Hoe werkt het mechaniek dat woorden in rijen zet? m Besmettingsgevaar Denkwijzer Onze taal Een bioloog als gastschrijver eu. -JT| in. 1J' oe. ZATERDAG 3 JANUARI 1987 EXTRA PAGINA 15 Een paar jaar geleden fungeerde Gerard Reve als gastschrijver aan de Leidse universiteit. De Amsterdamse bioloog en literator Dick Hillenius (59) deed onlangs hetzelfde bij de Groninger universiteit. Op initiatief van de Vereniging voor Onderwijs, Kunst en Wetenschap verzorgde hij in een periode van acht weken twee openbare lezingen en een serie colleges over kunst in het algemeen en literatuur in het bijzonder. Een kwart eeuw geleden publiceerde Hillenius, in het dagelijks leven conservator van het Zoölogisch Museum in Amsterdam, bij uitgeverij Van Oorschot zijn eerste boek, 'Tegen het vegetarisme'. Het bevat gedichten en essays. Een indrukwekkende serie dicht- en essaybundels volgde nadien. Een kenmerkende titel is 'Het principe nieuwsgierigheid' uit 1978. Hillenius beperkt zijn studies niet tot kameleons en kikkers - zijn specialisme als bioloog - maar probeert op allerlei gebieden achter het hoe en waarom van bepaalde verschijnselen te komen. Kenmerkend ook voor zijn optreden in Groningen, waarvan hij hier verslag doet. door Dick Hillenius Ik wil proberen om iets te note ren van mijn ervaringen aan de universiteit van Groningen, hoe ik als bioloog, voornamelijk geïnteresseerd in padden en ka meleons, verzeild raakte in de letterenfaculteit. Ik schrijf weieens een gedicht en va ker schrijf ik notities over alles en nog wat, muziek, boeken, reizen, maar ik was toch zeer verrast toen ik door Gro ningen werd uitgenodigd om als eerste gastschrijver op te treden. Ik bedacht al gauw dat men mij niet als de beste schrijver van Nederland uit nodigde, maar als iemand die vanuit een heel ander gezichtspunt dan de universi taire letterkundigen gewoon zijn, naar li teratuur kijkt. En daarom heb ik vrij schaamteloos gedurende acht weken mijn altijd wat biologisch getinte visie gegeven op literatuur en soms andere kunsten. Op één van de laatste werkcolleges zei een student dat hij had gehoopt dat ik meer zou hebben verteld over hoe schrij ven in zijn werk gaat, hoe ik zelf schrijf, hoe ik op ideeën kom. Maar dat was nu juist de moeilijkheid: ik weet helemaal niet hoe dat gaat, ik ben er ook nooit ze ker van dat een schrijfsel zal komen. Na zoveel jaren (ik verkocht mijn eerste stukje, mèt tekening, in 1946 durf ik nog niet echt afspraken te maken om voor een bepaalde datum een stuk in te leve ren. Laat staan dat ik er voor kan zorgen dat het zo en zoveel woorden zal hebben. Het vreemde is dat het meestal toch wel lukt. Hoe dat komt, waar het vandaan komt, weet ik niet. Daarom was ik de aangewezen man om colleges te geven over literatuur, met volledige vrijheid van onderwerp, want het leek me een goede gelegenheid om met een soort omsingelingstechniek ver kenningen uit te voeren op die gebieden van literatuur waarvoor ik me interes seer: essay, poëzie, dagboek, brieven, herinneringen, reisverhalen en daar naast nog iets wat ik maar een natuurlij ke historie noem van de kunst: persoon lijke mythologieën en' de functie van de kunst. Het klinkt misschien ironisch dat ik mezelf de juiste man achtte voor die col leges. Maar het leek me zinnig voor de toehoorders dat ik zelf nieuwsgierig ben naar de resultaten van die omsingelin gen. Omdat ik zo graag wil weten hoe het mechaniek werkt dat de woorden vindt en in rijen zet. Als je daar echt ach ter zou kunnen komen, zou 'dat immers een mogelijkheid betekenen dat je be wust het mechaniek te hulp roept om te schrijven, te dichten. En van één ding was ik me te voren al bewust: dat het krijgen van ideeën, wat kan leiden tot schrijven of dichten, het meest begerenswaardige is wat iemand kan beleven. (Meen ik dat nou? Is een overrompelende vrijage of een gelukki ge gebeurtenis voor één van je kinderen niet belangrijker? Wel, laten we zeggen dat de orde van grootte er door wordt aangegeven). Symposium Amsterdam geef. Een college herpetolo- gie bijvoorbeeld (over reptielen en amfi bieën), daarmee zou ik jaren kunnen doorgaan. Niet omdat ik daarvan zoveel weet, maar omdat ik de weg weet in de vakliteratuur en daarin eindeloos nieu we onderwerpen en tegenstrijdige visies kan opgraven, die de moeite waard zijn om mee te delen. Maar de hoorcolleges in Groningen waren heel anders. Ik heb acht maanda gen achter elkaar twee uur gesproken, misschien dat ik nog één of twee uur meer had kunnen spreken, maar dan was het op geweest. Dat komt doordat ik in dit geval er naar streefde om een zo persoonlijk mogelijk verhaal te vertel len. Natuurlijk gebruikte ik wel alle mo gelijke literatuur van anderen, maar in de eerste plaats gaf ik mijn eigen mening en dan ben je op een gegeven ogenblik uitgepraat. Ook een beetje uitgeput, want ik wilde dat ik met dat praten over iets wat me zo na aan het hart ligt zo dicht mogelijk zou komen bij de echte beweegredenen van schrijven. En dat vergt wroeten in je hersens en nog tij dens het college zelf vechten om een for mulering. Zakelijk Er was nog een gek verschil tussen de Amsterdamse colleges en die in Gronin gen. Bij de biologie kan ik eindeloos voorbeelden aanhalen, soms wel met en thousiasme omdat ze zo mooi mijn be toog illustreren, maar in principe zake lijk. Bij de literaire verhalen haalde ik ook van alles aan, las voor uit eigen schrijfsels en die van anderen en het vreemde, onverwachte was dat ik dat zelden zakelijk kon doen. In zo'n persoonlijk getint college zijn de illustraties blijkbaar stukken die ge laden zijn met emotie, ook al is dat er niet altijd van af te zien. Ik had soms moeite om citaten tot een goed einde te brengen vanwege een haperende keel. Ik ergerde me er wel aan, maar was tege lijk nieuwsgierig naar het mechaniek van die ontroering. Ten slotte was dat ook een onderdeel van het onderwerp, misschien wel het belangrijkste en tege lijkertijd het minst grijpbare. Een thema dat daarmee te maken heeft en dat herhaaldelijk in mijn colle ges opdook, is de tegenstelling tussen zuivere en onzuivere poëzie. Woorden hebben per definitie betekenis. Al stop je ze volgens geometrische principes - zonder rekening te houden met hun in houd - in poëtische bouwsels dan zullen ze op die vreemde plaatsen, ook in de vreemdste combinaties, hun betekenis sen laten zien. Wie woorden gebruikt, werkt niet met neutraal bouwmateriaal, maar met gela den eenheden, met gelaagde betekenis sen die dwars door elke gekunsteldheid heen stralen. Het is perversie om dat te ontkennen. Zuivere poëzie bestaat niet, wat men de onzuiverheid noemt is de la ding die de waarde bepaalt. Barnsteen voor de sier, versteende hars zonder enige onzuiverheid, is mooi hoor. Maar de onzuiverheden, de kleine vliegjes die er duizenden jaren geleden in gevangen werden en gaaf bewaard, die maken het tot meer dan franje. Ge ven gevoel van geheim, verbinden ons met vreemd leven van vroeger. Een diepe reden voor verwondering en on derzoek. Ik was tevoren maar zelden in de stad Groningen zelf geweest. Meestal stapte ik in Haren al uit de trein om bij biolo gen op bezoek te gaan. Maar als gast schrijver leerde ik iets meer van de stad kennen. Het was de mooiste herfst sinds jaren en ik heb op vele terrasjes gezeten. Op een dinsdagmiddag zat ik op de Grote Markt op een hoog terras. Het och tendcollege was goed gegaan. Ik voelde me tevreden met de vele jonge en zo te zien goed gestemde mensen op de straat en de markt. Alle terrassen waren vol zongenieters. Sirenes Ik at mijn lasagna, dronk veel te gulzig wijn en schreef achterstallige brieven. Sirenes. Er reed een politieauto met veel te grote vaart door de menigte. Altijd er gernis om dit straffeloze dreigement. Ik zag nu pas dat waar ze stopten een iets dichtere samenscholing was. Een vecht partij misschien, maar de stemming leek zo algemeen zonnig en zachtmoedig. Herhaaldelijk wees men naar boven, naar de eerste trans van de Martini. Mis schien was er iets gevallen. Op die trans zag ik ook veel zonnige mensen. Even later kwam er een ziekenwagen. Men spreidde een geel zeil uit over iets op de grond. Ik wandelde van mijn ter ras de kant op van de gebeurtenis. De politieagenten probeerden iedereen weg te sturen. Op de grond onder het zeil, on miskenbaar een menselijke vorm. Zo stil. Op nog geen tien meter afstand een vol terras, een oude man speelde harmo- Ik moest denken aan het schilderij van Brueghel, Ikarus' val, en het gedicht van Auden daarover in de vertaling van Jan Emmens. De verbinding met Emmens misschien omdat hij zelf ook als een Martini-Ikarus is gesprongen. Nog lang daarna, zelfs op de mooiste dagen, zag ik er tegenop om de eerst zo vrolijke markt op te lopen. Bij één van de werkcolleges vroeg een meisje me wat mijn eigen beweegrede nen waren om te schrijven. Ze vroeg het een beetje verontschuldigend en uitda gend tegelijk, alsof ze vroeg naar iets wat ze niet hoorde te vragen. Ik kondigde t Dick Hillenius. aan dat ik de volgende week iets over mijn persoonlijke ervaringen met poëzie zou vertellen en besloot toen te vertellen van mijn schok rondom Ikarus. Het had een mooie literaire opdracht kunnen zijn, de ingrediënten: de Grote Markt, de zonnige mensenmenigte, de vrolijke tonen van de Martini, daar dwars door heen de sprong, die nauwe lijks opvalt (zoals op het schilderij van Brueghel waar je een boer ziet ploegen en van alles en nog wat, en volstrekt on opvallend in een hoek de benen van Ika rus, nog net voordat ze onder zee zouden verdwijnen), een verwijzing naar het ge dicht van Auden-Emmens; maak er iets Ik heb die opdracht niet gegeven, mis schien terugdeinzend voor de sentimen taliteit die zo moeilijk is terug te drin gen. Tegen het idee van de opdracht zelf heb ik geen bezwaar. Als je schrijven wil moet je blij zijn met geladen onderwer pen. Léautaud moedigde zijn vrienden aan als er sterfgevallen waren in de fami lie om daar al hun schrijfkunst op te bot vieren. Zelf schreef hij de mooiste herin neringen naar aanleiding van sterfgeval len. Het kan een uitlaat zijn voor emoties ook al zie je daar bij voorkeur niets van in het werkstuk. Het helpt mee om de dingen te aanvaarden zoals ze zijn. Maar sommige studenten hadden gro te principiële bezwaren tegen die bena deringswijze. Een paar kwamen aandra gen met een citaat van Paul van 't Veer uit zijn onvoltooide biografie van Multa- tuli: noch de invloeden van milieu, noch die der erfelijkheid kunnen ooit karak ter, gedrag of talent afdoende 'verkla ren'. Ze kunnen hoogstens soms doen begrijpen waarom de betrokkene zich op een bepaalde manier uitte of zich met iets bepaalds bezighield. We kunnen helaas niet meer vragen aan Paul van 't Veer wat hij op het oog had als derde mogelijkheid naast milieu en erfelijkheid. Het doet denken aan de vitalisten van rondom de laatste eeuw wisseling, die met vriendelijk gedemon streerd geduld wel wilden luisteren naar alle chemische en fysische ontdekkin gen in levende materie, maar die er van te voren al van overtuigd waren dat le vensprocessen in het algemeen niet op deze manier te doorgronden waren. Naast en door alle chemie en fysica heen zou de levenskracht niet analyseerbaar zijn. Spiritualiteit Onbeweeglijk Als antwoord op de vraag van het meisje kon ik alleen maar zeggen dat ik over deze geschiedenis zelf niets had kunnen schrijven. Ik kwam niet verder dan: De dood is zo onbeweeglijk. Een af en toe terugkerend punt van discussie met de studenten (over het al gemeen Neerlandici) was mijn benade ring van kunst en kunstenaars, die meer met biologie en natuurwetenschap dan met letterkunde te maken heeft. Als ik iets van een bepaalde kikkersoort wil weten, kijk ik naar dode exemplaren, neem maten, zoek naar vreemde eigen aardigheden, probeer ze levend waar te nemen in hun natuurlijke omgeving, no teer alles waar ik achter kan komen. Over hun gekwaak, hun paargedrag, hun manier van overwinteren, hun ge voeligheid voor de zuur- of zoutgraad van het water, hun geografische ver spreiding. Alles helpt mee om mijn be grip voor die kikker te vergroten. Als ik iets van schrijvers of andere kunstenaars wil weten, probeer ik in principe dezelfde omsingelingstech niek. Zo wil ik weten of er in het voorge slacht aanwijzingen zijn voor erfelijke eigenschappen die mee kunnen hebben geholpen om de kunstenaar te maken. Of dat er in het individuele leven krasse gebeurtenissen zijn geweest die de rich ting van haar of zijn kunst hebben be paald. De studenten die met Van 't Veer kwa men aandragen, spraken vaag van 'spiri tualiteit', als een factor die noch door omgeving noch door genetische her komst zou kunnen worden verklaard en die toch de belangrijkste factor in de kunsten zou zijn. Het is best mogelijk dat er zoiets bestaat als spiritualiteit, maar de enige manier waarop je daar achter zou kunnen komen, is datje eerst probeert vat te krijgen op die bestandde len van de kunst waarop vat te krijgen is. Dat is met concrete natuurwetenschap pelijke methoden. Als er dan nog een on grijpbare rest overblijft, kun je altijd nog besluiten dat dat het spirituele zou zijn, of dat je methoden meer verfijning be hoeven. Maar de onwil om zelfs aan het onder zoek te beginnen, wijst op wat anders. Het is het oude bijgeloof dat schoonheid geheim is, dat je moet aanvaarden en vooral geen moeite doen om te begrijpen hoe schoonheid in elkaar zit. Een bio loog weet wel beter, hij houdt van plan ten en dieren, van landschappen, van de ingewikkelde manier waarop samenle vingen in elkaar zitten. Hij weet dat meer kennis, meer inzicht in de mecha nieken, meer inzicht in zichzelf en hoe buiten- en binnenwereld op elkaar in spelen, het gevoel van schoonheid inten siveert. Enfin, we zijn uit dit soort discussies nooit met een gemeenschappelijke afge ronde conclusie te voorschijn gekomen. Maar wat mij betreft gaf die tegenstel ling wel een prikkelende spanning aan mijn colleges en misschien gold dat om gekeerd voor de toehoorders ook. DOOR JOOP VAN DER HORST Het woord hollewaai ken ik al heel lang. Het is een woord dat mijn moeder wei eens gebruikte. De betekenis heb ik later pas leren kennen. Een hollewaai was een meisje of vrouw die het niet zo nauw nam. Iemand die zich niet streng aan fat soensnormen hield. Niet zo erg als een del, maar altijd nog erg genoeg. Waar precies de grens lag tussen een holle waai en een del weet ik niet. Eerst dacht ik dat het iets met vrouw Holle van doen had maar dat bleek niet houdbaar Je hoort het nooit meer. Het staat niet in het woordenboek van Koenen en evenmin in Van Dale Hedendaags Ne derlands. Het is een bijna uitgestorven woord. Ik denk dat dat komt doordat er geen hollewaaien meer zijn. Of eigenlijk doordat iedere vrouw tegenwoordig wel een hollewaai zou kunnen worden ge noemd en dan heeft het woord geen zin meer. Het staat nog wel genoemd in de Dikke Van Dale. Het is de grote verdienste van dit woordenboek dat het verouderde woorden juist niet schrapt. Het zijn im mers vaak verouderde woorden die we niet kennen en daarom in een woorden boek willen opzoeken. Als betekenis van hollewaai staat er: 'druktemaker die niets te doen heeft'. En verder nog: 'gew', wat aangeeft dat het een gewestelijk woord is, niet overal in gebruik maar slechts in bepaalde gebie den. Blijkbaar kan. of kon, het volgens Van Dale ook gebruikt worden voor man nen. Terwijl ik het slechts ken voor vrou wen en meisjes die zich door iedereen lieten zoenen of die in een volle kamer zich niet ontzagen bij een man op schoot te zitten. In het grootste woordenboek dat we hebben, het Woordenboek der Neder- landsche Taal (bijna twee kastplanken vol en nog steeds niet af) staat de holle waai niet in de lijst. Wel wordt het ge noemd, maar bij een ander woord Bij hollewauter, waar ik nooit van gehoord had. Hollewauter schijnt een oud woord, gebruikt in de uitdrukking: 'een rare holle wauter van een meid'. De makers van dat woordenboek vermoeden dat holle wauter aleen op vrouwen van toepassing is. Verder scheven ze nog (in 1912): 'Men hoort (te Leiden) ook gelijkbeteke nend hollewaai'. Ik ben een geboren en getogen Leie naar, dus dat zou kunnen kloppen. Over de herkomst wordt ook in dit woorden boek niets vermeld. Nu had mijn moeder nog een variant op de hollewaai ze zei ook wel eens: een hollewaaispil. Dat betekende in haar mond hetzelfde. Misschien dat de holle waaispil ons kan leren waar het woord vandaan komt. In de vorige eeuw verdiende de En gelsman Thomas Holloway (1800-1883) een fortuin met de handel in geneesmid delen. Vooral doordat hij veel reclame maakte, in die dagen heel bijzonder, wa ren zijn spullen toen wereldberoemd. On der andere zijn pillen. Is de hollewaaispil van oorsprong een Holloway's pil? Als dit juist is, vermoed ik dat Holloway's grootscheepse reclame campagnes voor de Nederlandse bete kenis gezorgd hebben veel drukte om niks. Natuurlijk had Holloway's naam in Ne derlandse oren vanzelf al een ongunstige betekenis. Hol deed denken aan: 'holle vaten klinken het hardst': waai deed den ken aan waaien, lucht, wind van leer. Ik weet niet wat voor pillen Holloway in de handel bracht. We moeten vast met denken aan 'de pil'. De moderne beteke nis van pil, anticonceptiepil, bestaat pas sedert ongeveer 1965. Een hollewaaispil is dus met iemand met Holloway's pil achter de hand. Over pillen gesproken hoe staat het met de pinkpillen? Ook zo'n oud gezeg de: kalmte en pinkpillen. Wie of wat was pink? Kort tevoren, als een soort kennisma king met het -"Uieu waarin ik twee maanden moest meedraaien, had ik een symposium bezocht aan de Groninger universiteit over dagboeken en autobio grafieën, een onderwerp waar ik me al lang voor interesseer en waar ik wel me ningen over heb. Ik hoorde een aantal boeiende lezingen en in andere omstan digheden zou ik zeker aan het eind vra gen hebben gesteld of bezwaren tegen bepaalde opvattingen hebben laten ho- Maar omdat je als gast van buiten even de kat uit de boom wil kijken, wachtte ik eerst op reacties van anderen. Sommige daarvan begreep ik wel, maar de be woordingen waren vaak zo vreepid dat ik een beetje de angst kreeg dat ik in dit milieu helemaal niet paste. Elk vak heeft zijn jargon. Ten dele om dat mensen die regelmatig met elkaar praten altijd een wat van het algemene gebruik afwijkend taaltje ontwikkelen. Maar ten dele ook. vermoed ik. omdat elk vak territoriale neigingen heeft en een eigen taal is heel geschikt om vreem delingen te weren. In elk geval voelde ik dat laatste zo. Al hebben de mij ontvangende hoogleraren alle moeite gegeven om me het gevoel te geven dat ik welkom was en al had ik met de studenten meestal plezierig con tact. Toch had ik vaak voor het begin van mijn hoorcolleges een, soort plan kenkoorts, onzekerheid of mijn niet- vakmatige taal, hoogstens wat door spekt met biologisch jargon, wel toe gang zou vinden. Er was een groot verschil met de biolo gische colleges die ik van tijd tot tijd in Toen de jonge Zwitserse Mary Mallon be gin deze eeuw aan de tocht over de At lantische Oceaan begon om een nieuw le ven in de Verenigde Staten op te bouwen, was ze onbewust van het feit dat ze voor velen van haar medemensen de dood zou gaan betekenen. Ze was draagster van de bacterie, waardoor typhus wordt ver oorzaakt. Maar noch Mary noch anderen wisten dat. omdat ze zelf immuun voor de ziekte was, en dus niet de gebruikelij ke symptomen had. Tijdens de overtocht hielp Mary de scheepskok en leerde van hem koken. Via het voedsel, dat ze mee hielp bereiden, be smette ze de meeste andere emigranten aan boord. Toen het schip de haven van New York binnenliep, waren minstens 100 opvarenden aan typhus gestorven, met inbegrip van de kok die haar had leren koken. Officieel werd de schuld voor de typhusepidemie aan de slechte levensomstandigheden aan boord toege schreven. Eenmaal in de Verenigde Staten toege latenzocht Mary werk als kokkin en werkte in verschillende huishoudens, waar ze steeds opnieuw mensen besmet te. Pas na jaren en na vele zieken en do den, werd Mary's rol als draagster van de typhusbacterie duidelijk. Ook zelf be gon ze langzamerhand te beseffen, dat ze mogelijk verantwoordelijk was voor de vele sterfgevallen in haar omgeving. De laatste jaren van haar leven bracht ze voor een groot deel min of meer vrijwil lig door in instituten, om zodoende het contact met anderen tot een minimum te beperken. Mary stierf in 1938. Niet aan typhus maar aan een hersenbloeding. Mensen zoals Mary Mallon worden dragersgenoemd, omdat ze een ziekte aan anderen kunnen doorgeven, zonder die ziekte zelf te krijgen. Ze zijn vooral gevaarlijk, omdat ze niet ziek zijn en dus aan het gewone dagelijkse leven blijven deelnemen. Daarom ka n een drager tien tallen, honderden of zelfs duizenden an dere mensen besmetten zonder dat ie mand daar weet van heeft. Wanneer het ook nog gaat om een ziek te waarvoor geen medicijn beschikbaar is, kan het leed dat onwetend wordt ver oorzaakt door een enkel individu, ver schrikkelijke proporties aannemen. Van daar onze bijna panische angst van daag de dag voor dragers van AIDS. AIDS is een afkorting van 'Acquired Immune Deficiency Syndrome', wat zo veel betekent als verworven (dus niet aangeboren of erfelijk) gebrekkig func tioneren van het afweersysteem van ons lichaam. Om goed te begrijpen waarom AIDS zo gevaarlijk is, moeten we enig idee hebben van de functie van het af weer- of immuunsysteem van ons li chaam. Dat systeem heeft tot taak ervoor te zorgen dat organismen, die ons lichaam binnendringen zoals bepaalde bacteriën en virussen, zo snel mogelijk onschade lijk worden gemaakt. Daardoor wordt bereikt, dat eventueel letsel of schade aan het lichaam zo beperkt mogelijk wordt gehouden. Een voorbeeld van een immuunreactie is de ontsteking, die kan optreden wan neer we op een bepaalde plaats op ons lichaam een infectie hebben. Op de plaats van de infectie worden de capil- lairen (de haardunne bloedvaatjes, ook wel haarvaatjes genoemd) eerst vergroot en wordt een chemische stof, histamine genaamd, afgescheiden. Deze slof zorgt ervoor, dat de doorlaatbaarheid van de wand van de haarvaatjes groter wordt. door René Diekstra hoogleraar psychologie te Leiden zodat witte bloedlichaampjes en andere stoffen uil het bloed er doorheen kunnen en het weefsel, waarin de infectie zich voordoet, kunnen binnendringen. Als ge volg daarvan wordt dat weefsel roder en komt er meer vocht in. De witte bloedli chaampjes maken de infectiebacteriën onschadelijk, waardoor de (witte) pus ontstaat. Op de plaats van de ontsteking loopt de temperatuur op vanwege de ver hoogde bloedtoevoer. Gewoonlijk vormt zich dan een stolsel rondom het ontstoken gebied, waardoor de bacteriën geïso leerd worden en niet naar andere delen van het lichaam kunnen doorstoten. Deze afweerreactie tegen infecties is met aangeleerd, maar aangeboren. An dere afweerreacties hebben we niet van nature, maar moeten we verwerven. Kinderen worden bijvoorbeeld ingeënt tegen pokken, kinkhoest, kinderverlam ming en dergelijke om afweerstoffen in hun lichaam aan te maken voor het ge val ze aan de betreffende ziekte worden blootgesteld. Om nu op AIDS terug te komen, daar bij hebben we te maken met een voort schrijdende afbraak van het afweersys teem van het lichaam. AIDS is dus in fei te geen ziekte, maar een toestand waarin ziekten zich steeds gemakkelijker kun nen ontwikkelen. Patiënten met AIDS ontwikkelen nogal eens één van twee ty pen ziektes: een ongewone vorm van kanker die Kaposi's sarcoma wordt ge noemd en herhaaldelijk optredende in fecties die het gevolg zijn van een gebrek kig afweersysteem, zoals een bepaalde vorm van longontsteking. Nel als bij typhus hoeven mensen, die dragers zijn van het AIDS-virus. zelf niet of in elk geval lange tijd met de symptomen van een aftakelend afweer systeem te vertonen. Daarom kan het ge makkelijk gebeuren, dat ze zich niet be wust zijn van het gevaar dat ze in hun lichaam mee dragen. De prostituee He len uit een gelijknamige documentaire van de Amerikaanse televisiemaat schappij CBS is draagster van AIDS maar heeft zelf geen klachten. Dal is wel het geval met het kind, dat ze ter wereld bracht. Als prostituee en als heroïnever- slaafde vormt ze een groot risico voor haar klanten en voor iedereen die 'de naald met haar deelt Het is zeker dat ze al veel mensen met AIDS heeft besmet voordat bekend werd dat ze draagster Helen, zo blijkt uit de documentaire. plaatst de gezondheidsdiensten en de justitie voor een groot probleem. Hoewel ze draagster is van AIDS, is er geen wet telijke basis om haar te verhinderen in contact met anderen te komen. Men zou haar kunnen aanhouden voor prostitu tie of voor drugshandel, maar men kan haar slechts voor korte tijd vasthouden en het effect daarvan op het gevaar van besmetting van anderen is minimaal. Is daar dan, zo zult u zich waarschijn lijk met mij afvragen, helemaal niets te gen te doen? Het lijkt toch te gek om los te lopen, dat iemand door het beroep dat hij of zij uitoefent eenvoudig het dood vonnis van anderen kan tekenen. Waar om verbiedt men Helen niet haar beroep uit te oefenen? Of waarom sluit men haar niet op in één of andere instelling, weg van andere mensen zodat ze geen ge vaar voor de volksgezondheid meer ople vert? Helaas of gelukkig, daarover kunnen we twisten, ligt het niet zo eenvoudig. Men kan Helen wel verbieden langer als prostituee actief te zijn, maar wie gaat controleren of ze zich aan dat verbod houdt? Ze ts bovendien bepaald niet de enige prostituee die gevaarlijk is. Op sluiten van een vrouw, die zelf gezond is. lijkt ook geen oplossing. Als we in de toe komst alle AIDS-dragers, die zelf (nog) immuun zijn, uit de samenleving gaan verwijderen, dan hebben we binnen de kortste keren een soort van AIDS-ghet- to's, die niet alleen mensonwaardig zijn, maar ook tot grote maatschappelijke spanningen zullen leiden. Een mogelijkheid is om Helen, en haar klanten niet te vergeten, via voorlichting tot zo zorgvuldig mogelijk handelen te bewegen. Maar waterdicht is deze ma nier natuurlijk ook niet. Het wordt de hoogste tijd, denk ik, om een van de vol gende Capitool-uitzendingen aan dit probleem te wijden. Reacties op deze rubriek naar Leidsch/ Alphens Dagblad, postbus 54, 2300 AB Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1987 | | pagina 15