Eén-tweetje voor het leven
'Ik kan me zo moeilijk inhouden'
Toor mij is het meer
een levensopvatting^
DOCOS
LEZERS SCHRIJVEN
STAPPEN
PAGINA II
Het zal je broer maar wezen. Die je,
in je nog jonge onschuld, meetroont
naar de St. Jozef Gezellen onder het
mom dat er bij de voetbalafdeling
daarvan een paar aardige karweitjes
voor je klaar liggen. "Joh, ga eens
mee, dat is echt wat voor jou". Zo in
die trant, weetjewei.
Maar inderdaad, op het eerste gezicht
en zelfs bij nader inzien blijkt dat onder
houdswerk je wel te bevallen, ja, zelfs op
het lijf geschreven. Je grote broer had
weer eens gelijk. Al kan je natuurlijk op
die leeftijd en op dat moment totaal niet
overzien wat de consequenties ervan
zijn op wat langere termijn. Je doet het
gewoon en je vindt het leuk en daarom
blijf je het maar doen ook. Je realiseert
je eigenlijk pas echt waaraan je destijds
bent begonnen als ze om je heen een re
ceptie gaan bouwen. Dan blijkt het zo
stilletjes aan al 25 jaar geleden te zijn dat
je familie je introduceerde als de nieuwe
terreinknecht van Docos. En hoewel je
in de daaropvolgende kwart eeuw nog
wel eens met heimwee terugdenkt aan
vroeger tijden, sta je toch niet te lang
meer stil bij het verleden. "Ik weet niet
beter dan dat ik het doe, altijd heb ge
daan en blijf doen zolang ik het kan. Wat
zou ik anders moeten in mijn vrije tijd"?
Goeie vraag en omkeerbaar ook, want
wat zou Docos moeten zonder zijn lij-
nentrekker, zonder zijn materiaalbe
heerder, zonder zijn klusjesman, zonder
zijn vaste terreinknecht en zonder zijn
door Ad van Kaam
oppasser voor halve dagen? Zonder zijn
Toon Alberts dus, de man op wie het bo
venstaande allemaal van toepassing is
en die op aanraden van zijn broer een
halve eeuw geleden bij de fusieclub bin
nenstapte om daarmee 'n één-tweetje
voor, zeg maar gerust, het leven aan te
gaan?
Mister Docos
Moeilijk te beantwoorden natuurlijk.
Trouwens, over zulke kwesties praat je
niet in een goed huwelijk. Het is nu een
maal zo gegroeid, dus het zal wel zo ho
ren ook. Dat ze hem, in het gedenkboek
ter gelegenheid van het vijftigjarig jubi
leum - dat ook zijn jubileum was - op De
Morsch uitriepen tot Mister Docos geeft
in elk geval aan dat ze daar natuurlijk
onderhand ook wel in de gaten hebben
hoe de vork in de steel zit.
Zo'n dertig uur in de week maakt de
nu 71-jarige Toon Alberts nog altijd vrij
voor zijn vereniging die destijds ont
stond uit een fusie tussen Kolping Boys,
Leiden, Rood-Wit en De Bataven. Hij be
gon met dat onderhoudswerk aan de
Haagweg, toen dat verband tussen die
vier clubs en hem werd gelegd. Hij trok
de lijnen na de eerste verhuizing op de
Boshuizerkade, hij schilderde de kanti
ne na de volgende verplaatsing naar de
Kikkerpolder en hij doet diezelfde werk
zaamheden nu alweer een jaar of tien op
Toon Alberts (71) uit Leiden: "Mijn materiaal is 7
heel zuinig op".
heilig. Daar ben ik
(foto Wim Dijkman)
De Morsch. Het verschil met vroeger zit
'm in het feit dat hij in het verleden nog
werkte naast zijn hobby en dat de laatste
jaren die hobby zijn werk is. Voor het
overige is er niks veranderd. Althans,
niet noemenswaardig.
"Ja, die krijtwagen bijvoorbeeld, die is
in de loop der tijd wel aangepast", denkt
de man achter de schermen terug aan
het zelfgetimmerde kistje op wielen
waarmee het allemaal begon. "Ik werkte
in die tijd bij de Verenigde Houthandel,
dus dat kwam goed uit. Handig genoeg,
begrijp je. Ik vond het leuk dat m'n
broer me meenam naar de voetbal. Je
had in die jaren dertig niet veel vertier,
ik was blij dat ik wat om handen had. Ik
ben pas op latere leeftijd getrouwd, zie
je. Nee, mijn vrouw is nooit een Docos-
man geworden. Ze kwam wel kijken
hoor, maar was ook zo weer weg. Ze is
later helemaal naar het korfbal overge
stapt. Vier van mijn vijf kinderen spelen
bij Crescendo in het eerste. Ja, dat is hier
beneden", wijst Toon Alberts uit het
raam van zijn flat aan de Topaaslaan, die
overigens op vier minuten fietsen van
zijn Docos ligt;
Schapenkeutels
"Het materiaal is tegenwoordig na
tuurlijk allemaal beter. Dehal met de ve
ters hoort gelukkig tot de verleden tijd.
Nu heb je douches, vroeger moesten we
het water om te wassen bij de molen ha
len. Schapenkeutels verwijderen is er ui-
teraard ook niet meer bij. Wat minder is
geworden ten opzichte van toen is de ge
zelligheid en de mentaliteit. Óp de Haag-
weg bij Noordman, waar ik trouwens la
ter ook in het hout heb gezeten, heb ik
mijn beste tijd gehad. Hier, kijk maar in
die albums. Prachtige wedstrijden tegen
Oranje Groen en ASC. Iedereen kende
iedereen. Dat is ten nadele veranderd.
Als je nu vraagt of ze even die bal uit de
sloot willen halen krijg je een grote bek.
'Doe het zelf maar', zeggen ze dan".
"Dat pik ik natuurlijk niet, want mijn
materiaal is me heilig, daar ben ik heel
zuinig op. Het bestuur zegt wel eens:
'Joh, Toon, ga toch met je tijd mee, laat
die gasten toch'. Dank je de koekkoek.
Zij hebben, vanachter die ramen, mak
kelijk praten. Maar als ze, die jonge gas
ten dan, in de kantine op het biljart gaan
zitten stuur ik ze toch mooi weg. Ik hoef
maar te kijken en ze vliegen al. Mij ne
men ze niet in de maling".
"Ik heb ze hier allemaal zien komen en
gaan. Al een stuk of tien voorzitters mee
gemaakt. Maar het was en is hier onver
anderd schoon. Dat vind ik het mooiste
compliment, als ze zeggen dat de kleed
kamers bij Docos er altijd zo netjes uit
zien. Dat is ook zo, want na elke wed
strijd gaan we er de bezem er doorheen.
We, ja.
Want de laatste vijfjaar heb ik hulp van
een maatje, Henk van Lieshout. Met zijn
65 jaar natuurlijk nog een beginneling,
maar hij leert het wel. Ik heb toen een
tijdje in het ziekenhuis gelegen, toen
moesten we een vervanger hebben. En
je wordt een daggie ouder, dat merk je
toch wel. Het is een eind, hoor, telkens
die drie velden belijnen".
Uitstervend ras
"Je kan inderdaad wel spreken van
een uitstervend ras. Mensen doen van
daag de dag niet veel meer voor niks.
Zelf heb ik er nooit geld voor gekregen,
voor al die arbeid. Ja, een kleine vergoe
ding soms, een vakantiecentje zeg maar.
Ik heb dat nooit erg gevonden hoor. Ik
heb altijd plezier gehad in dat werk, in
mijn tweede beroep. Nee, nooit gedacht
aan stoppen. Dat doe ik nog steeds niet.
Zolang als het kan ga ik door. Ik weet na
al die jaren onderhand gewoon niet be
ter dan dat het zo hoort".
Een stukje in de krant, al is het maar
eens per maand. Dat is de grote
hartstocht van de 80-jarige Willem
Bodrij uit Leiden. Al 20 jaar be
stookt hij de redactie van deze
krant met ingezonden stukken. "In
het begin waren ze er blij mee", ver
telt de brievenschrijver. "Maar de
laatste jaren schreef ik wel twee
keer per maand en toen is er een
stokje voor gestoken".
Van de chef.van de stadsredactie ont
ving hij een brief met het vriendelijke
doch dringende verzoek het aantal inge
zonden brieven te beperken omdat de
naam van Willem Bodrij wel erg vaak in
de rubriek 'Lezers Schrijven' voor
kwam. Het ging wat lijken op de rubriek
'Bodrij schrijft' en dat was nimmer de
bedoeling geweest van de redactie.
Niet boos
Bodrij is er niet boos over. En zich er
iets van aangetrokken heeft hij evenmin.
"Ik kan me zo moeilijk inhouden", zegt
hij. "Het ligt nu eenmaal in m'n aard om
overal iets van te vinden. Ik ben gewoon
doorgegaan met brieven schrijven, maar
de laatste drie zijn niet meer geplaatst.
En het is toch echt de waarheid wat ik
schrijf, want als je leugens schrijft dan
ben je gauw uitgewaterd".
Zodra hij onrecht bespeurt klimt Wil
lem Bodrij in de pen. Of het nu gaat om
de strippenkaart, de bouw van de nieu
we Heerenpoortsbrug of de bezuinigin
gen van het kabinet-Lubbers. Bodrij
heeft er een uitgesproken mening over
en weigert die onder stoelen of banken
te steken.
door Jan Rijsdam
In de rubriek 'Steeds' is een paar jaar
geleden al eens aandacht besteed aan
zijn geschrijf, in de hoop dat hij daarna
zijn pen voorlopig niet meer in de inkt
zou stoppen. Heeft hij ook niet meer ge
daan. "De laatste jaren heb ik een secre
taresse die mijn brieven keurig uittypt.
Mijn handschrift is bijna onleesbaar",
verklaart de briefschrijver met zijn plak
boek vol ingezonden stukken op schoot.
"Kijkt u maar, dat kan geen mens lezen.
Mijn kleindochter Wilma typt de brieven
nu uit. Die zit op kantoor", vertelt hij
niet zonder trots.
Mopperpot
"In 'Steeds' hebben ze mij uitgemaakt
voor mopperpot", wil hij kwijt. "Er heeft
ook wel eens een mevrouw opgebeld die
mij ervan beschuldigde een ontevreden
mens te zijn. Dat is helemaal niet waar.
Ik zal niet zeggen dat je mij nooit hoort
klagen", geeft hij toe. "Maar, ontevre
den... nee".
Er zijn natuurlijk van die dingen waar
voor Willem Bodrij geen goed woord
over heeft. "Het opengooien van de stad
bijvoorbeeld. Er wordt veel te veel tege
lijk gedaan. Tussenbeide weet je niet
waar je heen moet. Ze werken veel te
veel langs elkaar heen. Ik heb wel eens
gezien dat de hele straat open lag om er
kabels in te leggen en dat na een paar
maanden die straat wéér open ging.
Toen moest er nóg een kabel bij. Dat is
toch te gek om los te lopen".
Ook over de huidige woningbouw is
Bodrij, die zelf meer dan een halve eeuw
in de bouw heeft gezeten, niet zo te spre
ken. "Na een paar jaar komen de gebre
ken al. Wat kost dat niet? Je hebt tegen
woordig te weinig geschoolde vaklui",
weet hij zeker.
Gijselaarsbank
Echt boos heeft Willem Bodrij zich ge
maakt over het plan van minister Brink
man om de bejaardenpas af te schaffen.
"Hoe komt die man erbij om ouderen de
dupe te laten worden van de bezuinigin
gen. Dat er bezuinigd moet worden, daar
heb ik best begrip voor, maar elk tientje
dat ze ons afpakken voelen we direct.
Daar heb ik laatst een brief over geschre
ven, maar die is niet geplaatst".
Bodrij signaleert niet alleen proble
men, maar draagt waar mogelijk ook op
lossingen aan. Zoals voor de exploitatie
problemen van de openluchtzwemba
den. "Ik heb toen gezegd: waarom over
kap je dat ding niet met een schuifdak. 's
Zomers open en 's winters dicht. Maar
ja, dat schijnt weer te kostbaar te zijn".
"De Gijselaarsbank is wel mijn groot
ste stokpaardje geweest". Een monu
ment moet je niet verplaatsen, was de
stelling van Willem Bodrij toen het Leid-
se college van B en W overwoog de mo
numentale bank te verplaatsen van het
Kort Rapenburg naar een andere plek in
de stad. "Ik wilde de Gijselaarsbank
graag op het Kort Rapenburg houden.
Dat is gelukt ook. Ik zal niet zeggen door
mij. Maar ik heb de discussie wel aan de
gang gebracht".
Het wel en wee van de stad gaat Wil
lem Bodrij zeer aan het hart. Hij is Lei-
denaar in hart en nieren. Geboren in de
Kraaierstraat, opgegroeid aan de Uiter
stegracht en daarna 42 jaar woonachtig
in de Prinsenstraat. Sinds enkele jaren
"In praatkroegen waar de wereld
problemen binnen tien minuten
worden opgelost, zul je mij niet vin
den. Overvolle disco's met harde
muziek zie ik ook niet zitten. Die
tenten hebben het enige voordeel
dat ze laat open zijn en daarom kom
ik er, zij het met de grootst mogelij
ke tegenzin, wel 'ns binnen. Bruine
cafe's, waar je lekker kunt keuvelen
en een kaartje leggen, daar voel ik
me thuis. En als ze toevallig muziek
van Steely Dan draaien, ben ik er
helemaal niet meer weg te slaan".
Henk Vis, een notoire stapper en sma
kelijk verteller. Om elke grappige anek
dote lacht hij uitbundig, zonder daarbij
noemenswaardig geluid te produceren.
Elk lachsalvo gaat gepaard met het
schudden van het hoofd, met daarbij de
tanden ruimschoots bloot. Hij doet een
beetje denken aan Kermit de Kikker, de
'presentator' van dé Muppetshow.
Vanuit de kroeg direct door zijn naar
werk, dat overkomt hem tegenwoordig
niet meer zo vaak. Het lijf kan de
nachtelijke overuren tegenwoordig
slecht verwerken. De jaren gaan dus tel
len bij de onlangs 36 geworden Katwij
ken Want: "Ik kan het ten opzichte van
m'n baas ook niet meer maken om ka
chel op m'n werk te komen. Als bloemen-
inkoper heb ik een redelijk verant
woordelijke baan. Wanneer ik op de vei
ling een paar foutjes maak kost dat geld,
en dat vindt m'n werkgever niet zo
leuk".
Dagelijks
Ouder worden betekent voor Henk
Vis echter niet een minisering van het
kroegbezoek. Hij komt er, als het even
kan, dagelijks. "Het stappen is voor mij
geen hobby, het is een levensopvatting.
Ik zie de avonden bij de televisie niet zit
ten. Ik ben liever onder de mensen. Voor
mij is dat pure ontspanning. Natuurlijk
wordt daarbij wel eens een glaasje ge
dronken, maar niet overdreven veel.
Voor veel mensen houdt stappen in: ver
schrikkelijk uit je bol gaan met grote
hoeveelheden alcohol. Uiteraard heb ik
me daaraan bezondigd, maar ik kwam
dan altijd de andere dag mezelf tegen. Ik
heb het geluk dat ik last heb van een ver
schrikkelijke kater. Nou, als je een hele
tijd met een houten kop rondloopt, laat
je de drank wel een tijdje staan. Ik kan
me gelukkig ook vermaken met een glas
spa of een bakkie koffie. Dat is voor an
deren soms moeilijk te geloven".
Tegenwoordig zoekt Vis zijn vertier
voornamelijk in zijn geboorteplaats.
"Dat heeft een praktische reden. Als je
dicht bij huis een glaasje gaat halen, dan
hoef je niet na twee drankjes te stoppen.
Vroeger ging ik nooit uit in Katwijk. Er
waren wel kroegen, maar die stonden
me niet aan. Noordwijk heb ik altijd leu
ker gevonden. Als 15-jarig ventje ging ik
daar al met een groep maten naartoe. Ik
werd door m'n ouders behoorlijk vrij ge
laten. Daardoor rolde ik sneller dan nor
maal het kroegleven in. Met een paar
dubbeltjes en kwartjes op zak voor een
colaatje gingen we naar Boule 7. Ik heb
die Henny Huisman daar nog meege
maakt als disc-jockey".
"Later, toen ik 's zomers op het strand
wat bijverdiende en meer te verteren
had, vertrokken we richting Zandvoort.
Nu nog kom ik in de Klikspaan. Ik heb
in de hele wereld toch aardig wat tenten
afgelopen, maar die kroeg bÖJft hoog ge
noteerd staan in mijn top drie. Wat er nu
zo speciaal is aan dat café weet ik eigen
lijk niet. Er hangt een typische, losban
dige sfeer. 2005 in Den Haag is ook zo'n
kroeg, een smeltkroes van korpsballen
en schoenpoetsers. Daar kan ik me het
best vermaken".
Duitsland
Henk Vis heeft een lichte voorkeur
voor het Westduitse nachtleven, hoewel
Antwerpen en Brussel er namens België
zeker niet slecht van af komen. Hij heeft
in de Bondsrepubliek gewerkt en woon
de een periode samen met een deerne uit
het naburige land. "Eigenlijk heb ik een
Henk Vis uit Katwijk (midden): "Ik bekijk het leven van de positieve
kant". (foto Dick Hogewonlngn
door Rob Onderwater
hekel aan Westduitsers. Ik vind ze onge
zellig. Maar het uitgaansleven is er uit de
kunst. In Düsseldorf bijvoorbeeld kun je
harder tekeer gaan dan in Amsterdam".
In die Westduitse stad heeft Henk Vis
zijn "absoluut" favoriete kroeg. "Pielle.
De sfeer is er onduits. Ze draaien er mijn
favoriete muziek en de mensen die er
komen zijn vreselijk aardig. Ik heb er al
heel wat geld weggebracht. Daar liggen
ook mijn mooiste herinneringen. We
moesten een keer met een stel Katwij-
kers een voetbalwedstrijd spelen ergens
in Düsseldorf. Na afloop was het natuur
lijk stappen geblazen. Om één uur 's
nachts zou de bus naar Katwijk vertrek
ken. Om vier uur zaten we met dertien
man in Pielle te vergaderen over hoe we
naar huis moesten. Het werden uiteinde
lijk drie taxi's, die elk voor vierhonderd
Mark wel naar Katwijk wilden rijden.
Werden we aangehouden bij de grens.
Mijn taxi mocht verder, maar de andere
twee werden bestuurd door twee illegale
Joegoslaven. Dat gaf me een partij ellen
de. Na veel heen en weer gepraat kregen
ze een dagpas, maar voor hetzelfde geld
hadden we nu nog aan de grens ge
staan".
's Zomers voelt Henk Vis zich meer in
zijn element. "In de winter kom ik wat
minder de deur uit. Dan heb ik het niet
echt naar m'n zin. Ik moet er in die kou
de maanden altijd een keer uit. Meestal
naar de Canarische eilanden, om een
beetje bij te komen. Een paar jaar terug
ben ik voor de verandering met een
maat naar Venezuela gegaan. Ik had het
boek Banco, het vervolg op Papillon, ge
lezen en toen kreeg ik het ineens in m'n
kop om daar naartoe te gaan".
Caracas
"Nu heb ik een ingebouwde afkeer te
gen wereldsteden. Parijs of zo kan mij
niet boeien. Als je daar op een terras gaat
zitten staan er binnen een mum van tijdti
tweehonderd kunstschilders om je heene
om je te tekenen. Maar in Caracas heb ikt<
het vreselijk naar m'n zin gehad. We zou4i
den drie dagen blijven, maar dat werdenz
er dus vijfentwintig. De sfeer was losjesp
en ontspannen, heerlijk. Zitten we daarp
op een avond in een tent, worden omji
twaalf uur de lichten gedoofd. Iedereenh
moest mee naar een feest ergens in dek
stad. Vraag me niet naar de reden, maar
in elk geval was het vreselijk gezellig.p
We kenden er niemand, maar betalen
was er niet by. 's Ochtends om zeven uurL
rolde ik m'n hotel in. Een prachtig land.L
Venezuela. De bevolking bekijkt het le-L
ven van de positieve kant. Zo ben ikL
ook". T
Thuis in Katwijk kan Henk Vis zichk
tegenwoordig best vermaken. "Ach, hefy
is niet zo mondain als Noordwijk, maar^
als het zomer is heb ik het naar m'n zinL
op het strand en de terrassen vlakbij", l
De Blauwe Bok en De Albatros zijn z'njj
favoriete drinkgelagen. "In De Albatros!}
kom ik het. langst. Ik heb er een paark
mooie taferelen meegemaakt. Met ene[
Arie bijvoorbeeld, een drinkebroer eer-L
ste klas. Op een avond zit-ie weer eensL
lallend aan de bar. Ziet Rob, de tapbaas,|f
bij die vent een gebit op de grond liggen. L
Rob tilt dat vieze geval op met twee vil-L
tjes en vraagt aan Arie: 'is dat van jou
Arie? 'Nee, nee', zegt Arie. Mompelt erf"
een Katwijker even verderop: 'Ik zag hetL
anders wel uit jouw mond vallen'. Nou,L
toen moest ik aan het zuurstofapparaat;!
Even later steekt Arie dat gebit, dat' on-p
der het zand en de hondeharen zat, zo in*
z'n mond. De hele tent lag blauw".
"Of ik ooit spijt van m'n levenswijze!
heb gehad? Het heeft me een hoop geld)/
gekost. Ik geef gemiddeld ruim twee
meier per week uit. Kun je nagaan hoe
veel ik naar de kroeg heb gebracht. Maar
spijt, nee. Integendeel, het leven is mij
tot nu toe het dubbele waard geweest".
Willem Bodrij (80) uit Leiden: "Ik zal niet zeggen dat je mij nooit hoort
klagen". (foto Holvast)
woont hij met zijn vrouw aan de Lange-
gracht. Daar heeft hij zyn 'uitkijkpost'
pal tegenover één van de drukste kruis
punten van Leiden, in het verlengde van
de Pelikaanstraat.
Zwemdiploma
Schuilt in Willem Bodrij misschien
een journalist die zyn beroep is misgelo
pen? "Dat hebben de mensen heel vaak
tegen mij gezegd. Zo van: joh, jij hebt
het verkeerde beroep gekozen. Ik weet
niet of dat waar is, ik heb nooit een hekel
gehad aan mijn werk", vertelt de gepen
sioneerde timmerman. "Ik wilde vroe
ger nooit iets anders, maar als ik nu nog
jong was dan wist ik het zo net nog niet".
Willem Bodrij begon al brieven te
schrijven naar de krant - waarop hij al 57
jaar geabonneerd is - toen hij nog werk
zaam was als timmerman. Maar na zijn
pensionering kreeg hij de smaak pas
goed te pakken. Of hij niets beters te
doen heeft? Reken maar. "Ik heb nóg
twee hobby's: voetballen
Ik ga al zestig jaar naar UVS kyken. En
zwemmen. Dat is zo gekomen: vijf
maanden voor m'n 65ste kreeg ik van de
dokter te horen dat mijn rug versleten
was en dat ik niet meer mocht werken.
De dokter adviseerde mij te gaan zwem
men en dat advies heb ik ter harte geno-
In 1972 slaagde Bodrij erin op één dag
zijn A- en B-diploma te halen, en C heeft
hij inmiddels ook. "Dat was echt uniek
op mijn leeftijd. Ik zwem nog steeds elke
dag. Dat is dus ook een hobby van mij
geworden. Eigenlijk kom ik tyd tekort".
De briefschrijver vertelt veel reacties
te krygen op zyn stukjes in de krant. "Er
zijn avonden geweest dat de telefoon
niet stil stond en dat mijn vrouw zei: joh,
leg dat ding er nou maar af. Ik krijg er
wat van. Een enkele reactie is negatief',
bekent Bodrij. "Ik ben eens opgebeld
door een mevrouw die vroeg of ik die
stukken niet meer in de krant wilde
schrijven. En ik ben ook wel telefonisch
bedreigd. Maar daar lig ik niet wakker
van. De meeste reacties zijn positief.
Toen er eens een paar maanden niets
van mij in de krant had gestaan belde er
zelfs een mevrouw op die vroeg of ik
mijn pen kwijt was".
Ophouden
Thuis hoeft Willem Bodrij niet te reke
nen op zoveel positieve respons. Zijn
vrouw zegt het "vreselyk" te vinden, al
die stukken in de krant. "Ik word ge
woon op straat aangehouden over wat
die man geschreven heeft. Vreselijk
vind ik dat. Je krijgt nog eens een pak
slaag", heeft ze hem al meer dan eens
gewaarschuwd. "Hou er nou eens mee
op".
Maar Willem Bodrij laat zich niet
weerhouden, ook niet door de redacteur
van het Leidsch Dagblad die hem tracht
te paaien met weer zo'n leuk redactio
neel stukje over zijn ingezonden brie
ven. "Ik zou het heel erg vinden als ik
helemaal niets meer mocht schrijven",
speelt hij de redacteur op zijn gemoed.
En bij de deur vraagt hij de vertrekken
de verslaggever nog even: "Kunt u er nu
niet voor zorgen dat ik eenmaal per
maand een stukje in de krant mag zet
ten"?