat er zoiets bestaat als spiritualiteit,
maar de enige manier waarop je daar
achter zou kunnen komen, is datje eerst
probeert vat te krijgen op die bestandde
len van de kunst waarop vat te krijgen is.
Dat is met concrete natuurwetenschap
pelijke methoden. Als er dan nog een on
grijpbare rest overblijft, kun je altijd nog
besluiten dat dat het spirituele zou zijn,
of dat je methoden meer verfijning be
hoeven.
Maar de onwil om zelfs aan het onder
zoek te beginnen, wijst op wat anders.
Het is het oude bijgeloof dat schoonheid
geheim is, dat je moet aanvaarden en
vooral geen moeite doen om te begrijpen
hoe schoonheid in elkaar zit. Een bio
loog weet wel beter, hij houdt van plan
ten en dieren, van landschappen, van de
ingewikkelde manier waarop samenle
vingen in elkaar zitten. Hij weet dat
meer kennis, meer inzicht in de mecha
nieken, meer inzicht in zichzelf en hoe
buiten- en binnenwereld op elkaar in
spelen, het gevoel van schoonheid inten
siveert.
Enfin, we zijn uit dit soort discussies
nooit met een gemeenschappelijke afge
ronde conclusie te voorschijn gekomen.
Maar wat mij betreft gaf die tegenstel
ling wel een prikkelende spanning aan
mijn colleges en misschien gold dat om
gekeerd voor de toehoorders ook.
DOOR JOOP VAN DER HORST
Het woord hollewaai ken ik al heel lang.
Het is een woord dat mijn moeder wei
eens gebruikte. De betekenis heb ik later
pas leren kennen. Een hollewaai was
een meisje of vrouw die het niet zo nauw
nam. Iemand die zich niet streng aan fat
soensnormen hield. Niet zo erg als een
del, maar altijd nog erg genoeg. Waar
precies de grens lag tussen een holle
waai en een del weet ik niet. Eerst dacht
ik dat het iets met vrouw Holle van doen
had maar dat bleek niet houdbaar
Je hoort het nooit meer. Het staat niet
in het woordenboek van Koenen en
evenmin in Van Dale Hedendaags Ne
derlands. Het is een bijna uitgestorven
woord. Ik denk dat dat komt doordat er
geen hollewaaien meer zijn. Of eigenlijk
doordat iedere vrouw tegenwoordig wel
een hollewaai zou kunnen worden ge
noemd en dan heeft het woord geen zin
meer.
Het staat nog wel genoemd in de Dikke
Van Dale. Het is de grote verdienste van
dit woordenboek dat het verouderde
woorden juist niet schrapt. Het zijn im
mers vaak verouderde woorden die we
niet kennen en daarom in een woorden
boek willen opzoeken.
Als betekenis van hollewaai staat er:
'druktemaker die niets te doen heeft'. En
verder nog: 'gew', wat aangeeft dat het
een gewestelijk woord is, niet overal in
gebruik maar slechts in bepaalde gebie
den. Blijkbaar kan. of kon, het volgens
Van Dale ook gebruikt worden voor man
nen. Terwijl ik het slechts ken voor vrou
wen en meisjes die zich door iedereen
lieten zoenen of die in een volle kamer
zich niet ontzagen bij een man op schoot
te zitten.
In het grootste woordenboek dat we
hebben, het Woordenboek der Neder-
landsche Taal (bijna twee kastplanken
vol en nog steeds niet af) staat de holle
waai niet in de lijst. Wel wordt het ge
noemd, maar bij een ander woord Bij
hollewauter, waar ik nooit van gehoord
had. Hollewauter schijnt een oud woord,
gebruikt in de uitdrukking: 'een rare holle
wauter van een meid'. De makers van
dat woordenboek vermoeden dat holle
wauter aleen op vrouwen van toepassing
is. Verder scheven ze nog (in 1912):
'Men hoort (te Leiden) ook gelijkbeteke
nend hollewaai'.
Ik ben een geboren en getogen Leie
naar, dus dat zou kunnen kloppen. Over
de herkomst wordt ook in dit woorden
boek niets vermeld.
Nu had mijn moeder nog een variant
op de hollewaai ze zei ook wel eens: een
hollewaaispil. Dat betekende in haar
mond hetzelfde. Misschien dat de holle
waaispil ons kan leren waar het woord
vandaan komt.
In de vorige eeuw verdiende de En
gelsman Thomas Holloway (1800-1883)
een fortuin met de handel in geneesmid
delen. Vooral doordat hij veel reclame
maakte, in die dagen heel bijzonder, wa
ren zijn spullen toen wereldberoemd. On
der andere zijn pillen.
Is de hollewaaispil van oorsprong een
Holloway's pil? Als dit juist is, vermoed ik
dat Holloway's grootscheepse reclame
campagnes voor de Nederlandse bete
kenis gezorgd hebben veel drukte om
niks.
Natuurlijk had Holloway's naam in Ne
derlandse oren vanzelf al een ongunstige
betekenis. Hol deed denken aan: 'holle
vaten klinken het hardst': waai deed den
ken aan waaien, lucht, wind van leer.
Ik weet niet wat voor pillen Holloway in
de handel bracht. We moeten vast met
denken aan 'de pil'. De moderne beteke
nis van pil, anticonceptiepil, bestaat pas
sedert ongeveer 1965. Een hollewaaispil
is dus met iemand met Holloway's pil
achter de hand.
Over pillen gesproken hoe staat het
met de pinkpillen? Ook zo'n oud gezeg
de: kalmte en pinkpillen. Wie of wat was
pink?
Kort tevoren, als een soort kennisma
king met het -"Uieu waarin ik twee
maanden moest meedraaien, had ik een
symposium bezocht aan de Groninger
universiteit over dagboeken en autobio
grafieën, een onderwerp waar ik me al
lang voor interesseer en waar ik wel me
ningen over heb. Ik hoorde een aantal
boeiende lezingen en in andere omstan
digheden zou ik zeker aan het eind vra
gen hebben gesteld of bezwaren tegen
bepaalde opvattingen hebben laten ho-
Maar omdat je als gast van buiten even
de kat uit de boom wil kijken, wachtte ik
eerst op reacties van anderen. Sommige
daarvan begreep ik wel, maar de be
woordingen waren vaak zo vreepid dat
ik een beetje de angst kreeg dat ik in dit
milieu helemaal niet paste.
Elk vak heeft zijn jargon. Ten dele om
dat mensen die regelmatig met elkaar
praten altijd een wat van het algemene
gebruik afwijkend taaltje ontwikkelen.
Maar ten dele ook. vermoed ik. omdat
elk vak territoriale neigingen heeft en
een eigen taal is heel geschikt om vreem
delingen te weren.
In elk geval voelde ik dat laatste zo. Al
hebben de mij ontvangende hoogleraren
alle moeite gegeven om me het gevoel te
geven dat ik welkom was en al had ik
met de studenten meestal plezierig con
tact. Toch had ik vaak voor het begin
van mijn hoorcolleges een, soort plan
kenkoorts, onzekerheid of mijn niet-
vakmatige taal, hoogstens wat door
spekt met biologisch jargon, wel toe
gang zou vinden.
Er was een groot verschil met de biolo
gische colleges die ik van tijd tot tijd in
Toen de jonge Zwitserse Mary Mallon be
gin deze eeuw aan de tocht over de At
lantische Oceaan begon om een nieuw le
ven in de Verenigde Staten op te bouwen,
was ze onbewust van het feit dat ze voor
velen van haar medemensen de dood zou
gaan betekenen. Ze was draagster van
de bacterie, waardoor typhus wordt ver
oorzaakt. Maar noch Mary noch anderen
wisten dat. omdat ze zelf immuun voor
de ziekte was, en dus niet de gebruikelij
ke symptomen had.
Tijdens de overtocht hielp Mary de
scheepskok en leerde van hem koken. Via
het voedsel, dat ze mee hielp bereiden, be
smette ze de meeste andere emigranten
aan boord. Toen het schip de haven van
New York binnenliep, waren minstens
100 opvarenden aan typhus gestorven,
met inbegrip van de kok die haar had
leren koken. Officieel werd de schuld
voor de typhusepidemie aan de slechte
levensomstandigheden aan boord toege
schreven.
Eenmaal in de Verenigde Staten toege
latenzocht Mary werk als kokkin en
werkte in verschillende huishoudens,
waar ze steeds opnieuw mensen besmet
te. Pas na jaren en na vele zieken en do
den, werd Mary's rol als draagster van
de typhusbacterie duidelijk. Ook zelf be
gon ze langzamerhand te beseffen, dat ze
mogelijk verantwoordelijk was voor de
vele sterfgevallen in haar omgeving. De
laatste jaren van haar leven bracht ze
voor een groot deel min of meer vrijwil
lig door in instituten, om zodoende het
contact met anderen tot een minimum te
beperken. Mary stierf in 1938. Niet aan
typhus maar aan een hersenbloeding.
Mensen zoals Mary Mallon worden
dragersgenoemd, omdat ze een ziekte
aan anderen kunnen doorgeven, zonder
die ziekte zelf te krijgen. Ze zijn vooral
gevaarlijk, omdat ze niet ziek zijn en dus
aan het gewone dagelijkse leven blijven
deelnemen. Daarom ka n een drager tien
tallen, honderden of zelfs duizenden an
dere mensen besmetten zonder dat ie
mand daar weet van heeft.
Wanneer het ook nog gaat om een ziek
te waarvoor geen medicijn beschikbaar
is, kan het leed dat onwetend wordt ver
oorzaakt door een enkel individu, ver
schrikkelijke proporties aannemen. Van
daar onze bijna panische angst van
daag de dag voor dragers van AIDS.
AIDS is een afkorting van 'Acquired
Immune Deficiency Syndrome', wat zo
veel betekent als verworven (dus niet
aangeboren of erfelijk) gebrekkig func
tioneren van het afweersysteem van ons
lichaam. Om goed te begrijpen waarom
AIDS zo gevaarlijk is, moeten we enig
idee hebben van de functie van het af
weer- of immuunsysteem van ons li
chaam.
Dat systeem heeft tot taak ervoor te
zorgen dat organismen, die ons lichaam
binnendringen zoals bepaalde bacteriën
en virussen, zo snel mogelijk onschade
lijk worden gemaakt. Daardoor wordt
bereikt, dat eventueel letsel of schade
aan het lichaam zo beperkt mogelijk
wordt gehouden.
Een voorbeeld van een immuunreactie
is de ontsteking, die kan optreden wan
neer we op een bepaalde plaats op ons
lichaam een infectie hebben. Op de
plaats van de infectie worden de capil-
lairen (de haardunne bloedvaatjes, ook
wel haarvaatjes genoemd) eerst vergroot
en wordt een chemische stof, histamine
genaamd, afgescheiden. Deze slof zorgt
ervoor, dat de doorlaatbaarheid van de
wand van de haarvaatjes groter wordt.
door René Diekstra
hoogleraar psychologie te Leiden
zodat witte bloedlichaampjes en andere
stoffen uil het bloed er doorheen kunnen
en het weefsel, waarin de infectie zich
voordoet, kunnen binnendringen. Als ge
volg daarvan wordt dat weefsel roder en
komt er meer vocht in. De witte bloedli
chaampjes maken de infectiebacteriën
onschadelijk, waardoor de (witte) pus
ontstaat. Op de plaats van de ontsteking
loopt de temperatuur op vanwege de ver
hoogde bloedtoevoer. Gewoonlijk vormt
zich dan een stolsel rondom het ontstoken
gebied, waardoor de bacteriën geïso
leerd worden en niet naar andere delen
van het lichaam kunnen doorstoten.
Deze afweerreactie tegen infecties is
met aangeleerd, maar aangeboren. An
dere afweerreacties hebben we niet van
nature, maar moeten we verwerven.
Kinderen worden bijvoorbeeld ingeënt
tegen pokken, kinkhoest, kinderverlam
ming en dergelijke om afweerstoffen in
hun lichaam aan te maken voor het ge
val ze aan de betreffende ziekte worden
blootgesteld.
Om nu op AIDS terug te komen, daar
bij hebben we te maken met een voort
schrijdende afbraak van het afweersys
teem van het lichaam. AIDS is dus in fei
te geen ziekte, maar een toestand waarin
ziekten zich steeds gemakkelijker kun
nen ontwikkelen. Patiënten met AIDS
ontwikkelen nogal eens één van twee ty
pen ziektes: een ongewone vorm van
kanker die Kaposi's sarcoma wordt ge
noemd en herhaaldelijk optredende in
fecties die het gevolg zijn van een gebrek
kig afweersysteem, zoals een bepaalde
vorm van longontsteking.
Nel als bij typhus hoeven mensen, die
dragers zijn van het AIDS-virus. zelf
niet of in elk geval lange tijd met de
symptomen van een aftakelend afweer
systeem te vertonen. Daarom kan het ge
makkelijk gebeuren, dat ze zich niet be
wust zijn van het gevaar dat ze in hun
lichaam mee dragen. De prostituee He
len uit een gelijknamige documentaire
van de Amerikaanse televisiemaat
schappij CBS is draagster van AIDS
maar heeft zelf geen klachten. Dal is wel
het geval met het kind, dat ze ter wereld
bracht. Als prostituee en als heroïnever-
slaafde vormt ze een groot risico voor
haar klanten en voor iedereen die 'de
naald met haar deelt Het is zeker dat ze
al veel mensen met AIDS heeft besmet
voordat bekend werd dat ze draagster
Helen, zo blijkt uit de documentaire.
plaatst de gezondheidsdiensten en de
justitie voor een groot probleem. Hoewel
ze draagster is van AIDS, is er geen wet
telijke basis om haar te verhinderen in
contact met anderen te komen. Men zou
haar kunnen aanhouden voor prostitu
tie of voor drugshandel, maar men kan
haar slechts voor korte tijd vasthouden
en het effect daarvan op het gevaar van
besmetting van anderen is minimaal.
Is daar dan, zo zult u zich waarschijn
lijk met mij afvragen, helemaal niets te
gen te doen? Het lijkt toch te gek om los te
lopen, dat iemand door het beroep dat
hij of zij uitoefent eenvoudig het dood
vonnis van anderen kan tekenen. Waar
om verbiedt men Helen niet haar beroep
uit te oefenen? Of waarom sluit men
haar niet op in één of andere instelling,
weg van andere mensen zodat ze geen ge
vaar voor de volksgezondheid meer ople
vert?
Helaas of gelukkig, daarover kunnen
we twisten, ligt het niet zo eenvoudig.
Men kan Helen wel verbieden langer als
prostituee actief te zijn, maar wie gaat
controleren of ze zich aan dat verbod
houdt? Ze ts bovendien bepaald niet de
enige prostituee die gevaarlijk is. Op
sluiten van een vrouw, die zelf gezond is.
lijkt ook geen oplossing. Als we in de toe
komst alle AIDS-dragers, die zelf (nog)
immuun zijn, uit de samenleving gaan
verwijderen, dan hebben we binnen de
kortste keren een soort van AIDS-ghet-
to's, die niet alleen mensonwaardig zijn,
maar ook tot grote maatschappelijke
spanningen zullen leiden.
Een mogelijkheid is om Helen, en haar
klanten niet te vergeten, via voorlichting
tot zo zorgvuldig mogelijk handelen te
bewegen. Maar waterdicht is deze ma
nier natuurlijk ook niet. Het wordt de
hoogste tijd, denk ik, om een van de vol
gende Capitool-uitzendingen aan dit
probleem te wijden.
Reacties op deze rubriek naar Leidsch/
Alphens Dagblad, postbus 54, 2300 AB
Leiden.