Meer oplichters dan klopgeesten Denkwijzer m Geheugentraining Intrigerend boek laat van aantal 'paranormaal begaafden' niet veel heel *1 lèfej til. 1J* Onze taal eu. oe. ZATERDAG- 6 DECEMBER 1986 EXTRA PAGINA 25 Nobelprijswinnaar Luiz Alvarez beschreef eens hoe hij, door het lezen van een krantebericht, aan een jeugdvriendje moest denken en in dezelfde krant diens overlijdensbericht tegenkwam. Parapsychologie? Onder geen beding. Na wat rekenwerk becijferde hij dat een dergelijke situatie alleen al in een land als het onze maar liefst 420 maal per jaar voorkomt. Velen die aanspraak maken op paranormale begaafdheden, krijgen ze in een onlangs uitgebracht gezaghebbend boek links en rechts om de oren. Het laat zich lezen als een ware geestenuitdrijver. door Hans van Maanen Het lijkt wel alsof steeds meer wel denkende mensen in astrologie ge loven, in buitenzintuiglijke waarne ming en in Uri Geiler. Het schep pingsverhaal wordt niet meer door iedereen verworpen als een opjuiste weergave van de feiten. Iriscopisten en tarot-leggers verdienen prima de kost. Thans is er echter een goede geesten uitdrijver voorhanden. Bij de Ameri kaanse uitgeverij Prometheus ver scheen een bundeling van de beste arti kelen uit de Skeptical Inquirer, het tijd schrift van de Csicop, de commissie voor wetenschappelijk onderzoek van paranormale aanspraken. Onder de titel Science confronts the paranormal verza melde eindredacteur Kendrick Frazier meer dan dertig stukken waarin astrono men, psychologen, geologen, filosofen en goochelaars hun licht laten schijnen over wetenschap en pseudo-weten- schap. Verplichte kost voor ieder die op de een of andere manier belangstelling heeft voor het paranormale. Niet zo stug Het eerste kwart van het boek is voor al gewijd aan psychologie en parapsy chologie. De Israëlische psychologe Ru- ma Falk, die onderzoek doet naar het be grip van toeval en kans bij kinderen, laat zien dat „stugge verhalen" vaak niet zo stug zijn als ze vaak lijken. Zo heeft No belprijswinnaar Luis Alvarez eens be schreven hoe hij, door het lezen van een krantebericht, aan een jeugdvriendje moest denken en in dezelfde krant diens overlijdensbericht tegenkwam. Griezelig, en typisch een parapsycho logisch verhaal. Alvarez ging echter re kenen, en op grond van schattingen van het aantal mensen dat een gemiddeld mens kent en het aantal malen dat ie mand aan een kennis denkt, komt hij tot de slotsom dat de kans dat iemand aan een bekende denkt vijf minuten voordat het bericht van overlijden binnenkomt, 3 op de 100.000 per jaar is. In Nederland komt het dus jaarlijks 420 maal voor, dat is eens per dag. Met alle andere samenlopen erbij „is het niet verrassend dat enkele buitengewoon verbijsterende toevalligheden in de pa rapsychologische literatuur worden aan gehaald als bewijs voor buitenzintuiglij ke waarneming in de een of andere vorm", aldus Alvarez. Onze waarneming van toeval is onbe trouwbaar, en onze beoordeling van waarschijnlijkheden onvoldoende. Falk haalt de bekende gokkersfout aan: als een geldstuk tien keer achtereen op „kop" is terechtgekomen, kan bijna nie mand de verleiding weerstaan meer op „munt" in te zetten. Maar ook getrainde statistici lopen in valkuilen, en er be staan talloze methoden om eeeevens achteraf op te vijzelen. Trucs Ook andere bijdragen in de eerste helft van het boek benadrukken de rol die de tekortkomingen van onze waarne ming speelt bij allerlei paranormale za ken. Hoffmaster en Singer lieten een goochelaar een paar trucs voor schoolklassen doen. Tegen sommige klassen werd gezegd dat hij goochelaar was, aan andere dat hij paranormaal be gaafd was. De uitkomst is voorspelbaar. Opmerkelijker is dat ook nadat de waar heid was verteld, veel kinderen zich niet lieten overtuigen en de voorkeur aan de paranormale lezing bleven geven. Vervolgens komt de macht van de geest over de materie ter sprake. Hier spelen, dank zij twee stukken van wijlen journalist Piet Hein Hoebens, de Neder landse paragnost Gerard Croiset en pro fessor Tenhaeff een pijnlijk prominente rol. Hoebens heeft de werken van Croi set en zijn beschermheer Tenhaeff uitge breid onderzocht; vrijwel geen enkele aanspraak van Croiset bleek stand te houden toen Hoebens de oorspronkelij ke bronnen ging raadplegen. De lezing die Tenhaeff van Croisets „successen" geeft, is niet zelden een verdraaiing van de feiten. Niet de agent Hoebens heeft Tenhaeff zelfs een keer op heterdaad betrapt op fraude in een artikel dat de hoogleraar schreef in het Westduitse blad Esoteria. Croiset was, in de lezing van Tenhaeff, een Woudri- chemse brandstichter op het spoor ge komen - het moest „iemand in uniform" zijn die in een appartement woonde en modelvliegtuigjes bouwde. De comman dant van de rijkspolitie die met Croiset sprak „reageerde geschokt", want die beschrijving paste bij een van zijn eigen agenten. En „niet veel later" werd de man ingerekend. Volgens Tenhaeff had de commandant, Eekhof, de banden waarop de sessie was vastgelegd, terug gezien en akkoord bevonden. Hoebens ging met Tenhaeffs Esoteria-artikel naar Eekhof, die onmiddellijk beweerde dat het „volstrekte leugens" bevatte. De agent werd pas drie jaar na Croi sets consult aangehouden. Hoebens kreeg de banden te horen en moest vast stellen dat het woord „uniform" niet viel, dat Croiset juist ontkende dat het om modelvliegtuigjes ging, en dat de agent niet in een appartement woonde. In feite viel pas maanden later de ver denking op hem. Eekhof had Croiset bo vendien een foto getoond van iemand die toen de belangrijkste verdachte was, en Croiset had hem aangewezen als schuldige - dat was niet de agent. Voordat Hoebens dit „vrij uitzonder lijk geval van frauduleus rapporteren" publiceerde in 1980, vroeg hij Tenhaeff om commentaar, maar deze weigerde vragen te beantwoorden en gooide ten slotte, na enkele beledigingen te hebben geschreeuwd, de hoorn op de haak.. Hoebens geeft in zijn artikelen aan dat deze gevallen niet op zichzelf staan, en hij vraagt zich af waarom Tenhaeff de feiten moet verdraaien als Croiset zo'n goede helderziende was. Hij merkt op dat er in feite maar heel weinig voltref fers zijn, maar dat die keer op keer terug komen in de parapsychologische litera tuur. De „toppers" van Croiset (die in 1980 overleed) moeten ook wel heel zeld zaam zijn als we bedenken dat de parag nost, volgens Tenhaeff, het altijd heel druk had en zeker tien keer per week werd geconsulteerd. Vierhonderd maal per jaar, veertig jaar lang - volgens de kansrekening alleen al mag men dan af en toe op een voltreffer rekenen, zeker als de feiten af en toe worden bijge schaafd. Daarnaast krijgen mislukkingen, zo argumenteert Hoebens, minder aan dacht en worden ze sneller vergeten. In 1966 werd Croiset naar Australië ge haald om drie vermiste kinderen op te sporen. Een plaatselijk comité had zijn overtocht betaald. Croiset „zag" dat de kinderen onder een pas gebouwd pak huis lagen. Het comité verzamelde 40.000 dollar om het pakhuis af te bre- Uri Geiler: de psychokinese niet machtig ken. De grond onder het pakhuis werd tot vier meter diep afgegraven. De licha men werden niet gevonden. Volgens Croiset moest er nóg een meter verder worden gegraven „en de lijkjes zullen worden gevonden". Hij had het mis. Het merkwaardigste is dat ook deze kostba re misser zijn reputatie weinig schaadde. In 1957 werd een jongetje in Utrecht ver mist en Croiset werd te hulp geroepen. Croiset kwam over en leidde de ouders naar een kade: „Hier is uw zoon in het water geraakt en verdronken". De ou ders hadden de begrafenisondernemer al op de hoogte gesteld, toen het jongetje twee dagen later tevoorschijn kwam uit een hooiberg. „In het licht van zulke ge beurtenissen," besluit Hoebens, „lijkt Esotera's beschrijving van Croiset als „de helderziende die nimmer teleur stelt" een element van dichterlijke vrij heid te bevatten". James Randi is een bekende Ameri kaanse goochelaar, die zijn vaardighe den ook gebruikt voor het ontmaskeren van paranormalen. Randi's grootste stunt was Project Alpha, waarin hij twee leerlingen stuurde naar een groot nieuw onderzoekcentrum voor psychokinese. Het onderzoek betrof metaal-buigen door kinderen, en Randi's vrijwilligers konden drie jaar lang de onderzoekers versteld doen staan met eenvoudige goocheltrucs. De controle op de „weten schappelijke" proeven was minimaal, de Prof. Tenhaeff: feiten verdraaid. (foto AN Gerard Croiset: kostbare missers. (archieffoto twee konden vrijelijk met Randi telefo neren om hulp te vragen, verzegelde doosjes werden opengebroken zonder dat het werd gemerkt, en de kinderen werd nimmer gevraagd of ze misschien vals speelden - dan zouden ze ja hebben gezegd. Martin Gardner vraagt zich naar aan leiding van Randi's „inbraak" af of der gelijke methoden geoorloofd zijn in het doorprikken van paranormale aanspra ken; hij meent van wel. Hij waarschuwt dat wetenschappers zich niet moeten verbeelden elke goocheltruc van para normaal begaafden te doorzien: volgens hem zijn goochelaars daar veel beter in. Door drievoudig wereldkampioen goo chelen Magic Christian werden ook de Filippijnse wonderdokters ontmaskerd, die met veel ketchup en voor veel geld opereren zonder messen, en die tumoren en galstenen verwijderen zonder narco- Astrologie In de tweede helft van het boek wor den „randgebieden van de wetenschap" besproken. Paul Kurtz en Andrew Frak- noi geven zeer beknopt een paar weten schappelijke overwegingen die tegen de astrologie pleiten. De moderne astrono mie heeft het astrologisch wereldbeeld van de aarde met de zon, de maan en de sterren daaromheen ondergraven. De astrologie kreeg haar moderne vorm ten tijde van Ptolemeus, toen er nog weinig over zonnestelsel, melkwegstelsel en heelal bekend was. Sindsdien zijn er ook nieuwe planeten ontdekt - als die zo'n grote invloed hebben, waarom ontdek ten astrologen ze dan niet voor de ster renkundigen? Als de vroedvrouw zich over de pasge borene buigt, oefent ze een meetbaar grotere aantrekkingskracht uit dan de dichtstbijzijnde planeet. Uit tellingen blijkt niet dat bepaalde sterrenbeelden meer in bepaalde beroepen terechtko men dan andere, of dat huwelijken tus sen bepaalde sterrenbeelden eerder op de klippen lopen. Astrologische voor spellingen komen zelden uit (niet vaker dan in 10 procent van de gevallen). Ongeïdentificeerde vliegende objec ten zijn de laatste jaren schaarser gewor den, maar ze spelen nog steeds een rol in de paranormale wetenschap en dus ook in de confrontatie met de wetenschap. Enkele aardige artikelen zijn hieraan ge wijd, waarin ook weer naar voren komt dat „keiharde gegevens" en „ooggetui geverslagen" zelden bestand zijn tegen nader onderzoek en doorvragen; tegen de wetenschapper als detective dus. Schepping Het fraaiste artikel in dit deel van het boek is zeker van Isaac Asimov, die zich kwaad maakt over het creationisme, het idee dat het scheppingsverhaal weten schappelijk is te verdedigen. In het voor bijgaan geeft hij ook filosofen als Fritjof Capra, die beweren dat de oosterse mys tiek eigenlijk al lang wist wat de wester se natuurkunde nu pas leert, een veeg uit de pan. Asimov vraagt zich af wat er gebeurt als er wéér een nieuw genie op staat dat, net als Einstein, de natuurkun de totaal verandert. En als de oosterse mystiek het allemaal zo goed weet, waar om gebruiken we haar dan niet als sleu tel voor de knellende vragen in de mo derne natuurkunde: waaruit zijn de quarks nog niet geïdentificeerde ato maire deeltjes) opgebouwd, zijn de elek tronen en andere leptonen de eenvou digste bouwstenen der materie? In een serieuzer artikel gaat de weten schapsjournalist Robert Schadewald na der in op de argumenten die de creatio nisten aandragen voor hun theorie. Ook hij laat er niet veel van heel. En ten slotte komt de lijkwade van Turijn - die vol gens sommigen niets anders kan bevat-, ten dan een afdruk van het gezicht van Christus - aan bod, en het monster van Loch Ness. Zoals gezegd, verplicht leesvoer voor ieder die zich met het paranormale be zighoudt. Vrijwel alle kanten van de pseudo-wetenschap worden belicht, en tegelijkertijd wordt, door de kwaliteit van de belichting, duidelijk hoe het wèl moet. Een belangrijk deel van het geloof in het paranormale lijkt immers te be rusten in een gebrek adn inzicht hoe we tenschap, kritische argumentatie en te- genargumentatie werken. Kritiek is nog geen wetenschap, maar wel een voor waarde voor wetenschap, waar het de bedoeling is onze kennis steeds verder te zuiveren van onjuiste voorstellingen van zaken. Slecht voorbeeld De argumenten tegen elke aanspraak op het paranormale zijn overstelpend. Daarmee wordt niet beweerd dat er dus niet zoiets bestaat als het paranormale, maar wel dat datgene wat is aangevoerd als bewijs daarvoor de toets der kritiek niet kon doorstaan. Als helderziendheid bestaat, is Croiset volgens Hoebens een slecht voorbeeld. Als psychokinese be staat, was Uri Geiler haar volgens Randi niet machtig. Oplichters zijn minder zeldzaam dan klopgeesten. Waarom dan die fascinatie die het bo vennatuurlijke op de meesten van ons heeft? Het enige wat ik in het boek mis zijn duidelijke sociologische antwoor den op de vraag waarom mensen de voorkeur zouden geven aan een paranor male boven een normale verklaring - als het verschil tussen die twee soorten ver klaringen hun duidelijk voor ogen staat. Het lijkt erop dat het voor sommigen onverdraaglijk is dat er niet zoiets als het „immateriële" zou bestaan, of dat een ze kere weerzin tegen rationele argumen ten en de „arrogantie van de weten schap" een rol speelt. Maar zelf herinner ik mij heel goed, na een paranormale sessie en een avond vol enge verhalen, een gevoel van opwinding. Er zijn steeds minder dingen waarbij volwassenen nog echt „mogen" rillen van angst en ontzag: Sinterklaas bestaat niet, spoken zijn al lang Europa uit gejaagd en God is dood - wat blijft er dan nog over om te voor zien in onze griezelbehoefte? falo, New York. DOOR JOOP VAN DER HORST Een glas is van glas. Het woord zegt het al. Maar het plastic bierglas is ook een glas en toch niet van glas gemaakt. Is het plastic bierglas een vergissing? Er is een tijd geweest dat glas nog kost baar was. Men dronk uit bekers en kroe zen, gemadlh van aardewerk of tin. Later kon men beter en goedkoper glas maken. Toen ging men drinken uit glazen bekers en kroezen want aardewerk en vooral tin waren toen juist weer duur geworden. Glas bleek ook makkelijker schoon te maken en had geen bijsmaak. Glazen bekers werden glazen genoemd. Ondertussen is het glas zo gewoon geworden dat niemand meer denkt aan het materiaal waarvan het ge maakt is. Het bierglas is het gewone ding geworden om er bier uit te drinken. We blijven het ook een bierglas noemen als het van plastic is. Iets dergelijks is gebeurd met de goot steen. Oorspronkelijk was de gootsteen van steen. Maar de gedachte aan het ma teriaal is op de achtergrond geraakt. De betekenis van het woord gootsteen is in de loop der eeuwen veranderd. Nu denken we alleen nog maar aan het gebruik dat we ervan maken en aan de vorm. In het woor denboek van Van Dale staat: bak onder een kraan of pomp, met afvoerbuis naar de goot of de zinkput. Ik denk eigenlijk dat de afvoer van de meeste gootstenen tegen woordig niet naar een goot of zinkput voert maar naar een riool. In ieder geval zijn de meeste gootstenen niet meer van steen. Zo hebben we bijvoorbeeld een roestvrij stalen gootsteen. Naast de plastic bierglazen en de roest vrijstalen gootsteen staan de houten dam stenen, de kartonnen bierviltjes, het kunst stof leertje in de kraan, het plastic rietje, de gouden oorijzers en de zilveren gulden. En de zilveren gulden is trouwens niet eens meer van zilver. Zinnen waarover ik lang kan nadenken zijn deze: Opa was nog niet dood of ze begonnen al ruzie te maken over de erfenis. Hier wordt bedoeld dat de ruzie losbarst meteen na opa's overlijden. Toch lijkt de zin iets anders te zeggen. Er staat: Opa was nog niet dood. Letterlijk wordt er ge zegd dat de ruzie al tijdens zijn leven be gint. Of is dat maar bij wijze van spreken? Dat zou een wonderlijke wijze van spreken zijn. Hoewel ik alle ruzies om erfenissen ongepast vind, en zeker meteen na de be grafenis, is dat toch nog heel wat anders dan ruzie maken voordat opa dood is. De zin zegt: voor zijn dood, maar er wordt be doeld: na zijn dood. Onmiddellijk na zijn dood. Andere zinnen met OF zijn trouwens ook ingewikkeld. Niet moeilijk om te begrijpen maar wel moeilijk als je erover gaat naden ken. Bijvoorbeeld deze: Er was niemand of hij had wat te klagen. Dat betekent dat ie dereen wat te klagen had. Er wordt niet mee bedoeld dat er niemand was. Even min dat er veel mensen waren. Wel zou je kunnen zeggen: Er was niemand die niks te klagen had. Als niemand niets te klagen heeft, heeft iedereen wat te klagen. Maar de zin over opa's erfenis moe! toch anders in elkaar zitten. Je kunt niet zeggen: Er waren veertien mensen of ze hadden wat te klagen. Wel: Er waren nog geen veertien dagen voorbij of hij nam weer ontslag. Taalkundigen hebben al lang ontdekt dat zulke zinnen met OF alleen maar kunnen als in het eer ste gedeelte een ontkennend woord voor komt: niet, niemand, niets, nooit, nergens, of een woord als nauwelijks, amper. Er is ook een naam voor dit soort zinnen: ba lansschikking. Voorlopig is geen enkele grammatica in staat zulke zinnen uit te leggen. We kun nen ze best zeggen en verstaan zonder te kunnen uitleggen waarom we ze zo zeg gen. Een vrouw die de telefoonnummers van honderden openbare instanties feilloos uit haar hoofd kent. Een man die onmid dellijk de juiste data weet te noemen wanneer hem weerkaarten in groepjes van twee worden voorgelegd. Een andere man, die in een paar minuten 50 luk raak gekozen woorden uit zijn hoofd kan leren. De gemiddelde Nederlander die naar 'Wedden dat' kijkt zou er haast een minderwaardigheidscomplex van krij gen. Je vraagt je af wat die geheugen-ge nieën hebben dat wij niet hebben, waar door ze zoveel dingen zo (bijna) foutloos kunnen onthouden en reproduceren. Meer hersenen? Een beter geheugen dank zij moeder natuur? In de meeste gevallen is het antwoord: noch het een, noch het ander. De meesten van ons zouden het zelfde kunnen, als ze maar bepaalde me thodes voor het onthouden van informa tie zouden gebruiken. Dat we dat niet doen, komt omdat we op school wel aller lei dingen van buiten moesten leren, maar niemand erbij vertelde hoe we dat het meest efficiënt konden doen. Dus heb ben we onszelf maar een, wetenschappe lijk gesproken, slechte manier aange leerd. Zelfs op de universiteiten, waar men toch beter moest weten, laat men de studenten vaak maar aanmodderen. Met als gevolg dat ze een week na een tenta men het meeste alweer vergeten zijn en na een jaar is er vrijwel niets meer blij ven hangen. Mensen beschikken over twee soorten van geheugen, een korte termijn en een lange termijn geheugen. Bij studeren gaat het er meestal om iets, dat we eerst in ons korte termijn geheugen opnemen, vervolgens in ons lange termijn geheu gen op te slaan, zodat we het in de toe komst steeds weer kunnen oproepen. Als we dat zo effectief mogelijk willen doen, is het van belang onderscheid te maken tussen de stof die we moeten begrijpen en onthouden, bijvoorbeeld een bepaalde bereidingswijze van iets, en stof die we alleen maar hoeven te onthouden zoals de koningin van Frankrijk in de 18e Laten we eerst eens naar het eerste soort leerstof kijken. Willen we stof uit een leerboek zo effectief mogelijk begrij pen en onthouden, dan moeten we in het algemeen beginnen met niet langer of korter te studeren dan perioden van 20 tot 40 minuten en tussendoor steeds een korte pauze te nemen. Als we korter studeren krijgt ons ver stand niet de kans de informatie vol doende te begrijpen. Studeren we langer, dan onthouden we steeds minder van wat we méér bestudeerd hebben. Tal van onderzoeken hebben uitgewezen dat ie mand die twee uur studie verdeelt in vier periodes van 25 minuten met tussen door steeds een paar minuten pauze, na afloop 20 tot 25 procent méér van de stof blijkt te kennen dan iemand die twee uur continu studeert. Maar wat we geleerd hebben vergeten we meestal weer heel gauw. Wanneer we een uur geleerd hebben, zijn we binnen 24 uur tenminste 80 procent weer kwijt, als we de stof niet op een bepaalde ma nier herhalen. Dat moeten we dan doen op de momenten vlak voordat ons geheu gen de bestudeerde stof dreigt kwijt te raken. Wetenschappelijk is vastgesteld dat de beste herhalingsmethode in het algemeen de volgende is. Gaan we uit van een leer periode van een uur, dan moet de eerste herhaling ongeveer tien minuten daarna plaatsvinden en ook ongeveer 10 minu ten duren. We herhalen dan de hoofd door René Diekstra hoogleraar psychologie te Leiden punten uit de stof volgens een overzichte lijk schema. Zo houden we de stof onge veer 24 uur voor het grootste deel vast. Na 24 uur moet de tweede herhaling plaatsvinden, die ongeveer 2 tot 4 minu ten duurt. Dan kan ons geheugen de in formatie ongeveer een week vasthouden, waarna weer een herhaling van maxi maal 4 minuten nodig is. De vierde her haling moet na ongeveer een maand plaatsvinden. Vanaf dat moment zit de informatie in ons lange termijn geheu gen. Dat betekent, dat het nu voor ons even gemakkelijk 'oproepbaar' is als het telefoonnummer van een goede vriend, waaraan we slechts af en toe herinnerd hoeven te worden om het vast te houden. Het feit dat de herhalingen veel korter duren dan de oorspronkelijke leerperio de betekent natuurlijk wel dat we de stu- diestof op een duidelijke manier in hoofdpunten en sleutelwoorden moeten samenvatten. Dat moeten we natuurlijk ook leren en ik hoop op bepaalde handi ge manieren daarvoor nog eens terug te komen. Wanneer het gaat om informatie waaraan niets te begrijpen valt, maar die we gewoon moeten onthouden, zoals telefoonnummers, jaartallen, woorden en merknamen, dan kunnen we gebruik maken van zogenaamde mnemo-technie- K.en. Sommige daarvan zijn al duizen denjaren oud en werden zowel in het ou de China als in het Griekenland van de klassieke oudheid toegepast. Hun werk zaamheid ontlenen ze aan het feit dat ze nauw aansluiten bij de wijze waarop onze hersenen van nature functioneren. Zo is het een feit dat we iets gemakkelij ker in ons geheugen kunnen terugvinden als er veel associaties mee verbonden zijn. Hebben we maar weinig associa ties, dan is het zich herinneren van een bepaalde zaak veel moeilijker. Vandaar dat mensen al heel lang gebruikmaken van ezelsbruggetjes voor het onthouden van dingen die ze anders gemakkelijk zouden vergeten. Vandaar ook de knoop in de zakdoek. Een veel gebruikte en nuttige mnemo techniek, die op dit gegeven is gebaseerd, is het zogenaamde cijfer-rijmsysteem. Stel: we willen tien woorden onthouden. Met het cijfer-rijmsysteem kunnen we dat doen door ieder van de tien woorden een cijfer van 1 tot 10 te geven plus het rijmwoord dat bij dat cijfer hoort, en die drie dingen tegelijk te leren. Als het eer ste woord 'tafel', het tweede 'schoen', het derde 'boom' is en we hebben de cijferrij- men '1-been', '2-slee', 3-'knie', dan leren we dus 'een-been-tafel', 'twee-slee-schoen' en 'drie-knie-boom'. Voor ieder cijfer - en we kunnen natuurlijk veel verder gaan dan 10 - kunnen we overigens zelf rijm woorden verzinnen. Voorwaarde is dat de rijmwoorden kort zijn en dat ze naar iets concreets verwijzen. Dat laatste is nodig omdat we bij het leren van een rij woorden steeds een levendig en kleurrijk innerlijk beeld moeten maken van wat we leren. Bij 'een-been-tafel' stellen we ons een reuzenbeen voor dat staat op een heel klein tafeltje dat bijna doorzakt. Bij 'twee-slee-schoen' denken we aan een grote chocoladeschoen op een kabouters leetje met twee paardjes ervoor, enzo voort. Het is daarom nuttig bij het leren steeds de ogen even te sluiten om zo een duidelijke fantasie te maken. Bij het ver zinnen van rijmwoorden is het heel effec tief om te zoeken naar overdreven, gekke, bewegende, vulgaire of zelfs 'seksuele' woorden. Want hoe levendiger het inner lijke beeld, hoe talrijker de associaties en dus hoe gemakkelijker men onthoudt. In feite moet men zich de cijfers, de rijm woorden en de woorden om te onthouden 'voorstellen als de rail, de hangers en de kleren in een klerenkast! Wie eenmaal een goede rail en goede hangers heeft, kan rustig de kleren wisse- len, want hetzelfde cijfer-rijmsysteem is behalve voor het leren van woorden ook goed te gebruiken voor het leren van an dere zaken zoals plaatsnamen, de namen van de staten van Amerika, merknamen, insektensoorten, honingsoorten, telefoon nummers, enzovoort. Het belangrijkste is dat men cijfer, rijmwoord en te leren onderdeel steeds hecht met elkaar leert verbinden. Zo le ren sommige mensen met hetzelfde cijfer- rijmsysteem zowel automerken als vlieg tuigtypes te onthouden. Men kan er dus ook gezichten en namen die bij elkaar horen mee leren onthouden. Of de oren en de namen van de radio- en televisiester ren die deze voorwerpen aan hun schedel hebben zitten. U kunt er zelfs iedere dag van het af gelopen jaar mee leren onthou den waarop u vergeten bent een goed voornemen uit te voeren. Wedden dat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1986 | | pagina 25