'Clowns, ik mis ze in
(het dagelijkse leven'
De Trekvliet loopt hier al sinds 1638'
'Het leek wel of ik
het onheil aantrok'
[ET CIRCUS
RIJN EN SCHIEKADE
EERSTE HULP
1INDEJAARSBIJLAGE LEIDSCH/ALPHENS DAGBLAD
door Cees van Hoore
alentijn Tweehuysen is wijninko-
van beroep. Hij is de man achter
iet wijnhuis 'Deux Maisons', van
aaruit menige Grand Cru zijn weg
rindt naar de Leidse cafés en res-
iurants. 'De wijn moet niet alleen
drinkbaar zijn dank zij het
[las' - dat zou de lijfspreuk kunnen
wetjjn van deze ondernemer, die een
'ngjieus heeft voor kwaliteit.
Maar niet alleen van dranken heeft
'eehuysen verstand. Hij is ook een
lartstochtelijk bewonderaar en kenner
:ircus. Onder het genot van een
;oppige Bourgogne, die hij af en toe
het glas laat walsen, buitelen wij
r piet hem door het circusleven. Een mo
noloog, slechts eenmaal onderbroken
door zijn compagnon, die via de inter
com informeert of hij wat 'gedresseerde
:en' kan bestellen.
A I "Toen ik zo'n jaar of elf was raakte ik
hevig geboeid door het circus. Als Cir
cus Krone op het Schuttersveld kwam,
spijbelde ik van school en hielp ik mee
met het opzetten van de tent. En dan zat
k 's avonds met een vrijkaartje eerste
rang. Heerlijk, die lucht van zaagsel, dat
geknal van die zwepen! En dan die acro
batiek! Dat was wel even wat anders dan
pen reis om de wereld in het gymnas-
jjdlieklokaal. De volgende morgen was ik
ïenpr weer. Stond ik daar in die immense
iktent. Ik zag de clowns hun struikelingen
ou-lnstuderen. De schok toen ik merkte dat
lenze ernstige gezichten hadden, maskers
jesüie ze niet konden afdoen. Iets droevigs
aaipad dat. Als de voorstellingen erop zaten
amfiielp ik mee met het afbouwen van de
:entent. Afbóuwen, zo noem je dat. 'Afbre-
deken' doen ze in het circus niet.
SgVoorbij
led »Ach, iedere zichzelf respecterende
l^rptad had in die tijd wel een vast plekje
j 1'yoor het circus. Dat is voorbij. Kijk naar
kpet Schuttersveld. Het wordt volge
bouwd. Weg circusterrein! Maar de men-
,sen hoeven ook niet meer zo nodig. Ze
^liggen liever 's avonds voor de televisie
iet|te kijken naar het gejongleer met revol-
laryers. En ja, ook de belachelijk hoge ver-
"ntnakelijkheidsbelasting heeft het circus
natuurlijk geen goed gedaan. Vroeger
f nKon iedereen die een stuiver op zak had
^jnaar het circus. Tegenwoordig is het een
nej "Misschien heeft het iets te maken
er" met onze benepen, calvinistische volks-
:ns aard. Het circus is de Nederlanders te
as' frivool. Ze denken dat het allemaal vage-
bonden zijn, die circusmensen. Hier,
al"neem dit boek. 'Als leeuwentemmer
door Europa' heet het. Ondertitel: 'Wij
zigeuners'. Dat zegt al genoeg. Het is ge
schreven door ene Josselin de Jong. Een
jonkheer, man van adel. Dat zie je vaker.
Mensen die uit de zogenaamde 'betere'
milieus komen en dan vluchten naar het
circus. Bij circus Benneweiss in Dene
marken werkt een Nederlandse hoogle
raar. Als accountant. Af en toe ook als
verzorger van de dieren. Hij zag zich lie
ver omringd door leeuwen dan door stu
denten".
"Clowns - ik mis ze zeer in het dage
lijkse leven. Ik heb er wel eens aan ge
dacht om met een paar flapschoenen aan
en een rode neus op bij een zakenrelatie
binnen te stappen. Eén kleine kunst
greep en de zekerheden beginnen te
wankelen. Wist je trouwens dat er niet
één clown is die zich hetzelfde schminkt
als zijn collega? Ze hebben allemaal hun
eigen gezicht. Dat is hun handelsmerk.
Kijk, óp deze foto zie je hoe Grock zich
zit te schminken. Daar op de tafel ligt
zijn 'badmuts', met die paar plukjes
haar. Als hij die over zijn eigen hoofd
heen trekt is hij opeens de professor van
de lach".
Organisatie
"Maar het is natuurlijk niet alleen
maar romantiek wat de klok slaat. Wat
mij - ook als zakenman - zo boeit in het
circus is de perfecte organisatie. Zeker
de Duitse circussen zitten als een leger
in elkaar. Een vrolijk leger. Iedereen
heeft zijn rang en plaats. De hoogste in
rang is de dompteur. Ik ben zelf eens een
paar seconden in een leeuwenkooi ge
weest. Vroegen ze of iemand uit het pu
bliek durfde. Eén brul van zo'n Metro
Goldwyn Mayer-leeuw was genoeg om
mij weer het hazepad te doen kiezen. Die
man werkte met de zogenaamde tamme
dressuur. Hij beloonde zijn beesten voor
de kunstjes die ze deden. Dus geen tik
met de zweep om ze aan te zetten tot
trucs, maar een stukje vlees als beloning
achteraf. Link natuurlijk, want met een
zweep kun je ze op afstand houden.
Leeuwen zijn overigens veel gevaarlij
ker dan tijgers. Tijgers vallen je nooit al
lemaal tegelijk aan. Leeuwen wel, die
opereren in groepen. Daar staat weer te
genover dat een leeuw altijd van voren
aanvalt en eèn tijger zijn prooi van ach
teren bespringt".
"Gevaarlijk werk, inderdaad. Maar
wat dacht je van koorddansers en trape
zewerkers? Heel hun leven probeert de
grond hen naar zich toe te trekken, als
een krachtige magneet. Akkoord, ze
moeten nu werken met een vangnet. Dat
is verplicht. Maar je moet dan natuurlijk
ook wel precies in dat net vallen. Vooral
Valentijn Tweehuysen uit Leiden: "Heerlijk, die lucht van zaagsel, dat
geknal van die zwepen!". (foto wim Dijkman»
ze kunnen ook zeer agressief uit de hoek
komen. In Rio de Janeiro hebben ze nog
eens zo'n vijfduizend studenten die gra
tis naar binnen wilden de stuipen op het
lijf gejaagd. Moet je die poten van ze
zien: daarmee kunnen ze de mens als
een peukje uitmaken. En ontsnappen,
dat willen ze ook nog wel eens doen.
Laatst nog, in Leiden nam er een de be
nen. Toen ie moe was ging ie ter hoogte
van het Leidsch Dagblad even op een
auto zitten".
"Ik heb een hele bibliotheek met boe
ken over het circus. Verzamel aanplak
biljetten. Daar zijn hele zeldzame bij. Er
is een affiche dat ik nog dolgraag zou
hebben. Het is een prachtig voorbeeld
van de haat en nijd die er soms tussen
circussen heerste. Op dat aanplakbiljet
wordt het publiek met klem afgeraden
naar de concurrentie te gaan, een stel
letje dieven en oplichters".
"Ach, het circus. Ik ruik het bij wijze
van spreken als er weer eens ergens een
tent wordt opgezet. Wat mij er zo in
trekt? De geur, het speciale licht, het
tromgeroffel voor de salto mortale. En -
de hartstochtelijkheid natuurlijk. Mis
schien kijk je in zo'n tent wel even in je
eigen ziel."
met Indiaans bloed zijn erg
goed in het 'luchtgebeuren'. Ze schijnen
geen hoogtevrees te kennen. Niet voor
niets nam men in New York bij het bou
wen van wolkenkrabbers vaak deze
mensen in dienst. Ze passeerden elkaar
rustig op een smalle stalen balk die zo'n
tweehonderd meter boven de grond
hing".
"Het bijgeloof in het circus is groot.
Nummer dertien zul je er niet aantref
fen. Ook zal je een circusartiest nooit
dwars de piste zien oversteken. Dat
brengt ongeluk. Net zoals het ongeluk
brengt als je elkaar voor je op moet suc
ces wenst. Dat doen ze niet. Integendeel.
Ze schelden elkaar uit. Zeggen: ik hoop
dat je je nek breekt. Zo paaien ze het
noodlot. Een afleidingsmanoeuvre om te
voorkomen dat het noodlot actief wordt,
toeslaat".
"Een dier dat het karakter van het cir
cus al sinds jaar en dag uittrompettert is
natuurlijk de olifant. Mooie beesten. Die
grijze slobberpakken die ze dragen.
Moet je ze eens zien dansen als een club
je Weight Watchers. Op de maten van
een Engelse wals natuurlijk, want die
dans is bij uitstek geschikt voor olifan
ten. Goedige dieren. Maar vergis je niet:
["Laatst stond in de krant dat de
jdemping van de Trekvliet een ver-
In gissing van tien miljoen is geweest.
jflNou, daar ben ik het dus persoon-
Ie lijk helemaal niet mee eens. Want
'n zoals het hier vijftien jaar geleden
n' [was, zo had het toch echt niet veel
[langer gekund. En moet je nu eens
[zien hoe mooi het is geworden. Dan
lg hebben we misschien wel jaren in
ft de troep gezeten, maar uiteindelijk
k is het allemaal wel de moeite waard
e geweest".
B.J. Franse heeft het over 'zijn' straat en
tegelijkertijd zijn meest geliefde hobby:
jr [de Rijn- en Schiekade. Een liefhebber
Jn van de kade is hij al sinds zijn verke-
ringstijd, begin jaren zestig, toen hij
voor het eerst over de vloer kwam bij
!zijn huidige echtgenote. "Dan ging ik bij
mijn schoonmoeder voor het raam ziten
[kijken hoe die boten voorbij kwamen.
Dat was genieten".
Passie
Ongeveer tien jaar later, toen Franse
zelf inmiddels aan de Rijn- en Schiekade
woonde, groeide de liefhebberij echter
uit tot een ware passie, die met name tot
uiting kwam in het verzamelen van fo
to's en kranteknipsels over alles wat er
in die jaren maar over de Rijn- en Schie
kade te melden viel. Directe aanleiding
hiertoe vormde vanzelfsprekend de
demping van de Trekvliet, die zo rond
1 I het jaar 1972 bij meer Leidenaars de ge-
- moederen bezig hield.
t Franse: "Ja, hoe begint dat, zo'n verza
meling. Allereerst moet het verzamelen
je in het bloed zitten, denk ik. En dan,
we woonden hier en die demping ging
ons toch wel aan het hart. Want uiteinde
lijk is het hier nu wel heel mooi gewor
den, maar je moet bedenken wat ze ei
genlijk van plan waren. Een vierbaans-
weg zou hier voor de deur worden aan
gelegd. En dan zit je toch wel even in
angst voor je huis".
Toen Franse vervolgens toevallig een
paar foto's van de Rijn- en Schiekade in
handen kreeg, was dat voor hem het
startsein voor een verzameling. Vanaf
dat moment trok hij er regelmatig met
het fototoestel op uit om het wel en wee
van de Rijn- en Schiekade op de gevoeli
ge plaat vast te leggen en dat vervolgens
netjes in albums te plakken. "Tot de ge-
door Conny Smits
«-ffiiJMI -
meente aan toe kan men nu bij mij ko
men voor informatie hoor, vanaf de
demping weet ik alles over de Rijn- en
Schiekade te vertellen".
Al bladerend in zijn albums passeert
het dichtgooien van de Trekvliet de re
vue, de gigantische troep die overbleef,
de vele bewonersacties tegen de aanleg
van een verkeersweg, het besluit om de
demping toch maar weer ongedaan te
maken, de bouw van de universiteit en
tot slot het openstellen van de geheel
vernieuwde Rijn- en Schiekade op 7 no
vember van dit jaar. "De feestelijke ope
ning heb ik helaas gemist, want overdag
moest ik werken. Maar natuurlijk heb ik
mijn vrouw wel gevraagd er de nodige
foto's van te schieten".
Tevreden
Franse is zeer tevreden met het eindre
sultaat. "Als je bedenkt hoe het hier
vroeger was: auto's konden hier niet
normaal rijden, een stoep was er amper
en voor kinderen was het levensgevaar
lijk. En dat was jammer, want al met al
staan hier aan de Rijn- en Schiekade
toch prachtige gebouwen. Oké, de hui
zen zijn allemaal in verschillende stijlen
gebouwd, maar ze zijn stuk voor stuk
mooi. Je moet bijvoorbeeld alleen al
eens naar al die verschillende dakran
den kijken, het is toch schitterend om te
zien hoeveel verschil daarin is te zien".
De universiteit, tegenwoordig zeer be
palend voor het beeld van de inmiddels
met brede stoepen en rijbanen bedeelde
Rijn- en Schiekade, vormt volgens Fran
se een apart hoofdstuk in zijn verhaal.
"Een pracht van een gebouw is het ge
worden, maar het gaat me zo aan het
hart dat er dagelijks een troep van wordt
gemaakt door al die fietsen die tegen de
gevels worden aangekwakt. Om van de
auto's nog maar te zwijgen. Een giganti
sche parkeergarage is er onder de uni
versiteit, maar hier op de Groenhoven-
brug staan er soms drie tegelijk gepar
keerd. Waar zijn we dan mee bezig?"
Nu de opening van de verniewde Rijn
en Schiekade een feit is, zet ook Franse
een punt achter zijn verzameling. Een
passie zal de kade voor hem echter altijd
blijven. "Alles over de historie van de
Rijn- en Schiekade blijft mijn belang
stelling houden. Er moet nog heel wat
historisch materiaal bestaan dat ik nog
niet heb gezien. De Trekvliet loopt hier
immers al sinds het jaar 1638. En het was
een belangrijk water. In het begin voe
ren de veerboten naar Delft er doorheen;
vlak voor de demping werden de rollen
papier voor het Leidsch Dagblad nog,
per schuit over de Trekvliet aange
voerd".
Tijd tekort
Nu het er niet naar uitziët dat de Rijn
en Schiekade voorlopig nog veel veran
deringen zal ondergaan, zal Franse zich
echter vooral werpen op zijn andere ver
zamelingen. Als trouw lid van verzame
laarsvereniging Koningsveld is hij na
melijk ook de trotse bezitter van massa's
oude ansichtkaarten, kaarten van de ge
le en de blauwe tram, postzegels, en al
lerhande dingen die met oud-Leiden te
maken hébben. "Het verzamelen blijft
me boeien. Het is een tic van me om alles
netjes in ordners te willen opbergen.
Een kamer in mijn huis heb ik daar hele
maal voor vrij gemaakt. Nee, voorlopig
hoef ik me echt niet te vervelen, ik kom
juist tijd tekort".
door Dick van der Plas
De bloedsporen die Ruud Coom bij
thuiskomst wel eens aantreft op het
paadje naar zijn voordeur, tonen
aan dat er bij hem ook wel eens te
vergeefs om hulp wordt aangeklopt.
"Maar je kan dan ook niet altijd pa
raat zijn", meent de 61-jarige Kat
wijken Ook een bezeten EHBO-er
moet tenslotte wel eens naar een
verjaardag.
Toch gebeurt het maar zelden dat
slachtoffers van ongelukjes in huis en op
straat bij Ruud Coom voor een dichte
deur staan. Zijn naam is in de kustplaats
immers synoniem voor eerste hulp. Dat
was al zo toen zijn vader voor de oorlog
een kapperszaak op de hoek van de Lijd-
weg en de Dwarsstraat beheerde en een
grote EHBO-kist een centrale plaats in
de winkel innam. Tot de vaste clientèle
die niet kwam voor een was- of scheer
beurt behoorden onder meer de werkne
mers van een naburige smid.
Bij het passeren van de 60 jaar heeft
Ruud Coorn zich voorgenomen zijn vele
activiteiten op een lager pitje te zetten.
Niet meer elke avond op pad voor cur
sussen en voorlichtingsbijeenkomsten
en niet meer bij elke onheilstijding de
straat op. Maar van echt afbouwen is nog
geen sprake. De eerste hulp-koffer en de
beademingsset staan nog altijd binnen
handbereik en de drie scanners naast
zijn stoel zoeken in een nerveus ritme
naar signalen op de politieband. Op elk
moment van de dag, waar hij zich ook
bevindt, beschikt Coorn verder over wat
hij beschouwt als de twee meest belang
rijke onderdelen van zijn EHBO-uitrus-
ting: een veiligheidsspeld (in zijn porte
monnee) en een rolletje rekverband (in
zijn jaszak).
Bij de meeste ongevallen die in Kat
wijk de moeite waard zijn is Coorn eer
der ter plekke dan de ambulance en de
arts. "Ik hoor vaak aan de toon waarop
de melding wordt gedaan of het de moei
te waard is erop uit te trekken", zegt hij.
Om zich door het verkeer te spoeden
maakt Coorn, zij het spaarzaam, gebruik
van een zwaailicht dat bovenop zijn auto
kan worden gemonteerd. "Een uit de
hand gelopen hobby, zo mag je het wel
noemen", erkent hij. Waar een ander
zich toelegt op het verzamelen van post
zegels of prentbriefkaarten beschikt
Coorn over een verzameling dia's met
verkeersongevallen, afgedankte pace
makers en tongklemmen. Lesmateriaal,
verduidelijkt hij. Hulp aan de naaste
mag dan de voornaamste drijfveer van
de Katwijker zijn, de overdracht van zijn
kennis is voor hem minstens zo belang
rijk.
Net als bij de meeste uit de hand gelo
pen hobby's het geval is, begon het ook
bij Coorn heel onschuldig. In het voet
spoor van zijn vader meldde hij zich
voor de Tweede Wereldoorlog bij de
Katwijkse Reddingsbrigade (KRB),
waar hij in 1947 zijn EHBO-diploma
haalde. Hij draaide mee met de vaste
wachten op het strand en raakte ver
trouwd met het beeld van de naar adem
happende Duitser die zich te ver in zee
heeft gewaagd.
Toen hij in 1957 als vrijwilliger toetrad
tot de Bescherming Bevolking (BB) be
gon voor Coorn het grote werk. Hij
kreeg binnen korte tijd een aanstelling
als kringinstructeur en reisde door de
hele bollenstreek om cursussen EHIO
(eerste hulp in oorlogstijd) te geven.
Waarschijnlijk door het verbeteren van
de betrekkingen met het Oostblok werd
dat in de jaren zestig afgezwakt tot
EHBR (eerste hulp bij rampen) en weer
later tot GOR (gewondenzorg onder
rampomstandigheden).
In diezelfde periode begon Coorn ook
met zijn werk als EHBO-instructeur bij
de reddingsbrigade, de plaatselijke poli
tie, de reserve-politie, de brandweer en
de gemeentebedrijven. In de spaarzame
uren die overbleven draaide hij EHBO-
diensten bij alle mogelijke evenemen
ten, uitvoeringen en optredens.
Coorn begon, alweer in het voetspoor
van zijn vader, zijn maatschappelijke
loopbaan als kapper, maar maakte ze
ventien jaar geleden van zijn hobby zijn
beroep. Toen zijn zaak bij de sanering
van het oude dorp moest worden opge
heven trad hij in dienst bij de Katwijkse
ambulancedienst, om na anderhalf jaar
over te stappen naar het intern ambulan
cevervoer van het Academisch Zieken
huis. Hij vervoert nu alweer vijftien jaar
patiënten van het ene gebouw naar het
andere.
Door de contacten met alle mogelijke
hulpverleningsinstanties werd Coorn in
zijn vrije tijd een vertrouwde en geac
cepteerde verschijning bij elk ongeval
binnen de Katwijkse gemeentegrenzen
en deed, ongewild, ook de nodige regio
nale ervaring op. "Ik heb een periode ge
had dat ik dacht dat ik het onheil aan
trok", vertelt hij. "Het léék wel of de du
vel ermee speelde, maar elke keer als ik
met mijn vrouw een autoritje of fiets
tochtje maakte, werden we geconfron
teerd met verkeersongevallen. Het leek
wel of ze gewacht hadden totdat ik ter
plaatse was". Zijn herinneringen aan
dergelijke tochtjes zijn dan ook een aan
eenschakeling van slagaderlijke bloe
dingen, afgerukte armen en gebroken le-
denmaten.
Zowel in de beroeps- als in de hobby
sfeer beschouwt Coorn zichzelf niet als
een gevaar voor de volksgezondheid.
"Eerst de zaak goed overzien, en dan
eventueel handelend optreden", zo luidt
zijn devies. "Nooit proberen voor dok
tertje te spelen". Wel geeft hij toe dat er
zich in het schemergebied tussen eerste
hulp en medisch ingrijpen conflicten
kunnen voordoen, maar daar wil hij lie
ver niet over praten. "Daarmee zou ik
bepaalde mensen kwetsen", zegt hij.
In de familiekring grossiert inmiddels
al een derde generatie Coorn in hecht
pleister en rekverband. De twee doch
ters en de zoon van Ruud Coorn hebben
de opleiding voor het EHBO-diploma
met succes afgerond en met name Ruud
junior lijkt met hetzelfde sop overgoten
als zijn vader. Met een mobiele zendin-
stallatie surveilleert hij in zijn vrije tijd
op zijn fiets door de kustplaats, beducht
op elke mogelijke rampspoed. "Ik zeg
wel eens dat ik enige ben die normaal
is", zegt mevrouw Coorn, het enige ge
zinslid dat de EHBO-opleiding niet heeft
gevolgd.
Buiten de bij de burgerlijke stand ge
registreerde nazaten heeft Ruud Coorn
momenteel nog een troetelkind. Met de
definitieve opheffing van de BB in het
vooruitzicht is dat de Katwijkse GOR-
groep, een organisatie van vrijwillige
hulpverleners die bij rampomstandighe
den in actie komt. Hij heeft geholpen
met de opbouw van de GOR en is sinds
enkele jaren belast met de leiding van de
groep. De GOR kwam voor de eerste
keer echt in actie tijdens de explosie van
de Chemische Industrie Katwijk, toen
de organisatie werd ingeschakeld bij het
evacueren van omwonenden. En de
kustplaats zal er nog meer van horen,
waarschuwt Coorn, doelend op de con
centratie van 'risico-dragende' bedrijven
op het industrieterrein 't Heen.
Bij de activiteiten van de GOR wordt
zelfs mevrouw Coorn ingeschakeld. Ze
is door haar man ingedeeld bij de tele
fooncirkel die in tijden van nood de be
schikbare manschappen oproept. "Hij
heeft niet eens gevraagd of ik dat wel
wilde", zegt ze gelaten.
Ruud Coorn uit Katwijk: "Nooit proheren voor doktertje te spelen'
(foto Dick Hogewoning)