Meer oplichters dan klopgeesten
Denkwijzer
m
Geheugentraining
Intrigerend boek laat van aantal 'paranormaal begaafden' niet veel heel
*1
lèfej
til.
1J*
Onze taal
eu.
oe.
ZATERDAG- 6 DECEMBER 1986
EXTRA
PAGINA 25
Nobelprijswinnaar Luiz Alvarez beschreef
eens hoe hij, door het lezen van een
krantebericht, aan een jeugdvriendje moest
denken en in dezelfde krant diens
overlijdensbericht tegenkwam.
Parapsychologie? Onder geen beding. Na wat
rekenwerk becijferde hij dat een dergelijke
situatie alleen al in een land als het onze maar
liefst 420 maal per jaar voorkomt. Velen die
aanspraak maken op paranormale
begaafdheden, krijgen ze in een onlangs
uitgebracht gezaghebbend boek links en
rechts om de oren. Het laat zich lezen als een
ware geestenuitdrijver.
door Hans van Maanen
Het lijkt wel alsof steeds meer wel
denkende mensen in astrologie ge
loven, in buitenzintuiglijke waarne
ming en in Uri Geiler. Het schep
pingsverhaal wordt niet meer door
iedereen verworpen als een opjuiste
weergave van de feiten. Iriscopisten
en tarot-leggers verdienen prima de
kost.
Thans is er echter een goede geesten
uitdrijver voorhanden. Bij de Ameri
kaanse uitgeverij Prometheus ver
scheen een bundeling van de beste arti
kelen uit de Skeptical Inquirer, het tijd
schrift van de Csicop, de commissie
voor wetenschappelijk onderzoek van
paranormale aanspraken. Onder de titel
Science confronts the paranormal verza
melde eindredacteur Kendrick Frazier
meer dan dertig stukken waarin astrono
men, psychologen, geologen, filosofen
en goochelaars hun licht laten schijnen
over wetenschap en pseudo-weten-
schap. Verplichte kost voor ieder die op
de een of andere manier belangstelling
heeft voor het paranormale.
Niet zo stug
Het eerste kwart van het boek is voor
al gewijd aan psychologie en parapsy
chologie. De Israëlische psychologe Ru-
ma Falk, die onderzoek doet naar het be
grip van toeval en kans bij kinderen, laat
zien dat „stugge verhalen" vaak niet zo
stug zijn als ze vaak lijken. Zo heeft No
belprijswinnaar Luis Alvarez eens be
schreven hoe hij, door het lezen van een
krantebericht, aan een jeugdvriendje
moest denken en in dezelfde krant diens
overlijdensbericht tegenkwam.
Griezelig, en typisch een parapsycho
logisch verhaal. Alvarez ging echter re
kenen, en op grond van schattingen van
het aantal mensen dat een gemiddeld
mens kent en het aantal malen dat ie
mand aan een kennis denkt, komt hij tot
de slotsom dat de kans dat iemand aan
een bekende denkt vijf minuten voordat
het bericht van overlijden binnenkomt,
3 op de 100.000 per jaar is.
In Nederland komt het dus jaarlijks
420 maal voor, dat is eens per dag. Met
alle andere samenlopen erbij „is het niet
verrassend dat enkele buitengewoon
verbijsterende toevalligheden in de pa
rapsychologische literatuur worden aan
gehaald als bewijs voor buitenzintuiglij
ke waarneming in de een of andere
vorm", aldus Alvarez.
Onze waarneming van toeval is onbe
trouwbaar, en onze beoordeling van
waarschijnlijkheden onvoldoende. Falk
haalt de bekende gokkersfout aan: als
een geldstuk tien keer achtereen op
„kop" is terechtgekomen, kan bijna nie
mand de verleiding weerstaan meer op
„munt" in te zetten. Maar ook getrainde
statistici lopen in valkuilen, en er be
staan talloze methoden om eeeevens
achteraf op te vijzelen.
Trucs
Ook andere bijdragen in de eerste
helft van het boek benadrukken de rol
die de tekortkomingen van onze waarne
ming speelt bij allerlei paranormale za
ken. Hoffmaster en Singer lieten een
goochelaar een paar trucs voor
schoolklassen doen. Tegen sommige
klassen werd gezegd dat hij goochelaar
was, aan andere dat hij paranormaal be
gaafd was. De uitkomst is voorspelbaar.
Opmerkelijker is dat ook nadat de waar
heid was verteld, veel kinderen zich niet
lieten overtuigen en de voorkeur aan de
paranormale lezing bleven geven.
Vervolgens komt de macht van de
geest over de materie ter sprake. Hier
spelen, dank zij twee stukken van wijlen
journalist Piet Hein Hoebens, de Neder
landse paragnost Gerard Croiset en pro
fessor Tenhaeff een pijnlijk prominente
rol. Hoebens heeft de werken van Croi
set en zijn beschermheer Tenhaeff uitge
breid onderzocht; vrijwel geen enkele
aanspraak van Croiset bleek stand te
houden toen Hoebens de oorspronkelij
ke bronnen ging raadplegen. De lezing
die Tenhaeff van Croisets „successen"
geeft, is niet zelden een verdraaiing van
de feiten.
Niet de agent
Hoebens heeft Tenhaeff zelfs een keer
op heterdaad betrapt op fraude in een
artikel dat de hoogleraar schreef in het
Westduitse blad Esoteria. Croiset was, in
de lezing van Tenhaeff, een Woudri-
chemse brandstichter op het spoor ge
komen - het moest „iemand in uniform"
zijn die in een appartement woonde en
modelvliegtuigjes bouwde. De comman
dant van de rijkspolitie die met Croiset
sprak „reageerde geschokt", want die
beschrijving paste bij een van zijn eigen
agenten. En „niet veel later" werd de
man ingerekend. Volgens Tenhaeff had
de commandant, Eekhof, de banden
waarop de sessie was vastgelegd, terug
gezien en akkoord bevonden. Hoebens
ging met Tenhaeffs Esoteria-artikel naar
Eekhof, die onmiddellijk beweerde dat
het „volstrekte leugens" bevatte.
De agent werd pas drie jaar na Croi
sets consult aangehouden. Hoebens
kreeg de banden te horen en moest vast
stellen dat het woord „uniform" niet
viel, dat Croiset juist ontkende dat het
om modelvliegtuigjes ging, en dat de
agent niet in een appartement woonde.
In feite viel pas maanden later de ver
denking op hem. Eekhof had Croiset bo
vendien een foto getoond van iemand
die toen de belangrijkste verdachte was,
en Croiset had hem aangewezen als
schuldige - dat was niet de agent.
Voordat Hoebens dit „vrij uitzonder
lijk geval van frauduleus rapporteren"
publiceerde in 1980, vroeg hij Tenhaeff
om commentaar, maar deze weigerde
vragen te beantwoorden en gooide ten
slotte, na enkele beledigingen te hebben
geschreeuwd, de hoorn op de haak..
Hoebens geeft in zijn artikelen aan dat
deze gevallen niet op zichzelf staan, en
hij vraagt zich af waarom Tenhaeff de
feiten moet verdraaien als Croiset zo'n
goede helderziende was. Hij merkt op
dat er in feite maar heel weinig voltref
fers zijn, maar dat die keer op keer terug
komen in de parapsychologische litera
tuur. De „toppers" van Croiset (die in
1980 overleed) moeten ook wel heel zeld
zaam zijn als we bedenken dat de parag
nost, volgens Tenhaeff, het altijd heel
druk had en zeker tien keer per week
werd geconsulteerd. Vierhonderd maal
per jaar, veertig jaar lang - volgens de
kansrekening alleen al mag men dan af
en toe op een voltreffer rekenen, zeker
als de feiten af en toe worden bijge
schaafd.
Daarnaast krijgen mislukkingen, zo
argumenteert Hoebens, minder aan
dacht en worden ze sneller vergeten. In
1966 werd Croiset naar Australië ge
haald om drie vermiste kinderen op te
sporen. Een plaatselijk comité had zijn
overtocht betaald. Croiset „zag" dat de
kinderen onder een pas gebouwd pak
huis lagen. Het comité verzamelde
40.000 dollar om het pakhuis af te bre-
Uri Geiler: de psychokinese niet machtig
ken. De grond onder het pakhuis werd
tot vier meter diep afgegraven. De licha
men werden niet gevonden. Volgens
Croiset moest er nóg een meter verder
worden gegraven „en de lijkjes zullen
worden gevonden". Hij had het mis. Het
merkwaardigste is dat ook deze kostba
re misser zijn reputatie weinig schaadde.
In 1957 werd een jongetje in Utrecht ver
mist en Croiset werd te hulp geroepen.
Croiset kwam over en leidde de ouders
naar een kade: „Hier is uw zoon in het
water geraakt en verdronken". De ou
ders hadden de begrafenisondernemer
al op de hoogte gesteld, toen het jongetje
twee dagen later tevoorschijn kwam uit
een hooiberg. „In het licht van zulke ge
beurtenissen," besluit Hoebens, „lijkt
Esotera's beschrijving van Croiset als
„de helderziende die nimmer teleur
stelt" een element van dichterlijke vrij
heid te bevatten".
James Randi is een bekende Ameri
kaanse goochelaar, die zijn vaardighe
den ook gebruikt voor het ontmaskeren
van paranormalen. Randi's grootste
stunt was Project Alpha, waarin hij twee
leerlingen stuurde naar een groot nieuw
onderzoekcentrum voor psychokinese.
Het onderzoek betrof metaal-buigen
door kinderen, en Randi's vrijwilligers
konden drie jaar lang de onderzoekers
versteld doen staan met eenvoudige
goocheltrucs. De controle op de „weten
schappelijke" proeven was minimaal, de
Prof. Tenhaeff: feiten verdraaid.
(foto AN
Gerard Croiset: kostbare missers.
(archieffoto
twee konden vrijelijk met Randi telefo
neren om hulp te vragen, verzegelde
doosjes werden opengebroken zonder
dat het werd gemerkt, en de kinderen
werd nimmer gevraagd of ze misschien
vals speelden - dan zouden ze ja hebben
gezegd.
Martin Gardner vraagt zich naar aan
leiding van Randi's „inbraak" af of der
gelijke methoden geoorloofd zijn in het
doorprikken van paranormale aanspra
ken; hij meent van wel. Hij waarschuwt
dat wetenschappers zich niet moeten
verbeelden elke goocheltruc van para
normaal begaafden te doorzien: volgens
hem zijn goochelaars daar veel beter in.
Door drievoudig wereldkampioen goo
chelen Magic Christian werden ook de
Filippijnse wonderdokters ontmaskerd,
die met veel ketchup en voor veel geld
opereren zonder messen, en die tumoren
en galstenen verwijderen zonder narco-
Astrologie
In de tweede helft van het boek wor
den „randgebieden van de wetenschap"
besproken. Paul Kurtz en Andrew Frak-
noi geven zeer beknopt een paar weten
schappelijke overwegingen die tegen de
astrologie pleiten. De moderne astrono
mie heeft het astrologisch wereldbeeld
van de aarde met de zon, de maan en de
sterren daaromheen ondergraven. De
astrologie kreeg haar moderne vorm ten
tijde van Ptolemeus, toen er nog weinig
over zonnestelsel, melkwegstelsel en
heelal bekend was. Sindsdien zijn er ook
nieuwe planeten ontdekt - als die zo'n
grote invloed hebben, waarom ontdek
ten astrologen ze dan niet voor de ster
renkundigen?
Als de vroedvrouw zich over de pasge
borene buigt, oefent ze een meetbaar
grotere aantrekkingskracht uit dan de
dichtstbijzijnde planeet. Uit tellingen
blijkt niet dat bepaalde sterrenbeelden
meer in bepaalde beroepen terechtko
men dan andere, of dat huwelijken tus
sen bepaalde sterrenbeelden eerder op
de klippen lopen. Astrologische voor
spellingen komen zelden uit (niet vaker
dan in 10 procent van de gevallen).
Ongeïdentificeerde vliegende objec
ten zijn de laatste jaren schaarser gewor
den, maar ze spelen nog steeds een rol in
de paranormale wetenschap en dus ook
in de confrontatie met de wetenschap.
Enkele aardige artikelen zijn hieraan ge
wijd, waarin ook weer naar voren komt
dat „keiharde gegevens" en „ooggetui
geverslagen" zelden bestand zijn tegen
nader onderzoek en doorvragen; tegen
de wetenschapper als detective dus.
Schepping
Het fraaiste artikel in dit deel van het
boek is zeker van Isaac Asimov, die zich
kwaad maakt over het creationisme, het
idee dat het scheppingsverhaal weten
schappelijk is te verdedigen. In het voor
bijgaan geeft hij ook filosofen als Fritjof
Capra, die beweren dat de oosterse mys
tiek eigenlijk al lang wist wat de wester
se natuurkunde nu pas leert, een veeg
uit de pan. Asimov vraagt zich af wat er
gebeurt als er wéér een nieuw genie op
staat dat, net als Einstein, de natuurkun
de totaal verandert. En als de oosterse
mystiek het allemaal zo goed weet, waar
om gebruiken we haar dan niet als sleu
tel voor de knellende vragen in de mo
derne natuurkunde: waaruit zijn de
quarks nog niet geïdentificeerde ato
maire deeltjes) opgebouwd, zijn de elek
tronen en andere leptonen de eenvou
digste bouwstenen der materie?
In een serieuzer artikel gaat de weten
schapsjournalist Robert Schadewald na
der in op de argumenten die de creatio
nisten aandragen voor hun theorie. Ook
hij laat er niet veel van heel. En ten slotte
komt de lijkwade van Turijn - die vol
gens sommigen niets anders kan bevat-,
ten dan een afdruk van het gezicht van
Christus - aan bod, en het monster van
Loch Ness.
Zoals gezegd, verplicht leesvoer voor
ieder die zich met het paranormale be
zighoudt. Vrijwel alle kanten van de
pseudo-wetenschap worden belicht, en
tegelijkertijd wordt, door de kwaliteit
van de belichting, duidelijk hoe het wèl
moet. Een belangrijk deel van het geloof
in het paranormale lijkt immers te be
rusten in een gebrek adn inzicht hoe we
tenschap, kritische argumentatie en te-
genargumentatie werken. Kritiek is nog
geen wetenschap, maar wel een voor
waarde voor wetenschap, waar het de
bedoeling is onze kennis steeds verder
te zuiveren van onjuiste voorstellingen
van zaken.
Slecht voorbeeld
De argumenten tegen elke aanspraak
op het paranormale zijn overstelpend.
Daarmee wordt niet beweerd dat er dus
niet zoiets bestaat als het paranormale,
maar wel dat datgene wat is aangevoerd
als bewijs daarvoor de toets der kritiek
niet kon doorstaan. Als helderziendheid
bestaat, is Croiset volgens Hoebens een
slecht voorbeeld. Als psychokinese be
staat, was Uri Geiler haar volgens Randi
niet machtig. Oplichters zijn minder
zeldzaam dan klopgeesten.
Waarom dan die fascinatie die het bo
vennatuurlijke op de meesten van ons
heeft? Het enige wat ik in het boek mis
zijn duidelijke sociologische antwoor
den op de vraag waarom mensen de
voorkeur zouden geven aan een paranor
male boven een normale verklaring - als
het verschil tussen die twee soorten ver
klaringen hun duidelijk voor ogen staat.
Het lijkt erop dat het voor sommigen
onverdraaglijk is dat er niet zoiets als het
„immateriële" zou bestaan, of dat een ze
kere weerzin tegen rationele argumen
ten en de „arrogantie van de weten
schap" een rol speelt. Maar zelf herinner
ik mij heel goed, na een paranormale
sessie en een avond vol enge verhalen,
een gevoel van opwinding. Er zijn steeds
minder dingen waarbij volwassenen nog
echt „mogen" rillen van angst en ontzag:
Sinterklaas bestaat niet, spoken zijn al
lang Europa uit gejaagd en God is dood
- wat blijft er dan nog over om te voor
zien in onze griezelbehoefte?
falo, New York.
DOOR JOOP VAN DER HORST
Een glas is van glas. Het woord zegt het al.
Maar het plastic bierglas is ook een glas en
toch niet van glas gemaakt. Is het plastic
bierglas een vergissing?
Er is een tijd geweest dat glas nog kost
baar was. Men dronk uit bekers en kroe
zen, gemadlh van aardewerk of tin. Later
kon men beter en goedkoper glas maken.
Toen ging men drinken uit glazen bekers
en kroezen want aardewerk en vooral tin
waren toen juist weer duur geworden. Glas
bleek ook makkelijker schoon te maken en
had geen bijsmaak. Glazen bekers werden
glazen genoemd. Ondertussen is het glas
zo gewoon geworden dat niemand meer
denkt aan het materiaal waarvan het ge
maakt is. Het bierglas is het gewone ding
geworden om er bier uit te drinken. We
blijven het ook een bierglas noemen als
het van plastic is.
Iets dergelijks is gebeurd met de goot
steen. Oorspronkelijk was de gootsteen
van steen. Maar de gedachte aan het ma
teriaal is op de achtergrond geraakt. De
betekenis van het woord gootsteen is in de
loop der eeuwen veranderd. Nu denken
we alleen nog maar aan het gebruik dat we
ervan maken en aan de vorm. In het woor
denboek van Van Dale staat: bak onder
een kraan of pomp, met afvoerbuis naar de
goot of de zinkput. Ik denk eigenlijk dat de
afvoer van de meeste gootstenen tegen
woordig niet naar een goot of zinkput voert
maar naar een riool. In ieder geval zijn de
meeste gootstenen niet meer van steen.
Zo hebben we bijvoorbeeld een roestvrij
stalen gootsteen.
Naast de plastic bierglazen en de roest
vrijstalen gootsteen staan de houten dam
stenen, de kartonnen bierviltjes, het kunst
stof leertje in de kraan, het plastic rietje, de
gouden oorijzers en de zilveren gulden. En
de zilveren gulden is trouwens niet eens
meer van zilver.
Zinnen waarover ik lang kan nadenken
zijn deze: Opa was nog niet dood of ze
begonnen al ruzie te maken over de
erfenis.
Hier wordt bedoeld dat de ruzie losbarst
meteen na opa's overlijden. Toch lijkt de
zin iets anders te zeggen. Er staat: Opa
was nog niet dood. Letterlijk wordt er ge
zegd dat de ruzie al tijdens zijn leven be
gint. Of is dat maar bij wijze van spreken?
Dat zou een wonderlijke wijze van spreken
zijn. Hoewel ik alle ruzies om erfenissen
ongepast vind, en zeker meteen na de be
grafenis, is dat toch nog heel wat anders
dan ruzie maken voordat opa dood is. De
zin zegt: voor zijn dood, maar er wordt be
doeld: na zijn dood. Onmiddellijk na zijn
dood.
Andere zinnen met OF zijn trouwens ook
ingewikkeld. Niet moeilijk om te begrijpen
maar wel moeilijk als je erover gaat naden
ken. Bijvoorbeeld deze: Er was niemand of
hij had wat te klagen. Dat betekent dat ie
dereen wat te klagen had. Er wordt niet
mee bedoeld dat er niemand was. Even
min dat er veel mensen waren. Wel zou je
kunnen zeggen: Er was niemand die niks
te klagen had. Als niemand niets te klagen
heeft, heeft iedereen wat te klagen. Maar
de zin over opa's erfenis moe! toch anders
in elkaar zitten.
Je kunt niet zeggen: Er waren veertien
mensen of ze hadden wat te klagen. Wel:
Er waren nog geen veertien dagen voorbij
of hij nam weer ontslag. Taalkundigen
hebben al lang ontdekt dat zulke zinnen
met OF alleen maar kunnen als in het eer
ste gedeelte een ontkennend woord voor
komt: niet, niemand, niets, nooit, nergens,
of een woord als nauwelijks, amper. Er is
ook een naam voor dit soort zinnen: ba
lansschikking.
Voorlopig is geen enkele grammatica in
staat zulke zinnen uit te leggen. We kun
nen ze best zeggen en verstaan zonder te
kunnen uitleggen waarom we ze zo zeg
gen.
Een vrouw die de telefoonnummers van
honderden openbare instanties feilloos
uit haar hoofd kent. Een man die onmid
dellijk de juiste data weet te noemen
wanneer hem weerkaarten in groepjes
van twee worden voorgelegd. Een andere
man, die in een paar minuten 50 luk
raak gekozen woorden uit zijn hoofd kan
leren. De gemiddelde Nederlander die
naar 'Wedden dat' kijkt zou er haast een
minderwaardigheidscomplex van krij
gen.
Je vraagt je af wat die geheugen-ge
nieën hebben dat wij niet hebben, waar
door ze zoveel dingen zo (bijna) foutloos
kunnen onthouden en reproduceren.
Meer hersenen? Een beter geheugen dank
zij moeder natuur? In de meeste gevallen
is het antwoord: noch het een, noch het
ander. De meesten van ons zouden het
zelfde kunnen, als ze maar bepaalde me
thodes voor het onthouden van informa
tie zouden gebruiken. Dat we dat niet
doen, komt omdat we op school wel aller
lei dingen van buiten moesten leren,
maar niemand erbij vertelde hoe we dat
het meest efficiënt konden doen. Dus heb
ben we onszelf maar een, wetenschappe
lijk gesproken, slechte manier aange
leerd. Zelfs op de universiteiten, waar
men toch beter moest weten, laat men de
studenten vaak maar aanmodderen. Met
als gevolg dat ze een week na een tenta
men het meeste alweer vergeten zijn en
na een jaar is er vrijwel niets meer blij
ven hangen.
Mensen beschikken over twee soorten
van geheugen, een korte termijn en een
lange termijn geheugen. Bij studeren
gaat het er meestal om iets, dat we eerst
in ons korte termijn geheugen opnemen,
vervolgens in ons lange termijn geheu
gen op te slaan, zodat we het in de toe
komst steeds weer kunnen oproepen. Als
we dat zo effectief mogelijk willen doen,
is het van belang onderscheid te maken
tussen de stof die we moeten begrijpen en
onthouden, bijvoorbeeld een bepaalde
bereidingswijze van iets, en stof die we
alleen maar hoeven te onthouden zoals
de koningin van Frankrijk in de 18e
Laten we eerst eens naar het eerste
soort leerstof kijken. Willen we stof uit
een leerboek zo effectief mogelijk begrij
pen en onthouden, dan moeten we in het
algemeen beginnen met niet langer of
korter te studeren dan perioden van 20
tot 40 minuten en tussendoor steeds een
korte pauze te nemen.
Als we korter studeren krijgt ons ver
stand niet de kans de informatie vol
doende te begrijpen. Studeren we langer,
dan onthouden we steeds minder van
wat we méér bestudeerd hebben. Tal van
onderzoeken hebben uitgewezen dat ie
mand die twee uur studie verdeelt in
vier periodes van 25 minuten met tussen
door steeds een paar minuten pauze, na
afloop 20 tot 25 procent méér van de stof
blijkt te kennen dan iemand die twee
uur continu studeert.
Maar wat we geleerd hebben vergeten
we meestal weer heel gauw. Wanneer we
een uur geleerd hebben, zijn we binnen
24 uur tenminste 80 procent weer kwijt,
als we de stof niet op een bepaalde ma
nier herhalen. Dat moeten we dan doen
op de momenten vlak voordat ons geheu
gen de bestudeerde stof dreigt kwijt te
raken.
Wetenschappelijk is vastgesteld dat de
beste herhalingsmethode in het algemeen
de volgende is. Gaan we uit van een leer
periode van een uur, dan moet de eerste
herhaling ongeveer tien minuten daarna
plaatsvinden en ook ongeveer 10 minu
ten duren. We herhalen dan de hoofd
door René Diekstra
hoogleraar psychologie te Leiden
punten uit de stof volgens een overzichte
lijk schema. Zo houden we de stof onge
veer 24 uur voor het grootste deel vast.
Na 24 uur moet de tweede herhaling
plaatsvinden, die ongeveer 2 tot 4 minu
ten duurt. Dan kan ons geheugen de in
formatie ongeveer een week vasthouden,
waarna weer een herhaling van maxi
maal 4 minuten nodig is. De vierde her
haling moet na ongeveer een maand
plaatsvinden. Vanaf dat moment zit de
informatie in ons lange termijn geheu
gen. Dat betekent, dat het nu voor ons
even gemakkelijk 'oproepbaar' is als het
telefoonnummer van een goede vriend,
waaraan we slechts af en toe herinnerd
hoeven te worden om het vast te houden.
Het feit dat de herhalingen veel korter
duren dan de oorspronkelijke leerperio
de betekent natuurlijk wel dat we de stu-
diestof op een duidelijke manier in
hoofdpunten en sleutelwoorden moeten
samenvatten. Dat moeten we natuurlijk
ook leren en ik hoop op bepaalde handi
ge manieren daarvoor nog eens terug te
komen.
Wanneer het gaat om informatie
waaraan niets te begrijpen valt, maar
die we gewoon moeten onthouden, zoals
telefoonnummers, jaartallen, woorden
en merknamen, dan kunnen we gebruik
maken van zogenaamde mnemo-technie-
K.en. Sommige daarvan zijn al duizen
denjaren oud en werden zowel in het ou
de China als in het Griekenland van de
klassieke oudheid toegepast. Hun werk
zaamheid ontlenen ze aan het feit dat ze
nauw aansluiten bij de wijze waarop
onze hersenen van nature functioneren.
Zo is het een feit dat we iets gemakkelij
ker in ons geheugen kunnen terugvinden
als er veel associaties mee verbonden
zijn. Hebben we maar weinig associa
ties, dan is het zich herinneren van een
bepaalde zaak veel moeilijker. Vandaar
dat mensen al heel lang gebruikmaken
van ezelsbruggetjes voor het onthouden
van dingen die ze anders gemakkelijk
zouden vergeten. Vandaar ook de knoop
in de zakdoek.
Een veel gebruikte en nuttige mnemo
techniek, die op dit gegeven is gebaseerd,
is het zogenaamde cijfer-rijmsysteem.
Stel: we willen tien woorden onthouden.
Met het cijfer-rijmsysteem kunnen we
dat doen door ieder van de tien woorden
een cijfer van 1 tot 10 te geven plus het
rijmwoord dat bij dat cijfer hoort, en die
drie dingen tegelijk te leren. Als het eer
ste woord 'tafel', het tweede 'schoen', het
derde 'boom' is en we hebben de cijferrij-
men '1-been', '2-slee', 3-'knie', dan leren
we dus 'een-been-tafel', 'twee-slee-schoen'
en 'drie-knie-boom'. Voor ieder cijfer - en
we kunnen natuurlijk veel verder gaan
dan 10 - kunnen we overigens zelf rijm
woorden verzinnen. Voorwaarde is dat
de rijmwoorden kort zijn en dat ze naar
iets concreets verwijzen. Dat laatste is
nodig omdat we bij het leren van een rij
woorden steeds een levendig en kleurrijk
innerlijk beeld moeten maken van wat
we leren.
Bij 'een-been-tafel' stellen we ons een
reuzenbeen voor dat staat op een heel
klein tafeltje dat bijna doorzakt. Bij
'twee-slee-schoen' denken we aan een
grote chocoladeschoen op een kabouters
leetje met twee paardjes ervoor, enzo
voort. Het is daarom nuttig bij het leren
steeds de ogen even te sluiten om zo een
duidelijke fantasie te maken. Bij het ver
zinnen van rijmwoorden is het heel effec
tief om te zoeken naar overdreven, gekke,
bewegende, vulgaire of zelfs 'seksuele'
woorden. Want hoe levendiger het inner
lijke beeld, hoe talrijker de associaties en
dus hoe gemakkelijker men onthoudt. In
feite moet men zich de cijfers, de rijm
woorden en de woorden om te onthouden
'voorstellen als de rail, de hangers en de
kleren in een klerenkast!
Wie eenmaal een goede rail en goede
hangers heeft, kan rustig de kleren wisse-
len, want hetzelfde cijfer-rijmsysteem is
behalve voor het leren van woorden ook
goed te gebruiken voor het leren van an
dere zaken zoals plaatsnamen, de namen
van de staten van Amerika, merknamen,
insektensoorten, honingsoorten, telefoon
nummers, enzovoort.
Het belangrijkste is dat men cijfer,
rijmwoord en te leren onderdeel steeds
hecht met elkaar leert verbinden. Zo le
ren sommige mensen met hetzelfde cijfer-
rijmsysteem zowel automerken als vlieg
tuigtypes te onthouden. Men kan er dus
ook gezichten en namen die bij elkaar
horen mee leren onthouden. Of de oren en
de namen van de radio- en televisiester
ren die deze voorwerpen aan hun schedel
hebben zitten. U kunt er zelfs iedere dag
van het af gelopen jaar mee leren onthou
den waarop u vergeten bent een goed
voornemen uit te voeren. Wedden dat