Eén-tweetje voor het leven 'Ik kan me zo moeilijk inhouden' Toor mij is het meer een levensopvatting^ DOCOS LEZERS SCHRIJVEN STAPPEN PAGINA II Het zal je broer maar wezen. Die je, in je nog jonge onschuld, meetroont naar de St. Jozef Gezellen onder het mom dat er bij de voetbalafdeling daarvan een paar aardige karweitjes voor je klaar liggen. "Joh, ga eens mee, dat is echt wat voor jou". Zo in die trant, weetjewei. Maar inderdaad, op het eerste gezicht en zelfs bij nader inzien blijkt dat onder houdswerk je wel te bevallen, ja, zelfs op het lijf geschreven. Je grote broer had weer eens gelijk. Al kan je natuurlijk op die leeftijd en op dat moment totaal niet overzien wat de consequenties ervan zijn op wat langere termijn. Je doet het gewoon en je vindt het leuk en daarom blijf je het maar doen ook. Je realiseert je eigenlijk pas echt waaraan je destijds bent begonnen als ze om je heen een re ceptie gaan bouwen. Dan blijkt het zo stilletjes aan al 25 jaar geleden te zijn dat je familie je introduceerde als de nieuwe terreinknecht van Docos. En hoewel je in de daaropvolgende kwart eeuw nog wel eens met heimwee terugdenkt aan vroeger tijden, sta je toch niet te lang meer stil bij het verleden. "Ik weet niet beter dan dat ik het doe, altijd heb ge daan en blijf doen zolang ik het kan. Wat zou ik anders moeten in mijn vrije tijd"? Goeie vraag en omkeerbaar ook, want wat zou Docos moeten zonder zijn lij- nentrekker, zonder zijn materiaalbe heerder, zonder zijn klusjesman, zonder zijn vaste terreinknecht en zonder zijn door Ad van Kaam oppasser voor halve dagen? Zonder zijn Toon Alberts dus, de man op wie het bo venstaande allemaal van toepassing is en die op aanraden van zijn broer een halve eeuw geleden bij de fusieclub bin nenstapte om daarmee 'n één-tweetje voor, zeg maar gerust, het leven aan te gaan? Mister Docos Moeilijk te beantwoorden natuurlijk. Trouwens, over zulke kwesties praat je niet in een goed huwelijk. Het is nu een maal zo gegroeid, dus het zal wel zo ho ren ook. Dat ze hem, in het gedenkboek ter gelegenheid van het vijftigjarig jubi leum - dat ook zijn jubileum was - op De Morsch uitriepen tot Mister Docos geeft in elk geval aan dat ze daar natuurlijk onderhand ook wel in de gaten hebben hoe de vork in de steel zit. Zo'n dertig uur in de week maakt de nu 71-jarige Toon Alberts nog altijd vrij voor zijn vereniging die destijds ont stond uit een fusie tussen Kolping Boys, Leiden, Rood-Wit en De Bataven. Hij be gon met dat onderhoudswerk aan de Haagweg, toen dat verband tussen die vier clubs en hem werd gelegd. Hij trok de lijnen na de eerste verhuizing op de Boshuizerkade, hij schilderde de kanti ne na de volgende verplaatsing naar de Kikkerpolder en hij doet diezelfde werk zaamheden nu alweer een jaar of tien op Toon Alberts (71) uit Leiden: "Mijn materiaal is 7 heel zuinig op". heilig. Daar ben ik (foto Wim Dijkman) De Morsch. Het verschil met vroeger zit 'm in het feit dat hij in het verleden nog werkte naast zijn hobby en dat de laatste jaren die hobby zijn werk is. Voor het overige is er niks veranderd. Althans, niet noemenswaardig. "Ja, die krijtwagen bijvoorbeeld, die is in de loop der tijd wel aangepast", denkt de man achter de schermen terug aan het zelfgetimmerde kistje op wielen waarmee het allemaal begon. "Ik werkte in die tijd bij de Verenigde Houthandel, dus dat kwam goed uit. Handig genoeg, begrijp je. Ik vond het leuk dat m'n broer me meenam naar de voetbal. Je had in die jaren dertig niet veel vertier, ik was blij dat ik wat om handen had. Ik ben pas op latere leeftijd getrouwd, zie je. Nee, mijn vrouw is nooit een Docos- man geworden. Ze kwam wel kijken hoor, maar was ook zo weer weg. Ze is later helemaal naar het korfbal overge stapt. Vier van mijn vijf kinderen spelen bij Crescendo in het eerste. Ja, dat is hier beneden", wijst Toon Alberts uit het raam van zijn flat aan de Topaaslaan, die overigens op vier minuten fietsen van zijn Docos ligt; Schapenkeutels "Het materiaal is tegenwoordig na tuurlijk allemaal beter. Dehal met de ve ters hoort gelukkig tot de verleden tijd. Nu heb je douches, vroeger moesten we het water om te wassen bij de molen ha len. Schapenkeutels verwijderen is er ui- teraard ook niet meer bij. Wat minder is geworden ten opzichte van toen is de ge zelligheid en de mentaliteit. Óp de Haag- weg bij Noordman, waar ik trouwens la ter ook in het hout heb gezeten, heb ik mijn beste tijd gehad. Hier, kijk maar in die albums. Prachtige wedstrijden tegen Oranje Groen en ASC. Iedereen kende iedereen. Dat is ten nadele veranderd. Als je nu vraagt of ze even die bal uit de sloot willen halen krijg je een grote bek. 'Doe het zelf maar', zeggen ze dan". "Dat pik ik natuurlijk niet, want mijn materiaal is me heilig, daar ben ik heel zuinig op. Het bestuur zegt wel eens: 'Joh, Toon, ga toch met je tijd mee, laat die gasten toch'. Dank je de koekkoek. Zij hebben, vanachter die ramen, mak kelijk praten. Maar als ze, die jonge gas ten dan, in de kantine op het biljart gaan zitten stuur ik ze toch mooi weg. Ik hoef maar te kijken en ze vliegen al. Mij ne men ze niet in de maling". "Ik heb ze hier allemaal zien komen en gaan. Al een stuk of tien voorzitters mee gemaakt. Maar het was en is hier onver anderd schoon. Dat vind ik het mooiste compliment, als ze zeggen dat de kleed kamers bij Docos er altijd zo netjes uit zien. Dat is ook zo, want na elke wed strijd gaan we er de bezem er doorheen. We, ja. Want de laatste vijfjaar heb ik hulp van een maatje, Henk van Lieshout. Met zijn 65 jaar natuurlijk nog een beginneling, maar hij leert het wel. Ik heb toen een tijdje in het ziekenhuis gelegen, toen moesten we een vervanger hebben. En je wordt een daggie ouder, dat merk je toch wel. Het is een eind, hoor, telkens die drie velden belijnen". Uitstervend ras "Je kan inderdaad wel spreken van een uitstervend ras. Mensen doen van daag de dag niet veel meer voor niks. Zelf heb ik er nooit geld voor gekregen, voor al die arbeid. Ja, een kleine vergoe ding soms, een vakantiecentje zeg maar. Ik heb dat nooit erg gevonden hoor. Ik heb altijd plezier gehad in dat werk, in mijn tweede beroep. Nee, nooit gedacht aan stoppen. Dat doe ik nog steeds niet. Zolang als het kan ga ik door. Ik weet na al die jaren onderhand gewoon niet be ter dan dat het zo hoort". Een stukje in de krant, al is het maar eens per maand. Dat is de grote hartstocht van de 80-jarige Willem Bodrij uit Leiden. Al 20 jaar be stookt hij de redactie van deze krant met ingezonden stukken. "In het begin waren ze er blij mee", ver telt de brievenschrijver. "Maar de laatste jaren schreef ik wel twee keer per maand en toen is er een stokje voor gestoken". Van de chef.van de stadsredactie ont ving hij een brief met het vriendelijke doch dringende verzoek het aantal inge zonden brieven te beperken omdat de naam van Willem Bodrij wel erg vaak in de rubriek 'Lezers Schrijven' voor kwam. Het ging wat lijken op de rubriek 'Bodrij schrijft' en dat was nimmer de bedoeling geweest van de redactie. Niet boos Bodrij is er niet boos over. En zich er iets van aangetrokken heeft hij evenmin. "Ik kan me zo moeilijk inhouden", zegt hij. "Het ligt nu eenmaal in m'n aard om overal iets van te vinden. Ik ben gewoon doorgegaan met brieven schrijven, maar de laatste drie zijn niet meer geplaatst. En het is toch echt de waarheid wat ik schrijf, want als je leugens schrijft dan ben je gauw uitgewaterd". Zodra hij onrecht bespeurt klimt Wil lem Bodrij in de pen. Of het nu gaat om de strippenkaart, de bouw van de nieu we Heerenpoortsbrug of de bezuinigin gen van het kabinet-Lubbers. Bodrij heeft er een uitgesproken mening over en weigert die onder stoelen of banken te steken. door Jan Rijsdam In de rubriek 'Steeds' is een paar jaar geleden al eens aandacht besteed aan zijn geschrijf, in de hoop dat hij daarna zijn pen voorlopig niet meer in de inkt zou stoppen. Heeft hij ook niet meer ge daan. "De laatste jaren heb ik een secre taresse die mijn brieven keurig uittypt. Mijn handschrift is bijna onleesbaar", verklaart de briefschrijver met zijn plak boek vol ingezonden stukken op schoot. "Kijkt u maar, dat kan geen mens lezen. Mijn kleindochter Wilma typt de brieven nu uit. Die zit op kantoor", vertelt hij niet zonder trots. Mopperpot "In 'Steeds' hebben ze mij uitgemaakt voor mopperpot", wil hij kwijt. "Er heeft ook wel eens een mevrouw opgebeld die mij ervan beschuldigde een ontevreden mens te zijn. Dat is helemaal niet waar. Ik zal niet zeggen dat je mij nooit hoort klagen", geeft hij toe. "Maar, ontevre den... nee". Er zijn natuurlijk van die dingen waar voor Willem Bodrij geen goed woord over heeft. "Het opengooien van de stad bijvoorbeeld. Er wordt veel te veel tege lijk gedaan. Tussenbeide weet je niet waar je heen moet. Ze werken veel te veel langs elkaar heen. Ik heb wel eens gezien dat de hele straat open lag om er kabels in te leggen en dat na een paar maanden die straat wéér open ging. Toen moest er nóg een kabel bij. Dat is toch te gek om los te lopen". Ook over de huidige woningbouw is Bodrij, die zelf meer dan een halve eeuw in de bouw heeft gezeten, niet zo te spre ken. "Na een paar jaar komen de gebre ken al. Wat kost dat niet? Je hebt tegen woordig te weinig geschoolde vaklui", weet hij zeker. Gijselaarsbank Echt boos heeft Willem Bodrij zich ge maakt over het plan van minister Brink man om de bejaardenpas af te schaffen. "Hoe komt die man erbij om ouderen de dupe te laten worden van de bezuinigin gen. Dat er bezuinigd moet worden, daar heb ik best begrip voor, maar elk tientje dat ze ons afpakken voelen we direct. Daar heb ik laatst een brief over geschre ven, maar die is niet geplaatst". Bodrij signaleert niet alleen proble men, maar draagt waar mogelijk ook op lossingen aan. Zoals voor de exploitatie problemen van de openluchtzwemba den. "Ik heb toen gezegd: waarom over kap je dat ding niet met een schuifdak. 's Zomers open en 's winters dicht. Maar ja, dat schijnt weer te kostbaar te zijn". "De Gijselaarsbank is wel mijn groot ste stokpaardje geweest". Een monu ment moet je niet verplaatsen, was de stelling van Willem Bodrij toen het Leid- se college van B en W overwoog de mo numentale bank te verplaatsen van het Kort Rapenburg naar een andere plek in de stad. "Ik wilde de Gijselaarsbank graag op het Kort Rapenburg houden. Dat is gelukt ook. Ik zal niet zeggen door mij. Maar ik heb de discussie wel aan de gang gebracht". Het wel en wee van de stad gaat Wil lem Bodrij zeer aan het hart. Hij is Lei- denaar in hart en nieren. Geboren in de Kraaierstraat, opgegroeid aan de Uiter stegracht en daarna 42 jaar woonachtig in de Prinsenstraat. Sinds enkele jaren "In praatkroegen waar de wereld problemen binnen tien minuten worden opgelost, zul je mij niet vin den. Overvolle disco's met harde muziek zie ik ook niet zitten. Die tenten hebben het enige voordeel dat ze laat open zijn en daarom kom ik er, zij het met de grootst mogelij ke tegenzin, wel 'ns binnen. Bruine cafe's, waar je lekker kunt keuvelen en een kaartje leggen, daar voel ik me thuis. En als ze toevallig muziek van Steely Dan draaien, ben ik er helemaal niet meer weg te slaan". Henk Vis, een notoire stapper en sma kelijk verteller. Om elke grappige anek dote lacht hij uitbundig, zonder daarbij noemenswaardig geluid te produceren. Elk lachsalvo gaat gepaard met het schudden van het hoofd, met daarbij de tanden ruimschoots bloot. Hij doet een beetje denken aan Kermit de Kikker, de 'presentator' van dé Muppetshow. Vanuit de kroeg direct door zijn naar werk, dat overkomt hem tegenwoordig niet meer zo vaak. Het lijf kan de nachtelijke overuren tegenwoordig slecht verwerken. De jaren gaan dus tel len bij de onlangs 36 geworden Katwij ken Want: "Ik kan het ten opzichte van m'n baas ook niet meer maken om ka chel op m'n werk te komen. Als bloemen- inkoper heb ik een redelijk verant woordelijke baan. Wanneer ik op de vei ling een paar foutjes maak kost dat geld, en dat vindt m'n werkgever niet zo leuk". Dagelijks Ouder worden betekent voor Henk Vis echter niet een minisering van het kroegbezoek. Hij komt er, als het even kan, dagelijks. "Het stappen is voor mij geen hobby, het is een levensopvatting. Ik zie de avonden bij de televisie niet zit ten. Ik ben liever onder de mensen. Voor mij is dat pure ontspanning. Natuurlijk wordt daarbij wel eens een glaasje ge dronken, maar niet overdreven veel. Voor veel mensen houdt stappen in: ver schrikkelijk uit je bol gaan met grote hoeveelheden alcohol. Uiteraard heb ik me daaraan bezondigd, maar ik kwam dan altijd de andere dag mezelf tegen. Ik heb het geluk dat ik last heb van een ver schrikkelijke kater. Nou, als je een hele tijd met een houten kop rondloopt, laat je de drank wel een tijdje staan. Ik kan me gelukkig ook vermaken met een glas spa of een bakkie koffie. Dat is voor an deren soms moeilijk te geloven". Tegenwoordig zoekt Vis zijn vertier voornamelijk in zijn geboorteplaats. "Dat heeft een praktische reden. Als je dicht bij huis een glaasje gaat halen, dan hoef je niet na twee drankjes te stoppen. Vroeger ging ik nooit uit in Katwijk. Er waren wel kroegen, maar die stonden me niet aan. Noordwijk heb ik altijd leu ker gevonden. Als 15-jarig ventje ging ik daar al met een groep maten naartoe. Ik werd door m'n ouders behoorlijk vrij ge laten. Daardoor rolde ik sneller dan nor maal het kroegleven in. Met een paar dubbeltjes en kwartjes op zak voor een colaatje gingen we naar Boule 7. Ik heb die Henny Huisman daar nog meege maakt als disc-jockey". "Later, toen ik 's zomers op het strand wat bijverdiende en meer te verteren had, vertrokken we richting Zandvoort. Nu nog kom ik in de Klikspaan. Ik heb in de hele wereld toch aardig wat tenten afgelopen, maar die kroeg bÖJft hoog ge noteerd staan in mijn top drie. Wat er nu zo speciaal is aan dat café weet ik eigen lijk niet. Er hangt een typische, losban dige sfeer. 2005 in Den Haag is ook zo'n kroeg, een smeltkroes van korpsballen en schoenpoetsers. Daar kan ik me het best vermaken". Duitsland Henk Vis heeft een lichte voorkeur voor het Westduitse nachtleven, hoewel Antwerpen en Brussel er namens België zeker niet slecht van af komen. Hij heeft in de Bondsrepubliek gewerkt en woon de een periode samen met een deerne uit het naburige land. "Eigenlijk heb ik een Henk Vis uit Katwijk (midden): "Ik bekijk het leven van de positieve kant". (foto Dick Hogewonlngn door Rob Onderwater hekel aan Westduitsers. Ik vind ze onge zellig. Maar het uitgaansleven is er uit de kunst. In Düsseldorf bijvoorbeeld kun je harder tekeer gaan dan in Amsterdam". In die Westduitse stad heeft Henk Vis zijn "absoluut" favoriete kroeg. "Pielle. De sfeer is er onduits. Ze draaien er mijn favoriete muziek en de mensen die er komen zijn vreselijk aardig. Ik heb er al heel wat geld weggebracht. Daar liggen ook mijn mooiste herinneringen. We moesten een keer met een stel Katwij- kers een voetbalwedstrijd spelen ergens in Düsseldorf. Na afloop was het natuur lijk stappen geblazen. Om één uur 's nachts zou de bus naar Katwijk vertrek ken. Om vier uur zaten we met dertien man in Pielle te vergaderen over hoe we naar huis moesten. Het werden uiteinde lijk drie taxi's, die elk voor vierhonderd Mark wel naar Katwijk wilden rijden. Werden we aangehouden bij de grens. Mijn taxi mocht verder, maar de andere twee werden bestuurd door twee illegale Joegoslaven. Dat gaf me een partij ellen de. Na veel heen en weer gepraat kregen ze een dagpas, maar voor hetzelfde geld hadden we nu nog aan de grens ge staan". 's Zomers voelt Henk Vis zich meer in zijn element. "In de winter kom ik wat minder de deur uit. Dan heb ik het niet echt naar m'n zin. Ik moet er in die kou de maanden altijd een keer uit. Meestal naar de Canarische eilanden, om een beetje bij te komen. Een paar jaar terug ben ik voor de verandering met een maat naar Venezuela gegaan. Ik had het boek Banco, het vervolg op Papillon, ge lezen en toen kreeg ik het ineens in m'n kop om daar naartoe te gaan". Caracas "Nu heb ik een ingebouwde afkeer te gen wereldsteden. Parijs of zo kan mij niet boeien. Als je daar op een terras gaat zitten staan er binnen een mum van tijdti tweehonderd kunstschilders om je heene om je te tekenen. Maar in Caracas heb ikt< het vreselijk naar m'n zin gehad. We zou4i den drie dagen blijven, maar dat werdenz er dus vijfentwintig. De sfeer was losjesp en ontspannen, heerlijk. Zitten we daarp op een avond in een tent, worden omji twaalf uur de lichten gedoofd. Iedereenh moest mee naar een feest ergens in dek stad. Vraag me niet naar de reden, maar in elk geval was het vreselijk gezellig.p We kenden er niemand, maar betalen was er niet by. 's Ochtends om zeven uurL rolde ik m'n hotel in. Een prachtig land.L Venezuela. De bevolking bekijkt het le-L ven van de positieve kant. Zo ben ikL ook". T Thuis in Katwijk kan Henk Vis zichk tegenwoordig best vermaken. "Ach, hefy is niet zo mondain als Noordwijk, maar^ als het zomer is heb ik het naar m'n zinL op het strand en de terrassen vlakbij", l De Blauwe Bok en De Albatros zijn z'njj favoriete drinkgelagen. "In De Albatros!} kom ik het. langst. Ik heb er een paark mooie taferelen meegemaakt. Met ene[ Arie bijvoorbeeld, een drinkebroer eer-L ste klas. Op een avond zit-ie weer eensL lallend aan de bar. Ziet Rob, de tapbaas,|f bij die vent een gebit op de grond liggen. L Rob tilt dat vieze geval op met twee vil-L tjes en vraagt aan Arie: 'is dat van jou Arie? 'Nee, nee', zegt Arie. Mompelt erf" een Katwijker even verderop: 'Ik zag hetL anders wel uit jouw mond vallen'. Nou,L toen moest ik aan het zuurstofapparaat;! Even later steekt Arie dat gebit, dat' on-p der het zand en de hondeharen zat, zo in* z'n mond. De hele tent lag blauw". "Of ik ooit spijt van m'n levenswijze! heb gehad? Het heeft me een hoop geld)/ gekost. Ik geef gemiddeld ruim twee meier per week uit. Kun je nagaan hoe veel ik naar de kroeg heb gebracht. Maar spijt, nee. Integendeel, het leven is mij tot nu toe het dubbele waard geweest". Willem Bodrij (80) uit Leiden: "Ik zal niet zeggen dat je mij nooit hoort klagen". (foto Holvast) woont hij met zijn vrouw aan de Lange- gracht. Daar heeft hij zyn 'uitkijkpost' pal tegenover één van de drukste kruis punten van Leiden, in het verlengde van de Pelikaanstraat. Zwemdiploma Schuilt in Willem Bodrij misschien een journalist die zyn beroep is misgelo pen? "Dat hebben de mensen heel vaak tegen mij gezegd. Zo van: joh, jij hebt het verkeerde beroep gekozen. Ik weet niet of dat waar is, ik heb nooit een hekel gehad aan mijn werk", vertelt de gepen sioneerde timmerman. "Ik wilde vroe ger nooit iets anders, maar als ik nu nog jong was dan wist ik het zo net nog niet". Willem Bodrij begon al brieven te schrijven naar de krant - waarop hij al 57 jaar geabonneerd is - toen hij nog werk zaam was als timmerman. Maar na zijn pensionering kreeg hij de smaak pas goed te pakken. Of hij niets beters te doen heeft? Reken maar. "Ik heb nóg twee hobby's: voetballen Ik ga al zestig jaar naar UVS kyken. En zwemmen. Dat is zo gekomen: vijf maanden voor m'n 65ste kreeg ik van de dokter te horen dat mijn rug versleten was en dat ik niet meer mocht werken. De dokter adviseerde mij te gaan zwem men en dat advies heb ik ter harte geno- In 1972 slaagde Bodrij erin op één dag zijn A- en B-diploma te halen, en C heeft hij inmiddels ook. "Dat was echt uniek op mijn leeftijd. Ik zwem nog steeds elke dag. Dat is dus ook een hobby van mij geworden. Eigenlijk kom ik tyd tekort". De briefschrijver vertelt veel reacties te krygen op zyn stukjes in de krant. "Er zijn avonden geweest dat de telefoon niet stil stond en dat mijn vrouw zei: joh, leg dat ding er nou maar af. Ik krijg er wat van. Een enkele reactie is negatief', bekent Bodrij. "Ik ben eens opgebeld door een mevrouw die vroeg of ik die stukken niet meer in de krant wilde schrijven. En ik ben ook wel telefonisch bedreigd. Maar daar lig ik niet wakker van. De meeste reacties zijn positief. Toen er eens een paar maanden niets van mij in de krant had gestaan belde er zelfs een mevrouw op die vroeg of ik mijn pen kwijt was". Ophouden Thuis hoeft Willem Bodrij niet te reke nen op zoveel positieve respons. Zijn vrouw zegt het "vreselyk" te vinden, al die stukken in de krant. "Ik word ge woon op straat aangehouden over wat die man geschreven heeft. Vreselijk vind ik dat. Je krijgt nog eens een pak slaag", heeft ze hem al meer dan eens gewaarschuwd. "Hou er nou eens mee op". Maar Willem Bodrij laat zich niet weerhouden, ook niet door de redacteur van het Leidsch Dagblad die hem tracht te paaien met weer zo'n leuk redactio neel stukje over zijn ingezonden brie ven. "Ik zou het heel erg vinden als ik helemaal niets meer mocht schrijven", speelt hij de redacteur op zijn gemoed. En bij de deur vraagt hij de vertrekken de verslaggever nog even: "Kunt u er nu niet voor zorgen dat ik eenmaal per maand een stukje in de krant mag zet ten"?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1986 | | pagina 22