Jubileum van twee Oranje-lans
Op weg naar wereldtop
Supporters volgen al ruim twaalf
jaar overal het Nederlands elftal
Volleybalcoach Selinger gelooft er heilig in
ZATERDAG 20 DECEMBER 1986
EXTRA
PAGINA 25
Ze zijn nu al voor de derde keer
op Cyprus, waar het
Nederlands voetbaleftal
morgen een wedstrijd voor het
Europees kampioenschap
speelt. Ruud Hoogenkamp en
Jan de Raadt: al ruim twaalf
jaar trouwe supporters van het
Nederlands elftal. Hun liefde
voor Oranje reikte zelfs tot
Zuid-Amerika, geen wedstrijd
willen ze missen. Een gesprek
met twee door de KNVB
genegeerde jubilarissen.
door Albert Geesirig
"De één verzamelt postzegels, de
ander koopt een Rembrandt van 23
miljoen en wij houden van het Ne
derlands elftal. Dat is onze hobby,
die willen wij niet missen".
Deze maand vieren Ruud Hoogen
kamp (35) en Jan de Raadt (42) hun ko
peren jubileum als Oranje-supporter.
Twee voorbeelden van een schaars ras
dat tot in de verste uithoek van de we
reld zijn favorieten volgt. Wat in 1974 be
gon als een geintje werd een verslaving.
"Omdat het zo vlak in de buurt was",
herinnert Hoogenkamp zich. "En ik het
WK een mooi aanknopingspunt vond
om andere mensen te leren kennen",
voegt De Raadt eraan toe. Sindsdien
sloeg het tweetal vrijwel geen wedstrijd
meer over. Waar ter wereld de vader
landse voetbalelf ook opdraafde.
Knotsgek
In het hartje van Amsterdam, waar we
een week voor de interland tegen Cy
prus hebben afgesproken, dient een
vierkante cafétafel als atlas.
De vingers van het 'knotsgekke' Oranje
duo schieten van oost naar west en van
noord naar zuid. Want of het nu om het
wereldkampioenschap in Argentinië
ging, de mini-WK in Uruguay, het Euro
pees kampioenschap in Joegoslavië of.
een vriendschappelijk potje in Praag,
Ruud Hoogenkamp en Jan de Raadt zijn
sinds het wereldkampioenschap in
West-Duitsland niet meer bij Oranje weg
te slaan.
De één (Hoogenkamp) komt uit Over-
dinkel, een dorp net even buiten En
schede. De ander (De Raadt) woont in
Zaandam. Beiden hebben een voetbal
achtergrond: de jongste als speler van
Vosta uit Enschede, de ander als voet
baller en bestuurslid van het Amster
damse Rivalen. Voor de rest hebben ze
weinig gemeen. Behalve dan hun liefde
voor Oranje. En die reikt oneindig ver.
Het begon allemaal mefrdie eerste WK-
ontmoeting tegen Uruguay twaalf jaar
geleden. "Ik werd helemaal gek van hét
Nederlands elftal. Die hele entourage,
het volkslied dat in Hannover door
30.000 Nederlanders werd meegezon
gen. Het was grandioos".
Jan de Raadt verging het niet anders.
"Na mijn scheiding zat ik alleen thuis en
leek mij die WK een aardige manier om
de zaken op een rijtje te zetten. Die wed
strijd tegen Uruguay was de eerste die ik
in het buitenland zag. Ik was meteen
verkocht. Het voetbal dat Oranje toen
speelde sprak me geweldig aan, maar
ook de eenheid onder de supporters. Het
was spontaan en gezellig. Ik ben meteen
gebleven, tot de finale in München toe".
Door bruiloften en partijen miste Hoo
genkamp de WK in Argentinië, 'het mi
rakel van Leipzig' tegen de DDR en een
- Ruud Hoogenkamp (links) en Jan de Raadt, Hollands trouwste supporters. "We zijn nu al voor de derde keer op Cyprijs".
vriendschappelijke wedstrijd in Schot
land. "Voor de rest heb ik er niet één
overgeslagen". De Raadt was wel in Ar
gentinië maar liet op zijn beurt verstek
gaan bij de mini-WK in Uruguay.
Interlands
Gerekend vanaf de aftrap in Hannover
speelde Oranje sindsdien 99 interlands
en wordt het EK-duel morgenmiddag op
Cyprus derhalve de honderdste. Daar
van won het Nederlands elftal er 52 en
gingen er 28 verloren. De wedstrijd in
Limassol brengt het totaal van de
Twentse Oranje-fanaat op 91 interlands,
acht meer dan record-international
Ruud Krol. De andere helft van de sup-
portersschare heeft het niet zo precies
bijgehouden, "maar het zullen er wel net
zo veel zijn".
De rekening hebben ze nooit opge
maakt, maar een voorzichtige schatting
leert dat de uitstapjes met Oranje het
tweetal in die afgelopen 12 jaar toch
gauw een slordige honderdduizend gul
den moet hebben gekost. "Dat geld is
het me allemaal best waard geweest, en
nog steeds", knipoogt De Raadt. "Ande
re mensen houden dure vakanties", zegt
Hoogenkamp. "Als je dat geld uitsmeert
over twaalf jaar valt het nog best mee.
Alleen die trip naar Uruguay hakte er
flink in. Die mini-WK heeft me zo'n
twaalf mille gekost, maar ik heb er nooit
voor een cent spijt van gehad".
"Dankzij het Nederlands elftal", gaat
de Zaandammer verder, "ben ik in lan
den geweest, waar je als Nederlander
niet zo gauw naartoe zult gaan. We zijn
nu drie keer op IJsland geweest en gaan
nu voor de derde keer naar Cyprus. En
dan al die Oostbloklanden, daar kom je
niet zo gauw".
"Wie gaat er nu naar Belfast?", vraagt
zijn Oranje-compagnon zich af. "Met het
Nederlands elftal hebben we heel wat
van de werela gezien en hebben we van
1974 tot 1980 ook nog eens een mooie
tijd met mooie wedstrijden gehad". De
Raadt: "Behalve dan die afgang in Joe
goslavië". Hij gruwelt nog bij de herin
nering van de anti-propaganda van
Cruijff en co bij het EK destijds.
"Iedereen denkt dat zo'n voetbaltrip
voor ons een uitje is. Dat is het natuur
lijk ook wel, maar we zijn op de eerste
plaats voetbalsupporter. Daarom gaan
we mee". Het steekt De Raadt dat het
tweetal niet erg serieus wordt genomen.
"Dat geldt zeker voor de KNVB. Ze kij
ken je aan alsof ze willen zeggen: leuk
datje er bent, maar voor mij had je thuis
mogen blijven. Vroeger is dat wel eens
anders geweest. Meneer Zwartkruis had
er helemaal geen problemen mee als wij
naar de persconferentie kwamen. Mij
best, zei hij altijd, als je maar geen rot
zooi trapt".
Vergeten
Nee, wat dat betreft zou de voetbal
bond best wat meer oog mogen hebben
voor Oranjes trouwste klanten. Aldus de
klanten zelf. De Raadt: "In het buiten
land krijgt de eerste de beste suppoost
meteen een speldje. Maar voor ons, de
vaste supporters kan er niks af. Nog
geen kleine attentie. Ja, één keer hebben
ze iets voor ons gedaan: vorig jaar na die
overwinning in Hongarije. Toen heeft
Van der Louw in een vlaag van ver
standsverbijstering de supporters een
gratis kaartje aangeboden. Dat was de
eerste keer in al die jaren dat we iets kre
gen. Maar het zou toch een kleine moeite
zijn om ons eens een keer een stropdas
te geven of een sjaaltje voor de dames.
Dat kost tóch de hele wereld niet".
De betrokkenheid met Oranje zou vol
gens Hoogenkamp ook een stuk groter
worden als er een echte supportersver
eniging zou zijn. "Het Oostenrijkse elftal
heeft een supportersclub van 150 men
sen, die op alle mogelijke manieren bij
de ploeg betrokken worden. Ze hebben
een eigen clubblad en in het stadion een
eigen zaaltje, waar ze na afloop van de
wedstrijd met de spelers kunnen napra
ten. Een keer per jaar houden ze een reü
nie. Daar komen ook de spelers en de
bondscoach. Samen met de ploeg reizen
ze naar het buitenland. Waarom kan de
KNVB nou niet zoiets op poten zetten?
Dat is toch ook in het belang van de
bond. Nu hangt alles als los zand aan el
kaar".
Het contact met de spelers is ook al niet
meer wat het geweest is. "Als je deze
groep vergelijkt met die van een paar
jaar geleden gaat het er allemaal veel se
rieuzer aan toe. Er valt bijna niks meer te
lachen. Ja, met René van der Gijp, maar
dat is dan ook de enige. De rest is niet
toegankelijk. Het is na een wedstrijd ook
net een verplichte act: ze drinken een
glaasje, pakken hun tas en gaan naar
huis".
"Je moet het natuurlijk waarderen",
vindt De Raadt, "dat ze goed met hun
vak bezig zijn, maar dat gold net zo goed
voor jongens als Hovenkamp, Suurbier,
Krol of Schrijvers. Die waren alleen veel
minder gespannen, dat waren oude rot
ten in het vak. Deze groep heeft nog niks
meegemaakt. Ze kaarten tegenwoordig
niet eens meer".
Geen lolbroek
"Misschien", oppert het duo, "heeft
dat iets te maken met de bondscoach. Je
kunt niet zeggen dat Michels ons tegen
werkt, hij praat wel met je, maar een lol
broek is hij natuurlijk niet". Dan volgt
een opsomming van de bondscoaches
die De Raadt en Hoogenkamp in de loop
der jaren aan zich voorbij zagen trekken.
Wie ze de beste vonden? „Voor mij was
dat Zwartkruis", aarzelt De Raadt geen
moment. „Geef mij Rijvers maar",
meent Hoogenkamp. „Hij was gewoon
als een vader voor z'n spelers, net alsof
hij met zijn zoons onderweg was. Een
hele lieve nan, die waarschijnlijk te
zacht was".
"Weetje", schiet het De Raadt ineens
te binnen, „dat ik in al die jaren nog
nooit de opstelling goed heb voorspeld.
Dat is toch gek hè, als je al zo lang mee
loopt".
Over de vaderlandse competitie ver
schillen beiden van mening. De Raadt
zal nooit een competitiewedstrijd bezoe
ken. Liever gaat hij naar het volleybal.
"Daar heerst nog een lekker sfeertje en
loop ik niet het risico een projectiel in
m'n nek te krijgen".
"Dan betaal je toch een joet meer", ad
viseert Hoogenkamp hem, "en ga je lek
ker op het ereterras bij Ajax zitten. Ajax
speelt gewoon het beste voetbal in Ne
derland. Daarom zie ik ook alle belang
rijke wedstrijden van Ajax. Bij FC
Twente zien ze me alleen nog als Ajax op
bezoek komt".
Een wedstrijd van het Nederlands elf
tal laat geen van de twee zich echter ont
gaan. Of Oranje het Europees kampioen
schap in West-Duitsland haalt? De
Raadt denkt van wel. "Maar laten we
niet te hard van stapel lopen en er eerst
maar eens voor zorgen dat we morgen
op Cyprus winnen. Als dat gebeurt kwa
lificeert Oranje zich zeker. En als je ziet
dat de Grieken er op Cyprus met 4-2
overheen gaan, dan mag die wedstrijd
voor ons toch geen probleem zijn".
Daar is Ruud Hoogenkamp het mee
ééns. Ongeacht de uitslag gaat hij mor
genmiddag in Limassol zijn Oranje-col
lectie verder uitbreiden. "Ik heb alles
bewaard, van de kaartjes tot de pro
grammaboekjes toe". Twee heuse Oran
je-shirts vormen het pronkstuk van zijn
verzameling.
Arie Selinger is
volleybaltrainer. Al twee
jaar werkzaam bij
landskampioen Martinus
en daarnaast is hij coach
van de nationale
herenploeg, die
momenteel deelneemt aan
de derde Haarlemse
Volleybalweek. Selinger
staat te boek als één van 's
werelds beste, zo niet dé
beste volleybalcoach.
door Ad Heesbeen
Arie Selinger kwam in 1937 op de we
reld, in de Poolse stad Krakow. Hij was
enig kind. Zijn vader overleefde de oor
log niet. Moeder en zoon emigreerden in
1948 naar Israël, waar zij aan een nieuw
leven begonnen in een kibboets in Acco.
Eerst stal atletiek zijn hart, maar op 16-
jarige leeftijd 'ontdekte' hij volleybal.
Hij maakte zes jaar deel uit van de Israë
lische nationale ploeg, eerst in een aan
vallende rol, later als spelverdeler. Op
28-jarige leeftijd werd hij coach van de
vrouwenploeg van Israël.
In 1969 trok hij de wijde wereld in en
belandde hy in Chicago. In 1978 werd hij
coach van de Amerikaanse vrouwen-
ploeg, die zich tevergeefs voorbereidde
op de Olympische Spelen van 1980. Vier
jaar na de Amerikaanse boycot van Mos
kou, legde dat team in Los Angeles als
nog beslag op Olympisch zilver.
Als zestenjarige jongen stond Arie Se
linger op school te boek als een talentvol
atleet. Hij had een goede sprint in de be
nen, sprong hoog en ver. Eén verkeerde
sprong, op een kwade dag in 1953, veran
derde zijn leven. Selinger schampte de
lat, kwam onfortuinlijk terecht en brak
een hand. Uit pure verveling stak hij een
dag of wat later zijn licht op in de sport
hal van Acco. Zijn klasgenoten zouden
er de finale spelen van het schoolvolley-
baltoernooi. De jonge Selinger kwam
om te kijken, maar zette die dag alle vol
leyballers van de school te kijk. De helft
van Selingers kameraden liet ziek, zwak
of misselijk verstek gaan, waardoor het
team een mannetje te kort kwam. Selin
ger sprong in, trok profijt van zijn
sprongkracht en sloeg met zijn 'gqede'
hand de planken uit de vloer.
Begeerd coach
De volgende dag was Selinger atleet af
en twee jaar later debuteerde hij in de
nationale volleybalploeg van Israël. Hij'
vestigde nadien naam als coach in en
dreef zijn marktwaarde tot ongekende
hoogte op door met de Amerikaanse
vrouwenploeg het Olympisch zilver op
te eisen. Volleybal was van de ene op de
andere dag een sport die meetelt in
Amerika. Selinger was in één klap zo on
geveer de meest begeerde volleybal-
coach ter wereld.
Hij liet zich strikken door de sponsor
van de Nederlandse kampioen Martinus
en een jaar later ook door de volleybal-
bond. Nederland was om een paar rede
nen aantrekkelijk voor Selinger. Zijn
zoon Avital speelde al bij Martinus
speelde, hijzelf was weer toe aan een
mannenploeg en het is zijn gewoonte om
eens in de zoveel jaar op het nulpunt te
beginnen.
"Nederland is op deze wereld één van
de betere plaatsen om sport te bedrijven.
Het is een klein, veilig land met een uit
stekend sociaal klimaat en goed georga
niseerd. Talent is er te over. De mentali
teit van de sporters? Daar schort het niet
aan. Al die verhalen die het tegendeel
suggereren,., allemaal onzin. Wanneer je
positief denkt, bereik je altijd je doel.
Niet alleen in de sport, maar ook in de
maatschappij".
Het optimisme van Selinger ten spijt
is Nederland totnutoe een kleine volley
balnatie. Er waren in het verleden club
successen van Blokkeer en er was vorig
jaar de Europese uitschieter van de Ne
derlandse vrouwenploeg. Maar voor het
overige blies Nederland in de volleybal
wereld niet of nauwelijks in de bus. "Is
dat zo gek?", stelt Selinger zelf de vraag.
"Zes weken voor de grote toernooien
werd er-even een nationale ploeg samen
gesteld. Na een paar trainingen moest
dat team opboksen tegen 100 procent, of
ten minste 95 procent professionals.
Zoiets kan natuurlijk niet goed gaan.
Een schoolorkest is nog geen Philhar-
monisch Orkest".
Arie Selinger is op en top professional.
Zijn spelers zijn dat niet, maar houden
er wel een professionele benadering van
de sport op na. Martinus uit Amstelveen
was vanaf het prille begin een ambitieus
project en Brother is een ambitieuze
sponsor. Wie ziclq bij Martinus aansluit,
weet waaraan hij begint, zeker nu Selin
ger de scepter zwaait. Twintig trainings
uren per week zijn regel. Een halve baan
als het ware.
Hetzelfde geldt voor de paar interna
tionals van de andere clubs, die in de
Amstelveen van harte welkom zijn om
met Martinus mee te trainen. Piet de
Bruin, de voorzitter van de NeVoBo,
juicht Selingers aanpak van harte toe.
De bond wil een ander uiterlijk en Selin
ger is de plastisch chirurg.
De volleybalbond is dus om, maar er
moet volgens Selinger nog meer veran
deren in Nederland. "Toen jullie voet
ballers in de jaren zeventig het beste
voetbal van de wereld speelden, was
heel Nederland trots. Nederlanders zijn
verzot op succes. Bij het WK-volleybal
ziet heel het land ons graag in de finale
van Rusland winnen. Nederlanders heb
ben wel oog voor het eindprodukt, maar
nauwelijks voor de inspanningen die
daaraan voorafgaan. In dat opzicht is de
houding van de Nederlander nogal hy
pocriet".
"Het verschil tussen Europa en de
Verenigde Staten is, dat sport in de Sta
tes helemaal is geaccepteerd. Als een
volleyballer hier 20 uur per week wil
trainen om zijn talent te ontwikkelen,
wordt hij voor gek versleten, maar als
iemand 10 uur per dag viool speelt om
later goede uitvoeringen te kunnen ge
ven wordt dat als de normaalste zaak
van de wereld c
Vizier op 1992
"Ik houd van muziek. Het is kunst.
Maar sport is ook kunst. Een violist
heeft zijn viool, een sporter zijn lichaam.
Het publiek eist het uiterste. Een con
cert moet perfect zijn, een sportwed
strijd ook. Nou, aan die goede uitvoering
gaat jarenlang oefenen vooraf. Dat moet
mogelijk worden gemaakt. Geef spor
ters een dak boven hun hoofd zolang zij
'studeren', net als andere studenten, en
zorg ervoor dat ze in die periode niet van
honger om komen. Als de staat dat niet
allemaal kan bekostigen, moeten er
sponsors voor worden gevonden. In
Amerika lukt dat, in Japan ook. Dus
moet dat in Nederland ook kunnen. Ik
denk dan ook, dat er in dit land nogal
wat gefrustreerde topsporters rondlo
pen".
Arie Selinger: "Het verschil tussen Europa en de Verenigde Staten is dat sport in de States helemaal is
geaccepteerd". (foto GPD)
Arie Selinger heeft een driejarig con
tract met de bond gesloten, maar richt
het vizier eigenlijk al op de Olympische
Spelen van 1992. Hij heeft succes verze
kerd en gelooft daar heilig in, anders zou
hij er niet aan zijn begonnen. "Ik moet er
eerst voor zorgen dat Nederland in het
wedstrijdcircuit wordt opgenomen. We
hebben duels nodig met de absolute we
reldtop. In de nationale competitie kun
nen mijn spelers weinig meer leren.
Daarom zijn toernooien zoals nu in
Haarlem en straks Apeldoorn ook van
zulk groot belang. Als we goed spelen
tegen Cuba en Japan worden we interes
sant voor die landen. Zo maken we het
voor hen aantrekkelijk om de volgende
keer weer tegen ons te spelen".
"Mijn rol van coach is groot, maar
moet niet overschat worden. Ik maak
geen spelers. Ik hèlp ze bij het ontwikke
len van hun talent. Ik leer ze de trucs, de
geheimen van het spel, en ik probeer ze
vertrouwen te geven. Ze kunnen alleen
toppers worden als ze al over aangebo
ren talent beschikken. Martinus heeft
zulke spelers, maar er lopen er veel meer
rond in Nederland. Namen waarvan nu
nog niemand van gehoord heeft, maar
die over een paar jaar tot de top behoren.
Ik wil Nederland naar de wereldtop
brengen. Dat is geen loze kreet. Ik weet
zeker dat het lukt".
"Mijn enige taak is om van twaalf spe
lers een eenheid te maken, maar samen
moeten we de verantwoordelijkheid dra
gen. Ik zeg altijd tegen de jongens: het
team behoort aan jullie, niet aan mij. Ik
praat ook bewust over twaalf spelers,
want de reservebank bepaalt de kracht
van elk team. Voordat ik een speler in
mijn selectie opneem, stel ik hem één
vraag: wat wil je liever, in het veld staan
in een verliezend team of op de bank zit
ten in een winnend team? Aan het ant
woord hecht ik veel belang".
Teamsport
"Ik houd van alle twaalf de spelers, ik
heb ze lief als kinderen. Maar ik bepaal
of de tijd al rijp voor ze is om te spelen,
of dat ze geduld moeten hebben. Volley
bal is een teamsport. Het eigenbelang
moet ondergeschikt zijn aan het teambe-
lang. Als iedereen zich dat realiseert, sta
je niet met zes, maar met zeven man in
het veld".