'Niet één blijft er
ongefotografeerd'
Zonder mankeren naar Nice en weer terug
'Als ze me zoeken
ben ik snoeken'
HERVORMDE KERKEN
TOERFIETSEN
NIET TE STOPPEN
EINDEJAARSBIJLAGE LEIDSCH/ALPHENS DAGBLAD
door Gerard van Putten
Vraag hem wanneer de Nederland
se hervormde kerk van het Zeeuws-
vlaamse Waterlandkerkje is ge
bouwd en hij zal prompt het meer
dan gedetailleerde antwoord geven.
Breng hem geblinddoekt naar een
uithoek van het land en hij zal zich,
eenmaal verlost van zijn oogbedek
king, binnen de kortste keren kun
nen oriënteren. De waarneming van
een torenspits verschaft hem door
gaans alle informatie over de loca
tie.
„Alleen met de waterstaatkerkjes in
Groningen en Friesland heb ik wel wat
moeite. Met die kerkjes die ooit onder
het toezicht van waterstaatingenieurs
zijn gebouwd. Die lijken zo op elkaar!
Maar het moet toch wel heel raar lopen,
wil Lagerwerf ook een dergelijke kerk
niet in verband kunnen brengen met het
dorp waar die staat".
A(rie) Lagerwerf. Kerkofiel uit roe
ping, oftewel hartstochtig verzamelaar
van alles wat te maken heeft met de Ne
derlandse hervormde kerk. Alle mogelij
ke ruilbeurzen schuimt hij daartoe af.
Nagenoeg elke avond sluit hij zich op in
zijn werkkamer, („beter dat dan kijken
naar de tv waarop alleen maar schieten
de en vrijende Figuren te zien zijn").
Fortuin
Soms bewandelt hij het afgebakende
'kerkepad' van de NCRV („een kant-en
klaar pakket"), maar bij voorkeur stip
pelt hij zijn eigen 'kerkepad' uit. Meer
dere malen per jaar duikt Lagerwerf on
der in een of ander vakantiebungalow-
tje. „In de goedkope tijd, want dan kun
je zo'n huisje huren tegen het 65 plus
tarief en dat scheelt al gauw 25 procent
op de normale prijs". „Ik moet wel een
beetje op dergelijke voordeeltjes letten",
licht hij ongevraagd toe, „mijn passie
kost mij nu al een fortuin".
Zodra Lagerwerf - zoals hij het uit
drukt - ergens in den lande „op toernee"
is, laat hij geen kerk van hervormde sig
natuur ongefotografeerd. Bovendien zal
hij niet rusten voordat alle documentatie
over het desbetreffende gebouw is ver
gaard. Hjj heeft zich namelijk één doel
gesteld: van zijn collectie die hij heeft
voorzien van de benaming 'het hervorm
de kerkenbezit in Nederland' zal het na
geslacht profiteren. Met gepaste trots
laat Lagerwerf weten dat zekere kerke
lijke stichtingen al interesse hebben
voor zijn documentatie over de her
vormde kerken.
Waarmee overigens niet gezegd wil
zijn dat kerken waar andere geloven
worden gepredikt hem niets zeggen. La
gerwerf, thans overtuigd lutheraan, zegt
oprecht te kunnen genieten van de ro-
mano-gothische bouwstijl waarin bij
voorbeeld de rooms-katholieke kerken
zijn opgetrokken. Nee, voornamelijk
ruimtegebrek heeft de krasse, 71-jarige
Leiderdorper genoopt tot een bovenma
tige aandacht voor de kerkgebouwen
van de Nederlandse hervormde kerk.
„Want dat is toch de vaderlandse
kerk", is een argument waarmee hij zijn
geweten sust. Lagerwerf geeft het eerlijk
toe, eens verzamelde hjj alles wat er
maar over kerken te verzamelen was. Of
het nu ging om een prent van de synago
ge aan de Haagse Gedempte Burgwal of
de zoveelste afbeelding van het onder
komen van de christelijke gereformeer
de kerk in Rijnsaterwoude, werkelijk al
les achtte hij waardevol genoeg om te
bewaren.
Magazijn
Totdat zijn vrouw zaliger voorspelde
dat er nog eens een tijd zou aanbreken
dat hij een magazijn voor het tastbare re
sultaat van zijn bewaardrift zou moeten
huren. Zo ver is het niet gekomen. Alles
wat niet onder de rubriek 'hervormd'
viel te rangschikken heeft Lagerwerf
van de hand gedaan. Het ging hem aart
het hart, dat wel.
„Ik ben op mijn tiende begonnen",
zegt Lagerwerf, om vervolgens tot in de
tails te verhalen over het hoe en waarom.
Van oorsprong stamt hij uit de Hoekse
Waard. Een vroom jongetje was Arie,
een gereformeerde bonder die trouw
bad. Ter afwisseling van wat hij aan
duidt als "dat streng geleefde leven",
was er wel eens een vakantie naar een
niet al te verre bestemming.
Naar Den Briel bijvoorbeeld, waar hij
werd getroffen door de gezichtsbepalen
de Catharijnekerk. „Daar móést en zóü
ik een ansichtkaart van hebben, als her
innering aan de plaats waar ik mijn
vakantie had gevierd. En al lag het toen
niet direct in mijn bedoeling afbeeldin
gen van kerken te gaan verzamelen, aan
de andere kant was daar toch dié kerke
lijke inslag die mij er als het ware toe
dreef. Ik had eerbied voor de kerk, ik
wilde zelfs dominee worden omdat het
altijd weer indruk op mij maakte dat één
persoon er telkens weer in kon slagen
een heleboel mensen als gehoor aan zich
te verplichten. Maar tot dominee heb ik
het nooit gebracht, dat is er nooit van
gekomen. Wel ben ik nog eens koster ge
weest, hier in Leiderdorp".
Ruim zestig jaar na het voor hem ge
denkwaardige moment dat hij de an
sichtkaart van de Brielse Catharijnekerk
als een kostbare relikwie koesterde, be
schikt Lagerwerf over hij weet niet hoe
veel foto's (.jemig, dat is een moeilijke
vraag"), ansichtkaarten, prenten en do
cumentatie. Alles systematisch geor
dend op provincie en op alfabet. „Ik ben
er alleen nog niet uit waaronder ik die
zogenaamde 'samen op weg-kerken'
moet rubriceren. De kerken die er na de
oorlog zijn gekomen als gevolg van de
deconfessionalisering. Want dat zijn ker
ken waarin zowel de hervormden als de
gereformeerden hun onderdak hebben".
Werkbezoek
Een „toernee" door een kerkprovincie
staat voor Lagerwerf gelijjc aan een
werkbezoek. Volgens een nauw luiste
rend dagprogramma werkt hij tussen
negen en vijf minimaal vier en maximaal
acht kerken af; fotocamera en thermos
fles steevast binnen handbereik. Zowel
de buitenkant als het interieur van de
kerk fotografeert Lagerwerf dan uit alle
standen. Het komt overigens wel eens
voor dat hij zich niet helemaal aan zijn
schema houdt. Als Lagerwerf bijvoor
beeld, langer dan hijzelf eigenlijk ver
antwoord acht, wordt gefascineerd door
het prachtige houtsnijwerk dat een
preekstoel siert.
„Af en toe ontstaat er ook vertraging
doordat ik niet direct medewerking
krijg. Ik heb het meegemaakt dat een
koster nogal nors weigerde de sleutel
van de kerk af te staan. Een paar dagen
later deed die man dat op aandrang van
de kerkvoogdij wel. Een heel ander
mens was die koster toen, véél vriende
lijker. Ach, misschien dat de man iets
naars had beleefd op de dag dat ik hem
om die sleutel vroeg. Want uit ervaring
kan ik zeggen dat de meeste mensen mij
welwillend tegemoet treden. Laatst op
mijn toernee door Zeeuws-Vlaanderen
ging dat zover dat ik overal op de koffie
kon komen, terwijl er ook iemand was
die mij te eten vroeg".
De strakke discipline die hij zichzelf
oplegt, gebiedt hem zelfs ergernissen te
trotseren. Groen en geel kan Lagerwerf
zich ergeren aan moderne staaltjes van
kerkarchitectuur. De bouwmeesters van
vroeger zijn opgevolgd door de bunker
bouwers van nu, stelt hij bitter vast.
„Neem de Vredeskerk in Leiden. Het
lijkt wel een doodskist met die knik er
in". En in Leidschendam, zegt hij ook,
daar hebben ze het helemaal bont ge
maakt met die kerk in de nieuwe wijk 't
Lien, 't Is dat hij streeft naar een comple
te verzameling. Anders had hij zijn foto
rolletje wel voor een fraaier bouwwerk
gebruikt dan „dat kreng", waar kop
noch fatsoen aan zit. „Die kerk daar is zo
lelijk dat je niet eens weet van welke
kant je dat ding moet fotograferen".
Rustiger
Nee, dan oogt de hervormde kerk van
Groede heel wat mooier. Vandaar dat
Lagerwerf helemaal ontdaan was toen
hij niet zo lang geleden na zijn toernee
door Zeeuws-Vlaanderen bemerkte dat-
ie in de trein het filmrolletje had verlo
ren waar uitgerekend Groede op stond.
Hemel en aarde heeft Lagerwerf toen be
wogen om zijn dochter zover te krijgen
hem te vergezellen op zijn tweede 'ker
kepad' door Groede. „We zijn op 3 okto
ber gegaan, daar doen wij toch niks aan.
Het interieur van die kerk heb ik nu op
de gevoelige plaat staan, daardoor voel
ik me nu een stuk rustiger. Het idee dat
mijn Zeeuwsvlaamse toernee niet com
pleet was door het verlies van mijn film
rolletje, ik kon het niet verdragen. Er
zullen vele mensen zijn die zich dat niet
kunnen voorstellen, maar voor mij is
'het hervormde kerkenbezit in Neder
land' een levensvervulling. Mijn alles,
zeg maar. Had ik deze passie niet, ik zou
niet weten hoe ik de uren van de dag
moest doorkomen".
De 51-jarige Ties Odijk uit Wasse
naar noemt zichzelf "de oudste, nog
rijdende toerfietser van Neder
land", die het afgelopen seizoen
13.000 kilometer aflegde.
Hfj vertelt zijn verhaal zittend aan de
keukentafel. Moeder brengt koffie en va
der loopt af en toe wat doelloos langs. De
meeste herinneringen liggen op de zol
derkamer van Ties. Foto's van Ties op de
hoogste cols van Frankrijk, foto's van
Ties tussen de bollenvelden en foto's
van Ties met zijn fietsmakkers. Ook
heeft hij een wereldbolletje voor 40.000
gefietste kilometers.
De Wassenaarder is hard op weg naar
een tweede globe, maar dat doet hem
niet zoveel: "Het hoort er gewoon bij.
Als je gaat fietsen, zit je stempelboekje
in je shirtje. Zo gaat dat". Bovendien is
de prestatie niet eens zo bijzonder. Een
ander lid van zijn wielerclub fietst per
jaar 51.000 kilometer, meldt een van de
vele toermagazines. De blaadjes staan
centraal in Odijks fietsleven. Veel tech
nische en tactische info en routes, uit
eenlopend van wielerklassiekers voor
toeristen tot ritjes als Scheveningen-Zie-
rikzee-Scheveningen. Soms moet hij op
bepaalde dagen starten, is er een soort
toer. Vaak bepaalt hij zelf wanneer hij
begint en wanneer hij aankomt. Dat is
het mooiste.
Grote wielercaravanen haat hij ("dan
knijp je constant in je remmen en heb je
verplicht rust") en al te veel vrije tijd
heeft hij niet. Op zaterdagen roept het
werk en de vrije woensdag gaat groten
deels op aan voorbereidingen voor het
'broodbrengen'. Zelfs 's avonds, rond
het dagelijkse tochtje van 60 kilometer,
is hij vaak bezig met de brood-admini
stratie en andere rompslomp.
Vrij man
Toch beschouwt Ties zichzelf als een
vrij man: "Ik heb vrouw noch kind en
door Paul van der Kooij
Ties Odijk uit Wassenaar: op naar
hoef nergens rekening mee te houden.
Bij een huwelijk is het altijd een gok:
fietst zij ook?" Zijn makkers, onder wie
zijn jongste broer, moeten 's zondags
vroeg naar huis. De vrije man rijdt dan
nog lekker een paar blokjes om. "Ik wil
een lekker stukje fietsen en dan maakt
het my niet uit of ik alleen ben of met
tien man. Ze passen zich maar aan aan
mij. Of niet, natuurlijk".
Tijdens zijn vakantie, stipt drie weken
per jaar, kiest hij voor een solo-rol en
rijdt hij zonder mankeren naar Nice en
terug, zonder ook maar één stempeltje te
missen. "Ik ben wel eens met iemand op
sjouw geweest, maar dan fiets je toch
het tweede wereldbolletje.
(foto Wim Dijkman)
niet rustig", klinkt het. "Op een gegeven
moment reed ik in de prairie, keek ik
achterom en zag ik helemaal niemand
meer".
Natuurlijk, tijdens een stop is wat aan
spraak wel leuk, maar voor de rest ver
veelt Ties zich geen moment. Al fietsend
geniet hij ontzettend van.de natuur en af
en toe stapt hij lekker af om uit te blazen
of koelte te vinden in een kerk ("voor de
rest interesseren gebouwen me niets").
Moeilijke cols geven de grootste kick:
"Dat uitzicht en het idee dat je het weer
gehaald hebt", glundert hij. "En vaak
kom je een paar Hollanders tegen, die
maken dan een portretje van je".
Ook 's avonds is er genoeg vermaak.
Zodra de Wassenaarder bij een goed
koop hotelletje of een jeugdherberg af
stapt, beginnen de begroetingen al. Een
gratis wijntje staat zó op tafel en een
maaltijd na sluitingstijd is geen pro
bleem. Vervolgens frist hij zich op,
spoelt wat kleren uit, loopt het dorpje
rond en duikt onder de dekens voor een
diepe slaap. De volgende dag is nooit ver
weg.
Duurtochten
De wieleravonturen begonnen toen
Ties tien was. Hij zag motorgrootheid
Piet Knijnenburg aan de overkant van
de Rijksstraatweg bezig en wilde ook
zoiets. Van een fiets maakte hij een soort
motormodel en reed duurtochten. Al
snel richtte hij met wat jongens uit de
buurt een Wassenaarse fietsclub op en
volgde het Nederlandse toerfietsen van
af het allerprilste begin. De sfeer van
jongens onder mekaar. Jan Janssen. Ger-
ben Karstens: allemaal makkers. Saam
horigheid. En natuurlijk was hij ge
stoord van fietsland Frankrijk met diens
beroemde Tour.
Het pioniersgevoel, fietsen met vleu
gelmoeren. Nu heeft iedereen meteen
maar rijwielen van 2000 gulden en wordt
er veel geraced. Vandaar ook al die onge
lukken: "Mensen rijden op hun top, zijn
oververmoeid, letten even niet op en
boem". Odijk rijdt zelden harder dan 25,
blijft alert en is nog nooit gevallen.
Zo kan het dus ook, wil hij maar even
zeggen. Helaas zien andere fietsers zel
den het verschil tussen racers en snelle
toerfieters als Odijk: "Dan kom je aanrij
den en steken ze hun ellebogen zo ver
mogelijk uit". Ook gemeenten discrimi
neren met hun vluchtheuveltjes in de
duinen. Odijk: "Kwaad dat ik was. Ik
ben daar 's nachts met een vriend naar
toe gegaan en heb de klinkers zó in een
duinpan gesmeten". Inderdaad, wie aan
zijn passie komt, komt aan Odijk.
door Bert Paauw
WiUem Moleveld zegt zich af en toe
wel eens een beetje te schamen voor
de manier waarop hij met zijn pas
sie - het vissen op snoeken - bezig is.
Een lichte schaamte overkomt de
35-jarige Zoeterwoudenaar op diè
momenten dat hij zich realiseert dat
hij het misschien wel te gek maakt.
Zoals onlangs toen hij in storm en
regen toch weer de polder in was ge
gaan om een snoek aan de haak te
slaan.
Ongerust geworden door het nood
weer en zijn lange wegblijven trokken
familieleden er toen op uit om hem te
zoeken. "Ik was dus rustig aan het vis
sen, de storm deerde me niet. Mijn
vrouw heeft toen wel gevraagd of ik
soms niet wijs was", bekent Willem Mo
leveld lachend. Hij heeft inmiddels een
vaste lijfspreuk: 'Als ze me zoeken, dan
ben ik snoeken'.
Bijna elk vrij uurtje brengt de Zoeter
woudenaar - in het dagelijks leven werk
zaam als docent economie aan een vol
wassenenopleiding in Den Haag - door
in de polder. Vooral in de weekeinden is
het raak. "Dan sta ik 's morgens om half
zeven op, ook al ben ik de avond tevoren
nog zo laat erin gegaan. Eigenlijk kom ik
moeilijk m'n bed uit, maar vroeg op
staan om te gaan snoeken is geen pro
bleem".
"M'n vrouw vindt het niet erg dat ik zo
opga in m'n hobby, integendeel. Maar ik
praat er altijd over en dan zegt ze op een
gegeven moment wel: zullen we het nou
eens ergens anders over hebben. Maar
ja, ik ben in gedachten bijna constant
bezig met snoeken. Hoe moet je dat noe
men? Passie? Verslaving? Ziekte? Laten
we het er maar gewoon op houden dat ik
er veel lol .in heb".
Als Willem Moleveld over snoeken be
gint te praten dan is het inderdaad moei
lijk om hem af te stoppen. "Ik vis al van
af m'n tiende jaar, maar eigenlijk pas de
laatste twee jaren heel fanatiek. Vroeger
hengelde ik naar gewone witvisjes,
voorntjes, blieken en dergelijke. Dat
vond ik op den duur een beetje saai wor
den".
"Het vissen op snoeken is veel specta
culairder. Bij het snoeken gebruik ik
twee dobbers. Het is een kwestie van
wachten, wachten en nog eens wachten.
Soms zit je een hele middag te wachten
zonder dat je beet hebt. Dan heb ik het
toch naar m'n zin. Het wachten is op de
klap van de dobbers. Dat is een heel
spannend moment. Het geeft een gewel
dige kick wanneer je beet hebt. De ene
dobber gaat opeens onder, wordt door
een snoek die heeft toegehapt onder wa
ter getrokken. Als de snoek dan weg
zwemt met het aas, fungeert de andere
dobber als een soort baken".
Als aas gebruikt Willem Moleveld le
vende witvisjes. "Die zijn normaal ge
sproken te snel voor een snoek. Als de
visjes aan de haak beginnen te trillen,
nerveus worden, dan weetje dat er waar
schijnlijk een snoek in de buurt is. Dan
is het dus opletten geblazen".
"Als je beet hebt dan moetje snoer ge
ven. De snoek zwemt namelijk weg met
het visje, daarbij mag ie geen weerstand
voelen anders laat hij weer los. De snoek
is een angstige vis. Meestal is hij al een
paar keer eerder gevangen en daardoor
voorzichtiger geworden. Op een gege
ven moment ligt hij stil".
"Dan heeft hij een rustig plekje gevon
den waar hij z'n prooi gaat opeten. Nou
pakt een snoek een witvisje aan de zij
kant, maar als hij hem opeet dan gaat ie
hem keren. Hij werkt eerst de kop naar
binnen. Je kunt dan ook de ene dobber
die nog boven water is zien keren. De
dobber maakt als het ware slikbewegin
gen".
v "Op het moment dat hij de vis met het
haakje inslikt moetje hem slaan. Dat be
tekent dus letterlijk aan de haak slaan.
Dat moment van slaan is heel belangrijk.
Want sla je te vroeg, dan ben je hem
kwijt. Dan laat ie zijn prooi los. Maar zit
ie eraan, dan kan het nog best mis gaan.
Je moet in elk geval niet gaan sjorren
want dan is de kans groot dat het draad
breekt. Je moet hem rustig binnenhalen,
het snoer een stukje opdraaien, de snoek
een stukje laten zwemmen, het snoer
weer een stukje opdraaien. Na zo'n tien
minuten heb je hem dan wel binnenge
haald".
"Snoeken zitten meestal in rietkragen,
zo'n anderhalve meter van de kant. Je
moet ze echt opzoeken, de plas observe
ren, letten op een klap in het water. Als
je leven ziet dan weet je dat daar een
snoek aan het jagen is".
Willem Moleveld vindt het verschal
ken van een snoek een echte sport. Het
is lang niet altijd zo dat de snoek aan het
kortste einde trekt. "Als je beet hebt en
de snoek is weggezwommen met het vis
je dan gebeurt er soms minutenlang
niks. De dobber die nog boven water is
ligt stil. Dan kun je de zaken forceren
door een steentje bij de dobber te gooi
en. De snoek schrikt dan en zwemt weg.
Op dat moment moet je sla^n".
"Het ergste is als je minutenlang naar
het ene dobbertje hebt zitten staren om
te weten wat er ongeveer onder water
gebeurt en je ziet dan plotseling het
tweede dobbertje boven water komen.
Dat is een grote teleurstelling. Dan heb
je hem verspeeld, heeft ie losgelaten".
Als aas gebruikt Moleveld meestal le
vende witvisjes. "Je kunt ook wel een
dood visje als aas gebruiken, die pakt de
snoek ook wel als ie honger heeft. Je
moet dan een beetje draaien met je hen
gel zodat het lijkt alsof het visje bewe
gingen maakt. Maar ik vind het specta
culairder om te vissen met levend aas. Je
merkt dan de plotselinge bedrijvigheid
bij zo'n visje en dan word je attent".
Iets gemeens
"Ik weet het, voor sommige r
vissen iets gemeens. Ik ken de geijkte
opmerkingen dat het zielig is. Mijn
vrouw zegt ook wel eens tegen mij dat ze
pas mee gaat vissen als ze mij een nietje
door m'n lip mag slaan. Ach, wat zal ik er
van zeggen. Misschien is het een stom
me vergelijking, maar als je dan zoveel
voor dieren voelt moet je eigenlijk ook
geen vlees eten. De vissen die ik vang zet
ik altijd weer netjes terug".
Willem Moleveld weet dat er ten aan
zien van dat laatste fouten worden ge
maakt door vissers. "Snoeken kunnen
tussen de 80 centimeter en 1.30 meter
lang worden. Sommige mensen worden
bang als ze hem boven water halen. Het
is ook een indrukwekkend gezicht, hij
heeft een grote bek met tanden. Ze dur
ven hem dan niet meer te pakken, knip
pen het snoer door en laten het haakje in
de bek van de snoek zitten. Soms schui
ven ze hem met hun voet weer in het
water. Zulk gedrag vind ik schandalig.
Als je bang bent voor snoeken, dan moet
je er niet op gaan vissen. Snoeken ont-
haak ik heel zorgvuldig. Dat doe ik met
een speciale tang, via de kieuwen, waar
door de snoek nauwelijks wordt bescha
digd".
"Mijn grootste vangst tot nu toe is een
snoek van ruim 82 centimeter geweest.
De meeste vangsten schommelen rond
de 75 centimeter. De grote geven vaak
minder sport dan de kleine. Die kleine
zijn de mannetjes, dat zijn jagers, die zijn
fel. De grote zijn de vrouwtjes, die liggen
maar wat, zijn lui en log, vreten wat ze
voor de bek komt, desnoods de eigen
soort".
"In de omgeving van Zoeterwoude
heb je prachtige snoekwaters. Ik weet
een heel slimme snoek te zitten in een
rietkraag. Ik gooi daar steeds dobbertjes
uit en als ik dan beet heb zie ik het snoer
slingers maken in het riet. Dan wordt
het al moeilijk. Op het moment dat ik
sla, laat hij los. Ik heb hem nog niet te
pakken kunnen krijgen. Hij is slim,
maar er komt een dag dat ik hem aan de
haak sla".
Arie Lagerwerf uit Leiderdorp: "Sommige kerken zijn zo lelijk dat je
niet weet van welke kant je ze moet fotograferen"(foto wim Dijkman)
Willem Moleveld uit Zoeterwoude: "Als je bang bent voor snoekendan
moetje er niet aan beginnen". (foto wim Dijkman)