Domoor of leugenaar? De stiekeme hulp aan Nicaraguaanse contra's Ronald Reagan delft zeker onderspit in Iran-affaire Ronald Reagan wuift allle kritiek vooralsnog weg. De Iran-affaire, Iran-Contra's-affaire, Irangate. De complexe gebeurtenissen rond de Amerikaanse wapenzendingen aan Iran kent veel verzamelnamen. Eén ding staat vast: het zal oook de komende maanden het nieuws in de VS beheersen. Nog van alles is vaag of onbekend. Sleutelgetuigen hebben geweigerd verklaringen af te leggen, en de belangrijkste Congrescommissies moeten zelfs nog worden geïnstalleerd. En dus: de Iran-affaire is nog lang niet voorbij, hoe graag president Reagan dat ook zou willen. Immers, de man die in één klap van de meest populaire president sinds de jaren '50 werd, is nu ineens in het beste geval een domoor en in het slechtste geval een leugenaar is geworden. Wat tot dusver bekend is geworden, levert een meer dan ingewikkeld beeld op. Een lid van het Congres omschreef de Iran-affaire vorige week als: "Een hele grote puzzel met aan elke kant nog eens een puzzel, en dat alles dan ook nog driedimensionaal. Het is een soort Rubik-kubus". John Poindexter Op 16 maart 1984 begon de Iran- affaire. Op die dag werd de Ameri kaan William Buckley door terro risten van de Islamitische Jihad in Libanon gegijzeld. De Amerika nen lieten snel weten dat Buckley een politiek attaché op de ambas sade in Beiroet was. Maar ze wis ten wel beter: hij was niemand minder dan de topman van de Amerikaanse geheime dienst CIA in Libanon en leidend specialist op het gebied van terrorisme. door Henk Dam De gijzeling van Buckley zette uit eindelijk de reeks geheime beslissin gen en operaties in werking die nu be kend staat als de Iran-affaire. Het is een confrontatie tussen Iran en de VS ge worden waarbij de Amerikanen - op nieuw - de grote verliezers zijn geble ken. Immers: het regime van de ayatollah Khomeini heeft voor zeker 50 miljoen gulden aan Amerikaanse wapens ge kregen, terwijl aan de andere kant nog steeds vijf Amerikanen in Libanon ge gijzeld worden gehouden, net zo veel als aan het begin van het Amerikaanse initiatief. En bovendien: de geloofwaardigheid van Amerika als bestrijder van terroris me ligt in duigen, Reagan is één van zijn topadviseurs (John Poindexter) kwijt, staat sterk onder druk een twee de (chef-staf van het Witte Huis, Do nald Regan) te ontslaan en is zelf in de grootste moeilijkheden terechtgeko- Dat begon dus bij William Buckley. Direct na zijn gijzeling stelde de CIA, daarbij geholpen door het ministerie van buitenlandse zaken en de Nationa le Veiligheidsraad, alles in het werk om hem vrij te krijgen. De druk om iets voor hem te doen, werd alleen nog maar groter toen in de zomer van 1984 een videoband in Amerikaanse handen kwam, waarop Buckley en twee mede gegijzelden, de journalist Jeremy Le vin en dominee Benjamin Weir, zo on geveer smeekten aan de eisen van de terroristen tegemoet te komen. W apenhandelaar In één van de koortsachtige pogin gen om met leden van de Islamitische Jihad in contact te komen, had een agent van de CIA in de herfst van '84 een gesprek met de Iraanse wapenhan delaar Manucher Ghorbanifar. Deze handelaar, die goede banden met de Iraanse premier Hossein Mousavi had, suggereerde als eerste dat Iran zou kunnen bemiddelen waarbij de Ameri kanen dan als tegenprestatie wapens voor de oorlog tegen Irak zouden moe ten leveren. Daarop werd aanvankelijk niet ge reageerd. De terroristen voerden in middels de druk op. Januari 1985: een nieuwe gijzeling; dominee Lawrence Jenco wordt in Beiroet gepakt. Diezelf de maand: een nieuwe videoband met deze keer alleen Buckley die om 'actie' vraagt. In februari ontsnapte één van de Amerikaanse gijzelaars, Jeremy Le vin. Naar nu wordt aangenomen was die ontsnapping door de kidnappers in scène gezet om meer publiciteit te krij gen. In de loop van de volgende drie maanden werd het 'verlies' bovendien goedgemaakt: drie Amerikanen, Terry Anderson, David Jacobson en Thomas Sutherland werden aan het lijstje gegij zelden toegevoegd. Onder die pressie keken de stafme dewerkers van de CIA en de Nationale Veiligheidsraad opnieuw tersluiks naar Iran. Er werd een voorstel gedaan de druk op andere landen om geen wa pens aan Iran te leveren, te verminde- Robert Mc Farlane William Casey Benjamin Weir. Hij bracht slecht nieuws mee: Buckley was volgens hem dood. Later bleek dat te kloppen: Buckley bleek in de zomer van '85 door zijn ontvoerders letterlijk te zijn dood gemarteld. Niettemin: de Amerikanen keken naar de positieve kant van Weir's vrijla ting. Het was dus-mogelijk gijzelaars vrij te krijgen in ruil voor wapens. Voorbereidingen voor een tweede zen ding werden gedaan onder leiding, aan Amerikaanse kant, van McFarlane en diens stafmedewerker Oliver North. In november werden onderdelen van Hawk-luchtdoelraketten van Israël via Lissabon naar Teheran gevlogen. Maar het ging om in onbruik geraakte onder delen. Woedend y/eigerden de Irane- zen de lading in ontvangst te nemen; er werden geen nieuwe gijzelaars op vrije voeten gesteld. Inmiddels was minister Shultz (bui tenlandse zaken), die globaal van de zendingen op de hoogte was gebracht, ongerust geworden over de gevolgen daarvan. Hij overtuigde de president ervan dat hij daarmee moest stoppen. Dat was in december. Diezelfde maand diende McFarlane (om redenen die niets met de wapenzendingen te ma ken hadden) zijn ontslag in. Hij werd opgevolgd dóór vice-admiraal John Poindexter. Hervatten Op 7 januari van dit jaar was er op het Witte Huis weer een stafvergade ring over de gijzelaarskwestie. Shultz en diens collega Weinberger (defensie) waren tegen hervatting van de wapen zendingen naar Iran, maar Reagan gaf de indruk de zendingen te willen her vatten. Tien dagen later tekende de presi dent een geheime opdracht waarin hij toestemming gaf voor een nieuwe wa penzending. Deze keer niet via Israël, maar rechtstreeks vanuit de VS. Dat le verde een aantal problemen op. Die werden voorgelegd aan Poindexter en North. Eén van de problemen: hoe moest de zaak worden gefinancierd? De wapens moesten komen uit de voorraden van het Pentagon, maar te gelijk was de zending zo geheim dat noch de Amerikaanse militaire top, noch Shultz, noch Weinberger er iets van af mochten weten. De CIA dan? CIA-directeur Casey was wel van de plannen op de hoogte gebracht, maar hij kon de wapens van het Pentagon niet namens zijn dienst kopen. Dan zou hij wettelijk verplicht zijn het Congres (dat al helemaal niets mocht weten) in te lichten. En dus werd er naar externe financiers ge zocht. De schatrijke Saoedische zaken man Adnan Khashoggi had al geld voorgeschoten bij de zendingen via Is raël, en toonde zich ditmaal ook bereid de Amerikanen te helpen. Khashoggi spreidde zelf weer zijn ri sico door twee Canadese zakenlieden voor een deel van het geld te laten op draaien. De betalingen kwamen tot stand via Zwitserse bankrekeningen en met name over deze episode van de Iran-sage is nog veel onduidelijk. In elk geval: Khashoggi en de zijnen stortten het geld op een CIA-rekening in Zwitserland, de CIA zorgde ervoor dat het Pentagon werd betaald, en Iran betaalde voor de wapens via dezelfde of via een tweede Zwitserse bankreke ning. Dat is nog onduidelijk. Het staat vast dat er bij de deal winst is gemaakt, een bedrag van 10 tot 30 miljoen dollar. North, de operationale man van de Nationale Veiligheidsraad en degene die rechtstreeks toegang had tot de rekeningen, heeft in elk ge val een deel van dat geld naar de con tra's gestuurd (zie bijgaand verhaal). Conservatieven Mogelijk heeft hij ook een deel van de winst gebruikt om conservatieve politieke groepen in Amerika te helpen by hun campagnes ten faveure van de contra's. En een deel zal ook zjjn ge gaan naar Khashoggi, de twee Canade zen en andere duistere figuren in het midden. Terug naar de zendingen zelf. De eer ste Amerikaanse zending werd februa ri van dit jaar gestuurd. Poindexter meldde McFarlane twee maanden later dat er nu duidelijk schot zat in de con tacten met Iran. Hij vroeg hem naar Te heran te gaan om persoonlijk de op handen zijnde bevrijding van alle gijze laars te begeleiden. McFarlane en North reisden in mei af, en kregen in Iran het volgende te horen: 'De gijzelaars komen alleen vrij als we meer wapens krijgen'. Dat was in strijd met de afspraken (de Amerika nen meenden opnieuw oprecht dat alle gijzelaars vrij zouden komen). McFar lane adviseerde daarop het initiatief te stoppen. Dat gebeurde niet. Op 26 juli kwam gijzelaar Jenco op vrije voeten na (de berichten dienaangaande zijn nog niet duidelijk) kennelijk een nieuwe wa penzending. Het wordt eentonig: in september werden weer twee andere Amerikanen in Beiroet gegijzeld, en in oktober nog één. 'Vergissing' Het wordt nog eentoniger: North zei eind oktober tegen de Amerikaanse ambassadeur in Libanon dat hij de spoedige bevrijding van drie gijzelaars moest verwachten. Toen dat er maar één bleek te zijn (Jacobson) zei North dat dat 'een vergissing' moest zijn, en dat hij stellig geloofde dat de Iranezen nu snel voor de bevrijding van nog twee gijzelaars zouden zorgen. Zover is dus het nooit gekomen. Een obscuur weekblad in Libanon had op 3 november de wereldprimeur dat Ame rika wapens aan Iran zou hebben gele verd. De rest, zoals dat dan heet, is ge schiedenis. ren. In dat voorstel, van een CIA-man, stond dat het toch al nodig was om Iran wat tegemoet te komen met het oog op de permanente Russische dreiging. Een stafmedewerker van de Nationale Veiligheidsraad kwam met een verge lijkbare analyse aanzetten. De voorstellen spoorden prachtig met aanbevelingen van een externe ad viseur van de Nationale Veiligheids raad, Michael Ledeen. Deze had in de lente van '85 uitgebreid gepraat met Iraanse en Israëlische functionarissen. Daarbij ging het onder andere om Da vid Kimche, secretaris generaal van het Israëlische ministerie van buiten landse zaken, Yaacov Nimrodi, een wa penhandelaar die ooit een Israëlische attaché in Teheran was geweest, en op nieuw de Iraanse wapenhandelaar Ghorbanifar. Ledeen kreeg de toenmalige nationa le veiligheidsadviseur Robert McFarla ne enthousiast voor het plan om Israël toe te staan Amerikaanse wapens aan Iran te leveren, in ruil voor Iraanse be middeling in de gijzelaarskwesties. De Israëli's wilden wel: wapenhandel is voor hen van groot economisch belang, en er waren ook goede strategische re denen om de oorlog tussen Iran en Irak van nog meer brandstof te voorzien. Kimche ging dus, met de zegen van de Israëlische premier Peres, op 3 juli 1985 naar Washington om met McFar lane te praten. Dossier Kimche had een dossier bij zich met daarin gegevens over niet minder dan 1200 'gematigde figuren' in de Iraanse regering. Een maand later keerde Kim che terug. Hij zei hij met een aantal van de 'gematigden' gesproken te hebben: ze wilden over de gijzelaars praten in ruil voor wapens. McFarlane ging met die mededeling, volgens hemzelf dan, naar de president die toestemming voor een handeltje gaf: Israël zou Amerikaanse wapens uit eigen voorraad mogen leveren. Ameri ka zou Israël dan weer compenseren. Dit stuk van het verhaal wordt overi gens bestreden door het Witte Huis. Reagan zou pas later over de zending hebben gehoord. Hoe het ook zij: in september 1985 gingen twee Israëlische wapenzendin gen richting Iran. De Israëli's hadden de Amerikanen verzekerd dat dat ge noeg zou zijn om verschillende, moge lijk alle Amerikaanse gijzelaars en ze ker Buckley vrij te krijgen. Op 14 september kwam maar één Amerikaan op vrije voeten: dominee Oliver North had als stafmedewerker van de Nationale Veiligheidsraad één hoofdtaak: ervoor zorgen dat de tegen de Sandinistische regering van Nicara gua vechtende contra's over geld en vooral wapens bleven beschikken. Daarbij had North de wet niet aan zijn kant. In de zomer van 1984 had het Amerikaanse Congres - boos over de berichten dat de CIA mijnen in de haL vens van Nicaragua had gelegd en bang dat er een nieuw Vietnam voor de deur stond - alle militaire hulp aan de contra's laten stopzetten. Dat was zeer tegen de wens van president Reagan die in de contra's de enige-mogelijk heid zag om te voorkomen dat de com munisten na Nicaragua de rest van Midden-Amerika en zelfs Mexico zou den overnemen. De overweging om Amerikaanse troepen naar Nicaragua sturen, lag na het debacle van Vietnam niet voor de hand. Daarom moesten de contra's, een bijna letterlijk bij elkaar geraapt clubje, de waarden van het Vrije Wes ten maar verdedigen. Dat mocht, dus vanaf augustus 1984 niet meer van het Congres. Maar geen nood: er-was altijd nog zoiets als particulier initiatief. Pa triottische Amerikanen wilden best geld voor een goede zaak geven. En er waren ook bevriende mogend heden, die wel bij Reagan een wit voetje wilden halen. De sultan van Brunei heeft miljoenen dollars aan de contra's geschonken, zo is nu komen vast te staan. Israël, Taiwan en Saoedi- Arabië worden ook als donateurs ge noemd. De man die deze half-illegale en geheime hulp vanuit het Witte Huis handen en voeten moest zien te geven, was dus Oliver North. Een perfecte keuze: North was een typische actieman, een Rambo, met bovendien tal van contacten bij (oud- )militairen en geheime dienst-figuren. Eén van die contacten: de gepensio neerde luchtmacht generaal Richard V. Secord, die al gauw met North tot de grote man achter de operaties ten gun ste van de contra's uitgroeide. Toen North werd gevraagd om ook de geheime ouvertures naar Iran te be geleiden, schakelde hij ook bij die op dracht zijn vriendje Secord in. North èn Secord hadden beiden toegang tot de Zwitserse bankrekeningen waarop Iraanse betalingen voor Amerikaanse wapens binnenkwamen. Ze hadden beiden de mogelijkheid - en de motiva tie - om gelden van die rekeningen naar de contra's door te sturen. Hoeveel precies en in welke vorm? Zover is het onderzoek naar de affaire nog lang niet. Wel is er enig zicht op wat North, die zelf geregeld de contra's heeft bezocht, voor elkaar schopte. Documenten uit het onlangs Boven Nicaraguaans grondgebied neerge schoten Amerikaanse vrachtvliegtuig vol wapens (en Eugene Hasenfus als enige overlevende passagier) maken duidelijk dat er sprake is van zeker vijf vliegtuigen die bij de hulp aan de con tra's werden ingezet. Amerikaanse piloten die nog bij ge heime acties in Vietnam betrokken wa ren - Hasenfus was er daar één van - werden ingeschakeld. De CIA hielp op zijn minst met faciliteiten als vliegvel den. Dat is nu duidelijk. Veel is echter nog verborgen. Vooral het antwoord op die ene, zo belangrijke vraag: deed Oliver North de president op eigen houtje een plezier, of handelde hfj in diens opdracht?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1986 | | pagina 19